Groninger Kerken 2 0 1 8
GRONINGER KERKEN
STICHTING OUDE
j a nua r i
Kluizenaars op het Groningerland
inhoud
35 / 1 – januari 2018 Stichting Oude Groninger Kerken
Kluizenaars op het Groningerland
opgericht 13 mei 1969
De enige Nederlandse kluizenaar, in de religieuze zin van het woord, is anno 2018 gevestigd in Warfhuizen. Pater Hugo nam daar in 2001 zijn intrek in de voormalige hervormde kerk, die sindsdien bekend staat als Kluis van Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin. Vóór de Reformatie, aan het eind van de zestiende eeuw, was de kluizenaar – ook wel aangeduid als eremiet of recluse – een wijdverbreid en bekend fenomeen, ook in Groningen. In deze thema-aflevering van Groninger Kerken worden de ons bekende middeleeuwse Groninger kluizenaars nader belicht en wordt nagegaan hoe het kluizenaarsideaal in deze streken terecht kan zijn gekomen.
Stichting Der Aa-kerk Groningen opgericht 1 maart 1985 Beschermheer Mr.drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen Bestuur en directie P.M. de Bruijne, voorzitter C. Kool, secretaris J. Wolters, penningmeester E.A.M. Bulder, vice-voorzitter
Anneke B. Mulder-Bakker
Kluizenaars op het Groningerland
12
Ook op het Groningerland leefden in de middeleeuwen kluizenaars en kluizenaressen, diep gelovige mannen en vrouwen, die hun leven in dienst van God hadden gesteld zonder in een klooster in te treden of geestelijke te worden. We vinden ze zowel in de provincie – Bedum, Rottum, Stitswerd en Zuidbroek – als in de stad Groningen.
J.A. de Vries M. van Zanten P.G.J. Breukink, directeur Adres Coehoornsingel 14
9711 bs Groningen
telefoon (050) 312 35 69 e-mail info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl
De Stichting
13
Interview · Educatie · Excursies · Mediatheek · Winkel · Nieuws · De kerk als podium · Werk in uitvoering · Op weg naar 2019
iban: nl69 abna 0486 114 333 Redactieadres Coehoornsingel 14
9711 bs Groningen
e-mail hillenga@groningerkerken.nl
Hoe het kluizenaarsideaal naar het Groningerland kwam in woord en beeld
29
Na een inventarisatie van historische eremieten en reclusen op het Groningerland, gaat de auteur na hoe het kluizenaarsideaal hier in het Noorden terecht kan zijn gekomen. De levens van de brengers van het Christendom, de peregrini – zwervende eremieten, reclusen en missionarissen – speelden hierin een grote rol, evenals de verbeelding van kluizenaars en het kluizenaarsideaal op muur- en gewelfschilderingen.
Redactie Groninger Kerken Dr. C.P.J. van der Ploeg, voorzitter Drs. M. Hillenga, secretaris Drs. R.H. Alma Drs. A. van Deijk E. Hofman MA Dr. A.B. Mulder-Bakker J.F. Oldenhuis Katern ‘De Stichting’
Dr. Anneke B. Mulder-Bakker (A.B.Mulder-Bakker@rug.nl) doceerde middeleeuwse geschiedenis en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij heeft veel gepubliceerd over geschiedverhalen, heiligenlevens, wijze vrouwen en kluizenaressen. Zij richt zich nu op de religieuze cultuur op het middeleeuwse Groningerland.
Martin Hillenga Donateurschap Minimaal ¤ 17,50 per jaar Tijdschrift ¤ 15,- per jaar Advertenties Informatie en tarieven worden verstrekt
Op de omslag: De Heilige Christoffel waadt door een rivier met het Christuskind op zijn schouders. Aan de oever staat een kluizenaar met een toorts. Gravure door Albrecht Dürer, 1521. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. Het tijdschrift Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting
Groninger Kerken, ¤ 15,- per jaar. Nieuwe donateurs ontvangen Groninger Kerken het eerste jaar gratis.
issn 0169 - 3719
telefoon (050) 312 35 69 contact Chris de Graaf, e-mail: info@groningerkerken.nl Drukwerk en verzending
Oude Groninger Kerken. Het tijdschrift verschijnt viermaal per jaar. Abonnement, alleen voor donateurs van de Stichting Oude
door Stichting Oude Groninger Kerken
Zalsman Groningen B.V., Groningen Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM)
Opmaak en productie Ekkers & Paauw, Groningen
Anneke B. Mulder-Bakker
Kluizenaars op het Groningerland Ook op het Groningerland leefden in de middeleeuwen kluizenaars en kluizenaressen, diep gelovige mannen en vrouwen, die hun leven in dienst van God hadden gesteld zonder in een klooster in te treden of geestelijke te worden. Wij noemen hen kluizenaar of eremiet wanneer ze zich geheel uit de samenleving hadden teruggetrokken in een ermitage, of recluse wanneer zij midden in stad of dorp, in een kluis gebouwd tegen een kerk, God en medemens dienden. Eremieten waren altijd mannen, reclusen konden zowel man als vrouw zijn.
Introductie Ic was in mijn hoofkijn [tuintje] om cruyt gegaen. / Ic en wanter niet dan dijstel ende doorn staen. Den dijstel enden doorn dye werp ik uut. / Ic soude gheerne planten ander cruyt. Nu heb ik één ghevonden die gaerden [tuinieren] can./ Hi wil dye sorghe nemen aen … Jhesus is zijn name, die minre mijn. / Ick wil hem eewelic dienen ende eyghen zijn. Sijn min heeft mi gegeven so hogen moet, / Dat ic niet meer en achte dit eertsche goet. Met dit lied is Suster Bertken, de beroemdste kluizenares uit middeleeuws Nederland, in de herinnering blijven voortbestaan (afb. 1-2). Bertken, zo schrijft zij, had zich diep bewust van haar menselijke tekortkomingen, haar ‘distels en doornen’, overgegeven aan Jezus, ‘die minre mijn’ en zich als recluse niet meer om wereldse goederen bekommerd. Zij had 57 jaar besloten gezeten aan de Buurkerk in Utrecht. Volgens een levensbericht dat meteen na haar dood op de voorpagina van een Legenda Aurea handschrift is genoteerd, had zij ‘in zeer zware en strenge boetedoening geleefd; zomer en winter een grof haren kleed op haar blote lichaam gedragen; nooit vlees of zuivel gegeten en geen vuur in haar kluis gehad’ tot1 ‘Een boecxken gemaakt van Suster Bertken’, uitgegeven in Leiden in 1518. Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 2 Houtsnede in ‘Een boecxken’, Leiden 1518. Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
dat zij op 25 juni van het jaar 1514 op 87-jarige leeftijd was gestorven.1 Rond dit lied en dit levensbericht spon zich een romantisch beeld van de recluse Bertken, die afgezonderd van de wereld en de deur afgegrendeld van haar kluis, als in een voorportaal van de hemel had geleefd, dag en nacht biddend in de beslotenheid van haar cel. Verzonken in haar meditatie had zij gehunkerd naar het moment dat haar bruidegom (‘die minre mijn’) haar bij de hand zou nemen en naar het hemelse bruidsvertrek zou leiden. Als een boeteling, onbekend en onbemind, had zij geleefd totdat er na haar dood door een toevallige vondst twee handschriftjes met traktaten en liederen van haar hand waren gevonden, die in 1516 gedrukt zouden worden. Zo’n teruggetrokken leven hoorde bij een vrome vrouw. Zo lezen we dat in oude handboeken en literatuur geschiedenissen.2
2
3 In 1586 werd het koor van de Buurkerk afgebroken. In de daarna ontstane Choorstraat herinnert sinds 1990 een gedenksteen aan de plaats van de kluis van Bertken. Foto Museum van Speelklok tot Pierement.
1 Voor een recente uitgave van deze geschriften, zie José van Aelst e.a. (red.), Mi quam een schoon geluit in mijn oren. Het werk van Suster Bertken (Hilversum 2007). Voor kluizenaressen in de Lage Landen: Anneke B. Mulder-Bakker, Verborgen Vrouwen. Kluizenaressen in de middeleeuwse stad (Hilversum 2007). 2 Al de eerste generatie van Nederlandse vrouwenhistorici voelde zich aangetrokken tot het werk van Suster Bertken, zie Johanna W.A. Naber, Vrouwenleven in prae-reformatietijd (Den Haag 1927). Naber zag in Bertken ‘een heilige met de bleeke, uitgeteerde gelaatstrekken en de sprekende ogen met de bovenaardse uitdrukking’ zoals Vlaamse schilders die schilderden (p. 61); en C. Catharina van der Graft, ed. Een boecxken gemaket ende bescreven van suster Bertken (Zwolle 1955).
4 Een lantaarnconsole aan de Maartensbrug over de Oudegracht in Utrecht. De sculptuur, omstreeks 1957 vervaardigd door beeldhouwer Kees Groeneveld, stelt het vermeende inmetselen van Suster Bertken voor. In werkelijkheid leefde zij niet achter slot en grendel. Foto Wikimedia.
Een romantisch beeld is het zeker, zo’n recluse opgesloten in haar kluis. Het leidde ook tot allerlei bezorgde vragen: hoe kwam zij aan eten, hoe zat het met ‘de hygiëne’? Maar het is wel een beeld dat historisch gezien correctie behoeft. Uit de kerkrekeningen van de Buurkerk en een vijftiende-eeuws handschrift met vrome liederen weten we bijvoorbeeld dat Bertken al tijdens haar leven een geliefde kluizenares moet zijn geweest en dat haar liederen toen al door anderen werden gezongen. In het kasboek voor het jaar 1457 wordt vermeld dat ‘Beerte, sproest dochter van Sente Peter’, op eigen kosten een kluis liet bouwen, Bertken was dus de (bastaard)dochter van de proost van Sint Pieter, dat wil zeggen van Jacob van Lichtenberg, die behalve proost ook een tijdlang onder-bisschop van Utrecht was geweest en tot de machtige patriciërsfamilie der Lichtenbergers behoorde. Bertken behoorde dus qua afkomst tot het patriciaat. Net als andere bastaardkinderen van kanunniken zal zij waarschijnlijk opgegroeid zijn in het herenhuis van haar vader aan het Janskerkhof. Zij heeft daar, blijkens haar liederen en traktaten, een perfecte opleiding genoten. Misschien voelde zij zich aangetrokken tot de kring van de Moderne Devoten, in elk geval had de prior van het Regulierenconvent de sleutel van haar kluis. Op dertigjarige leeftijd liet zij een kluis bouwen aan de Buurkerk, de parochiekerk aan de óverzijde van de Oude Gracht in het bruisende handelskwartier (afb. 3-4). Het was de kerk waar de burgers (‘buren’) samenkwamen en waar het stadsbestuur de raadsbesluiten liet aanplakken: Bertken zocht dus het hart van de burgerlijke gemeenschap op. Blijkbaar had zij de gemeente iets te vertellen. Daar leefde zij volgens de regels die golden voor een kluizenares. Dat was geen officiële Regel, want die kende de Kerk niet voor reclusen. 3 Zij leefde ook niet ópgesloten achter slot en grendel. Van andere reclusen weten we dat zij logés ontvingen in hun cel en van de recluse aan de Nieuwe Kerk in Delft werd verteld dat zij elke nacht kerels die uit de kroeg kwamen, de schrik op het lijf joeg omdat zij in het donker op blote knieën rondom de kerk heen kroop; zij kon blijkbaar in en uit. Bertken leefde het leven van engelen. Wonend op heilige grond stelde zij het heil present, maakte dat zichtbaar en grijpbaar, ja bevattelijk voor gelovigen. Mensen zullen graag geluisterd hebben naar haar liederen en haar mystieke en devotionele overwegingen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de aan tekeningen in de kerkrekening van 1514. Toen Bertken was overleden werden de zware luidklokken van de Dom tweemaal geluid zoals dat gebruikelijk was bij de dood van een 3 Het is wellicht goed te benadrukken dat kluizenaars en reclusen eigenlijk altijd leken waren, ze hadden geen status in de kerk. Ze komen niet voor in het kerkrecht, tenzij ze toegetreden waren tot een kloosterorde. In dat geval waren ze monnik/non én kluizenaar/kluizenares. Ook de plechtige insluiting van een recluse was geen kerkelijke wijding zoals de professie van een non. Wel kon een vrouw bij haar insluiting tegelijk toetreden tot een orde, bijv. de Derde Orde van Franciscus.
prelaat. En nadat ze in haar kluis was begraven, moesten zes wachters worden ingehuurd om de stroom van gelovigen die haar graf wilden bezoeken, in goede banen te leiden. Zo groot was de emotionele verbondenheid van de parochianen met de kluizenares. In de dagelijkse praktijk van middeleeuws Utrecht moet zij een enorme uitstraling hebben gehad. Zij moet een soortgelijke functie hebben gehad als hierna bij de reclusen in Groningen blijkt. Zij was niet de on gekende, in zichzelf gekeerde recluse, maar de beminde en inspirerende kracht voor de burgers in wier midden zij leefde.
De kluizenares aan de Martinikerk Ook op het Groningerland waren er reclusen, zowel mannen als vrouwen. Caesarius van Heisterbach, de Duitse monnik die in 1220 Groningen bezocht en zijn wondere belevenissen noteerde in een Boek van Wonderen, vertelt over een kluize nares aan de parochiekerk (afb. 5). Dat moet de Martinikerk geweest zijn. In een mooi uitgesponnen anekdote schrijft hij dat een Duitse koopman op slinkse wijze een arm van Johannes de Doper, Sint Jan dus, had weten te verwerven in het Heilige Land. Hij ging ermee vandoor en ‘vluchtte daarmee 5 De monnik Caesarius van Heisterbach vermeldde de reliek van Johannes de Doper in Groningen als eerste in zijn Dialogus miraculorum, geschreven rond 1220. Ook schreef hij over de kruisverschijning in Bedum tijdens een prediking in 1214. Collectie Universitäts- und Landesbibliothek Düsseldorf.
3
6 De reliek van Johannes de Doper stond waarschijnlijk aan zuidkant van de Martinikerk. De straat hier heet dan ook Sint-Jansstraat, de
4
brug over het Schuitendiep de Sint-Jansbrug. Als inspiratiebron voor de decoratie in de brugleuning diende de Groninger Sint Jansgulden. Foto Wikimedia / FaceMePLS. 7 Beeldzijde van een Rijnsgulden, in 1591 geslagen door de stad Groningen. De beeltenis van Johannes de Doper stond tot aan de Reductie op de Rijnsguldens, die daarom ook wel Sint Jansguldens heetten. Collectie Groninger Museum.
bijna tot aan het uiteinde van de aarde waar hij de stad Groningen bereikte. Niet ver daarvandaan begint Friesland. Hij kocht een huis in die stad en verborg de arm in een pilaar. Vervolgens werd hij steenrijk.’ Bij een stadsbrand, toen iedereen in paniek naar zijn huis rende om te redden wat er te redden viel, zat híj rustig in de kroeg: ‘ik heb daar een prima bewaker’. Op vragen wie die bewaker dan wel was, gaf hij ontwijkende antwoorden. Daarom kregen de Groningers argwaan. Bang geworden, gaf de koopman de arm heimelijk in bewaring bij de kluizenares – daar is ze. Maar ja, ‘deze vrouw kon het geheim niet voor zich houden en vertelde aan iemand anders wat haar was toevertrouwd.’ Typisch zo’n vrouw die haar mond niet kan houden, hoor je Caesarius denken. Burgers namen de arm in beslag, maakten een mooie reliekhouder van verguld zilver met kostbare stenen versierd, en borgen de reliek daarin. ‘Twee jaar geleden heb ik de arm zelf gezien’, zegt Caesarius, ‘hij is met huid en vlees bekleed’ (na meer dan duizend jaar nog?). Deze reliek zou in de late middeleeuwen een populair cultusobject worden en veel bedevaartgangers trekken (afb. 6, 7). 4
4 Zie Jaap van Moolenbroek, Mirakels historisch. De exempels van Caesarius van Heisterbach over Nederland en Nederlanders (Hilversum 1999) 116-122; Renée Nip, ‘The Arm of St. John the Baptist,’ Hagiographica 11 (2004) 67-79.
9 De kluizenares van Sankt-Gallen, Wiborada (10e eeuw), staat voor haar kluis een bezoeker te woord. Miniatuur in een 15e-eeuws handschrift over het leven van Wiborada. Collectie Stiftsbibliothek Sankt-Gallen. 10 Miniatuur in het 13e-eeuwse handschrift De Brailes Hours: 8 De bewaard gebleven kluis van Alyt Ponciaens in de Jacobikerk
een kluizenares heft waarschuwend haar vinger op tegen de bezitster
in Utrecht. Alyt verbleef vóór 1492 in deze kluis, die door latere
van het psalter. Collectie British Library, Londen.
verbouwingen verkleind werd. Door het raampje had de kluizenares zicht op het altaar. Foto Het Utrechts Archief.
De kluizenares aan de Martini laat precies zien waarom gelovigen in de middeleeuwen zo gesteld waren op reclusen. Deze genoten een vertrouwenspositie in de gemeenschap. Ze zaten daar dag en nacht bij de kerk, midden in de stad (op de Grote Markt), hadden voor ieder een luisterend oor, of een stichtelijk woord; en als je stilletjes langs hun kluis liep kon je ze horen praten met God. Voor vrouwen was dat een be gerenswaardige positie. In een wereld waarin vrouwen geen publieke posities konden bekleden en zeker in zaken van het geloof geen leidende rol mochten spelen, ontpopten stadskluizenaressen zich als godsdienstleraressen, raadsvrouwen of zelfs als vrouwelijke pendant van de pastoor. Zij waren Godsgezant. Daarom kozen zoveel vrouwen voor dit bestaan. Er waren trouwens ook manlijke reclusen (afb. 8, 9, 10). Een tijdgenoot van Caesarius, abt Emo van Bloemhof, spreekt in zijn kroniek over ‘reclusen, die er in grote getale te vinden waren.’ 5 In de loop van zijn verhaal over een oorlogje bij Usquert meldt hij dat de kerk in brand werd gestoken en dat daarbij ‘de kluizenaar van goede naam naast de kerk’ om5 Hij noemt ze inclusi in het Latijn. Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum, uitgeg. en vert. door H.P.H. Jansen en A. Janse (Hilversum 1991) 233-243. De dominicanen riepen de Groningers op om een kruistocht tegen de Stedingers te steunen.
11 Afbeelding van Walfridus als ontginner op een laat 16e, of vroeg 17e-eeuwse kist, aanwezig in de Walfriduskerk in Bedum. Foto Jelte Oosterhuis.
6
kwam. Hij heeft het echter vooral over een kluizenaar van Stitswerd, die zich tegen de leugenpraatjes van rondtrekkende dominicanen keerde. Die predikheren, schrijft Emo, ergerden zich aan zijn kritiek. Ondanks hun terechtwijzingen ‘bleef de kluizenaar, misleid door drogbeelden – zo vonden die dominicanen dat – ‘eenvoudigen naar zich toe lokken. Gebruik makend van hun macht traden ze daarom zeer hard tegen hem op; hij werd uit zijn kluis gehaald en door een gewapende groep Groningers naar de stad Groningen gevoerd’. Hij zou eindigen in een onderaards hol bij het klooster Rottum. ‘Gebruik makend van hun macht’, schrijft Emo tactisch, je zou het ook ‘misbruik makend van hun macht’ kunnen noemen. Tussen de regels door neemt Emo het voor de man op, ook voor hem was zo’n recluse kennelijk een geaccepteerde figuur. In tegenstelling tot nogal wat geestelijken en dominicanen was deze niet uit op macht en geld, maar liet hij juist alles in de steek voor zijn liefde tot God en vestigde hij zich in een kluis aan de buitenkant van de parochiekerk, in direct contact met gewone mensen. Zo’n kluizenaar had geen kerkelijke belangen, zoals de geestelijkheid, en zei recht voor zijn raap hoe het ervoor stond. Dat bezorgde hem een grote populariteit. Er moeten veel meer reclusen zijn geweest, in Emo’s tijd en later. Bij gebrek aan auteurs met het observatievermogen van Emo en Caesarius, hebben wij over hen echter geen schriftelijke getuigenissen. Ook archiefbronnen waarin we
gegevens zouden kunnen verwachten, dat wil zeggen kerken stadsrekeningen, ontbreken. Zodra er wel rekeningen bewaard zijn, dat is voor de stad vanaf de zestiende eeuw, verschijnt daarin inderdaad een kluizenaar. We vinden er een uitgavepost voor de eremiet in de Harener Holt, waarover straks.
Eremieten op het Groningerland: Walfridus van Bedum Van de edele boer Walfridus van Bedum, levend in de tiende-elfde eeuw, wordt in zijn heiligenleven verteld dat hij ‘op zijn hofstede een cella had die hij had gebouwd om er te bidden.’ 6 Gedood tijdens een Noormanneninval werd hij in deze cella begraven. Blijkbaar had Walfridus een hut die niet alleen als bidcel maar ook als grafkapel kon dienen. Moeten we cella daarom misschien vertalen met ‘kluis’? Was daar in Bedum een kluis waar Walfridus zich terugtrok om God te dienen en was hij, althans in zijn laatste levensjaren, een kluizenaar? Ook zijn zoon Radfridus, eveneens gedood door de Noormannen, werd plechtig begraven, maar deze op een andere plek en bij hem is niet sprake van een cella. Een kritische lezing van het heiligenleven leert ons dat Walfridus (als clanhoofd) een leidende rol moet hebben gespeeld in het Woldgebied, waar hij met ontginningen in het veen begon (afb. 11-12). Hij had vrouw en kind, leefde vreedzaam met de pauperes om hen heen, dat wil zeggen de een-
6 In het Latijn: infra domum in cella una, quam orationis causa construxerat. Zie voor editie met vertaling van dit heiligenleven met daaraan voorafgaand een zeer gedetailleerde studie over Walfridus en Bedum: Remi van Schaïk, Een duizend jaar oude Groninger overlevering. Walfridus van Bedum (Groningen 1985); ook voor het vervolg; hier 136-151.
12 Een gevelsteen uit 1564 met afbeelding van Walfridus. De steen bekroonde tot 1802 het zuiderportaal van de Walfriduskerk en werd daarna ingemetseld in de hervormde pastorie. Foto archief SOGK.
voudigen die aan zijn grillen waren overgeleverd, en hij nam afstand van clangenoten die elkaar bij een drinkgelag naar het leven stonden. Hij was zeer vroom, een dienaar Gods, famulus Dei, en hij had dus een cella. Hij bezocht elke dag de kerk in Groningen – dat moet de tiende-eeuwse houten voorganger van de Martinikerk zijn geweest en bouwde een brug. ‘Niet weerhouden door de grote afstand en de moeilijke begaanbaarheid van de weg ging hij dagelijks blootvoets naar het rijke dorp dat Groningen heet. Omdat evenwel een daar stromende rivier [de Hunze] met zijn wisselende waterstand de gang van de dienaar Gods dikwijls hinderde, bouwde hij een brug die tot op de dag van vandaag Walfridusbrug heet.’ Remi van Schaïk, die dit heiligenleven bestudeerde om de historische geschiedenis van Walfridus en Bedum zo goed mogelijk te reconstrueren, gaat ervan uit dat de vita werd geschreven in de (vroege?) twaalfde eeuw, nadat de bisschop van Münster naar Bedum was gekomen om een nieuwe kerk op het graf van Walfridus in te wijden en Walfridus zelf heilig te verklaren. In de vita staat dat in plaats van de cella een nieuwe tufstenen kerk gebouwd kon worden dankzij de tal rijke gaven die ‘een grote menigte mannen en vrouwen uit allerlei landen’ mee hadden gebracht naar het graf van de heilige martelaar ‘om verhoring te verkrijgen, en van alle
kwalen werden zij genezen.’ Onder grote verering van de gelovigen had de bisschop bij zijn komst de relieken van de heilige martelaar verheven: ‘Een welriekendheid van zoete geur vervulde door goddelijke beschikking de harten der omstanders en alle daar aanwezige zieken zijn door de verdiensten van de heilige martelaar Walfridus genezen.’ Volgens de vita waren de wondere genezingen de verdienste van Walfridus, en deze bleven ook nadien doorgaan. In later eeuwen zou de kerk steeds verder uitgebreid worden, dankzij de onophoudelijke gaven van gelovigen en pelgrims. Bij een archeologische opgraving in 1985, door Van Schaïk geïni tieerd, bleek de kerk volgens de onderzoekers in de late middeleeuwen de omvang te hebben gekregen van een grote stadskerk (afb. 13 en 14).7 Van Schaïk gaat ervan uit dat Walfridus zijn hele leven gewoond heeft op de huiswierde onder of naast de huidige Walfiduskerk in Bedum en dat hij in zijn woonhuis werd begraven. Over een zoetwaterwel of borneput bij de kerk, laat staan een zoetwaterwel en put van Radfridus bij de Radfriduskapel spreekt hij niet.8 Wiert Berghuis, bouwhistoricus bij Monumentenzorg die zelf uit de omstreken van Bedum afkomstig is en van jongs af in en rond de kerk heeft rondgezworven, geeft een andere interpretatie.9 Gezien de middel-
7 Piet Kooi verrichtte in 1995 een tweede systematische opgraving in en rond de Waldfriduskerk, zie Piet Kooi, ‘Het archeologisch onderzoek in de Walfriduskerk van Bedum’, Groninger Kerken 14 (1997) 5-14. Bij die opgraving werden de contouren van de zestiende-eeuwse kerk met stenen op het kerkhof aangegeven. 8 Een borneput is een put waaraan een zoetwaterwel die tot op de zandige bodem onder de kwelder gaat, zomer en winter koel zoetwater levert. Zo’n zoetwaterwel was een levensbron voor mens en dier op de wierden toen die nog door zout zeewater omgeven waren. 9 Zie de zeer persoonlijke optekeningen in Wiert J. Berghuis, De Walfriduskerk van Bedum. Een bijzondere bouwgeschiedenis ontrafeld (Groningen 2006).
7
13 De Walfriduskerk, met tufstenen toren, gezien vanuit het noorden. Foto Jelte Oosterhuis.
8
eeuwse naam Walfridusbrug voor wat nu Noorderhoogebrug heet en de naam van de weg naar Groningen die in de vijftiende eeuw de ‘Sunte Walfridus wech’ genoemd werd, moet Walfridus’ woonstee volgens hem ‘eerder in Noorderhoogebrug gezocht worden dan in Bedum, in die tijd nog door een hoogveenmoeras van de Hunze-oever gescheiden’. Volgens Berghuis heeft Walfridus vermoedelijk gewoond aan de ver-
bindingsweg van Groningen naar de wierdenreeks op de rechteroever van de Hunze bij Noorderhoogebrug (afb. 15).10 De cella in Bedum kunnen wij dan interpreteren als een kluis op flinke afstand van zijn woonstee. Maar waarom bouwde Walfridus daar een kluis? Berghuis werd al geïntrigeerd door de Walfridusput die hij zelf nog gezien had en die hij heeft ingetekend vlak naast de tufstenen toren van de kerk in
14 De Walfriduskerk van Bedum met hoogkoor en links daarvan de Radfriduskapel met spits en hoogkoor, zoals afgebeeld op een panorama van de stad Groningen in de stedenatlas van Braun en Hogenberg, 1572. Collectie Groninger Archieven (1536-3180).
15 Een uitsnede van de Beckeringhkaart met daarop aangegeven een overblijfsel van de weg die voor het graven van het Zuidwoldermaar/ Boterdiep aftakte van de Wolddijk en die de dijk verbond met de oude weg van Beijum noordwaarts. Kortgezegd: de weg van de brug van de heilige Walfridus. Collectie Groninger Museum.
Bedum, maar niet verder in zijn betoog betrok. Ook bestudeerde hij uitvoerig de opgravingsverslagen van de archeoloog Van Giffen bij wat in de middeleeuwen de Radfridus kapel was, op de plek waar nu de bloemisterij van Klaas Balkema aan de Kapelstraat is gevestigd – maar nog zonder van de Radfridusput te weten. Van Giffen was in 1934 vóór de verborgen borneput met graven gestopt, Berghuis wist daar in 2005 dus niet van. Pas daarna, in 2008, werd deze door Balkema zelf ontgraven (afb. 16-17).11 Wat leveren zo’n mogelijk andere woonstee voor Walfridus en het bestaan van twee levenbrengende borneputten – de een dicht bij de Walfriduskerk, de andere in de Radfridus kapel – aan munitie voor een herinterpretatie van Walfridus’ heiligenleven? Van kluizenaars uit de begintijd van het christendom in onze streken weten we dat zij zich graag vestigden op of bij een oude sacrale plek om zo bezoekers te bestoken met hun christelijke boodschap. Het meest spectaculaire voorbeeld daarvan is Wulfilaïcus die als styliet op een zuil
vlakbij een heidense tempel in de wouden bij Trier ging wonen en veel succes had met zijn christelijke boodschap – zijn activiteiten waren de bisschop een doorn in het oog. De kerkvorst ontbood de zuilheilige bij zich, zodat de goede man noodgedwongen naar beneden moest komen. Terwijl hij bij de bisschop was, liet deze de zuil haastig door zijn dienaren omhakken. Gregorius van Tours, die deze anekdote vertelt, had Wulfilaïcus zelf gesproken, hij was toen inmiddels monnik geworden.12 Of zie de ridder Gerlach (d. 1165) die zich na een actief leven in dienst van keizer Frederik Barbarossa had teruggetrokken in een oude eik bij een bron op zijn landgoed Houthem bij Maastricht. Hij richtte zijn oproep tot bekering vooral tot zijn oude strijdmakkers. In Gerlachs vita (geschreven in 1227) worden de wonderdadige krachten van de bron expliciet genoemd. Ook wordt verteld dat deze kluizenaar dagelijks blootsvoets naar Maastricht op en neer liep en zijn metgezel in zijn warme voetstappen liet treden, precies zoals Walfridus.13
10 In Een kronkelend Verhaal. Nieuw Licht op de oude Hunze, p. 45 determineert Jan van den Broek deze Walfridusweg als de oude Kleiweg die uitkomt op wat nu de Bedumerweg is. In een email, d.d. 22-10-2017, legt hij verder uit dat het niet valt uit te sluiten dat er inderdaad al vroeg in de nabijheid van de voorde door (later brug over) de Hunze gewoond is. Zo zijn bewoningssporen uit de achtste-negende eeuw aangetroffen onder de boerderij Westerseweg 2 onder Zuidwolde. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat deze sporen zijn afgedekt door kleiafzettingen en dat in de elfde eeuw op dezelfde plaats een nieuwe cultuurperiode begint. De voorlopige conclusie is dat het gebied in Walfridus’ tijd opnieuw is ontgonnen. De locatie Westerseweg 2 staat niet op zichzelf. De boerderij op die plek is er een van een rijtje ten oosten van de Wolddijk gelegen boerderijen die in fysisch-geografische zin vergelijkbaar zijn. Overigens gelooft hij niet dat de Kleiweg (Walfridusweg) toegang gaf tot de wierden op de oostelijke oeverwal van de Hunze (Ubbega: Harssens-AdorpSauwerd-Wetsinge enz.). 11 ‘Cultureel erfgoed 2008,’ Historisch Jaarboek Groningen 2009, 150-152; Alko van der Laan, ‘Een eeuwenoude put in een bloemkas’, Zo as t was 12 (2008) 3-5, waarin de auteur Berghuis citeert die verwijst naar ‘die andere historische put’ bij de Walfridustoren; Gert-Jan D. Visser, ‘Waterput met “gewijde inhoud” opgegraven in Bedum’, Zo as t was 13 (2009) 25-31, met aanvulling op 26-27. 12 Zie Anneke B. Mulder-Bakker, ‘Anchorites in the Low Countries’, in: Liz Herbert McAvoy (red.), Anchoritic Traditions of Medieval Europe (Woodbridge 2010) 22-42. 13 Anneke B. Mulder-Bakker, De kluizenaar in de Eik. Gerlach van Houthem en zijn Verering (Hilversum 1995).
9
16 Opgravingsplattegrond van de Radfriduskapel in Bedum, 1934. Archeoloog A.E. van Giffen stopte indertijd enkele meters voor de plaats
10
van de put met graven. Collectie Groninger Archieven (1173-123-87). 17 De put van de Radfriduskapel in de kas van Bloemenhuis Balkema, kort na de vondst in 2008. In de put werd een fragment aangetroffen van een altaarsteen met twee kruisjes. Deze bevindt zich nu in de kerk. Foto Alko van der Laan, Bedum.
Het is aannemelijk dat Walfridus een soortgelijk levenspad heeft gekozen. Na een actief leven als ‘herenboer’ en ont ginner vanuit Noorderhoogebrug, en na het christelijke geloof te hebben ontdekt als vreedzaam en heilzaam alternatief voor het vetewezen, trok hij zich terug in een kluis bij de oude sacrale bron in Bedum. Daar predikte hij een vreedzaam geloof dat wonderwel paste bij de geloofsopvattingen van bisschop en kerk. De mensen werden aangezet om hun gemeenschap te ordenen volgens de christelijk idealen van vreedzaamheid en gesproken recht. Natuurlijk bleven de mensen naar Bedum komen om van het sacrale water te putten maar eventuele wonderen werden nu – althans door de clerus – steeds meer toegeschreven aan de heiligheid van de man Gods.14 Na de ontdekking van de Radfridus-put, wijst Berghuis in 2009 op een notitie van Pater Franciscus Mijleman, omdat hij in 1664 nog steeds sacrale betekenis toekent aan: ‘Sanctorum Walfridus ende Radfridus […] borneput. Die put isser noch, digte aen de kerck, vol van schoon ende klaer water, aen de Noordzijd, omtrent den Thooren.’ 15 Zoon Radfridus woonde een stukje verderop. Nadat hij daar bij diezelfde Noormannenaanval de dood had gevonden, wilde zijn moeder hem bij vader Walfridus in diens cella begraven. Echter, ‘met geen mogelijkheid lukte het een dienaar het lichaam van de grond te tillen. Na derhalve zijn moeder erbij geroepen te hebben, probeerden ze met zeer veel mensen nog eens het heilige lichaam op te beuren, maar evenals
11 18 Het Heiligen Geest Gasthuis aan de Pelsterstraat, opgericht vóór 1267, is het oudste gasthuis van Groningen. In de 15e eeuw werd een kluizenaar toegestaan zich te vestigen op grond van het gasthuis aan de Hereweg. Foto: Ron Mulder.
eerder slaagden ze er niet in het van de grond te tillen. Daarom besloten ze te zelfder plaatse een graf te delven en het heilige lichaam daar te begraven.’ Dat was bij een oude borneput weten we nu. Ook deze put werd een christelijke krachtcentrale.16 Zo mogen we Walfridus in ere houden als de kluizenaar bij de oude sacrale put. In vader en zoon beiden mogen we de patroons zien van de kerk en de kapel bij de christelijke, geneeskrachtige putten, de ene aan de Walfriduskerk en de andere in de Radfriduskapel, die eeuwenlang grote aantallen bedevaartgangers naar Bedum lokten.
De eremiet aan de Hereweg In het jaar 1437 richtte een zekere monnik Marquandus Luderus een verzoek tot paus Eugenius IV om zich te vestigen
‘in de ermitage of eenzame plaats Cluus geheten bij de stad Groningen.’ 17 In zijn verzoek beschreef hij de voorgeschiedenis van de kluis. Enige decennia daarvóór was een zekere Michael gegrepen door het kluizenaarsideaal, schrijft hij, en deze had een goede plek gevonden ten zuiden van de stad op grondbezit van het Heiligen Geest Gasthuis (afb. 18). De plek was hem bereidwillig afgestaan. Hij had er een kluis gebouwd met daaromheen een tuin voor zijn levensonderhoud. Na verloop van tijd had hij echter kluis en tuin weer terug gegeven. Blijkbaar hield hij het religieuze leven niet vol. Zo kon Marquandus het opnieuw proberen en nu met meer succes. Generaties lang woonden hij en zijn opvolgers in de kluis in de Harener Holt, het moerassige gebied ten zuiden van Helpman waar nu de nieuwe wijk Helpermaar verrijst. In 1479 sloten twee afgezanten van het stadsbestuur van Groningen,
14 Het is opmerkelijk dat Walfridus niet met aureool wordt afgebeeld, zie ill. 11, en dat er van hem geen relieken bewaard zijn gebleven hoewel er wel een ononderbroken geschiedenis is van grafkapel tot parochiekerk. Van Gerlach zijn die relieken er bijvoorbeeld wel, en ook van Hatebrand, de stichter van het klooster Feldwerd. 15 Franciscus Mijleman, Ommelands Eere, in: A. Pathuis, ‘Het handschrift “Ommelands eer” van Pater Franciscus Mijleman S.J., missionaris der Ommelanden, 1639-1667’, Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 7 (1965) 1-110. 16 Deze term ontleen ik aan Eamon Duffy, The Stripping of the Altars. Traditional Religion in England, c. 1400-1580 (New Haven 1992). ‘Krachtcentrale’ geeft precies aan hoe zo’n bron of zo’n heilig graf voor de gelovigen functioneerde. 17 Heinrich Reimers (red.), Friesische Papsturkunden (Leeuwarden 1908) 90-91; zie verder H.O. Feith, ‘Over de Heereweg van Groningen naar de Punt’, Groninger Volksalmanak 1838, 173-174 en B. Lonsain, ‘De kluizenaar in het “Harener holt”’, Maandblad Groningen 3 (1920-21) 101-103.
19 De villa Hilghestede aan de Verlengde Hereweg in Groningen (Helpman), omstreeks 1920. Foto P. Kramer, collectie Groninger Archieven (1785-03278).
12
dat inmiddels de rechten op de kluis had verworven, met de kluizenaar een contract waarin werd vastgelegd dat deze het onderhoud van de Hereweg tussen Groningen en Haren op zich zou nemen. De stad betaalde hem twee koeien en een paard voor zijn levensonderhoud en gaf hem een stortkar in bruikleen voor zijn wegwerkzaamheden. In bewaarde stadsrekeningen tot 1584 verschijnt een post van 15 rijder en 12 stuiver per jaar voor ‘de man in Harer holt die de wech maecket.’ De kluizenaar verdiende dus zijn kostje als wegwerker aan de Hereweg. Kluizenaars elders in Europa deden vaak soortgelijk werk of onderhielden een brug. Van 1543 tot 1574 bewoonde een zekere Engelbert Peters de kluis. Na zijn overlijden solliciteerde zijn zoon (!) Peter naar de vrijgekomen post en verkreeg die onder dezelfde voorwaarden als zijn voorgangers. Blijkbaar was de kluizenaar inmiddels een getrouwd man en liet hij zijn zaak na aan zijn zoon. Na diens dood in 1584 werd er geen nieuwe kluizenaar meer aangesteld. De tijden van religieus eremietendom waren voorbij. Het intrigerende van de kluis aan de Hereweg is dat hij gesitueerd moet worden ten zuiden van Helpman ongeveer ter hoogte van de villa Hilghestede maar dan aan de overkant van de weg (afb. 19). Nu is deze villa Hilghestede, Heilige Stede, zo genoemd omdat daar heilige hosties zouden zijn begraven en heilig vaatwerk in een sloot of put zou zijn geworpen, waar nog in de zestiende eeuw pelgrims naartoe kwamen!18 Was die plek wellicht een soortgelijke sacrale plaats als Bedum (en de Heilige Stede bij Appingedam)? Had de kluizenaar aan de Hereweg een soortgelijke functie als Walfridus?
Van nog één andere kluis zijn mogelijkerwijs sporen terug te vinden in onze bronnen. Otto S. Knottnerus wijst op een register van verhuurde kerklanderijen uit Zuidbroek van omstreeks 1564 waarin sprake is van ‘een hues myt een kleynen tuyn dar die olde kluse plecht toe staen.’19
Voorlopige conclusies Al met al levert de inventarisatie een achttal kluizenaars en kluizenaressen op, drie reclusen en vijf eremieten, of beter: ‘vijf plus’ eremieten want tussen Michael en Marquandus aan het begin en vader Engelbert met zoon Peter aan het eind waren er een aantal eremiet-wegwerkers in de Cluus in de Harener Holt. De levens van deze acht beantwoorden aan het algemene patroon van ‘westers’ eremitisme (zie het volgende artikel). Met uitzondering van Marquandus – die eerst monnik was geweest en in de traditie van de benedictijner orde, toestemming had gevraagd om als ‘supermonnik’ in zijn eentje de strijd voor een volmaakt Godsgeloof aan te gaan – waren ze allen lekengelovigen. Zij hadden de kans gegrepen hun hele leven aan God te wijden zonder zich af te sluiten in een kloostergemeenschap. Te midden van de gelovigen, in een kluis aan de parochiekerk of bij een grote heerweg aan de rand van de gemeenschap, oefenden zij zich in het religieuze leven, waarover wij helaas in de overgeleverde bronnen verder niets horen. Zij leefden in ascese en toonden zich bezorgd om het zielenheil van hun medegelovigen. Anders dan kloosterlingen bemoeiden zij zich actief met het leven van de mensen om hen heen. Geen wonder dat dezen hen als ware Godsgezanten zagen, en dat ze graag naar hen kwamen luisteren of hun hulp inriepen.
18 F.J. Bakker en R.W.M. van Schaïk, ‘Bedevaarten en heiligenverering in Groningen’, Groninger Kerken 15 (1998) 5-18, hier 15. 19 In reactie op de weblog van historicus Harry Perton, 29 februari 2012: https://groninganus.wordpress.com/2012/02/29/esser-veldnaam-kloes-wijst-op-kluizenarij/
De Stichting
j a n ua r i 2 0 1 8
In deze aflevering van ‘De Stichting’ leest u over het werk van de Stichting Oude Groninger Kerken en vindt u een selectie van de vele activiteiten in en rondom onze kerken.
Vensters op de eeuwigheid in Lettelbert Interview met Ronald Medema
Foto Jelte Oosterhuis.
De kerk van Lettelbert maakt niet bepaald een kathedrale indruk. Het dertiende-eeuwse gebouw is bijna even hoog als lang en wie vanaf de straatzijde komt aanlopen, ziet naast de deur maar één bescheiden venster. Het interieur is even sober als de buitenkant suggereert. Opvallende elementen daarin zijn dan ook de her en der geplaatste iconen. Het kleine kerkje biedt al geruime tijd onderdak aan het atelier van iconenschilder Ronald Medema en zal binnenkort zelfs de grootse benaming ‘iconencentrum’ dragen. De uitvoeringsplannen daarvoor liggen op tafel.
Alle medewerkers van de Stichting Oude Groninger Kerken wensen u een voorspoedig 2018!
als het schilderen met ei-tempera, beheerste ik nog niet. Die werd niet onderwezen op de academie en is best moeilijk.’ Daarnaast was er de aantrekkingskracht van, en uiteindelijk overgang naar de orthodoxe kerk. ‘Een grote rol speelde daarbij het boek De ware verhalen van een Russische pelgrim en het Jezusgebed – “Bid zonder ophouden” – dat daarin voorkomt. ‘Iedereen keek eind jaren zeventig naar het Oosten, naar Hare Krishna, Boeddhisme of Baghwan, maar het Christendom heeft ook een spirituele weg die je kunt gaan en die mij beter past. Als domineeszoon ben ik toch het product van een christelijke cultuur.’ Na zijn afstuderen deed Medema het als zelfstandig kunstenaar ‘niet slecht, met galeries in Amsterdam, Den Haag en Groningen’. Maar de belangstelling voor iconen laaide in alle hevigheid weer op. Medema volgde een cursus iconenschilderen bij de orthodoxe parochie in Eindhoven, en werd daarna ook onderwezen door een lerares uit Moskou. Zelf begon Medema ook met het geven van lessen in het schilderen van iconen. ‘In de kerk van Tolbert, maar omdat daar een keer een begrafenis was, moest ik uitwijken naar Lettelbert.’ En dat beviel. ‘Ik ben de plaatselijke commissie dankbaar voor de gelegenheid die ze me geboden hebben de kerk te gebruiken.’ Medema gebruikt de kerk nu negen jaar als atelier en cursusruimte. Werk van de cursisten – die uit binnen- en buitenland komen – wordt ’s zomers tentoon gesteld in het schip. In de wintermaanden is de niet warm te stoken ruimte praktisch onbruikbaar. Een verbouwing moet daarin verandering brengen, en maakt tezelfdertijd een aantal ambities concreet uitvoerbaar. Die mogelijkheid is er nu de kerk sinds januari 2016 niet meer voor diensten wordt gebruikt.
Iconencentrum Wie er oog voor heeft, ziet in Lettelbert meteen de enorme religieuze en culturele diversiteit op slechts enkele vierkante meters. Naast de zeventiende-eeuwse preekstoel staat een altaarsteen, die na de Reformatie eeuwenlang dienst deed als drempel van de kerk maar nu weer zijn plek op het koor heeft gevonden. De iconen op de avondmaalstafel worden voornamelijk verlicht door de winterzon die door de koor ramen naar binnen schijnt. Medema steekt aanvullend een paar kaarsjes aan bij wat hij ‘vensters op de eeuwigheid’ noemt. Als zoon van een gereformeerd predikant ging hij over naar de orthodoxe kerk, nadat een onderzoek naar iconen de vlam voor spiritualiteit bij hem had doen aan wakkeren.
Spirituele weg ‘Een eerste kennismaking met iconen was op de kunstacademie in Leeuwarden’, vertelt Medema. ‘Mijn eindexamenwerk was gebaseerd op iconen, maar de composities en het kleurgebruik vertaalde ik naar eigen, abstract werk. Een techniek
Voor de inrichting tot iconencentrum zijn enkele bouwkun dige ingrepen nodig, die de kerkruimte intact laten maar wel het comfort – onder meer door isolatie – en gebruiksgemak aanzienlijk verhogen. De plannen hiervoor werden gemaakt door architecte Nynke Rixt Jukema uit Leeuwarden. Medema licht toe: ‘De wand van de consistorie wordt iets naar achteren geplaatst, zodat de ruimte beter bruikbaar is. Ook komt er een pantry. De trap naar boven wordt vervangen door een begaanbaar, minder steil exemplaar. Het balkon wordt dan ingericht als cursusruimte, door een glazen wand afgescheiden van de kerkzaal. Meest in het oog springend wordt misschien nog de wel de transparante metalen iconostase voor het koor.’ Medema laat een stukje van het hekwerk zien, even sierlijk als eenvoudig. Bovenal benadrukt hij: ‘Het blijft wel een godshuis’. Ook toevallige passanten zijn welkom. ‘Als de deur open staat, mogen mensen altijd komen kijken. Sommigen zijn verbaasd dat ze dan ook nog een kop koffie krijgen. Ze hebben dan het gevoel dat ze iets ontdekt hebben, en gaan vaak lachend weer de deur uit. Dat is belangrijk.’
E duc at ie Oost West Paasbest Met de jaarwisseling nog maar net achter de rug, kijken we alweer vooruit naar het voorjaar. In Garmerwolde vindt van 19 tot en met 23 maart ‘Oost West Paasbest’ plaats. Dit is een programma voor de groepen 6 en 7 van het primair onderwijs. Per klas komen de kinderen naar de kerk. Daar wordt ingegaan op de bijzondere schilderingen aan de binnenkant van de ‘eivormige’ gewelven. De gewelven worden ook beklommen, en de kinderen versieren een ei met een speciale wens erin voor iemand die hen dierbaar is. ‘Oost West Paasbest’ draaide vorig jaar voor het eerst; we hopen dat het opnieuw een groot succes wordt.
Docentensymposium ‘Vieringen’ De faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen organiseert in samenwerking met de Stichting Oude Groninger Kerken op 11 april een symposium rondom het thema vieringen, gericht op leerkrachten van het primair en voortgezet onderwijs. Tijdens het sym posium staat de vraag centraal, hoe je vieren en herdenken
Educatie is een speerpunt in het beleid van de Stichting Oude Gro ninger Kerken. We besteden uiteraard veel aandacht aan onze eigen kerken, maar onze inzet voor educatie gaat over alle kerkgebouwen in de provincie Groningen. De Stichting vindt het belangrijk om mensen al jong te informeren over het kerkelijk cultuurhistorisch erfgoed. De educatieve activiteiten sluiten aan bij de tegenwoordige aandacht voor erfgoededucatie op scholen. Op deze manier hoopt de Stichting een bouwsteen te leveren voor draagvlak in de toekomst.
vormgeeft op school. Na een plenair programma met een inhoudelijk hoorcollege volgen speeddates met experts, en kunnen docenten concreet aan de slag met een les of lessenserie voor de klas, of voor een specifieke viering op school. Ook is er de mogelijkheid te werken aan een beleidsmatige insteek ten aanzien van identiteit van de school: of dat nu een samenwerkingsschool is, een christelijke of openbare school. Meer informatie is te vinden op www.rug.nl; klik door naar informatie over de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap en vervolgens naar de agenda.
Deelnemers aan Oost West Paasbest bij de kerk van Garmerwolde. Foto archief SOGK.
E xcur s ie s
Het beschilderd plafond van de synagoge van Appingedam. Foto Omke Oudeman.
Paaswandeling synagoge Appingedam Op tweede paasdag, maandag 2 april, organiseren we een begeleide paaswandeling rond de synagoge in Appingedam. De wandeling start met een korte inleiding in de synagoge waarna we op pad gaan voor een wandeling. Het programma wordt afgesloten met een kort (barok)concert in de synagoge. De synagoge in Appingedam is de oudste synagoge in de provincie Groningen. Het monument is gebouwd in 1801 en beschikt over een indrukwekkend hemelsblauw koepelplafond. De Damster sjoel is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken en wordt sinds 5 mei 2015 multifunctioneel gebruikt. In het gebouw wordt het verhaal van de geschiedenis van de joodse gemeenschap van Appingedam verteld. Daarnaast is er ruimte voor kleinschalige exposities, concerten en dergelijke. In het oude joodse schooltje, direct achter de synagoge, is een erfgoedlogement voor twee tot vier personen. Kroonluchter van Studio Job in het torenportaal van Hornhuizen. Foto Ronny Benjamins.
Synagoge open 13.30 uur, aanvang programma: 14.00 uur, terug in de synagoge om uiterlijk 15.45 uur, hapje/drankje: 15.45-16.15 uur. Aanvang concert: 16.15 uur. Einde programma 17.00 uur. De kosten voor de wandeling, inclusief het concert, bedragen ¤ 8,75 p.p. (kinderen tot en met 11 jaar ¤ 6,-). Donateurs van de SOGK betalen slechts ¤ 7,- (kin deren ¤ 5,-). Het concert kan ook apart bezocht worden; de toegangsprijs bedraagt dan ¤ 6,- (SOGK-donateurs ¤ 4,80). U kunt zich opgeven voor de wandeling (inclusief concert) via info@groningerkerken.nl of 050 - 312 35 69.
Voorjaarsexcursie De voorjaarsexcursie voert dit jaar door De Marne, het noordwesten van de provincie Groningen. Bezocht worden de kerken van Hornhuizen, Kloosterburen (RK), Eenrum en Westernieland. De bussen vertrekken op zaterdag 21 april om 10.30 uur bij het Hoofdstation Groningen en worden daar rond 18.15 uur terugverwacht. In het excursieprogramma is een middagpauze opgenomen, met tijd voor een gezamenlijke lunch. De kosten voor deze excursie per bus bedragen ¤ 25,- voor donateurs en ¤ 35,- voor niet-donateurs (inclusief mapje kerkbeschrijvingen, exclusief lunch). Voor deze excursie kunt u zich alleen aanmelden via het aanmeldkaartje in het middenkatern van dit tijdschrift. Plaatsing geschiedt op volgorde van binnenkomst, u krijgt een bevestigingsbrief. De nota ontvangt u in de week voorafgaande aan de excursie. Wanneer u de excursie op eigen gelegenheid maakt, dient u zich ook aan te melden via het aanmeldkaartje. U krijgt dan een routebeschrijving thuisgestuurd met een nota en de kerkbeschrijvingen. De kosten hiervan bedragen ¤ 10,voor niet-donateurs en ¤ 8,- voor donateurs. De kerkbeschrijvingen zijn niet meer los te verkrijgen in de kerken.
Tour des Cimetières – Een nieuw seizoen Al enkele jaren organiseert de Stichting Oude Groninger Kerken in nauwe samenwerking met Arriva Touring dag excursies langs kerkhoven en begraafplaatsen: de Tour des Cimetières. De grafzerken in onze provincie zijn rijk aan symboliek: vlinders, gedoofde fakkels, een afgebroken zuil. Staande grafstenen zijn vaak voorzien van bijzondere teks ten: ‘Slaap moeder in ’t stille graf…’ of ‘Geen woord geen medicijn kon baten ...’ Onder leiding van ervaren SOGK-
Jaarprogramma Excursiecommissie 2018 Voorjaartocht zaterdag 21 april 2018 Zomerdagtocht zaterdag 30 juni , woensdag 4, 11, 18 en 25 juli > Informatie en aanmelden in het aprilnummer Wintertocht zaterdag 15 december 2018 en zaterdag 12 januari 2019 > Informatie en aanmelden in het oktobernummer
De kerk van Eenrum, een van de bestemmingen van de Voorjaarsexcursie. Foto Omke Oudeman.
gidsen kunt u ook dit jaar weer een bezoek brengen aan deze bijzondere plekken in de provincie. Voor 15 juni 2018 staat een tocht gepland langs kerkhoven in de Kop van Groningen.
Me di at he e k De januariaflevering van Groninger Kerken staat helemaal in het teken van kluizenaars. Zoeken in de mediatheek op kluizenaar levert behalve Verborgen vrouwen. Kluizenaressen in de middeleeuwse stad (2007) en een vertaling van De na volging van Christus, van Thomas à Kempis, weinig op. Ook de zoektermen eremieten en reclusen laten het afweten. Gelukkig worden kluizenaars, eremieten en reclusen ook bij name genoemd. En met name zijn bijvoorbeeld Walfridus van Bedum en Christophorus bekend in de mediatheek, zij het dat het in geval van Christophorus voornamelijk om beeldmateriaal gaat. Toch is er over hem een aantal ge schreven bronnen te noemen. Zo is er het artikel ‘De heilige Christophorus in Groninger kerken (Groninger Kerken 2004, nr. 2) waarin de legende van Christophorus wordt geschetst en aandacht besteed aan de iconografie rond deze heilige. Ook worden de vier bewaard gebleven muurschilderingen – die in Noordbroek, Sellingen, Usquert en in de Martinikerk – besproken. Meer achtergrondinformatie over deze schil deringen, en andere, in Groninger kerken is te lezen in Gro ninger kerken en hun schilderingen (Stad en Lande historische reeks, 1991) en in het uitputtende artikel Heiligen op de klei. Afbeeldingen van heiligen in kerken in Groningen en Friesland (Publicatiemap Stichting Oude Groninger Kerken, bd. III (voorloper van Groninger Kerken). De schilderingen van Christophorus komen uiteraard ook aan bod in de uitputtende publicatie Muurschilderkunst in Bremen, Nedersaksen en Groningen. Vensters op het verleden (2001).
De tocht voert onder andere langs Uithuizen, Oosternieland en Uithuizermeeden. Meer informatie hierover leest u in de komende aflevering van De Stichting.
De mediatheek is toegankelijk voor een breed publiek: voor donateurs van de Stichting, voor leerlingen of studenten die informatie zoeken voor werkstuk, spreekbeurt of scriptie, voor mensen die monumenten een warm hart toedragen. De catalogus is online raadpleegbaar: www. groningerkerken.nl/mediatheek
Als u meer over Walfridus van Bedum wilt lezen dan is er de uitgave Walfridus van Bedum. Een duizend jaar oude Groninger overlevering (1985). Dit boek brengt allerlei gegevens uit volkskunde, kerk-, kunst-, en sociaaleconomische geschiedenis, en uit archeologie, historische geografie en godsdienstsociografie bij elkaar rondom de persoon en overlevering van Walfridus van Bedum. Verder zijn er de artikelen ‘Walfridus van Bedum: Bedevaarten en heiligenvereringen in Groningen’ (Groninger Kerken 1998, nr. 1), ‘De Sint-Walfriduskerk van Bedum. Opbouw en verval van een monument’ (Groninger Kerken 1987, nr. 2, en ook het boek Zuiderstraat. Twintig eeuwen wonen op een wierde (2002) vertelt het verhaal over Walfridus en zijn zoon Radfridus. Uiteraard ontbreekt deze vrome Bedumer ook niet in volksverhalen. De mediatheek bezit drie verzamelwerken, alle samengesteld door K. ter Laan: Groninger Overleveringen, dl. 2 (1930), Groninger volksleven. Deel 1 – Verhalende folklore (1959) en Middeleeuwse legenden uit Groninger land (1949). NB: de uitgave Verborgen vrouwen. Kluizenaressen in de mid deleeuwse stad, is ook verkrijgbaar in de webwinkel van de Stichting Oude Groninger Kerken: www.groningerkerken.nl/ winkel.
Nie u w s
Overdracht kerk Meedhuizen
De kerk van Meedhuizen. Foto Duncan Wijting. Het interieur van de kerk van Meedhuizen. Foto Duncan Wijting.
Op 24 november droeg de Protestantse Gemeente te Delfzijl de monumentale Laurentiuskerk te Meedhuizen over aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Op het hoogste punt van een goeddeels afgegraven wierde staat sinds de dertiende eeuw deze bescheiden kerk. Sinds de bouw is er in de loop van de tijd flink verbouwd, vooral in de achttiende eeuw, en bouwsporen daarvan zijn nog duidelijk zichtbaar. Ooit bezat de kerk topgevels en gewelven, nu wordt de zaal afgedekt door een blauwgroene
Het nieuwe naambord van de Molukse kerk van Appingedam wordt onthuld door mevrouw Manny Usmany-Saya, het oudste gemeentelid. Foto Jelte Oosterhuis.
balkenplafond dat met de roodgekleurde banken het inte rieur een kleurrijke uitstraling geeft. De toren is in 1803 tegen de kerk gebouwd en in 1833 bij gelegenheid van de nieuwe kerkkap verlaagd. In 1928 gaf een ingrijpende verbouwing de toren haar huidige uiterlijk. Het orgel is gebouwd in 1906 door Marten Eertman, naast orgelbouwer ook café houder. In 1985 werd de windlade gerestaureerd door de Fa. Mense Ruiter. Het orgel heeft één manuaal met zes stemmen. De kas is zwart geschilderd met gouden biezen. Opmerkelijk is dat de twee grootste prestantpijpen in het front te lang waren en door de zoldering heen steken. Met deze overdracht heeft de SOGK 88 kerken, twee synagogen, 54 kerkhoven en begraafplaatsen en acht (vrijstaande) torens in haar bezit. Ook na de overdracht blijft de kerk beschikbaar voor kerkdiensten en trouw- en rouwdiensten, naast mogelijke activiteiten vanuit het dorp. De kerk is geschikt voor breder gebruik, want er is relatief veel flexibele ruimte aanwezig en het gebouw heeft goede gebruiksvoorzieningen. Daarom is er ook een bijeenkomst geweest in het dorp om te komen tot een plaatselijke commissie, die handen en voeten moet geven aan het beheer en gebruik van de kerk.
Molukse kerk Appingedam Het restaureren en bouwkundig versterken van de Molukse kerk Eben-Haëzer in Appingedam is afgerond. Op 10 no vember werd de vernieuwde kerk officieel geopend door de Commissaris van de Koning de heer René Paas. De Molukse kerk in Appingedam is nationaal van grote cultuurhistorische en architectonische waarde, als eerste kerk van de eerste Molukse woonwijk van Nederland. Het gebouw dateert van 1960 en de benaming van de kerk in de stukken als ‘semi-
permanent’ spreekt boekdelen. In 2013 is ze tot beschermd rijksmonument verklaard. De kerk werd in 2014 aan de Stichting Oude Groninger Kerken overgedragen. Het gebouw is en blijft in gebruik door de actieve Molukse gemeenschap van Appingedam. Nieuw is een ‘mini-museum’ over de Molukse geschiedenis in de vorm van een KNIL-koffer, ontwikkeld door historici Willy van der Schuit en Martin Hillenga, in samenwerking met Helga de Graaf van Studio Eye Candy en Bart Kempinga van Opmaat 3D. Ter gelegenheid van de opening verscheen ook de publicatie Stille getuigenis van een tijdelijk bestaan – Over Molukse kindergraven en het leven in Woonoord Carel Coenraadpolder, geschreven door Inge Dekker. Het ‘mini-museum’ in de jeugdruimte van de Molukse kerk vertelt het verhaal van de Molukse aanwezigheid in Nederland, toegespitst op het verblijf in het woonoord in de Carel Coenraadpolder en de wijk in Appingedam. Foto Jelte Oosterhuis.
Wink e l Donateurs krijgen 20% korting op alle artikelen uit onze (web) winkel. Bezoek onze webwinkel via www.groningerkerken.nl om het totale aanbod te bekijken.
Stille getuigenis van een tijdelijk bestaan – Over Molukse kindergraven en het leven in Woonoord Carel Coenraadpolder Negentiende uitgave in een reeks over kerken en kerkhoven uitgebracht door de Stichting Oude Gro ninger Kerken met als doel de belangstelling voor dit bijzondere culturele erfgoed in het Groningerland te bevorderen. In dit boekje vertelt Inge Dekker het verhaal van negen kindergraven op de begraafplaats van Finsterwolde. Graven met niet bepaald Groningse namen. Ze zijn stille getuigenissen van het verblijf van ruim driehonderd Molukse bewoners van Woonoord Carel Coenraad, die van 1953 tot 1961 lief en leed deelden in een kamp met houten barakken, aan de rand van de graanrepubliek, ver weg van alles, in de leegte. Prijs ¤ 6,00 (donateurs 20% korting)
Verborgen Vrouwen. Kluizenaressen in de middeleeuwse stad In de middeleeuwen verscheen in de jonge steden van Noordwest-Europa een nieuw type vrouw: de stadskluizenares. Deze vrouwen trokken zich terug in kluizen aan de zijkant van een stadskerk, maar hielden contact met de stadsbevolking binnen in de kerk of via raampjes aan de straatkant. Zij ontpopten zich als de informele vrouwelijke pendant van de pastoor in een tijd waarin vrouwen geen publieke functies konden bekleden en zeker geen leidende rol mochten spelen in zaken van het geloof. Zij traden op als godsdienstlerares, raadgever en doorgever van nieuws. In dit boek van Anneke Mulder-Bakker wordt de betekenis van stadskluizenaressen geschetst alsmede de religieuze stadsultuur waarin zij functioneerden. Prijs ¤ 19,00 (donateurs 20% korting)
Anna van Ewsum. Haar afkomst, haar leven, haar wereld Deze tweede, geheel herziene druk gaat over Anna van Ewsum (1640-1714). De tot de verbeelding sprekende jonkvrouw van de borg Nienoord in Leek zou volgens de overlevering een knappe, rijke en goede vrouw zijn geweest. Tragisch is dat zij na de dood van haar tweede echt genoot, Georg Wilhelm von Inn- und Kniphausen, moest ondervinden dat hij zich in zijn testament al haar bezittingen had toegeëigend. Welnu, dat liet deze zelfbewuste adellijke dame niet zomaar gebeuren! Prijs ¤ 24,95 (donateurs 20% korting)
Mijn Streek Historisch; Wandelen en fietsen door de geschiedenis van het Noorden Journalist Paul Straatsma wandelt of fietst samen met mensen die veel kennis hebben van de historie van hun gebied. Zo ontdekt hij (en de lezer met hem) dertig boeiende geschie denissen uit Groningen, Friesland en Drenthe. Dit boek vertelt al die verhalen en geeft in woord en beeld een prachtig kijkje in de geschiedenis van de bezochte streken. Het mooie is: bij elk verhaal hoort een wandel- of fietstocht dus de lezer kan zelf ook op pad! Prijs ¤ 24,90 (donateurs 20% korting)
Zo bestelt u: elders in dit tijdschrift vindt u de bestelkaart van onze winkel. Vul deze in, plak er een postzegel op en doe deze op de bus. U ontvangt uw bestelling dan zo snel mogelijk thuis. Verzend- en administratiekosten zijn ¤ 5,- per bestelling. Bij uw bestelling zit een nota voor uw betaling. De inkomsten komen ten goede aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Wanneer u meer informatie wilt over uw bestelling kunt u contact opnemen met het bureau van de Stichting, (050) 312 35 69. Alle uitgaven zijn ook te koop via onze webwinkel: www.groningerkerken.nl/winkel
Poëziemarathon ja, ik word donateur met de bus
Voorjaarsexcursie
do januarivan cultureel erfgoed in Groningen is ook mij Het30 behoud
za 21 april 2018
veel naamwaard.
naam
(a.u.b. aankruisen)
m v Daarom word ik donateur van de Stichting Oude Groninger Kerken. adres De minimale donatie bedraagt ¤ 17,50 per jaar. Het eerste jaar ontvang ik het tijdschrift Groninger Kerken postcode gratis.
(a.u.b. aankruisen)
m v
adres postcode
Ik wacht met betalen op de nota. woonplaats
(a.u.b. aankruisen)
naam e-mail adres
m v
woonplaats e-mail
telefoonnummer postcode
telefoonnummer
woonplaats Totaal aantal personen ik reserveer 2-persoonskamer(s) e-mail ik reserveer 1-persoonskamer (s) (toeslag 40,00 p.p.p.k.) geboortedatum
De kosten bedragen ¤ 192,50 p.p. dit is inclusief busreis, telefoonnummer overnachting, lunch, koffie/theepauzes, entree museum en rondleiding(en). Het diner is voor eigen rekening. Deze busexcursie is exclusief voor donateurs bedoeld.
bestelkaart
, van wie donateurs
Totaal aantal personen niet-donateurs en
Ik geef me/ons op voor de voorjaarsexcursie Wij rijzen met bus / eigen vervoer Ik neem deel aan de gezamenlijke lunch NB! De kosten van de lunch zijn niet inbegrepen Kosten voor donateurs ¤ 25,- en voor niet donateurs ¤ 35,Donateurs die op eigen gelegenheid gaan betalen ¤ 8,- voor route en kerkbeschrijvingen, niet-donateurs betalen ¤ 10,-
Xxxik weet een nieuwe Poëziemarathon ja, met de bus donateur Xxx do en 30 ontvang januari gratis de Kerkenkaart.
Ik bestel: Stille getuigenis van een tijdelijk bestaan Prijs ¤ 6,00 (donateurs 20% korting) aantal
Verborgen Vrouwen. Kluizenaressen in de middeleeuwse stad Prijs ¤ 19,00 (donateurs 20% korting) aantal
Anna van Ewsum. Haar afkomst, haar leven, haar wereld Prijs ¤ 24,95 (donateurs 20% korting) aantal
Mijn Streek Historisch; Wandelen en fietsen door de geschiedenis van het Noorden Prijs ¤ 24,90 (donateurs 20% korting) aantal
vul a.u.b. ook de achterzijde in
(a.u.b. aankruisen) (a.u.b. aankruisen)
naam naam
m v m v
adres adres postcode
woonplaats
e-mail woonplaats geboortedatum e-mail telefoonnummer telefoonnummer
De gegevens van de nieuwe donateur zijn:
(a.u.b. aankruisen)
Totaal , van wie donateurs naam aantal personen m v ik reserveer 2-persoonskamer(s) Kosten. ik reserveer 1-persoonskamer (s) (toeslag 40,00 adres p.p.p.k.) postcode woonplaats De kosten bedragen ¤ 192,50 p.p. dit is inclusief busreis, overnachting, lunch, koffie/theepauzes, entree museum en e-mail rondleiding(en). Het diner is voor eigen rekening. geboortedatum Deze busexcursie is exclusief voor donateurs bedoeld. telefoonnummer
Stichting Oude Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 bs Groningen
Stichting Oude Groninger Kerken Antwoordnummer 810 9700 wb Groningen
Plak hier uw postzegel
Een postzegel is niet nodig
bestelkaart
î Žm î Žv naam
adres
postcode
woonplaats
handtekening
telefoonnummer overdag
Plak hier uw postzegel
Plak hier uw postzegel
Stichting Oude Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 bs Groningen
Stichting Oude Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 bs Groningen
O nze m a n in Be rge n Dr. Justin Kroesen was jarenlang actief voor de SOGK. Na
Zoals ik u in mijn vorige column had verteld, heb ik het grootste deel van 2017 in Berlijn doorgebracht, als gastonder zoeker aan de Freie Universität. Ik was dus tijdelijk niet ‘Onze man in Bergen’, maar in Berlijn. De belangrijkste reden van mijn verblijf daar was om gebruik te maken van de vele uitstekende bibliotheken. Het thema van mijn huidige boekproject is middeleeuws kerkmeubilair (altaren, doopvonten, beelden, etc.) dat de lutherse Reformatie heeft overleefd. Omdat de benodigde literatuur, soms heel lokale bronnen, in Noorwegen niet in bibliotheken voorhanden is, zat er niets anders op dan een tijd in Duitsland te verblijven. Zoals u zult begrijpen, voelt een tijdje in Berlijn wonen niet als een straf. Ik kende de stad, die voortdurend verandert en altijd borrelt van creatieve energie, al behoorlijk goed van de vele bezoekjes die ik er vanuit Groningen in de loop der jaren had gebracht. Nu had ik voor het eerst gelegenheid om ook de omgeving te verkennen. De regio rondom Berlijn, het bondsland Brandenburg, is ge zegend met veel natuur en cultuur. Meteen voorbij de stadsrand – en eigenlijk ook al in de stad zelf – strekt zich een glooiend landschap van bossen en meren uit. In veel dorpen vinden we een dertiende-eeuwse ‘Feldsteinkirche’, opgebouwd uit behakte veldkeien. Boeiende middeleeuwse stadskerken vinden in Bernau, Brandenburg an der Havel, Frankfurt an der Oder, Jüterbog en Havelberg, en indrukwekkende kloosterkerken in Lehnin en Chorin. Op nauwelijks een uur rijden van Berlijn vond ik kerken die haast lijken te zijn bevroren in de tijd. De Marienkirche van Bernau herbergt een boeiend ensemble bestaand uit een middeleeuws altaarretabel, een sacramentshuis, enkele zijaltaren, een triomfkruis, een doopvont en verschillende losse beelden. Het sacramentshuisje dat ik in de kleine kerk van Kaltenborn (Landkreis Teltow-Fläming) in de noordmuur van het koor vond, behoort qua uitvoering tot de eenvoudigste die ik ooit heb gezien. Uit een massief blok eikenhout is met een bijl een uitholling uitgehakt, en die is met een smeedijzeren deurtje en een houten dekdeurtje afgesloten. De meeste soortgelijke kastjes zullen in de loop der eeuwen zijn verdwenen, maar hier, bijna binnen zichtafstand van Berlijn, wist het wonder boven wonder te overleven als een krachtige getuigenis van de middeleeuwse omgang met het Allerheiligste op het platteland.
zijn emigratie naar Noorwegen blijft deze verbintenis bestaan: vanuit Bergen werkt hij aan het grote overzichtsboek dat zal verschijnen bij het 50-jarig jubileum van de Stichting in 2019. In deze rubriek doet hij verslag uit het echte Hoge Noorden.
Het eenvoudige sacramentskastje in de dorpskerk van Kaltenborn. Foto Justin Kroesen.
D e k e r k a l s p odium Lezing ‘Stille getuigenis van een tijdelijk bestaan’ In november verscheen het negentiende deeltje uit de Kerkhovenreeks: Stille getuigenis van een tijdelijk bestaan – Over Molukse kindergraven en het leven in Woonoord Carel Coenraadpolder. Naar aanleiding hiervan geeft de schrijfster Inge Dekker op donderdag 15 maart om 19.30 uur (kerk open 19.00 uur) een lezing in de remonstrantse kerk in Groningen. In de zomer van 1953 arriveerden acht bussen in Groningen met daarin zo’n zestig Molukse gezinnen en twintig alleenstaanden. Hun tijdelijke woonplaats werd de Carel Coenraadpolder, ten noordoosten van Finsterwolde. Zij zouden hier tot begin jaren zestig lief en leed delen. Tijdens de lezing wordt dieper ingegaan op de geschiedenis van de Molukkers in Groningen. Jezus vaart ten hemel – alleen zijn kleed en voeten zijn bij het ‘hemelgat’ zichtbaar. Gewelfschildering in de Der Aakerk, Groningen. Foto Elmer Spaargaren.
In alle kerken die de Stichting Oude Groninger Kerken beheert, worden bijzondere activiteiten aangeboden. In deze rubriek lichten we een aantal daarvan uit. Voor een compleet en actueel overzicht kunt u terecht op www.groningerkerken.nl/agenda. Geen beschikking over internet? Neem dan contact op met het secretariaat van de Stichting. De medewerkers kunnen u van een papieren agenda voorzien.
Bij deze lezing hoort een begeleide (bus)excursie naar de Carel Coenraadpolder, Finsterwolde en Appingedam. De datum en kosten hiervan worden nog nader bepaald. Inge Dekker studeerde onder meer geschiedenis en werkte als redacteur voor diverse media en organisaties. Zij onderzoekt en publiceert graag over ‘vergeten’ of onderbelichte verhalen rondom landschap en erfgoed. Sinds en kele jaren doet zij dit vanuit Oost-Groningen. De lezing is voor donateurs van de SOGK gratis, niet-donateurs betalen ¤ 2,50. Aanmelden kan via info@groningerkerken.nl of 050 - 3123569. Voor meer informatie over lezing en excursie kijkt u www.groningerkerken.nl.
Matthäus Passion door Luthers Bach Ensemble In Nederland is het pas echt Pasen als de Matthäus Passion geklonken heeft. Sinds zowel Willem Mengelberg en zijn Concertgebouworkest als de Nederlandse Bachvereniging er vanaf het begin van de twintigste eeuw een jaarlijkse traditie van maakten, is Nederland het Matthäus Passion-land geworden. Nergens ter wereld wordt Bachs meesterwerk rond Pasen zo vaak en ook zo divers uitgevoerd. Het Luthers Bach Ensemble brengt al enige jaren het beste van verschillende werelden bijeen. Deze keer is het niet alleen de kenmerkend krachtige historisch verantwoorde uitvoering, maar ook een toepasselijke regie die van dit oratorium een soort semiopera maakt. Marc Pantus, die ook de regie in handen heeft, wordt zo een meeslepende Christus die het verhaal van de kruisiging nog dramatischer en invoelbaarder maakt. Uitvoeringen worden onder meer gegeven op 8 maart in de Petrus en Pauluskerk in Loppersum en op 18 maart in de Der Aakerk in Groningen. Voor meer informatie: www.luthers bachensemble.nl
Het leven overleven: Oudheid, Middel eeuwen en vandaag Verlies is een onderdeel van het leven, maar hoe ga je ermee om? Hoe begin je opnieuw na ziekte of dood? Hoe deden mensen in de Oudheid en de Middeleeuwen dat? Hoe houdt dat verband met de strategieën die we nu gebruiken? Op 8 februari organiseert de Stichting Oude Groninger Kerken in samenwerking met het Centrum voor Religie en Erfgoed (Rijksuniversiteit Groningen) twee lezingen over dit onderwerp. Een en ander staat in het kader van de Maand voor de Spiritualiteit, vanwaar ‘opnieuw beginnen’ dit jaar het thema is. Dr. Mathilde van Dijk spreekt over ‘Ziekte, dood en troost in de Moderne Devotie’ en prof. dr. Christoph Jedan over
Harpist Remy van Kesteren in de kerk van Holwierde tijdens de vorige editie van Terug naar het begin. Foto Kees van de Veen.
‘Vasthouden of opnieuw beginnen? Reflecties over troost in troostarme tijden.’ Van Dijk is universitair docent geschiedenis van het christendom en genderstudies aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap in Groningen. Zij is gespecialiseerd in de geschiedenis van laatmiddeleeuwse hervormingsbewegingen, heiligen en gender. Jedan is hoogleraar godsdienstfilosofie en ethiek aan dezelfde faculteit. Hij is al enkele jaren bezig met een onderzoeksproject over troost. Plaats: Zittingzaal, Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, Oude Boteringestraat 38, Groningen. Tijd: donderdag 8 februari, 19.00-20.45 uur.
Cultuur en religie op het Groningerland – Wat vertellen de Groninger kerken Middeleeuwse kerken in felrode baksteen vormen opvallende markeringen in het Groninger landschap. Met hun siermetselwerk, hun muurschilderingen en hun heilige patroons zijn zij bakens van de religieuze cultuur uit die tijd. In deze cursus gaan we in op de vraag wat deze kerken ons vertellen over de mensen en hun geloof in de middeleeuwen. We gaan op zoek naar de religieuze cultuur van de ‘gewone’ Gro ningers. In zes colleges maken we een eerste inventarisatie van wat de kerken maar ook kronieken en andere geschiedbronnen ons te vertellen hebben over de mensen, de middel-
eeuwse Groningers. Het wordt geen geschiedenis-vanbovenaf: geen vorsten en machthebbers, geen geleerden en monniken, en ook geen geschiedenis van gebouwen en instituties, maar een geschiedenis van mensen, van onderop. We gaan op zoek naar wat mensen op het Groningerland ons te vertellen hebben. NB: Deze cursus is een herhaling van die van 2017. In de colleges is nu meer aandacht ingeruimd voor het geluidsen beeldmateriaal. De cursus wordt gegeven door Dr. Anneke B. Mulder-Bakker. Data: dinsdag 6 maart t/m 10 april 2018. De organisatie is in handen van de HOVO. De SOGK organiseert een afsluitende (facultatieve) excursie op vrijdag 20 april 2018. Meer informatie en opgave via www.hovoseniorenacademie.nl.
Tien jaar Terug naar het begin Kom van vrijdag 25 tot en met zondag 27 mei 2018 naar de lustrumeditie van Terug naar het begin. Het festival neemt u een weekend lang mee op ontdekkingstocht. Slinger door het wierdenlandschap, verken een uniek stukje Groningen, maar bovenal: geniet van intieme optredens in onze sfeer volle oude kerken. We hopen u te zien in mei! Voor meer informatie ga naar www.terugnaarhetbegin.nl.
We r k in ui t voe r ing
Twaalfhonderd bomen maar geen bos Interview met Miriam van der Waart Miriam van der Waart heeft slecht geslapen. De nacht voor dit gesprek waaide het namelijk. En hard ook. Op sommige plaatsen werd maar liefst windkracht 9 gemeten, terwijl nog heel wat bomen vol in het blad stonden. Als verantwoordelijke voor het bomenbestand van de Stichting Oude Groninger Kerken zijn dat toch zorgelijke omstandigheden. ’s Ochtends was de wind weer geluwd maar stak meteen een bescheiden storm aan telefoontjes op. Wie een probleem heeft met een boom op één van de kerkhoven of -terreinen van de Stichting Oude Groninger Kerken krijgt Miriam als medewerker Instandhouding aan de lijn, of zelfs op bezoek. Miriam van der Waart bij de toegangsweg naar de kerk van Marsum. Foto Jelte Oosterhuis.
‘Een boom is’, zo schrijft Koos van Zomeren in Het bo menboek, ‘alleen maar een constructie om blad naar boven te brengen.’ Maar ook onder het aardoppervlak gebeurt het nodige: wat je van een boom bovengronds ziet, heeft een ondergrondse pendant in de vorm van het wortelstelsel. Zowel takken als wortels kunnen schade of gevaarlijke toestanden opleveren. Bomen zijn even kwetsbaar en bewerkelijk als de kerkgebouwen die ze omringen. De regelgeving rondom het beeldbepalende ‘groen’ is voor veel mensen echter onbekende en lastige materie.
Zorgplicht ‘Vanwege de wettelijke zorgplicht voor bomen’, vertelt Miriam, ‘zijn we als SOGK juridisch verantwoor delijk voor het onderhoud van bomen. Voorheen reageerden we vooral op meldingen, nu moeten we preventief te werk gaan. Als een van onze bomen schade of letsel veroorzaakt, moet aantoonbaar zijn dat we alles gedaan hebben om dat te voorkomen.’ Die preventie is geen peulenschil. De Stichting bezit een heel bos, maar dan verspreid over meerdere locaties. ‘We beheren 54 kerkhoven waarop zo’n twaalfhonderd bomen staan.’ Een hele verantwoordelijkheid, zeker in een tijd dat gemeenten zich in toe nemende mate terugtrekken uit het groenonderhoud. ‘Toen ik een paar jaar geleden kwam te werken bij de afdeling Instandhouding, was ik tachtig procent van mijn tijd kwijt aan kerkgebouwen en de rest aan het groen. Tegenwoordig is dat precies andersom.’ ‘Om aan de zorgplicht te kunnen voldoen, zijn al onze bomen inmiddels gecontroleerd door een erkende, gecertificeerde boominspecteur. Daarbij scheelde het enorm dat Jan Hofman, vrijwilliger van de Kerk hovencommissie, alle bomen al had geïnventariseerd en ingetekend op plattegronden.’ Als er nu een mel-
ding van een probleem of calamiteit binnenkomt, kan Miriam op haar computerscherm de bewuste boom meteen oproepen in het speciaal daartoe ontwikkelde programma ‘Digi tree’. Niet alleen de ruimtelijke situatie is daarin inzichtelijk, maar ook de onderhoudstoestand van de boom. De kwalificaties lopen van probleemvrij naar categorieën als ‘attentieboom’ en ‘risicoboom’. Uiteraard wordt er van alles aan gedaan om te voorkomen dat het zover komt.
Emotie Het snoeien of zelfs kappen van attentie- en risicobomen kan een situatie opleveren waarin de emoties hoog oplopen. ‘Kerkhoven worden voor de Stichting steeds belangrijker. Niet alle dorpsbewoners komen in de kerk, maar het kerkhof – vaak midden in het dorp gelegen – is wel voor iedereen zichtbaar en beeldbepalend. Ingrepen liggen meer dan eens nogal eens gevoelig.’ De registratie van de bomen is in dat geval een houvast. ‘Het onafhankelijk inspectierapport is een stevige onder legger en zorgt er voor dat discussies niet alleen over esthetische kwesties gaan. Veel mensen tonen dan toch begrip, ook als de uitkomst voor hen teleurstellend is.’ Het herplanten van bomen is soms mogelijk. ‘Maar het initiatief daarvoor moet dan wel vanuit het dorp komen.’ Daarvoor gelden dan wéér andere regels: ‘Het moet archeologisch wel toe gestaan zijn.’ Groenonderhoud bij de kerk van Krewerd. Foto archief SOGK. Boominspectie op het kerkhof van Obergum. Foto archief SOGK.
O p w e g n a a r 2 0 19
In 2019 bestaat de Stichting Oude Groninger Kerken vijftig jaar. Een moment om te vieren, en om terug te kijken. In deze rubriek besteden we aandacht aan de jubileumactiviteiten die op stapel staan.
We gaan voor goud: het logo Jubilea hebben de (eigen)aardige eigenschap een duo te vormen met een specifiek materiaal als bijvoeglijk naamwoord. Bent u bijvoorbeeld een half jaar getrouwd, dan viert u uw linnen huwelijksfeest. Bij vijf jaar gaat het om hout en haalt u de twintig, dan mag u uw porseleinen feest vieren. De gedachte is natuurlijk: hoe langer, hoe beter, dus het materiaal waar het om gaat stijgt met de jaren in waarde. Vijftig jaar is op de schaal van mensenlevens een behoorlijke tijd; een halve eeuw maar liefst. Niet voor niets gaat het hier om een ‘gouden jubileum’. Niet iets om ongemerkt voorbij te laten gaan, en daarom maakte ontwerpbureau 212Fahrenheit een speciaal logo. Het woord ‘logo’ komt van het Griekse ‘logos’ dat woord betekent; het gaat dus eigenlijk om een woord of verhaal, gevangen in een beeld. Hoe ving 212Fahrenheit het naderende jubileum van de stichting? In de eerste plaats: in goud. Het gaat immers om een gouden feest. Het logo is overigens ook te gebruiken in de huisstijlkleur, maar in goud is het toch het allermooiste. Ten tweede kan gezegd worden dat het gaat om een zelfbewust, robuust beeld. Een stevig blok, bonkig als een baksteen eigenlijk, goed passend bij de Groninger kerken. 24-karaats, is een gedachte die opborrelt bij het kijken naar het beeld – zou 50-karaats ook bestaan? In dit 24-karaats blokbakstenen beeld treft u ’50 GK’, vijftig jaar Groninger Kerken. Terwijl de twee cijfers en twee letters door de wimpers heen ook de suggestie wekken ‘SOGK’ te willen zeggen: Stichting Oude Groninger Kerken. De loepzuivere eenvoud en zeggingskracht van dit logo belooft wat voor het jubileumjaar 2019!
‘Uit hoog gras en welig woekerend onkruid steken scheef wat groenbemoste grafzerken omhoog. De verweerde letters erop zijn nauwelijks leesbaar. Als we het oude vervallen kerkje binnenkomen, wieken koppels duiven wild opgeschrikt onder het klankbord boven de grauwe preekstoel uit. Ze nestelen onder het dak dat door een groot gat in de planken zoldering zijn gehavende pannen laat zien. Tegen de beschimmelde muur hangt in een dicht web van stof een potsierlijk half verteerd collectezakje. De vloer is overdekt met een glibberige laag duivenmest. Dit is de eerste indruk van het kerkje van Leegkerk onder de rook van Groningen. Sinds vier jaren wordt het niet meer gebruikt, jaren waarin het verval zienderogen voortwoekerde. Het is een romantiek juweel, oorspronkelijk gebouwd in de dertiende eeuw. Later is er nogal wat aan veranderd, soms tamelijk onhandig, maar het slanke houten torentje met zijn spits uit de achttiende eeuw, geeft het een wonderlijk verfijnd accent. De najaarswind woelt rusteloos in de hoge struiken tegen de brokkelige, diep gekleurde muur. Aan alle kanten staat het kerkje vrij in het vlakke Groningse land, vrij voor storm- en regenvlagen die het rumoerig bestoken en het dagelijks verder dringen naar zijn weerloze ondergang.’ We hebben deze ondergang nog een mooi tijdje weten uit te stellen!
Waar we vandaan komen – Onderzoek Eelco van Es Eelco van Es doet onderzoek naar de geschiedenis van de Stichting Oude Groninger Kerken. Met het oog op het na derende jubileum kijkt hij terug. Vaak stuit hij op bijzonder materiaal. De kerken in het bezit van de Stichting staan tegenwoordig fier overeind. Hier zijn wel bergen werk voor verzet. De Tijd zelf pleegt de grootste beeldenstorm. Een van de eerste kerken die in het bezit kwam van de stichting, in Leegkerk, was er een kleine vijftig jaar geleden beroerd aan toe. Rooms-katholiek dichter en journalist Gabriël Smit kon het ook moeilijk aanzien, en hij schreef hierover in de Volkskrant van 4 oktober 1969 het volgende:
De kerk van Leegkerk voor de restauratie van 1970. Foto archief SOGK.
De Stichting is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Dit katern verschijnt vier maal per jaar, los en als onderdeel van het tijdschrift Groninger Kerken, voor donateurs van de stichting. • Redactie: Martin Hillenga • Vormgeving en productie: Ekkers en Paauw • Drukwerk en verzending: Zalsman Groningen • Adres: Coehoornsingel 14, 9711 bs Groningen • telefoon (050) 312 35 69 • e-mail: info@groningerkerken.nl • www.groningerkerken.nl
1 Gewelfschildering van Johannes de Doper in de kerk van Stedum. De datering 1418 dient gelezen te worden als 1478; waarschijnlijk is deze bij de restauratie foutief gereconstrueerd. Foto archief Regnerus Steensma.
Anneke B. Mulder-Bakker
Hoe het kluizenaarsideaal naar het Groningerland kwam in woord en beeld Na een inventarisatie van historische eremieten en reclusen op het Groningerland, gaat de auteur na hoe het kluizenaarsideaal hier in het Noorden terecht kan zijn gekomen. De levens van de brengers van het Christendom, de peregrini – zwervende eremieten, reclusen en missionarissen – speelden hierin een grote rol, evenals de verbeelding van kluizenaars en het kluizenaarsideaal op muur- en gewelfschilderingen.
Johannes de Doper en de woestijnvaders In Stedum wordt op het vieringgewelf van de Bartholomeuskerk de figuur van Johannes de Doper afgebeeld als woestijnvader in kameelharen boetekleed (afb. 1). Volgens de evan gelist Lucas leefde Johannes de Doper in de woestijn toen God hem opriep om te prediken: ‘Bereid de weg des Heren,
maakt recht zijn paden’ (Luc. 3). Daar kwam Jezus naar hem toe om zich te laten dopen. Jezus leefde ook zelf in de woestijn ‘waar hij veertig dagen verzocht werd door de duivel’ (Luc 4). De Johannesfiguur op de gewelfschildering in de Martinikerk en op de sluitsteen in het koor, is eveneens gehuld in een schamel kleed, al is dat hier enkellang (afb. 2-3).1 Zo
1 In de Martinikerk (schip) wordt ook Bavo, de achtste-eeuwse recluse uit Gent, afgebeeld, maar hier als een jonge valkenier. Die voorstelling treffen we ook aan in de Bavokerk in Haarlem.
29
30
< 2 (lb) Johannes de Doper met het Lam Gods. Gewelfschildering in het schip van de stad-Groninger Martinikerk, tweede helft 15e eeuw. Foto Duncan Wijting. 3 (rb) Sluitsteen in het koor van de Martinikerk met de beeltenis van Johannes de Doper, geschilderd ca. 1420. Naast het Lam Gods houdt hij een boek vast. Foto Duncan Wijting. 4 (lo) Johannes de Doper in de wildernis, eind 15e eeuw geschilderd door Geertgen tot Sint Jans. Johannes zit hier, vergezeld van het Lam Gods, in een lieflijk parklandschap met in Noordwest-Europa inheemse dieren (ekster, konijn). Collectie Gemäldegalerie der Staatlichen Museen, Berlijn. 5 (ro) De verzoeking van Sint Antonius, begin 16e eeuw geschilderd door Jheronimus Bosch of een navolger. De eremiet Antonius is gekleed als een antonieter abt. Net als de historische kluizenaar Gerlach van Houthem heeft hij een woonstee in een holle eik. De boom staat aan een beek in een landschap met voor bewoners van de Nederlanden herkenbare gebouwen. Collectie Museo de Prado, Madrid.
maakten de middeleeuwse gelovigen niet alleen via de Bijbel maar ook door de muurschilderingen in hun kerken kennis met de voorstelling van een woestijnvader: naakt, alleen gehuld in een dierenvel of kameelharen kleed, met lange onverzorgde haren en baard. Het loont de moeite om na de inven tarisatie van kluizenaars en reclusen op het Groningerland in mijn eerste artikel nu wat nader na te gaan op de vraag waar dit kluizenaarsideaal vandaan komt en in welke vorm het naar de Lage Landen is gekomen. Het eremitisme is, zoals wij weten, een wijd verbreid religieus verschijnsel. Binnen het jodendom, de islam en het boeddhisme, overal vinden we kluizenaars en anachoreten (diep in de woestijn levende kluizenaars) die zich in de eenzaamheid terugtrekken of anders God dienen bij een heiligdom. In het christendom begonnen vanaf de derde en vierde eeuw steeds meer mannen en een enkele vrouw zich als eremieten uit het sociale leven terug te trekken. Zij zochten de rust en concentratie om zich geheel aan God te kunnen overgeven. Daarvoor trokken zij de woestijn in. Paulus, de eerste Eremiet, leefde volgens zijn legende zo ver van de bewoonde wereld vandaan dat een raaf hem elke dag een brood kwam brengen. Antonius de Grote leefde in de graven van de doden en streed daar met de duivel. Op gezette tijden keerde hij terug naar de grote stad om boetepreken te houden. Thaïs, de rijke courtisane, werd een ascetische recluse in de woestijn. De ver halen over hen vonden al snel hun weg tot in het Noorden van het Romeinse Rijk. Martinus, de legioensoldaat die wij kennen als de bisschop van Tours, werd al in de vierde eeuw door het voorbeeld van Antonius tot het kluizenaarsbestaan bekeerd en leefde een aantal jaren op een onbewoond eilandje voor de Italiaanse kust.
Beeldvorming in de late middeleeuwen Nadat in de dertiende eeuw de heiligenlevens over deze en andere heiligen waren samengebracht in de Legenda Aurea en vervolgens vertaald en aangevuld in bundels met Gouden Legenden of Passieverhalen, kwam ook het gewone kerkvolk in onze landen met de woestijnvaders en -moeders in aanra-
king. Rondreizende bedelmonniken – bijvoorbeeld de dominicanen op het Hogeland – plunderden de Legenda Aurea op zoek naar stichtelijke wonderverhalen voor hun boetepreken. In de late middeleeuwen werd ook het beknopte boek met Levens van Woestijnvaders populair. Schilders begonnen hen af te beelden op altaarpanelen (afb. 4-5). Het zijn deze olieverfschilderijen die óns beeld van eremieten hebben bepaald. Hoewel de makers zich lieten inspireren door de oude vitae, beeldden zij – nogal vervreemdend voor ons – de woestijnvaders af alsof ze tijdgenoten van hen zelf waren, levend in een laatmiddeleeuwse setting. Antonius de Grote en Johannes de Doper werden vanuit de Egyptische woestijn overgezet naar de grazige weiden in Vlaanderen of de bossen van Brabant. Antonius blijkt zelfs onder of ín een oude eikenboom te huizen net zoals de historische kluizenaar Gerlach van Houthem had gedaan. Hoewel de historische Antonius een geleerd man geweest moet zijn, een filosoof, die zichzelf als een profeet van God zag, werd hij in de legende en op de laatmiddeleeuwse panelen teruggebracht tot de kerkvader die bestookt werd door duivelse verzoekingen: de wellustige vrouwenlijven en de wanstaltige gedrochten konden geen toeschouwer ontgaan. Zijn daadwerkelijke prediking en omgang met bezoekers zijn compleet uit het beeld gedrukt.
Christoffel op het Groningerland Op het Groningerland vinden we van deze woestijnvaders niets terug – tenzij we in de muurschilderingen van Christo phorus een aangepaste versie herkennen. In Groningen is Christoffel de meest afgebeelde heilige.2 In Noordbroek wordt hij zelfs tweemaal afgebeeld. Op een grote gewelfschildering in het schip van de kerk uit circa 1488 wordt hij neergezet als een reusachtige kluizenaar die samen met een andere eremiet aan het water woont en zijn kostje verdient door passanten over te zetten; een herkenbare activiteit voor bewoners in deze contreien, zij hadden er regelmatig zelf mee te maken (afb. 6). Abt Frederik van Hallum vertelt bijvoorbeeld in zijn kroniek dat hij eens een zwangere vrouw door het ijskoude water naar de overkant tilde. Frederik was
2 Zie Lydia Wierda, ‘De Heilige Christophorus in Groninger Kerken’, Groninger Kerken 21 (2004) 36-41. Zij behandelt ook kort de schrifte lijke overlevering.
31
6 De Heilige Christophorus op het schipgewelf van de kerk van Noordbroek, circa 1488. Links op de voorstelling is de kluizenaar uit de legende afgebeeld. Foto archief Regnerus Steensma.
32
geen reus en hield er een gevaarlijke niersteenaanval aan over. 3 Een geweldenaar als Christoffel werd hier node gemist. De entourage waarin Christoffel op het gewelf in Noordbroek wordt gezet, moet de Groningers hebben aangesproken. Zij vertoont overeenkomsten met de verzoekingen van Antonius op de gravures uit ongeveer diezelfde tijd. In het water zwemmen verleidelijke meerminnen. De compagnon kluizenaar, bijna net zo groot afgebeeld als de reus zelf, helpt de voorstelling karakteriseren als een ermitage. Christoffel is hier de woestijnvader met lange haren en baard en gehuld in een korte (kameelharen?) mantel; een fantasiekleed wappert achter hem aan. Op de achtergrond zijn eilandjes te zien met elk hun eigen parochiekerkje. We kunnen Christoffel hier, net als Antonius, beschouwen als een profeet met het Christuskind op zijn schouder. Hij vervult een essentiële rol in het geheel van de heilsgeschiedenis zoals die in achtereenvolgende episoden is afgebeeld op de gewelfschilderingen in schip en koor (afb. 7-8). Het Christuskind houdt een wereldbol in zijn handjes, alvast een vooruitwijzing naar de muurschildering in het koor. Daar zetelt Christus als de wereldrechter bij het Laatste Oordeel op eenzelfde
wereldbol. In Noordbroek roept Christoffel, de profeet, gelovigen op zich te bezinnen zodat zij zich bij het Laatste Oordeel zullen kunnen verantwoorden en naar de hemel geleid zullen worden. Van het loodzwaar worden van het kind zien we niets terug; dat is iets van de schriftelijke legenden. Er is in Noordbroek nog een tweede afbeelding van Chris toffel, naast de ingang in het zuidertransept (afb. 9). Hier vormt hij een losse, op zichzelf staande beeltenis, waar gelovigen hem konden aanroepen als beschermer tegen een onverwachte dood. Middeleeuwers geloofden dat als zij ’s ochtends even een beeld van Christoffel hadden gegroet, zij die dag beschermd zouden zijn tegen een onvoorziene dood, dat wil zeggen een dood zonder sacramenten te hebben ont vangen. Deze muurschildering is veel ouder, midden veertiende eeuw, en sluit aan bij de Christoffel-voorstellingen in andere kerken (afb. 10).
Westers eremitisme Om terug te keren naar de historische werkelijkheid: het Leven van Antonius inspireerde, als gezegd, de legioensoldaat Martinus (ca. 316-397) om de wereld vaarwel te zeggen en
3 H.Th.M. Lambooij e.a. (red., vert.), Vitae Abbatum Orti Sancte Marie (Hilversum 2001) 159.
7 (lb) Christus als Wereldrechter gezeten op een wereldbol, gewelfschildering van omstreeks 1488 – > onderdeel van een Laatste Oordeel-cyclus – in het koor van de kerk van Noordbroek. Foto archief Regnerus Steensma. 8 (rb) De hemel, gewelfschildering van omstreeks 1488 – onderdeel van een Laatste Oordeel-cyclus – in het koor van de kerk van Noordbroek. Het hemelgebouw bestaat uit drie verdiepingen; door de ramen zijn de binnengetreden gelukzaligen zichtbaar. Bij de toegang staan een engel en Petrus, herkenbaar aan zijn sleutel. Foto archief Regnerus Steensma. 9 (lo) Christoffel op een muurschildering in het zuidertransept van de kerk van Noordbroek, circa 1350. Foto archief Regnerus Steensma. 10 (ro) Christoffel-voorstelling op de triomfboog in de kerk van Sellingen, begin 16e eeuw. Foto archief Regnerus Steensma.
11 Sint-Martinus, afgebeeld als ridder die zijn mantel deelt met een bedelaar. Gewelfschildering uit de tweede helft van de 15e eeuw in de Martinikerk, Groningen. Foto Duncan Wijting.
34
eremiet te worden in de volstrekte afzondering (afb. 11). Na enkele jaren kwam hij echter tot het inzicht dat dit niet zijn ideaal van christelijke perfectie was. Hij keerde in de wereld terug, ging naar Gallië, waar hij het kluizenaarsbestaan in een gemeenschapje van eremieten combineerde met prediking en de verkondiging van het christendom. Hij werd mis sionaris en vervolgens bisschop. Ook als bisschop bleef hij missiereizen ondernemen en zich terugtrekken in de rots holen aan de Loire bij Marmoutier, zoveel hij kon. Zijn leefwijze acht ik kenmerkend voor het zich ontwikkelende ‘westerse’ eremitisme. Martinus’ biograaf, Sulpicius Severus, die de oude bisschop-kluizenaar persoonlijk bezocht, vergelijkt hem met de anachoreten in de woestijn. ‘Van hen [de woestijnvaders] wordt geleerd, dat zij, vrij van iedere hindernis, met alleen de hemel en de engelen tot getuige, hun wonderen doen; maar hij [Martinus], levend midden in de gemeenschap en de omgang der mensen, onder twistende geestelijken, onder bisschoppen, die als wilden tekeer gingen, gebukt onder bijna dagelijkse schandalen, nu hier, dan daar – híj hield desondanks stand, geworteld in een onoverwinnelijke kracht, tegen de ganse wereld, en hij heeft zoveel gedaan als zelfs zij, van wie we zojuist gehoord hebben dat zij in de woestijn leven of geleefd hebben, niet hebben verricht.’ 4 Het is deze vorm van de eenzaamheid zoeken in combinatie met zorg voor de mensen om hen heen, die Ierse en Angel-
saksische monniken geïnspireerd heeft om ook hun eigen gemeenschap te verlaten. Zij begonnen zich terug te trekken op een onbewoond eilandje – één van hen, Brandaan, koos zelfs ongemerkt de rug van een walvis als ermitage en reisde zo tot aan de poorten van het paradijs 5 – of staken over naar het continent om daar net als Willibrord en Bonifatius met hun metgezellen rond te zwerven en het christendom te prediken. Zij worden meestal peregrini genoemd, zwervende eremieten, reclusen en missionarissen. Zij waren geen pelgrims, hoewel dat woord van peregrinus is afgeleid, want pelgrims hebben een vast reisdoel, een bedevaartsoord, en keren daarna naar huis terug. Peregrini kozen voor het zwervende bestaan ver van huis en haard, zij trokken rond zonder vaste woon- of verblijfplaats en verkondigden het christendom. Het waren deze peregrini die het christelijke geloof naar de Friese landen brachten – en dus ook deze vorm van kluizenaarsideaal voorleefden. Denk aan Bonifatius zelf, aan Liudger of aan Otger.
De peregrinus-kluizenaar Otger in Groningen Zo was er een drietal peregrini uit Engeland en Ierland, Wiro, Otger en Plechelmus, die vermoedelijk in de tijd van Bonifa tius en de Karolingische hofmeier Pippijn III, rond het midden van de achtste eeuw, naar het vasteland kwamen. Wiro en
4 C.W. Mönnich (inl., vert.) Martinus van Tours. Naar de beschrijving van zijn leven door Sulpicius Severus (Amsterdam 1962) 83.
12a en 12b De zilveren 15e-eeuwse reliekschrijn, in de vorm van een borstbeeld, in de Plechelmusbasiliek van Oldenzaal. De schrijn zou de schedel van Plechelmus en twee vingerkootjes bevatten. Fotoâ&#x20AC;&#x2122;s Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. 13 Beelden boven de zuidingang van de Plechelmusbasiliek in Oldenzaal, voorstellend Wiro, Otger en Plechelmus.
36
14 De heilige Otger met een martelaarspalmtak. Schildering uit de tweede helft van de 15e eeuw in de stad-Groninger Martinikerk. Foto Duncan Wijting. 15 Vita van Otger (hier Odger genoemd). Handschrift uit de 15e eeuw (na 1446) afkomstig uit het stad-Groninger Olde Convent. Foto Dirk Fennema, collectie Universiteitsbibliotheek Groningen.
Plechelmus waren, volgens hun heiligenlevens, bisschop en missioneerden mogelijkerwijs in de omgeving van de Karo lingers en in Twente. Otger wordt in zijn mogelijk tiende- eeuwse heiligenleven diaken genoemd. Activiteiten van hem worden daarin niet verder gespecificeerd behalve dan dat hij zich met Wiro en Plechelmus terugtrok ‘op een eenzamen plaats’ bij wat nu Odiliënberg in Limburg is. Hier stichtten de drie peregrini een ermitage en bouwden een kapelletje, waarin of waarbij ze begraven werden. In de tiende eeuw pro pageerde de Utrechtse bisschop Balderik (bisschop van 918-975), eigenaar van Odiliënberg, hun heiligheid en schonk onder meer relieken van Plechelmus aan de kerk in Oldenzaal (afb. 12a-12b, 13). Daar wordt hij sindsdien vereerd als patroonheilige. Mogelijk schonk Balderik toen de relieken van Otger aan Groningen.6 In elk geval wordt Otger hier als oudste patroonheilige vereerd, ver vóór Martinus en Nicolaas. Hij staat af gebeeld in de Martinikerk en zijn heiligenleven wordt bewaard in een handschrift uit het Olde Convent, het oudste begijnhof, later Derde Orde-klooster, in de stad (afb. 14-15).7 Het is een opmerkelijke handschrift uit het midden van de vijftiende eeuw waarin onder meer een negental korte heiligenlevens is opgenomen van vooral kluizenaars en reclusen. Otgers vita is hierin compleet afgeschreven, maar het vult, als gezegd, zijn kluizenaarsbestaan niet echt in. Hij was als een ‘metgezel in de peregrinatio’ naar het vasteland ge komen. Hij was ‘arm voor de wereld, maar rijk voor God, en blonk uit in zijn voornemen een heilig religieus leven te leiden.’ 8 Al met al bracht hij wel, zo mogen we aannemen, in de traditie van Liudger het westerse kluizenaarsideaal naar Groningen. Dat moet dan gebeurd zijn nog vóór de tijd dat Walfridus elke dag blootvoets naar de kerk in Groningen liep, het kerkje waarin Otger vereerd werd, en nog voordat hij zijn kluis bij de borneput betrok. Of er een relatie is tussen het een en het ander zullen we bij gebrek aan schriftelijke bronnen nooit kunnen vaststellen. Concluderend, Walfridus in zijn kluis bij de borneput, de kluizenares bij de Martini, de recluse in Stitswerd, en de kluizenaars aan de Hereweg getuigen ieder voor zich van een sociaal bewogen, naar de mensen toegekeerd, kluizenaars ideaal. Zij staan in de traditie van de peregrini uit Karo lingische tijd, onder meer van Otger dus, de ‘historische’ voorvader en van Christoffel, de kluizenaar-profeet uit de legende. 5 Maartje Draak en Bertus Aafjes (red, vert.), De Reis van Sinte Brandaan (Amsterdam 1985). 6 Zie het rijk gedocumenteerde hoofdstuk van F.J. Bakker, ‘De heilige Otger, Groningen en bisschop Balderik van Utrecht’, in: J.W. Boersma e.a. (red.), Groningen 1040. Archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen (Bedum 1990) 209-216. 7 Groningen, UB., Hs. 23, fol. 110r-112r. 8 Editie van deze vita door M. Willemsen, ‘Oorkonden en bescheiden van St. Odieliënberg’, Publications de la société historique et archéologue dans le Limbourg 22 (1885) 529-533.
Postbus 5086 Verbindingsweg 13 9781 DA Bedum 9700 GB Groningen tel fax
T 050-2100194 M 06-26888044
www.tomfeith.nl info@tomfeith.nl
050 301 12 00 050 301 17 00
info@johnlemmen.nl
Verbindingsweg 13 9781 DA Bedum tel
050 301 12 00
“Wat Arrix vooraf heeft beloofd, fax 050 301 17 00 zijn ze ook nagekomen”
info@johnlemmen.nl
Vertrouwt u ook blind op uw ICT? ICT-oplossingen moeten uw bedrijfsvoering eenvoudiger, rendabeler, effi ciënter en plezieriger maken. Met dit in gedachten werken onze medewerkers iedere dag met veel plezier aan uitdagende projecten. Het resultaat? ICT waar u gemak van heeft en waar u blind op kunt vertrouwen.
Rob Rikmanspoel, Divisiemanager Bedrijfsdiensten IMpact ‘IMpact maakt werk mogelijk’
Heideanjer 2 | Drachten | 0512 - 543 221 | www.arrix.nl
16013934-1_ARRIX_Adv_StichtingGroningerKerken_190x65,5.indd 1
22-01-16 14:11
DAN
r 0 5 MEER
Jaa
E R VA
RING
Van Lierop Conserveert & Herstelt Hout | Verdrijft Vocht
Van Lierop Van Lierop
Een gezonde kijk op onroerend goed Onderzoek op (hout)aantasting | Houtinsectenbestrijding Zwamsanering | IsochipsÂŽ-kruipruimteisolatie | Vochtwering Kruipruimterenovatie | Houtrestauratie met epoxytechniek Heteluchtmethode | Zuurstofarmeluchtmethode Kelderafdichting | Inspectieabonnementen Vestigingen Noord: Alphen a.d. Rijn | Heerhugowaard | Assen | Vestigingen Zuid: Boxtel | Echt | Mechelen (B) |
www.vanlierop.nl Van Lierop
Van Lierop Van Lierop
0172 43 35 14
0411 63 26 47
Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouw werk toe! bouwwerk
H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver
Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl
Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen
De Schilder, de beste vriend van je huis
Met een passie voor panden met geschiedenis 050 403 14 83 info@laurenshout.nl www.laurenshout.nl
Timmer- en restauratiewerken AdvLaurenshout_OGK_2013.indd 1
|
Interieur ontwerp en uitvoering
|
Deskundig in duurzaam (ver)bouwen 23-01-13 10:00
Bouwbedrijf W.H. Blokzijl Hoofdweg 154 Blijham Telefoon 0597 - 56 12 25 fax 56 12 83 Utiliteitsbouw Restauratie Particuliere bouw Houtskeletbouw Onderhoud Renovatie Verbouw
Voor al uw bouwwerken
Voor al uw - voegwerken - voegwerkrestauratie - gevelreiniging Noordveenkanaal n.z. 21 7831 aw Nieuw Weerdinge tel. 0591 - 522 258 / 522 770
Door jarenlange ervaring in renovatie en restauratie kunnen wij de schade aan uw gebouw of woning vakkundig en duurzaam herstellen. Onze vaklieden wonen en werken in uw regio en spreken de â&#x20AC;&#x2DC;toalâ&#x20AC;&#x2122;. Zij staan voor u klaar!
BRANDSBOUW.NL
050-57 57 800
Brands Bouwgroep B.V. is erkend applicateur van Thor Helical verankering en herstelsystemen. Renovatie spouwanker isolatie bevestiging Scheurherstel systeem Lateiherstel systeem Muurherstel systeem
Kieler Bocht 33, 9723 JA Groningen
H C
oveniersbedrijf oen Overdevest Leens Wierde 4 tel. 0595-571187
www.overdevesthoveniers.nl VCA gecertificeerd. Erkend Hovenier. Groenkeur gecertificeerd bedrijf.
Lid VHG
Ontwerp, aanleg,
onderhoud, (sier)bestrating en complete terreininrichting
Voor: * een compleet tuinontwerp en/of beplantingsplan * complete terreininrichting * de aanleg van uw tuin * onderhoud aan uw tuin b.v.: - renovatie - voor- of najaarsbeurt - maandelijks onderhoud - wekelijks maaien van uw gazon - gazononderhoud zoals bemesten en verticuteren (mosbestrijding) - enz. * snoeien van bomen en heesters * kappen van bomen * plaatsen van schuttingen, pergola’s, tuinhuisjes, bielzen, hekwerken enz. * aanleg van sierbestrating, grindpaden, schelpenpaden, enz. * aanleg van vijvers * het leggen van graszoden * ontwateren v/d tuin d.m.v. drainage * levering van bomen, heesters, coniferen, vaste planten, haagen bosplanten, potgrond, bemeste tuinaarde, gedroogde koemest, kunstmest en alle tuinmaterialen.
VASTGOED ONDERHOUD
BEGLAZING, WANDAFWERKING, DEALER VAN RUYSDAELGLAS, INDUSTRIEEL SPUITWERK, RESTAURATIE & HOUTRENOVATIE
Neem contact op met Robert van der Maar op 050-549 41 71 Koldingweg 15 • 9723 HL Groningen • Fax 050-549 46 31 • E-mail info@vdmaar.nl • Website www.vdmaar.nl
HOLS TEIN
re s t a u ra t ie a rc h it e c t u u r Kantoren Insulinde Bankastraat 42 J 9715 CD Groningen tel.: 050 5770059 fax: 050 5771904 info@holstein-restauratie.nl www.holstein-restauratie.nl
sinds 1884 uw aannemer in de regio restaureren met oog voor detail meedenken en adviseren
Omdat bouwen vakwerk is vestigingen in Bedum – Appingedam – Valthermond
Bedum 050 – 30 13 862 De B&B is gevestigd in het oude Joodse schooltje midden in het historisch centrum van Appingedam, Broerstraat 6. Vanzelfsprekend staat kwaliteit hoog in ons vaandel. De B&B is geschikt voor max. 3 personen.
Een luxe B&B in historisch erfgoed: die vindt u in Appingedam.
www.booking.com www.airbnb.nl www.devijgenhof.nl De synagoge. Vanaf augustus 2016 tot mei 2017 vinden er verschillende evenementen plaats in de synagoge. De pro grammering bestaat uit concerten gegeven door o.a. Leny Kurh, Femke Wolthuis en Jan Henk de Groot. Verder zijn er workshops, high tea’s met muzikale omlijsting, exposities en rondleidingen. Kaarten voor concerten en opgaves voor workshops lopen via de website www.devijgenhof.nl
Kerkje van Klein Wetsinge
Tussen Sauwerd en Winsum ligt de kerk uit 1840, in 2014 in oude luister gerestaureerd. Ontdek de lunchkaart met verse spullen van het Hogeland. De locatie is geschikt voor: Huwelijk, Receptie, Concert, Vergadering, Diner, Feesten, Lezing en Tentoonstelling. De kerk is dagelijks geopend tussen 11.00 en 18.00 uur, behalve tijdens besloten partijen. Wilt u zeker weten dat de kerk open is, bel dan met Inez of Nicolaas Geenen: 06 54685405 of 06 46317067. Orgel te Tolbert. Gerestaureerd in 2001
Het Lohman-orgel in de Middeleeuwse kerk te Zuidwolde
MENSE RUITER orgelmakers b.v. Oosterseweg 13 9785 AD Zuidwolde (Gron.) Tel. 050-3010550 - Fax 050-3010560 E-mail: info@menseruiter.nl www.menseruiterorgelmakers.nl
Valgeweg 12 9773 tk Wetsinge kleinwetsinge@blgroningen.nl