Folia Magazine #24

Page 16

wetenschappers maar verwijzen naar een collega die volgens hen nóg deskundiger is. Maar dat is natuurlijk helemaal niet het belangrijkst.’ Het vinden van een geschikt persoon is ook voor Buitenhof een flinke opgave. Schulte Nordholt: ‘Wetenschappers zijn over het algemeen bleu en zitten veel te veel in hun ivoren toren. Ze hebben vaak geen idee wat televisie inhoudt en wat er van ze verwacht wordt. Of ze zijn gewoon angstig om een bepaalde mening te moeten verdedigen.’ Ook hij maakt vaak mee dat wetenschappers doorverwijzen naar een collega. Vooral vrouwen zijn volgens hem te bescheiden. ‘Natuurlijk heeft het gebrek aan vrouwen in de programma’s ook te maken met redacteuren die onvoldoende zoeken. Maar mijn ervaring is dat vrouwen heel vaak twijfelen en naar mannelijke collega’s doorverwijzen. Terwijl mannen dat andersom veel minder doen.’ Ook bereikbaarheid is voor hem vaak een groot probleem bij wetenschappers. ‘Ik had dat deze week nog met een hoogleraar staatsrecht, die dan vier dagen later reageert op een mail. Ja, zo werkt het bij de media natuurlijk niet.’ Simpel, snel en ongenuanceerd. In vliegensvlug tempo je onderzoek erdoorheen jassen en dan ook nog het risico lopen onderbroken te worden door een of andere tafelheer. Moeten wetenschappers eigenlijk wel willen aanschuiven in een tv-show? Latijnhouwers denkt van wel. ‘Omdat

‘Nuance is niet boeiend’ je trots bent op je onderzoek. Omdat het belangrijk en ook interessant kan zijn voor veel mensen. En misschien ook wel om je te profileren als wetenschapper.’ Dat laatste is iets wat volgens hem een steeds grotere rol speelt. ‘Het is niet zo dat wetenschappers zelf steeds liever willen, het wordt ze door universiteiten en instituten meer opgedrongen.’ Van een zekere lobby merkt ook Schulte Nordholt steeds meer. ‘Dan word je benaderd door een adviesbureau, en die beginnen dan over een thema, bijvoorbeeld watermanagement, dat belangrijk zou zijn om in Buitenhof te behandelen. Met daarbij terloops de opmerking dat een aantal hoogleraren in Nederland daar heel goed in is.’ Bij een nadere zoektocht blijkt dan vaak dat al die hoogleraren aan één instituut zijn verbonden, en dat instituut de opdrachtgever van het communicatiebureau te zijn geweest. Schulte Nordholt vindt dat vervelend. ‘Als ze open kaart spelen maakt het mij niet uit. Maar het gebeurt vaak quasibelangeloos, terwijl er commerciële belangen blijken mee te spelen.’ Maar over het algemeen zitten wetenschappers volgens hem te veel in hun cocon. Ook Wynia vindt dat wetenschappers veel meer naar buiten mogen treden. ‘Voorlichters lijken zich totaal niet bewust van wat ze allemaal kunnen bereiken. Ik vind dat de wetenschap nog lang niet genoeg gebruikmaakt van de mogelijkheden van talkshows. Wees eens iets brutaler. Als je een goed onderwerp hebt, staan wij erom te springen. Dan mag echt iedereen zich aanmelden.’ yyy

30

FoliaMagazine

Robbert Dijkgraaf

Louise Fresco

Ewald Engelen

President van de KNAW, universiteitshoogleraar, theoretisch fysicus.

Universiteitshoogleraar, aandachtsgebied duurzame ontwikkeling in

Hoogleraar financiële geografie en bijzonder hoogleraar etnisch ondernemer-

Wekelijks te zien in een van de actualiteitenrubrieken en dagbladen.

internationaal perspectief. Deskundigheid: duurzaamheid, tropische

schap. Wekelijks in Buitenhof, regelmatig in Pauw & Witteman, Nieuwsuur,

Deskundigheid: wetenschap, natuurkunde, onderwijs en kunst.

gebieden, klimaatveranderingen, natuur, milieu, voedsel.

EenVandaag. Deskundigheid: eurocrisis, bankencrisis, wetenschap.

‘Ik ga absoluut niet op alle media-aanvragen in, over elk verzoek denk ik van tevoren goed na en ik ben er vrij precies in waar ik wel en niet verschijn. Als ik denk dat er andere wetenschappers zijn die meer weten van een bepaald onderwerp, doe ik het niet. Een voorbeeld is de affaire rondom Stapel, daar heb ik uiteindelijk wel aan meegewerkt. Dat waren geen fijne uitzendingen, ik was op dat moment meer de schade voor de wetenschap aan het beperken. De leidende gedachte voor mij is toch: help ik mijn vakgebied en de wetenschap met mijn optreden? Daarnaast selecteer ik aanvragen aan de hand van de voorgesprekken die ik voer met de betreffende redacties. Wat is de invalshoek? Wie zijn de andere gasten, hoeveel spreektijd krijg ik en zit er wel of geen publiek bij? Ik ervaar tegengas krijgen tijdens een uitzending niet als heel vervelend, sterker: soms kan het erg nuttig zijn om uit je comfort zone te worden gelokt, dat levert spannende tv op. Soms is het goed te laten zien dat je het ook niet weet: dan geef je een waarheidsgetrouw beeld van wat wetenschap ook is of kan zijn. Ik ben geen wandelende encyclopedie. Je moet je nooit laten verleiden verstrikt te raken in onderwerpen waar je geen verstand van hebt. Opvallend en verbazend vind ik het flinke gevolg waar gasten – vaak politici – mee aan komen zetten. Ze laten zich van alles influisteren door hun adviseurs. Tja, dan wordt het nooit iets, je moet als spreker wel enig improvisatietalent hebben. Ik vind de Nederlandse media overigens erg conservatief. Zeker als het gaat om de selectie van sprekers. Ik heb er oprecht plezier in als ze een jonge wetenschapper vragen, daar heeft mijn ego geen moeite mee. Er zitten genoeg andere wetenschappers in de kaartenbakken – wat dat betreft maak ik mij geen illusies. Dat teruggrijpen op bekende gezichten heeft naar mijn idee niet alleen met luiheid te maken, maar ook met de werkdruk. Dan is de keuze tussen iemand waarvan je weet dat hij of zij het “goed doet op tv” en herkenbaar is voor je publiek, en een jong maar onbekend gezicht vaak snel gemaakt. Dat is jammer.’

‘In dertig seconden of tussen twee belspelletjes door mijn punt maken of uitleg bij een complex onderwerp geven, daar begin ik niet aan. Als er een rapport of onderzoek van mijn hand is verschenen en ik word op een serieuze manier benaderd om daar toelichting op te geven, dan doe ik dat graag. Liveprogramma’s vind ik makkelijker, daar heb je als gast meer controle over je optreden. Uiteraard weet ik dat in vooraf opgenomen programma’s wordt gemonteerd en dan kan het voorkomen dat je uitspraken niet volledig juist overkomen. Als columnist weet ik dat je in de geschreven pers geen controle hebt over de kop. Het is wel eens vervelend om boven een artikel ineens een kop te lezen waar je het niet helemaal mee eens bent. Ik zie mijn verschijning in de media als een zakelijk iets, ik zit er niet voor mijzelf maar om mijn vak te duiden en commentaar te leveren. Het draait om helder en eenvoudig je verhaal kunnen doen, wat betekent dat je al te veel nuanceringen moet inslikken. Jonge wetenschappers moeten dezelfde vaardigheden opbouwen als oudere collega’s, dus ik verwijs redacteuren met een verzoek ook vaak door. Ik ben zelf nogal terughoudend, maar het is zeker zo dat redacties vrij eenzijdig hun gasten selecteren. Dat heeft denk ik met luiheid te maken, ze lijken te denken: Pietje deed het gisteren aardig, laten we Pietje dan vandaag ook maar vragen. Het komt ook wel eens voor dat ik een uur aan de telefoon zit met een eindredacteur, onder het mom van een voorgesprek, maar dat ik daar dan later niets meer van hoor. Dat kost me vaak veel tijd. Mijn allereerste mediaoptreden was bij Sonja Barend, dat herinner ik me vooral omdat zij en ik het publiekelijk niet eens werden. Nerveus ben ik nooit, ook toen niet. Het is veelal laveren tussen kernachtig, helder en duidelijk uitleg geven voor een breed publiek en tegelijkertijd een gedegen onderbouwing niet uit het oog verliezen. Voor veel mensen is wetenschap niet iets wat op hun netvlies staat gebrand, dus als er kennis wordt gedeeld die in de kern waar is, vind ik het achterwege laten van al te veel nuance te rechtvaardigen.’

‘Ik merkte dat sommige aanvragen om in een uitzending te komen zitten minder prettig voelden. Ik ben primair een academicus, een deskundige op een bepaald vakgebied. Ik kijk dus ook naar de bedoeling van de redactie van het programma: staat de amusementswaarde of de waarde van het geven van gedegen informatie voorop? Dat lijkt misschien vooraf vrij duidelijk, maar dat is het zeker niet altijd. Soms leek het om een informatief programma te gaan, bijvoorbeeld bij Pauw & Witteman, maar merkte ik dat ik gaandeweg de uitzending ondergeschikt werd gemaakt aan amusement. Die doe ik nu dus niet meer. Daarnaast vraag ik tegenwoordig ook tijdens forse voorgesprekken naar de inkleuring van het programma; de framing van het onderwerp en de kwaliteit van de journalist. Ik vind het een opdracht van de wetenschap om duidelijke informatie te geven en de behoefte naar duiding te bevredigen. Neem de huidige eurocrisis. Een breed publiek wil daar – terecht – helder over geïnformeerd worden. Het is een taak van de wetenschap om dat zorgvuldig te doen. De belastingbetaler heeft mij vrijgesteld om onderzoek te doen, daar hoort een verplichting bij ten opzichte van het publiek. Dat is niet mijn enige motief; ook spelen enige mate van ijdelheid en behoefte aan erkenning mee. En ja, ik heb door mijn optreden in het publieke debat ook persoonlijk voordeel: het werkt goed voor je netwerk, je krijgt sneller uitnodigingen, je spreekt mensen die je normaal niet zo snel spreekt. Zo werkt het; ook hierbij schijt de duivel altijd op de grootste hoop, zo blijkt. Dat redacties steeds dezelfde talking heads benaderen heeft volgens mij niet alleen met gemakzucht te maken. Ik weet dat er redacteuren zijn, bij Buitenhof bijvoorbeeld, die echt moeite doen nieuwe gezichten en andere meningen te vinden, maar die ook letten op herkenbaarheid van deskundigen voor de kijkers. Wetenschap kun je niet terugbrengen tot wat soundbites, dat past wetenschap niet. Maar, en daar kunnen we over klagen wat we willen, tv heeft wel een eigen logica. Het is een balans vinden tussen compact en helder je punt maken en tegelijkertijd kunnen nuanceren. TV is wat het is: een vluchtig medium, en morgen is er weer een andere hype.’

FoliaMagazine

31


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.