als men vraagt waarom schrijf je in hemelsnaam nog gedichten antwoord dan omdat mensen niet onder mijn tong blijven liggen omdat je gedichten stil kunt laten staan als een luisterend oor tegen je schokkende borstkas omdat poëzie aan je ribben is gaan rusten en een verband heeft aangelegd met jouw verhaal.
I’ve been so depressed that all my clothing fits, and I look good in everything. Black especially. Maybe my mother will see me while I’m still thin, but not too bleak. You look good, she’ll tell me, and I’ll say Ma, I feel good. Liz Rosenberg ‘Poems of Delight’ (fragment)
Lieke Marsman, ‘soms moet dat’ (fragment)
‘ Filosofie studeer ik voor het geld’ Ze is geen familie van de beroemde Nederlandse dichter Hendrik Marsman. En ze slamt nooit. Volgende week verschijnt haar eerste bundel bij Van Oorschot: Lieke Marsman. Marianne Mann / foto Roger Cremers
A
ls jongste dichter viel ze op tussen de gevestigde namen op het grote podium van de Stadsschouwburg in Utrecht tijdens de Nacht van de Poezië, terwijl haar generatiegenoten aan het slammen waren in de lawaaiige kleine zaal. Op 18 november presenteert Lieke Marsman (20) bij Uitgeverij van Oorschot haar eerste bundel: Wat ik mijzelf graag voorhoud. Folia kwam een bakje linzensoep en citroenmerengue mee-eten in het Unicastudentenhuis, waar Marsman een van de bovenste kamers van het door de verzekering net-niet afgekeurde pand op de Reguliersgracht bewoont. Als we na het eten met een fles wijn op haar kamer zitten, grijnst ze: ‘In Folia staan was natuurlijk een droom.’ Gedichten ‘Mijn eerste gedicht schreef ik voor een poëziewedstrijd van de Openbare Bibliotheek Zaltbommel tijdens de Kinderboekenweek. Ik had van die VPRO-ouders die zeiden: “Ga jij dat maar eens doen.” Ik was altijd al aan het schrijven, mijn eerste “boek” had ik af toen ik zes was. Het bestond uit verhaaltjes als “Mama is jarig. Er is taart. Het is slagroomtaart.” Toen ik twaalf was en naar popmuziek luisterde schreef ik mijn eerste gedichten, in het Engels, want dat waren die liedjes ook. Later merkte ik dat ik het leuker vond om in het Nederlands te dichten. Ik kon meer met de woorden en had een grotere controle over de taal.’ Omweg ‘Poëzie is een soort omweg om uit te drukken wat je voelt. Het is indirect. Als ik begin met schrijven, heb ik een korte anekdote of een klein uitgangspunt en probeer ik daar langzaam een gevoel in te 10 Folia
verwerken. Overigens ben ik heel slecht in praten over mijn eigen gedichten. Niet omdat ze voor zichzelf spreken, maar omdat ik denk: ik heb dit een jaar geleden geschreven. Vaak weet ik zelf niet meer waarom of wat ik toen precies voelde.’ Rosenberg ‘Ik lees veel moderne, Amerikaanse dichters, zoals Liz Rosenberg. Deze zomer heb ik in de Tolhuistuin tijdens de Poëziemarathon van Perdu mijn eigen vertaling van een gedicht van haar voorgedragen. Als ik me met een gevoel kan identificeren raakt een gedicht me, maar het is nog fantastischer als een gevoel wat verder van me afstaat, als ik denk: o ja, zo heb ik me ook gevoeld en wat heeft diegene dat goed op papier gezet!’ Dat waardeer ik heel erg, als mensen hele heftige en negatieve gevoelens omzetten in iets moois, er iets mee doen. Ik ben wel een beetje melancholisch.’ Marsman ‘Nee, Hendrik en ik zijn geen familie. Ik ken zijn poëzie ook niet zo goed, al krijg ik ieder jaar wel een sinterklaasgedicht dat er naar verwijst. Dat is het, denk ik. Laatst kwam ik op een voordrachtavond Bernlef tegen – die eigenlijk ook Marsman heet – en hebben we een halfuur om elkaar heen gedraaid in afwachting van wie het eerst zou zeggen: “Wij zijn geen familie, hè.” Hij won.’ Ontdekt ‘Tirade is een serieus literair tijdschrift, niet heel modern en jong. Ik had nooit verwacht dat ik gepubliceerd zou worden. Op een apathische zondagmiddag dacht ik: oh fuck it, ik stuur gewoon wat op. Na een paar maanden wachten werd ik geplaatst. Een tijd later, ik woonde net in Amsterdam, belde Uitgeverij van Oorschot.
Tirade is hun tijdschrift. Ik ging daar op de koffie en ze zeiden: “We willen op termijn wel een bundel van jou uitbrengen.” Het is een vrij traditionele weg die ik nu afleg. Mensen zeggen vaak dat literaire tijdschriften geen kweekvijvers meer zijn. Maar voor mij werkt dat duidelijk wel zo.’ Nacht van de Poëzie ‘Ingmar Heytze had mijn gedichten gelezen en vroeg of ik wilde voordragen, dat was wel echt een eer. Ze zoeken bij de Nacht van de Poëzie altijd een jong iemand die de avond afsluit en dan het jaar daarop de avond opent. Ik debuteer dit jaar en ben jong, Ingmar Heytze vond mijn gedichten mooi, dus daarom stond ik daar, denk ik.’ Poetry Slam ‘Ik had niet in de kleine zaal bij de Poetry Slam gepast, mijn gedichten lenen zich daar niet goed voor. Het zijn kleine verhaaltjes. Die kan je rustig voorlezen, maar niet “voorschreeuwen”. Een slam, waarbij het heel erg om de performance gaat en de dichter het publiek moet bespelen om te winnen, voegt aan mijn poëzie niets toe. Ik dwaal zelf trouwens vaak na tien minuten af bij een voordracht. Wat mij bijblijft zijn flarden of zinnen, niet het gedicht als geheel. Ik moet een gedicht altijd nalezen om een mening te vormen.’ Moeilijk ‘Poëzie wordt vaak als moeilijk en saai gezien, terwijl het dat helemaal niet hoeft te zijn. Bovendien hoef je het ook niet helemaal te begrijpen om het mooi te vinden. Door dat moeilijke imago kopen mensen niet zo snel een dichtbundel van hun boekenbon, eerder het nieuwe boek van Adriaan van Dis. Het begint, denk ik,
al op school. Wij behandelden de canon en moesten gedichten analyseren waar we nog helemaal niets bij voelden, in plaats van dat we de kans kregen iets mooi te vinden. Als je nu eerst mensen kennis laat maken met iets toegankelijkere poëzie, dan komt dat moeilijke vanzelf wel. Daar is een slam wel weer heel geschikt voor. Op zo een avond denkt het publiek misschien: “Hé het kan ook best grappig en niet zo zwaar zijn!”’ Filosofie ‘Iedereen weet dat je van poëzie niet kan leven, dus ben ik filosofie gaan studeren – voor het geld. Nee, serieus: in Nederland bestaan er geen academische schrijfopleidingen, zoals in de Verenigde Staten. Dat vind ik jammer. Een combinatie van theorie en “creative writing” lijkt me erg fijn. Al zijn studeren en dichten wel echt twee verschillende manieren van denken, die elkaar niet aanvullen. Ik heb nooit tijdens een college een ingeving voor een gedicht. Ook verwerk ik geen filosofische kennis in mijn gedichten. Als er een filosoof in mijn gedichten voorkomt, dan enkel bij wijze van grap.’ Unica ‘Ik wilde helemaal niet bij een studentenvereniging, want ik had heel erg het beeld van acht dagen per week bier drinken en ontgroend worden voor ogen. Bij Unica drinken we maar drie dagen bier en doen we niet aan ontgroening. Wat me het meest aantrok was de aandacht voor literaire zaken die Unica heeft en ook verwacht van haar leden. Bekend is bijvoorbeeld de Unica-poëzieavond, waar leden iets moeten voordragen, maar waarvoor soms ook bekende dichters worden uitgenodigd.’ Rust ‘Overigens betekent het feit dat mijn huisgenoten het hartstikke leuk vinden dat ik met poëzie bezig ben niet dat ik daardoor ook meer rust vind om te schrijven. Het blijft een studentenvereniging. Nu ik op een kamer helemaal boven in het huis zit, kan ik me wel een beetje terugtrekken. Maar toen ik hier nieuw was woonde ik