kennisgevingsnota_project-MER_Stevin_definitief_new

Page 150

Pagina 150 van 234

BE0100.046233.130

7

Methodologie referentiesituatie en effectbespreking

7.1

Bodem

7.1.1

Referentiesituatie Kaart 7.1 : Bodemkaart en gekende bodemverontreinigingen

7.1.1.1

Huidige toestand De pedologische karakteristieken in het studiegebied worden bepaald aan de hand van de bodemkaart (www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/bodemkaart/). Ruwweg komen in het projectgebied 3 bodemtypes voor: de zandbodems ter hoogte van het tracédeel tussen Zomergem en Brugge, de polders tussen Brugge en Zeebrugge, en de kunstmatige gronden in de haven van Zeebrugge. De bodemgesteldheid van de zandstreek is te verklaren door de geologische ontwikkeling met een belangrijke eolische invloed (sedimentafzetting door de wind). Immers, op het einde van de IJstijden (Weichsel-glaciaal, van 110.000 tot 11.000 jaar geleden) maakten de erosieprocessen plaats voor eolische sedimentatieprocessen. De overheersende noord-noordwestenwinden verplaatsten grote hoeveelheden zand-, zandleem- en leemsedimenten vanuit het droogliggende noordzeebekken over Noordwest-Europa. De ijzige stofstormen deden het zwaardere zand over de bodem rollen en het fijnere löss in de lucht opwaaien. Het ‘echte’ dekzand geraakte niet over de reliëfdrempels van Midden-België en werd afgezet op de lagergelegen reliëfs in het zogenaamde ‘Zandig Vlaanderen’. De opbouw van de kustvlakte in zijn huidige vorm (inbegrepen de gehele IJzervallei en de regio vóór Brugge) is het resultaat van 10.000 jaar lange geschiedenis waarbij in de vroege middeleeuwen de mens een belangrijke rol heeft gespeeld. De studies van Cecile Baeteman van de Belgische Geologische Dienst hebben aangetoond dat de geschiedenis van het ontstaan van de kustvlakte niet mag gezien worden als een reeks verschillende, goed herkenbare en van elkaar gescheiden overstromingen, maar als het resultaat van een continue opvulling gedirigeerd door de continue stijging van de zeespiegel. De huidige kustvlakte is het resultaat van een complexe opvulling die 10.000 jaar geleden begon na de laatste ijstijd (Würm). Op dat moment was er een toendra-achtig golvend landschap, 20 tot 25 m lager, met weinig begroeiing en onderhevig aan zandstormen. Hierdoor was de oeroude bodem (Ieperiaanse klei) meestal bedekt door een vijftal meter opgewaaid zand (dekzand). Als gevolg van klimaatverwarming ging het noordelijk gelegen (Groot-Brittannië, Scandinavië, ...) landijs afsmelten. In de eerste periode, nu 10.000 jaar geleden, steeg de zeespiegel vrij snel (60 tot 80 cm /100 jaar; nu slechts 7 cm / 100 jaar). Het waterpeil van de Noordzee steeg zodanig dat Engeland een eiland werd en de Noordzee ongeveer 7000 jaar geleden onze streek bereikte (weliswaar ruim 20 m lager, ongeveer in de monding van de toenmalige IJzervallei). Door het dagelijks spel van eb en vloed evenals de grote aanvoer van zeezand door de toegenomen stroming vanuit het kanaal, ontstonden zandbanken die boven water uitkwamen en waarachter zand en slib (klei) afgezet werden in het achtergelegen landschap (wadgebied of slikke en schorregebied genoemd).

6233.130_kennisgeving_g_04102012_dienstmer.docx


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.