Het grote taalboek Overzicht

Page 119

Na 't zuur zal ik ontvangen

an Nassouwe uitsen bloed, getrouwe en dood. n Oranje verveerd, an Hispanje eĂŤerd.

9

es te leven etracht, verdreven, uid gebracht. mij regeren nstrument, erkeren ment.

10

Niet doet mij meer erbarmen

onderzaten t van aard, verlaten, ezwaard. geert te leven, t ende dag, acht zal geven, n mag.

11

Als een prins opgezeten

al te samen erschoond, hoog van namen k vertoond: gebleven n den slag, euwig leven jongsten dag.

12

Zo het den wil des Heren

geboren, en stam, rijks verkoren, christenman, oord geprezen, versaagd, onder vreden d gewaagd.

13

Zeer christlijk was gedreven

nde betrouwen mijn Heer, bouwen, mmermeer. oom mag blijven, ller stond, drijven art doorwondt.

14

Oorlof, mijn arme schapen

j bezwaren lgers zijn, doch bewaren ienaar dijn, verassen en moed, et en wassen uldig bloed.

15

Voor God wil ik belijden

van God mijn Heer dat zoet, daarna zo doet verlangen mijn vorstelijk gemoed: dat is, dat ik mag sterven met eren in dat veld, een eeuwig rijk verwerven als een getrouwen held. in mijnen wederspoed dan dat men ziet verarmen des Konings landen goed. Dat u de Spanjaards krenken, o edel Neerland zoet, als ik daaraan gedenke, mijn edel hart dat bloedt. met mijner heires-kracht, van den tiran vermeten heb ik den slag verwacht, die, bij Maastricht begraven, bevreesde mijn geweld; mijn ruiters zag men draven zeer moedig door dat veld.

Naamdicht Een naamdicht, ook acrostichon genoemd, is een gedicht waarvan de eerste letters van elke versregel of van elke strofe achter elkaar gelezen een woord of zin vormen. Ook liederen kunnen naamdichten zijn. Een bekend voorbeeld is het Nederlandse volkslied, het Wilhelmus. De eerste letters van elk couplet vormen samen de naam: Willem van Nazzov (=Wilhelmus van Nassauwe; ook met ou geschreven: Nassouwe).

op dien tijd had geweest, had ik geern willen keren van u dit zwaar tempeest. Maar de Heer van hierboven, die alle ding regeert, die men altijd moet loven, en heeft het niet begeerd. mijn prinselijk gemoed, standvastig is gebleven mijn hart in tegenspoed. Den Heer heb ik gebeden uit mijnes harten grond, dat Hij mijn zaak wil redden, mijn onschuld maken kond. die zijt in groten nood, uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid. Tot God wilt u begeven, zijn heilzaam woord neemt aan, als vrome christen leven,'t zal hier haast zijn gedaan. en zijner groten macht, dat ik tot genen tijden den Koning heb veracht, dan dat ik God den Heere, der hoogsten Majesteit, heb moeten obediĂŤren in der gerechtigheid.

oeste vluchten n tiran, ten zuchten man. ft hem verheven, er nood, gegeven groot.

Het_Grote_Taalboek_2nd_reprint_978907799064.indd 211

211 23-11-11 15:41


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.