september 2006 - De Hoogstraatse Maand

Page 4

THEATER moeten lopen. Maar het voordeel was: je wordt in zo’n jaar snel ouder en je leert erg veel bij. Aan het RITS was ondertussen een paleisrevolutie aan de gang binnen de opleiding. Daarbij wilden sommige mensen het stof van de opleiding blazen, en voor een heel nieuwe aanpak kiezen. Dirk Buysse, één van de docenten die ik bij het begin van het eerste jaar al even gehad had, stuurde mij een brief en deed mij daarin een voorstel: ‘Ik heb u aan de slag gezien in de praktijklessen, ik weet dat je naar Amsterdam wil. Maar doe mij nog één plezier: lees wat we volgend jaar willen doen, lees wie er komt lesgeven, en bekijk het programma. Als je dan toch nog beslist om naar Amsterdam te trekken, tant pis, maar denk er in alle geval over na.’ Ook niet onbelangrijk: Ik zou ook geen toelatingsproef meer moeten doen. Na lang twijfelen heb ik uiteindelijk toch maar beslist om in Brussel te blijven. Een probleem was wel dat mijn ouders ondertussen te weten waren gekomen dat ik niet meer naar de les ging; er zat dus een stevige vlieg aan de lamp: ‘Als het zo zit, betaal uw volgende jaar dan maar zelf’, was uiteindelijk de conclusie. Het is de beste beslissing gebleken die ik ooit genomen heb, ik heb er nog geen minuut spijt van gehad. Die nieuwe opleiding was in één woord FAN-TAS-TISCH. Ik heb er vier waanzinnige jaren beleefd. Ook al omdat ik met mijn jaargenoten al vrij snel een eigen theatergezelschap had opgericht, Bronstig Veulen, waarmee we aan de lopende band voorstellingen maakten. Binnen heel die opleiding voelde je dat de wereld aan het veranderen was. Er waren niet genoeg lokalen beschikbaar, dus kregen wij een deel van onze lessen in een kraakpand aan de Dansaertstraat. Dat was de spirit waarin die lessen plaatsvonden. Zowel de studenten als de docenten wilden er iets van maken, de drive was ongelooflijk. Die opleiding behandelde niet alleen de technische aspecten, maar ging ook in op wat theater precies is of kan zijn, zocht naar de beweegredenen waarom iemand theater wil maken, en stelde soms ook vragen als ‘Hoe ga je als theatermaker om met een verloederde buurt?’, wat de Dansaertstraat en omgeving toen zeker nog waren,… Je leerde je plan trekken, en voor iemand die theater maakt, is dat toch niet onbelangrijk. Niet alleen métier is belangrijk, ook andere aspecten van het theaterleven bleken nu plots wel ruimschoots aan bod te komen in de opleiding. Ik genoot!

Schoon vrouwen DHM: Bronstig Veulen, dat gezelschap, hebben jullie dat meteen opgericht? Don Verboven: Na twee jaar hebben we dat gedaan, niet meteen van bij het begin. Al bij al is dat vrij organisch gegroeid. Letterlijk iedereen die in mijn jaar zat, was erbij betrokken. En van onze docenten kregen wij ook al vrij snel groen licht om ermee door te gaan, wellicht omdat ze al wel vrij snel voelden dat het goed zat. Wij waren ook niet zomaar een collectief van regisseurs, wij waren een makerscollectief. Wij regisseerden geen voorstellingen, wij maakten ze, van begin tot einde. De ene acteerde, de an-

4

dere regisseerde of bouwde het decor, ik zorgde vaak voor de organisatorische kant van de zaak, toen al. Nog iemand anders kon goed koken of zorgde dat er altijd schoon vrouwen in de buurt waren,… (lacht) DHM: Ook een belangrijke verantwoordelijkheid. Don Verboven: Voilà! Het was zondermeer een ongelooflijke tijd. Zes gasten in de fleur van hun leven, die samen de wereld gingen veroveren. (grijnst:) Nu zijn wij allemaal ouwe zakken van dertig, maar toen! Ach, meneer! Als je terugkijkt zijn er toch mensen uitgekomen die iets te vertellen hebben. Wij staken met ons enthousiasme mekaar aan, gingen bij mekaar te rade. Wij deden alles samen, in goede en kwade dagen, zeg maar. Eén grote kruisbestuiving van ’s morgens tot ’s avonds… DHM: Welk soort voorstellingen maakte jij binnen dat collectief? Don Verboven: Ik maakte van bij het begin voorstellingen op basis van documentair materiaal, waarbij ik vertrok van interviews of van opzoekingen. Soms een interview dat ik op televisie gezien had, soms op basis van een interview dat ik zelf ging afnemen. Vaak stelde de basis vrijwel niks voor: een artikeltje met als kop ‘man vermoordt vrouw en verstopt ze onder beton’ was dikwijls al genoeg. Ik vertrok dan wel van anekdotisch materiaal, ik denk toch dat de voorstellingen meestal verder gingen dan anekdotiek. Als theatermaker moet je het op een of andere manier toch altijd over het NU hebben, het moment waarop je leeft, de wereld waarin je leeft. Het is precies dat wat je voorstelling relevant maakt. DHM: Als ik je zo bezig hoor, lijkt het wel een tijd waarin alles vanzelf leek te gaan. Don Verboven: Toch niet. Niet alles ging vanzelf. Er waren enkele heel moeilijke bevallingen bij. Uiteraard was er wel eens discussie, of liepen de dingen niet zoals zou moeten. DHM: Is dat niet het grote risico aan theatermaken: dat je weet waar en waarmee je begint, maar nooit waar je zal uitkomen? Don Verboven: Tuurlijk, maar dat is toch met alles zo? Als je een gebouw begint te ontwerpen, weet je niet waar je gaat uitkomen. Als je aan een stripverhaal begint, weet je ook niet hoe het gaat aflopen. Net dát maakt het spannend. Als je alles tevoren zou weten, dan zou er veel minder plezier te beleven vallen. Ik zou het niet kunnen. Ik heb dat risico nodig, dat spannende, die uitdaging aan een groep om er iets van te maken. DHM: Maar als je met een groep mensen een voorstelling maakt, en het gaat fout, dan zit je wel met een groot probleem. Don Verboven: Dat kan echt verschrikkelijk zijn. Een repetitieproces is sowieso erg slopend, en het geeft vrijwel altijd spanningen. Je zit met een groep mensen bij mekaar, met verschillende visies, mét een belangrijk gegeven, dat allesoverheersend kan worden: binnen x aantal weken moet er een voorstelling in première gaan. De spanningen kunnen dan zo hoog oplopen, dat ik soms wel eens denk: ‘Dit is echt wel de laatste keer. Nu nooit meer.’ Theater maken vergt totale overgave, en dat kan soms erg hard zijn.

Win For Life DHM: Met de mensen waar je nu een voorstelling mee maakt, die alleen in Wortel-Kolonie zal worden opgevoerd, heb je eerder al samengewerkt. Dan is het risico toch een stuk kleiner dat het moeizaam loopt. Don Verboven: Ja, met Bruno Vanden Broecke maakte ik ‘Win For Life’, een voorstelling gebaseerd op een interview met wijlen de Hoogstraatse gemeentesecretaris Louis Van Hoeck. Met Nico Sturm maakte ik al twee voorstellingen: ‘De Collectioneur’, die we ooit nog in de vroegere brouwerij in Hoogstraten gespeeld hebben, en later ook nog een voorstelling in Brussel, waarbij Sam Vloemans en Florejan Verschueren de muziek verzorgden. Die laatste voorstelling was gebaseerd op het leven van Gunther Bourgeois, die in Hoogstraten op het Begijnhof in een tipi woonde en leefde als de indianen. DHM: Waren dat ook stukken die op documentatie gebaseerd waren? Don Verboven: Met Louis Van Hoeck heb ik een uitgebreid interview gedaan, ‘De Collectioneur’ was gebaseerd op een bizar cafégesprek aan de toog in zaal Victoria in Meer met een jongeman wiens geheugen door een ongeval overhoop was komen te liggen, terwijl het stuk over Gunther Bourgeois gebaseerd was op herinneringen van verschillende mensen, want hij was een paar jaar daarvoor overleden. Er zijn natuurlijk twee verschillende dingen: enerzijds heb je je materiaal, anderzijds heb je wat je wil vertellen. ‘Win For Life’ was gebaseerd op interviews met Louis Van Hoeck, maar het ging niet onmiddellijk daarover. Uiteindelijk ging dat in essentie over mijn grootvader, of misschien ook wel over mezelf: over iemand die – zoals Louis – een leven lang alles bijhoudt om het dan later te kunnen gaan lezen, en bij zijn pensionering vaststelt dat hij dat eigenlijk niet meer kan, omdat hij iets aan zijn ogen krijgt. Wat het interview met Louis Van Hoeck zo intens maakte,


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.