OPVOEDEN DOEN WE SAMEN
Tien aanstekelijke verhalen van buurtgezinnen
Margret van Paassen


![]()
Margret van Paassen






Titel: Opvoeden doen we samen
Auteur: Margret van Paassen
Uitgegeven door: Buurtgezinnen, vijfde druk april 2023
Redactie: Lucy Beker, Beker Tekst en Redactie
Ontwerp en illustraties: Mariska van Ravesteyn, Studio Raav
Druk en bindwerk: Grafistar website: www.buurtgezinnen.nl
E-mail: info@buurtgezinnen.nl
© 2023 Buurtgezinnen
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Buurtgezinnen.
Kinderen hebben het recht om bij hun ouders op te groeien. In hun eigen gezin, met hun eigen broertjes en zusjes, in de omgeving waarin ze zich vertrouwd voelen. Kinderen hebben ook recht op veiligheid. Thuis, in de buurt en op school. Als het thuis fijn is, als er volwassenen zijn die goed voor ze zorgen en ze vriendjes en vriendinnetjes hebben, kan er eigenlijk niet zoveel misgaan. Dit is de basis voor een fijne kindertijd en een goed toekomstperspectief. Maar soms, of eigenlijk best vaak, lukt het ouders niet om zo’n situatie voor hun kinderen te creëren. Bijvoorbeeld omdat een van de ouders is weggevallen en het voor de ander zwaar is om alle taken uit te voeren die het opvoeden van kinderen met zich meebrengt. De combinatie van het runnen van een huishouden en het werken buitenshuis kan een te grote belasting zijn en tot stress en zorgen leiden. Hoe goed je als ouder ook voor je kinderen wilt zorgen en hoe je ook je best doet om de problemen voor je kinderen verborgen te houden, ze merken het en hebben er last van. Thuis is het minder gezellig, kinderen maken zich zorgen en dat heeft zijn weerslag op hoe het met ze gaat. En soms, of eigenlijk heel vaak, is er niet eens zo veel voor nodig om het thuis weer fijn te laten zijn.
Buurtgezinnen is hiervan een prachtig voorbeeld. Ik heb kennis gemaakt met Buurtgezinnen omdat ik jurylid was van de Appeltjes van Oranje. Hoe mooi is het als een gezin een steuntje krijgt van een ander gezin, zodat er weer lucht komt en het gewone leven weer door kan gaan.
De verhalen in dit boekje laten zien dat beide gezinnen blij zijn met wat ze voor elkaar betekenen. Geholpen worden is fijn, maar het kunnen helpen is misschien minstens zo fijn.
De gelijkwaardigheid die uit de opgetekende verhalen blijkt, is treffend. ‘Het is heel goed voor mijn kinderen om te merken dat het niet vanzelfsprekend is dat je geluk hebt in het leven’, zegt een steungezin. Een meisje vertelt eerlijk dat ze het eerst niet zo leuk vond dat er een kindje kwam spelen. Maar nu wel. Ze voelt zich de grote dochter, de grote zus. Het thuis leuk hebben, is de basis voor je verdere leven. Door Buurtgezinnen wordt het leven van veel kinderen en hun ouders een beetje aangenamer, waardoor een fijne kindertijd en een goed toekomstperspectief ook voor hen is weggelegd.
Margrite Kalverboer
De Kinderombudsvrouw
Klaas is een alleenstaande vader met vier kinderen. Twee dochters zijn al volwassen, maar zijn jongste dochter Sofie en zoon Ben, een tweeling, zijn nog maar twaalf. Door zijn werk als kok is Klaas vaak weg als de kinderen uit school komen. Klaas heeft een paar jaar geleden om hulp gevraagd. Toen is de tweeling een tijdje in een pleeggezin geplaatst, tegen de wens van vader en kinderen in. Na deze pijnlijke periode wonen de kinderen alweer een jaar thuis. ‘Toch maakte ik me zorgen om Ben’, vertelt Klaas. ‘Hij schopte overal tegenaan en hing veel buiten met jongens die veel ouder waren. Dat deed ik ook als jongen. Maar ik was toen vijftien en hij pas elf. Ik was bang dat hij zou ontsporen en vond Buurtgezinnen meteen een prima idee. Gewoon elkaar helpen in de buurt, zoals het vroeger was.’
Esther en Gerard hebben drie zoons van vier, zeven en negen. Gerard weet wat het is om in een gezin met een alleenstaande ouder op te groeien, waarin weinig aandacht is voor de kinderen.
‘Daarom vind ik het belangrijk om met onze jongens mooie herinneringen te verzamelen, te genieten van mooie momenten samen. En omdat wij het goed hebben, willen we dat graag met anderen delen. Ben past uitstekend in onze roedel!’
Ondanks een aantal ingrijpende gebeurtenissen in de familie van Esther en Gerard zetten ze toch door met de opvang van Ben ‘of er nu drie of vier jongens rondlopen, dat maakt ons niets uit.’

Ben fietst iedere woensdagmiddag uit school naar het gezin van Gerard en Esther en gaat na het eten weer naar huis. Af en toe blijft hij logeren.

‘Tijdens de eerste kennismaking vond Klaas een steungezin meteen een goed idee,’ vertelt coördinator Monique. ‘Maar in het tweede gesprek bleek dat zijn zoon Ben het helemaal niet zag zitten. Toen ik opmerkte: “Volgens mij ben je heel boos, maar ook verdrietig”, vloog zijn frustratie eruit. “Jullie van de hulpverlening, jullie beloven van alles, maar jullie doen niks! Het enige wat jullie gedaan hebben, is ons weggehaald bij mijn vader! Ik wil helemaal niks. Ik wil naar buiten naar mijn vrienden.”
Terwijl Ben naar buiten liep, praatte ik door met Klaas. De hamvraag was: hoe kunnen we een opening creëren bij Ben? Ik stelde voor dat onze wethouder Jeugd eens met Ben zou praten over zijn ervaringen met de hulpverlening.
De wethouder stond daarvoor open en Ben vond het ook een goed idee. Nog geen week later zat de wethouder bij hem thuis voor een serieus gesprek met Ben en zijn vader.’
‘Ik kon mijn verhaal aan haar kwijt’, zegt Ben nu, ‘ze luisterde naar me.’
‘Ze zei: jij bent de expert, ik wil graag alles horen’, vult zijn vader aan. ‘En Ben praatte aan een stuk door, ze hoefde het niet uit hem te trekken. Het zat hem hoog allemaal.’
‘Toen ik weer bij jullie langskwam’, gaat Monique verder, ‘zei Ben dat hij wel naar een gezin met jongens wilde. Ik vertelde van een gezin met drie jongens van wie de jongste vier was, en Ben riep enthousiast: oh, dan ga ik die leren fietsen.‘
‘Ja, ik was verrast dat hij meteen zo enthousiast was. Het leek hem wel wat om oudste broer te zijn’, vult Klaas aan.
Inmiddels gaat Ben al een jaar elke week naar Gerard en Esther en hun jongens. ‘Ik vind het heel gezellig hier, er wordt goed voor me gezorgd, dat is gewoon een fijn gevoel. We voetballen veel, doen spelletjes, er is altijd wel wat te doen. We kunnen met elkaar praten, jongens begrijpen elkaar beter. En het is ook gezellig om hier te logeren’, vertelt Ben honderduit.
‘Ja, dan vechten alle jongens wie er naast
Ben mag slapen’, gaat Gerard breed lachend verder. ‘Hij slaapt op de logeerkamer. Het onderschuifbed wordt uitgeschoven en dan slapen alle vier jongens als een roedel naast elkaar, dwars op de matrassen met een heleboel kussens en wel drie dekbedden. Van slapen komt er weinig, maar ze maken er geen keet van, dus laten we ze. Dat hoort er een beetje bij’, grinnikt Gerard.
Zijn oudste zoon Lucas reageert: ‘Het is heel leuk als Ben er is. Ik heb er een vriendje bij. Hij is ouder en gedraagt zich anders.
Bijvoorbeeld als ik vraag of hij ergens mee wil stoppen, dan doet ie dat. Mijn broertje stopt heel even maar gaat dan weer door, bijvoorbeeld met heel irritant zingen in bed.’

‘De jongens mengen en voegen hier’, vertelt Gerard. ‘Ze houden rekening met elkaar en leren omgaan met verschillende
behoeftes. Ben en Lucas hebben allebei een groot hart. Ze denken niet alleen aan zichzelf, maar willen anderen ook graag een plezier doen. Ze zijn een bindmiddel, specie tussen de bakstenen.’
Ben’s vader is ook blij met deze oplossing.
‘Ik merk dat Ben het erg naar zijn zin heeft bij Gerard en Esther. Hij is ervan opgeknapt en dat geeft mij rust als vader. Een half jaar geleden, tijdens een buurtgezinnenfeest, heeft hij nog een keer staan praten met de wethouder. Dat vond ik zo bijzonder, dat hij vanuit zichzelf een praatje met haar maakte.’
‘Ze wilde weten hoe het met me ging’, vertelt Ben. ‘Het gaat allemaal heel goed. Ook op
‘Ben heeft ook meer dingen leren verwoorden dit afgelopen jaar’, voegt Klaas trots toe.
Hoe komt dat volgens jou Ben?, vraagt Monique.
‘Ik ben niet meer bang dat iemand me belachelijk gaat maken als ik iets zeg.’ ‘Toen ik je voor het eerst ontmoette had je het gevoel dat er niemand was die van je hield…’, vervolgt Monique, en Ben antwoordt: ‘Ja dat is wel veranderd. Daarom voel ik me nu beter.’
Klaas krijgt tranen in zijn ogen. ‘Ja, je probeert alles bij elkaar te houden, zo goed als je kan, maar dat is soms heel zwaar.’
‘Dat is waarom wij ons hart openzetten, toen we het verhaal van Klaas en Ben hoorden’, reageert Gerard, wiens ogen nu ook wat vochtig zijn.
‘Het is een hele klus om in je eentje vier kinderen op te voeden. We waren begaan. Dat gezin willen we ondersteunen!’
‘Wat het mij persoonlijk heeft gebracht?’, vraagt
Klaas. ‘Ik heb meer rust, kan meer nadenken, kan meer mezelf zijn. Ik ben sterker aan het worden.
Gerard en Esther voelen inmiddels als familie.
Toen ik een tijdje geen baan had, stuurden ze me appjes en vroegen ze of ik een bepaalde vacature al had gezien. Dat anderen met je meedenken, is zo fijn. Je staat er niet meer alleen voor. Ik herinner me nog een zomermiddag.
Zat ik buiten in de tuin met Esther een bakkie te doen. De jongens waren aan het dollen met waterpistolen. Dat gewone, daar houd ik van. En ik ben ontzettend blij dat we nu voor Sofie ook een fijn buurtgezin gevonden hebben.’
Odylia is getrouwd met Aart en voor de derde keer zwanger. Ze is over de helft van haar zwangerschap en haar dochtertje Myrthe is bijna twee. Haar eerste zwangerschap hebben ze af moeten breken. Daardoor is de stress groot of het dit keer wel goed zal gaan. Daarnaast heeft Odylia reuma en zwangerschapsvergiftiging, waardoor haar energie beperkt is. Ze krijgt een tijdje hulp van een gespecialiseerde verpleegkundige die haar helpt om structuur in huis aan te brengen. Maar er is ook nog een peutertje, dat veel aandacht nodig heeft. ‘Mijn ouders en schoonouders wonen ver weg. Ik zocht iemand die iets met Myrthe kon ondernemen, waardoor ik tegelijkertijd even ontlast zou worden.’
Lies en Huib zijn in de zestig. Uit een eerdere relatie heeft Huib twee dochters.
Zijn kinderen en kleindochter wonen ver weg en er is weinig contact. Maar er is wel het verlangen naar kleinkinderen.
‘Het is zo mooi om met kinderen om te gaan. Ze zijn puur en eerlijk. Ze zeggen het je ongewassen’, zegt Huib.
‘Voor mijn eigen kinderen had ik toen nauwelijks tijd. Maar nu ik met pensioen ben, heb ik wel de rust en het geduld.’
Lies heeft zelf geen kinderen, maar heeft haar hele leven met kinderen gewerkt.
‘Kinderen zijn mijn passie!’, zegt ze. ‘Toen we op een activiteitenmarkt Monique, de coördinator van Buurtgezinnen, tegenkwamen, waren we meteen enthousiast over het idee. We hebben ons direct gemeld als steungezin.’

Sinds een jaar maken Huib en/of Lies iedere dinsdag een uitstapje met de kleine Myrthe naar Intratuin.
‘Al snel belde coördinator Monique dat ze iemand gevonden had om Myrthe af en toe op te vangen’, vertelt Odylia. ‘Een oudere vrouw die babymassage en yoga gaf. Dat sprak me wel aan. Toen ik haar naam hoorde, bleek ik haar al te kennen, want ik deed ik al zes weken yoga bij haar! Tijdens het eerste gesprek klikte het dan ook meteen. Huib zat toen vlak voor zijn pensioen en zei direct dat hij na zijn pensionering ook voor Myrthe wilde zorgen. Ze waren allebei heel betrokken. We spraken af dat Lies haar iedere dinsdagmiddag op zou komen halen.’
‘Bij de eerste kennismaking bij Odylia en Aart thuis, was Myrthe een wat schuw meisje’, vertelt Lies. ‘Na een paar keer bij haar thuis geweest te zijn, gingen we met zijn drietjes, met Myrthe in de wandelwagen, naar de kerstshow bij Intratuin. Heel gezellig! Daarna werd het een vast ritueel om naar Intratuin te gaan. Eerst zoeken we een karretje, dan gaan we langs de bloemetjes, vervolgens gaan we de visjes gedag zeggen en de konijntjes aaien. Dan is het tijd om koffie te drinken. Wij nemen dan koffie met iets lekkers erbij en voor Myrthe heb ik rozijntjes bij me. Als sluitstuk gaan we naar de ballenbak. Elke keer als we haar ophalen zegt Myrthe al: “Ballenbak!”
Het vaste ritueel geeft haar een gevoel van veiligheid en zo groeide een vertrouwensband.’
‘Lies en Huib zijn warm, vriendelijk en zorgzaam’, vertelt Odylia. ‘Het zijn goeie vrienden geworden, een bonus-opa en -oma die in de buurt wonen. Ze gaan superleuk met Myrthe om. Myrthe is stapelgek op ze en geniet van hun aandacht. Zelf kan ik trouwens ook met allerlei vragen bij Lies terecht, bijvoorbeeld over borstvoeding. De laatste weken van mijn zwangerschap had ik veel contact met haar.
Het gaf me rust dat ik wist dat zij voor Myrthe zou zorgen als ik plotseling naar het ziekenhuis moest.’
‘We werken voor hetzelfde doel’, beaamt Lies. ‘Voor Odylia ben ik een luisterend oor. Ze houdt me op de hoogte van alles en stelt vragen over dingen waar ze mee zit. Wij luisteren en geven onze mening en dan is het verder aan haar.’
‘We doen het rustig aan’, vult Huib aan. ‘Er zit geen druk op het contact tussen ons en Odylia. We hebben een verschillend leven. Maar er is wederzijds respect. Een open relatie. De afspraken gaan altijd goed en als het eens niet past, kunnen we dat over en weer bespreken.’
‘Toen ik ziek was, kon ik een tijd lang niks doen’, vertelt Lies. ‘Odylia is op ziekenbezoek geweest en Myrthe had tekeningen en kaartjes voor me gemaakt. Ze kwam dicht bij me zitten, hoewel we elkaar al een tijdje niet gezien hadden.
Dan voel je dat ze vertrouwen in je heeft. Soms wil ik wat met Odylia praten en dan kruipt Myrthe op schoot bij Huib en wil ze samen met hem een boekje lezen.’
‘Ja, toen Lies ziek was, wilde Myrthe dat maar wat graag oplossen’, vertelt Odylia lachend.
‘Haar opa is arts en ze zei tegen ons: “Opa moet Lies beter maken, want dan kan ik weer met haar naar de Intratuin!” Toen Lies herstellende was, kwam Huib soms alleen om Myrthe op te halen. Hun uitstapje geeft mij een adempauze in de week. Myrthe is een ondernemende peuter die veel uitdaging nodig heeft. Van hen krijgt ze één op één aandacht. Twee volwassenen die er helemaal voor haar zijn. We hebben volgens mij ook wel dezelfde soort ideeën over opvoeding. We zijn zelf soms streng en consequent, en zo doen Huib en Lies het volgens mij ook.’
Lies vertelt: ‘Als we om 12 uur thuiskomen, maak ik een kinderboterham voor haar. Dan snijd ik van brood een kindergezichtje met oren, ogen, neus, mond en haren. Wat ga je het eerst op eten? De haren of de mond? Myrthe is een slim meisje en ze praat goed. Toen ik het één keer gedaan had, zei ze de keer daarna: ik wil weer een kinderboterham!’
Wat vinden jullie van Buurtgezinnen?
‘Als de match goed is, dan is het van twee kanten waardevol’, antwoordt Odylia. ‘Maar het begint met hulp aanvaarden, en dat voelt al snel als een afgang. Iedereen vindt dat je het zelf moet kunnen. Hoe krijg je jezelf zo ontlast dat je het vol kunt houden? Bij ons is de professionele zorg die we eerst hadden, overgegaan in een andere vorm, een steungezin.’
‘Het is prachtig als je zo preventief kunt werken’, zegt Huib tot slot. ‘Het is vrijblijvend, er zit geen moeten achter. Via Buurgezinnen kregen wij een extra kleinkind om voor te zorgen. Daar hoefden we eigenlijk niets voor te doen, het kwam op ons pad. Het is puur genieten. En als het niet meer nodig is, dan laat ik haar weer in alle liefde gaan.’


Bianca en Gijs hebben vier kinderen van twee tot zes jaar. Ze maken zich zorgen over de oudste twee jongens, Jesse van vijf en Tom van zes. Ze kunnen elkaar niet velen en er is veel strijd. De oudste heeft een leerachterstand en ziet dat zijn broertje hem in allerlei dingen voorbijgaat. Dat geeft nog meer strijd. ‘Ik wil graag aan ieder kind apart aandacht geven’, vertelt Bianca, ‘maar dat lukt met de twee oudsten niet. Heel frustrerend. In mijn familie of vriendenkring is niemand op wie ik kan terugvallen. Toen zag ik een folder van Buurtgezinnen en ik dacht meteen: misschien is dat wat voor ons.’
Irma en Mick dachten over pleegzorg, maar vonden dat ook ingrijpend. Ze hebben twee zoons, Ruud van twaalf en Bas van negen. Ruud zit in de brugklas. Op een activiteitenmarkt in het dorp kwamen ze Monique, de coördinator van Buurtgezinnen, tegen. ‘Deze opzet sprak ons aan’, zegt Irma. ‘De kinderen die via Buurtgezinnen komen, hebben een minder zwaar rugzakje dan pleegkinderen. De hulp via Buurtgezinnen is niet vrijblijvend, maar je hebt ook niet 24 uur per dag de verantwoordelijkheid. En ik vond het idee om in je eigen gemeenschap iets te doen heel leuk. Op Facebook zagen we vervolgens de oproep voor opvang van twee kleine jongetjes. Dat paste niet helemaal bij onze wens van leeftijdsgenootjes voor onze jongens, maar we besloten het te proberen.’


Sinds een half jaar komen de oudste twee jongens van Bianca en Gijs om de beurt één middag per week spelen bij het gezin van Irma en Mick. De ene week komt Jesse en de andere week Tom.

‘Tijdens de kennismaking met coördinator Monique had ik even tijd nodig om te wennen’, vertelt Bianca. ‘Maar toen ik zag hoe ongedwongen ze op onze kinderen reageerde, kreeg ik een goed gevoel over haar. Ze had vrij snel een gezin gevonden met twee kinderen van dezelfde leeftijd als de mijne. Maar dat was een heel net gezin, en dat zijn wij niet. Ik ben meer een rommelkont. Het bleek dan ook geen match: binnen de proefperiode gaf het gezin aan ermee te willen stoppen. Ze trokken het niet met onze jongens, hun eigen kind werd er baldadig van.
Toen stelde Monique het gezin van Irma voor. Bij die kennismaking voelde ik me meteen thuis.
De kinderen ploften op de bank en de hond plofte erbij. Er stond een grote wasmand op tafel en ik dacht: hier wordt geleefd! Net als bij ons.’

‘Tom en Jesse zijn allebei drukke jongetjes’, vertelt Irma, ‘dus het is best pittig. Tom rende die eerste keer door het hele huis en begon van alles vanaf de trap naar beneden te gooien. Toen is Mick met hem de hond gaan uitlaten. Mocht hij lekker met de bal gooien en de hond er achter aan. Kon hij zijn energie een beetje kwijt en werd hij wat rustiger.’
‘Eerlijk gezegd vind ik het zwaarder dan ik had gedacht’, vertelt Irma. ‘Het vraagt veel van me.
De jongens hebben een achterstand in hun ontwikkeling. Ze vinden het moeilijk zich te concentreren, om iets zelfstandig te doen.’
‘Ja, Tom wilde graag met mij gamen’, vertelt oudste zoon Ruud van twaalf. ‘Maar ik moest mijn huiswerk maken. Mama had gezegd dat hij me niet moest storen, maar hij liep toch steeds mijn kamer binnen. Nu Tom en Jesse er zijn, is het hier soms net een achtbaan: het gaat heel hard, maar het is ook leuk!’
‘Soms is de grens bereikt’, zegt Irma. ‘Op een keer liep ik naar het schoolplein en toen ontsnapte Tom me tot drie keer toe. Toen riep ik boos: “Je mag heel veel, maar ik wil wel weten waar je bent!” Dan zie je zo’n jongetje schrikken en zegt ie heel braaf: “Ja, Irma, ik zal het nooit meer doen.” Achteraf voel ik me dan een beetje schuldig ...’
‘Ja, maar zo zou je dat ook doen met onze eigen jongens of hun vriendjes als die hier zijn’, voegt haar man Mick toe.
Irma vervolgt: ‘Er zijn momenten geweest dat ik dacht: ik stop er mee.
Maar de kinderen zijn ook schatjes en ik weet wat het voor Bianca betekent dat ze hier zijn.
Toen ik met Jesse voor het eerst naar de speeltuin liep, voelde ik ineens zijn handje in de mijne. Dan smelt je toch! Heel open, heel lief. De jongens vertellen ook vol trots dat ze bijvoorbeeld Ruud gezien hebben in het dorp. Er ontstaat echt een band.’
‘Soms moet je je eigen schema aanpassen’, vult Mick aan. ‘Irma wilde stoppen met paardrijden op de woensdagochtend omdat het allemaal te veel werd. Maar dat kan natuurlijk niet, het is haar ontspanning, die heeft ze nodig.
Nu rijdt ze op dinsdagavond paard, doet ze op woensdagochtend het huishouden en heeft ze ’s middags, als Tom of Jesse komt, haar handen vrij.’
De jongens groeien
‘Met de oudste gaat het nu wel makkelijker’, vertelt Irma. ‘Hij speelt zelfstandiger, gaat zelf naar de speeltuin en weet wat zijn grenzen zijn.’
‘Ja’, vult zijn moeder Bianca aan, ‘Tom krijgt meer vrijheid, hij mag als hij bij Irma is, naar vriendjes en een paar tantes in het dorp en alleen naar de speeltuin.
Dat kan bij ons niet, want wij wonen veel te ver weg van het dorp, maar daar is alles dichtbij, dus dan kan hij dat leren. En hij speelt ook regelmatig met Bas.’
‘Jesse wil eigenlijk voortdurend beziggehouden worden’, gaat Irma verder. ‘Maar laatst moest ik van alles: de was opvouwen, opruimen, boodschappen doen. Dus ik zei tegen Jesse dat hij nu even zichzelf moest vermaken. Eerst wist hij niet wat-ie ermee aan moest. Ik heb hem even laten pruttelen en toen is-ie op Ruuds kamer gaan spelen. Vorige week moest ik de hond even uitlaten en Jesse had geen zin om mee te gaan. Ik heb hem een paar keer gevraagd of hij echt alleen thuis wilde blijven. Jesse bleef thuis en toen ik terugkwam, had hij zich uitstekend vermaakt. Je ziet hem dan groeien! Hij begint ook geborgenheid te zoeken. Laatst schoof hij bijna tegen me aan op de bank.’
Voor Bianca is het ontzettend fijn dat ze de jongens nu regelmatig apart aandacht kan geven. ‘De strijd tussen hen is niet verdwenen, maar wel minder geworden sinds ze bij Irma komen. Ze spelen vaker samen, knutselen soms samen of springen op de trampoline. We zijn er ontzettend blij mee! Het geeft ons lucht. Irma is een ervaren moeder. Het vertrouwen was er gewoon al snel.’
Nadine komt uit Togo. Ze is zeven jaar geleden naar Nederland gekomen voor de liefde, maar vier jaar daarna eindigt dat huwelijk in een echtscheiding. Nadine verhuist samen met haar dochtertje Sarina naar een flat in een wijk waar ze niemand kent. In de flat wonen veel alleenstaanden en nauwelijks gezinnen met kinderen. Sarina is dan twee jaar oud en praat weinig. Nadine maakt zich zorgen over haar taalontwikkeling. Ze vindt het belangrijk dat Sarina goed Nederlands leert spreken en goed voorbereid op school kan beginnen. Daarom zoekt ze contact met Buurtgezinnen.
Eva en Thijs wonen sinds vier jaar in deze stad. Hun kinderen zijn allemaal de deur uit. Thijs is dominee en Eva werkt als lerares en is daarnaast actief betrokken bij de kerk. Ze wil graag iets voor anderen betekenen en vindt het vooral leuk om buiten haar ‘eigen bubbel’ te kijken. In hun vorige woonplaats trok ze op met een Irakees moslimgezin, dat graag de taal beter wilde leren.


Iedere vrijdag gaat Sarina een paar uurtjes naar ‘tante’ Eva om te spelen en om beter Nederlands te leren praten.

Inmiddels zijn de gezinnen van Nadine en Eva al twee jaar aan elkaar gekoppeld. Coördinator
Monique komt langs om te informeren hoe alles verloopt. Zonder iets te zeggen loopt Nadine de keuken in en maakt voor iedereen een kop thee. Ze voelt zich duidelijk helemaal thuis in het huis van Eva. Met een stralende lach legt Nadine onderzetters neer voor de theeglazen. Sarina zit sinds vier maanden op de basisschool. Heeft ze het naar haar zin op school? Nadine: ’Oh ja, ze kan op zaterdag en zondag niet wachten totdat ze weer naar school mag! Als ze niet wil eten, zeg ik altijd twee dingen tegen haar: als je niet eet, dan mag je niet naar school of dan mag je niet naar tante Eva’.
Nadine herinnert zich haar eerste bezoek aan Eva. ‘Ik woonde een halfjaar in deze wijk, ik kende niemand hier. De kennismaking was een beetje moeilijk. Wie is die mevrouw? Kan ik haar vertrouwen? Maar haar man is dominee en niet iedereen kan vrouw van een dominee zijn. Dat gaf vertrouwen. In het geloof zijn we één.’ Ze vervolgt: ‘Mijn leven is niet meer hetzelfde. Nu ken ik iemand. Als ik iets voel, dan kan ik het tante Eva vertellen.’ Net als haar dochtertje zegt
Nadine ‘tante’ tegen Eva. Zo zijn ze dat gewend in Togo: een jonge vrouw noemt een oudere vrouw daar altijd tante.
‘Ik vertrouw haar. Eerst dacht ik: ik ga verhuizen, terug naar de buurt waar ik vandaan kom, maar nu wil ik hier blijven. Met kerst kreeg ik een kerstpakket van haar. Zij is de enige van wie ik een cadeautje kreeg.’
Ook Eva herinnert zich de eerste afspraken nog goed. ‘In het begin durfde Sarina niet te praten als ze bij me was. Maar zodra ze weer naar huis ging, babbelde ze honderduit met haar moeder. Dat was best even pittig voor me. Ik vond het spannend of ze wel zou gaan praten. Nadine gaf aan dat ze heel graag bij mij kwam. Ze vertelde een keer dat ze tegen Sarina had gezegd dat ze morgen naar tante Eva ging. De volgende ochtend was het kind al om vijf uur wakker en riep: Nu gaan we naar tante Eva!’
Voor Eva was dat fijn om te horen, maar het was toch niet makkelijk. ‘We lazen peuterboekjes en heel langzaamaan ontdooide ze. Toen ze begon te praten wilde ik haar verbeteren, maar natuurlijk ook weer niet te veel. Daarna ben ik met haar gaan spelen, met een ballon of met spelletjes die ik op de kop heb getikt in de kringloopwinkel. Haar passieve woordenschat is best groot, dus ik liet haar ook steeds meer opdrachtjes uitvoeren, zoals limonade uit de koelkast pakken en een beker uit de kast. Het was een enorm mijlpaal toen Thijs haar begroette en ze ook ‘hallo’ terugzei.
Inmiddels is ze helemaal aan mij gewend. Als ik haar ophaal van school, vliegt ze in mijn armen. Ik geef haar een knuffel en een kus en we huppelen zingend en kletsend naar mijn huis.
Vanmiddag kreeg ik voor het eerst een kus van haar, toen ik erom vroeg, bij het afscheid.’
‘Haar wereldje is wat groter geworden’, denkt
Eva. ‘Nadine zorgt heel goed voor haar dochter.
Petje af. Maar Sarina vindt het ook heerlijk om even los van haar moeder te zijn.’
Wat zijn jouw toekomstplannen, Nadine?
‘Twee jaar geleden werkte ik bij een schoonmaakbedrijf. Maar het werk was zwaar en ik kon dat moeilijk combineren met Sarina. Ik wilde de taal beter leren spreken. Daarom ben ik gestopt met het schoonmaakwerk en heb ik nu iedere dinsdag Nederlandse les, zodat ik later ander werk kan gaan doen en een opleiding kan volgen. Ook doe ik vrijwilligerswerk om meer met de taal te kunnen oefenen. Ik schenk koffie en thee voor oudere mensen en help in de keuken. Dankzij Eva kan ik op vrijdag langer op mijn werk blijven. Het gaat goed. Makkelijke brieven kan ik nu zelf lezen. Met moeilijke brieven ga ik naar tante Eva.’
Wat heeft Buurtgezinnen je gebracht, Eva?
Eva denkt even na. Dan: ‘Nieuwe mensen om van te houden. Mijn wereld is een blanke bubbel en die heeft meer kleur gekregen. Ik heb Sarina leren fietsen. We wonen in een blanke straat en ik rende dan achter haar fietsje aan. Dus ze brengt ook kleur in onze straat’, lacht ze. ‘Het is mooi om Sarina te zien opgroeien. We wonen in dezelfde wijk, de school staat precies tussen onze huizen in. We zijn van hetzelfde geloof.
Ik houd ontzettend van taal en Sarina had juist die hulp nodig. Het is gewoon een wonder hoe we elkaar gevonden hebben!’
Hoe kijk jij terug op deze koppeling, Monique?
‘Er waren veel reacties gekomen op de oproep op Facebook. Een aantal gezinnen met lekker vrijgevochten Hollandse kinderen. Maar Sarina was een lief en verlegen meisje.

Ik was bang dat ze in zo’n gezin zou ondersneeuwen. Ondertussen had ik begrepen dat deze beide gezinnen christelijk waren en ook nog eens tot dezelfde kerk behoren! En dat Eva lerares is, dat is natuurlijk een enorme pré. Het begon met een hele praktische vraag, maar het heeft zoveel meer gebracht!’
Sabine en Peter zijn getrouwd en hebben een dochter, Priscilla van drie. Sabine: ‘Tijdens de zwangerschap ben ik depressief geworden. Ik deed de hele dag niks, alleen het hoogstnoodzakelijke. Ik kon ook niet met mijn kind spelen. Priscilla had door de spanning heftige driftbuien en angstaanvallen. Ze droomde eng en werd iedere nacht wakker.
De eerste anderhalf jaar ging Priscilla iedere dag naar mijn moeder. Peter had nachtdiensten. Ik zat in een diep dal, niemand kon tot me doordringen. Ik vluchtte steeds weg. Ik had veel instanties om me heen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin kwam toen met het idee van Buurtgezinnen. Toen ik hoorde hoe het werkte, besloot ik: ja graag, ik wil een extra opa en oma voor Priscilla.’ Op die oproep reageerde Ingrid.
Ingrid en Charles hebben vrij laat kinderen gekregen. Hun beide zoons hadden ADHD. Ingrid: ‘We kwamen daar indertijd samen niet uit, maar met hulp van een psycholoog leerden we hoe we voor de jongens structuur aan moesten brengen. Vanuit onze kerk kwamen we in contact met andere gezinnen die het moeilijk hadden. We werden als vanzelf gastouder. Kinderen voelden zich bij ons al snel thuis vanwege de duidelijke structuur die er toch al was voor onze eigen kinderen. Een vervolgstap was crisispleegzorg. Zo konden we onze liefde kwijt. Het zit in ons om kinderen in kwetsbare situaties te helpen. Toen zagen we die oproep van Buurtgezinnen voor een driejarig meisje met een onzekere moeder. Ik vind het heerlijk om met meisjes te tutten. Dus ik dacht: laten we maar eens kijken.’
22

In het begin gaat Priscilla één middag per week naar Ingrid en Charles. Binnen een halfjaar groeit dat uit tot een bijna dagelijks contact tussen de twee gezinnen.



‘De eerste keer dat Ingrid me belde, hadden we meteen een klik’, vertelt Sabine. ‘Een paar dagen later kwam ze koffiedrinken en bij mij kwam alles eruit. Ingrid begreep wat ik doormaakte. En we houden allebei van paarden. Ingrid had een eigen paard, en onze volgende afspraak was op stal!
Samen de stal uitmesten en de paarden voeren. Priscilla hielp mee. Zij zou daarna één middag per week naar Ingrid gaan. Dan kon ze met Ingrid spelen en had ik even tijd voor mezelf.’
‘Die eerste dag hebben we uren zitten praten’, bevestigt Ingrid. ‘Ik ben zelf ook onzeker geweest en heb veel meegemaakt. Ik herkende dingen van haar in mij en zei tegen haar: je hoeft maar één ding te onthouden in hoofdletters: IK BEN SABINE en ik sta rechtop! Je mag er helemaal zijn, je hoeft je hoofd niet te laten hangen.’
‘De mensen die dicht bij haar stonden konden haar niet bereiken’, voegt Sabines man toe, ‘maar een wildvreemde wel.’
Op stal, uit het dal
Sabine, Ingrid en Priscilla zijn nu iedere woensdagochtend samen ‘op stal’. Ze werken, drinken koffie en praten samen. ‘In het begin hield ik me wat op de vlakte’, vertelt Sabine. ‘Ik zei vaak onze afspraken af. Op een gegeven moment dacht ik: straks raak ik haar kwijt. Zo kon ik niet langer doorgaan!
Een tijdje later zag ik dat Ingrid een hulp zocht op stal. Ik wilde dat heel graag. Ingrid had daar ook al aan gedacht, maar ze gaf aan dat ik me dan wel aan de afspraken moest houden. Ik heb haar beloofd dat ze op me kon rekenen. Ik heb nu zelf een sleutel van de stal!’
‘Door Ingrid ben ik gaan beseffen dat het anders kan in het leven’, vervolgt Sabine. ’Ik wil laten zien dat ik het kan. Eerst deden we het een tijdje samen en nu doe ik het alleen. Ingrid neemt me ook overal mee naar toe. De wereld is letterlijk voor mij opengegaan.’
‘Ja, Sabine was net een paard met oogkleppen’, grinnikt Ingrid. ‘Maar nu gaat ze winkelen, doet leuke dingen, gaat naar de paarden. Ze zei in het begin steeds: jullie weten niet hoe ik me voel. Maar dat wist ik wel en dat maakte de band tussen ons heel sterk.’
‘Sabine liep vast in de opvoeding van haar dochtertje’, vertelt Ingrid. ‘Ze durfde bijvoorbeeld niet te gaan winkelen met Priscilla, vanwege haar driftbuien. Dan ga ik eerst samen met hen naar de winkel. Dan ziet Sabine hoe ik het aanpak en wat het effect is op haar dochter. Zo leert ze dat ze voordat ze de winkel ingaan, afspraken kan maken met Priscilla, haar een keuze geven en de consequentie aangeven. Sabine pakt het echt op. Priscilla heeft bijna geen driftbuien meer, is vrolijker en zekerder van zichzelf.’
‘Ingrid leert me hoe ik met Priscilla om kan gaan’, beaamt Sabine. ‘Kijk, hier hangen de afspraken. We brengen structuur aan en hebben een vast ochtendritueel. Nu zijn we ontspannen om half negen op school in plaats van dat we om negen uur gestrest binnenrennen. Mensen uit onze omgeving zien dat Priscilla verandert. Nu willen een paar andere gezinnen ook heel graag hun kind naar Ingrid brengen!
Vanaf de bevalling hadden we veel instanties en hulpverlening om ons heen, maar dankzij de steun van Ingrid is die hulp nu afgebouwd.’
Hoe vind jij het op stal, Priscilla?
‘Ik kan zelf een wortel aan het paard geven’, antwoordt ze trots. ‘Dan moet ik zo mijn hand plat houden met de wortel erop.’
Wat doe jij als jullie op stal zijn?
‘Paardrijden. Poep scheppen.’
Is het niet eng om op een paard te zitten?
‘Neeeee. Ik durf dat! Ik rijd alleen op Famke. Soms komen ze alle drie in de bak. En dan ga ik op mijn skippybal en val ik zo op mijn kont.’
Terwijl de paarden allemaal rond lopen?
‘Ja! En dan ben ik helemaal vies!’
Zit je zonder zadel op het paard?
‘Ja! En ik ben in de brandnetels gevallen en mijn nichtje boven op mij.’
Oh en ben je toen weer op het paard gestapt?
‘Nee, maar mijn nichtje wel!’
‘Ja, maar jij wil ook weer, samen met mama’, voegt haar moeder lachend toe.
‘Vanuit de kerk hadden we de regel: mannen praten met mannen en vrouwen met vrouwen’, vertelt Charles. ‘Daarom zei Ingrid tegen Peter: als je dingen hebt, dan kun je met Charles praten. Ze wonen nu in bij de ouders van Peter, maar ze hebben een eigen huis nodig. Dat vinden zij ook, maar ze weten niet hoe, want ze hebben er het geld niet voor. Daarom zoekt Peter een nieuwe baan die beter betaalt. Ik help hem met het maken van een CV en een profiel op LinkedIn. Maar ik heb gewacht tot hij zelf met vragen kwam.’

‘Ik ben bewust wat terughoudend geweest, de eerste tijd’, vertelt Peter. ‘Eerst Sabine, daarna kom ik wel. Maar het is fijn dat ik nu ook mijn ei kwijt kan, bij Charles. Hij begrijpt mij. Mannen praten anders met elkaar dan vrouwen. Bij mannen gaat alles recht, bij vrouwen gaat het op en neer. Dat is meer een Zevenheuvelenweg!’
Abel is weduwnaar en heeft drie kinderen, twee jongens van veertien en zestien en een dochter, Kirsten van acht. Zijn vrouw is drie jaar geleden overleden aan borstkanker. Het laatste jaar van haar ziekte was extra zwaar omdat Abel een burn-out kreeg. De zorg voor hun dochter Kirsten die het syndroom van Down heeft, werd hen te veel. Via de AWBZ kwam er ondersteuning in de persoon van Babette, die Kirsten na schooltijd opving en naar haar clubjes bracht. Als in 2015 de zorg wordt overgeheveld naar de gemeente, krijgt Abel te horen dat deze zorg voor Kirsten in de toekomst misschien niet meer vergoed kan worden.
Abel: ‘Toen kwam Buurtgezinnen ter sprake. Ik snap ook wel dat ze proberen de kosten te beperken. Dus ik zei: laten we dat maar proberen.’
Betty is getrouwd met Karel en zij hebben samen vier dochters. Anette is de jongste van elf.
‘We zijn al acht à negen jaar logeergezin voor kinderen met een beperking’, vertelt Betty. ‘Ik vind het belangrijk dat mijn eigen kinderen zien dat niet iedereen zo is als wij en dat ze ongedwongen leren omgaan met kinderen die anders zijn. Ze worden er socialer van. Dat heb ik gezien aan mijn oudste dochters, die nu alle drie een eigen leven leiden. Toen ik een oproep zag voor een steungezin voor een meisje met een verstandelijke beperking, heb ik contact opgenomen.’

Om de twee weken op dinsdag brengt het busje Kirsten van school naar het gezin van Betty. Daar speelt ze met Anette en eet ze mee. Daarna brengt Betty haar naar huis.
Abel: ‘Toen de oproep voor een steungezin op Facebook stond, ben ik wel geschrokken! Het was weliswaar anoniem, maar het hele dorp leek mij te herkennen, net toen ik in een dip zat. Ik kreeg veel goedbedoelde opmerkingen van mensen om me heen, zoals: gaat het wel, jeetje hoe is het nou? Er wordt veel gepraat, althans dat denk je dan. Tijdens de kennismaking met het gezin van Betty voelde ik me meteen op mijn gemak. Betty is een spontane vrouw. En haar man is net zoals ik aannemer, die kende ik wel. Hij is de concurrent, haha!’
Betty: ‘Ik vond de kennismaking met Abel best spannend, omdat ik niet aan hem kon aflezen wat hij er precies van vond. Ik was verrast en opgelucht toen hij aan het eind vroeg: zullen we dan maar een nieuwe afspraak maken?
We zijn blij dat we dit voor hem kunnen doen, want hij staat er als vader toch maar alleen voor met drie kinderen. In een dorp is het lastiger om als vraaggezin over de drempel te stappen. Want al is de oproep op Facebook anoniem, mensen weten toch wel gauw om welk gezin het gaat. Ons kent ons hier. Maar het is ook mooi als we dit soort dingen op een ongedwongen manier in de buurt op kunnen lossen.’
‘Kirsten is een makkelijk kind’, vertelt haar vader. ‘Ze is alleen wat moeilijk te verstaan, dus dat is even wennen in een ander gezin. Ik ben vrij beschermend naar haar, omdat ze niet veel gevaren ziet en omdat ze watervlug is. Als ze door de voordeur naar binnenkomt, is ze voor je het weet alweer door de achterdeur verdwenen! Ik heb zelfs een tracker in haar jas laten zetten, omdat ze wel eens zoek was. Nu weet ik altijd waar ze is.’
Betty kan daar inmiddels over meepraten. ‘Kirsten is heel vrij en vliegt overal heen. Als we haar kwijt zijn, roepen we haar, maar ze antwoordt dan niet. Een keer vonden we haar in de badkuip, een andere keer had ze zich verstopt bij onze honden Lizzy en Guus. Ik ben haar nu aan het leren om antwoord te geven als we roepen. Ik was overigens verrast hoe snel ze zich thuis voelde bij ons. In het begin vroeg ze wel naar papa. Dan antwoordde ik dat hij op zijn werk was. Dat soort vragen stelt ze nu niet meer. En ik was ook verrast dat ze me net een knuffel gaf, want we hadden elkaar een maand niet gezien. Dan zie je toch dat de band groeit.’
‘Ja’, herkent Abel, ‘Kirsten komt altijd enthousiast thuis van Betty. Ze is gek op dieren, vooral op de hond Lizzy! Het is niet niks om je dochter aan iemand anders toe te vertrouwen, maar ik merk dat Betty goed op haar let.
Kirsten zelf is ook gegroeid.
Haar wereld is een stukje groter geworden. Na het overlijden van mijn vrouw dacht ik: hoe moet dat allemaal? Veertig uur werken, de zorg voor drie kinderen en de speciale zorg voor Kirsten. Maar nu loopt alles soepel. Ik vraag niet snel om hulp. Veel mensen hebben aangeboden dat ze iets voor ons wilden doen. Maar je voelt je gauw bezwaard. Dat heb ik niet met Betty. Zij heeft er zelf voor gekozen, omdat ze het graag doet en omdat ze vindt dat haar dochters er socialer van worden. Dan voel je je toch vrijer.’
Het is dinsdag en Betty zit met haar jongste dochter Anette aan de thee. Er staan dampende glazen en een grote schaal met koekjes op tafel. Over tien minuten wordt het busje met Kirsten verwacht. Hoe vindt Anette het eigenlijk dat Kirsten af en toe komt spelen?
‘Nou, eerst vond ik het niet zo leuk’, antwoordt Anette spontaan. ‘Ze is een beetje druk. De eerste keer liep ze meteen overal naar toe, naar boven, naar mijn slaapkamer en ze zat aan al mijn spulletjes. Maar nu vind ik het heel leuk.
Ik kan oudste zus zijn, lekker voor haar zorgen en samen spelen’, zegt Anette om in één adem te vervolgen: ‘Zal ik mijn map voor Kirsten laten zien? Kijk, hier bewaar ik al haar tekeningen in.
Ik hoop dat ik wel drie mappen vol krijg!’
Al bladerend door de tekeningen roept Anette ineens: ‘Oh, daar komt het busje aan.
Kijk, Kirsten zit bij het raam. Als ik de deur voor haar open, krijg ik altijd meteen een knuffel.
Maar als mama haar binnenlaat, krijgt zij geen knuffel!’
Anette rent van de tafel naar de voordeur.
Ze krijgt een dikke knuffel en helpt Kirsten bij het uittrekken van haar jas. ‘Wat zie je er mooi uit
Kirsten! Heb je nieuwe kleren?’ roept Anette uit terwijl ze samen de kamer binnen komen. Kirsten loopt naar Betty en geeft haar voor het eerst ook een dikke knuffel. Dan spreidt ze haar armen trots uit:

‘Kijk ik heb een nieuw shirt!’
Terwijl de meisjes in de keuken verdwijnen, lacht Betty:
‘Ja, Anette vindt het heerlijk als ze kan zorgen. En Kirsten luistert naar haar, dat vindt ze natuurlijk ook heel leuk...’
Jerry Romano
Agnes heeft vier zoons tussen de zes en de twaalf. Ze heeft een gewelddadige relatie achter de rug, zit in de schuldsanering en heeft weinig mensen die haar steunen. Ze heeft grote aarzelingen om Buurtgezinnen en ‘vreemden’ toe te laten, totdat zij door enthousiaste ervaringsverhalen van een vriendin over de streep wordt getrokken.
Tijdens het eerste kennismakingsgesprek met Buurtgezinnen-coördinator Monique zegt ze: ‘Het kan toch niet zo zijn dat mijn jongens opgroeien en dat ik de enige volwassene ben die van ze houdt.’ Ze vindt het wel heel spannend en de jongens ook. ‘We hebben tijd nodig om te wennen, want we komen niet veel bij andere mensen over de vloer.’
Sabine en Rein hebben twee zoons, die het huis uit zijn en studeren. Ze zijn allebei stapelgek op kinderen. Sabine was kraamverzorgster, maar kan door gezondheidsproblemen niet meer werken. ‘Ik had een shitperiode achter de rug en was weer op zoek naar een nieuwe invulling.’
Rein weet hoe het is om zonder vader op te groeien. ‘Ik werk fulltime, maar ik wil graag iets bijdragen. Bij deze oproep van Buurtgezinnen op Facebook dacht ik: is dat niks voor ons? Het is super kleinschalig, niet lullen maar poetsen.
Sabine en ik hebben het er uitgebreid over gehad, want als je hieraan begint dan doe je dat voor langere tijd, dan ga je een commitment aan.’





Ieder vrijdagmiddag worden de jongens uit school opgehaald door Agnes. De ene week twee en de andere week als Rein thuis is alle vier. Dan eten ze ook gezellig mee.


‘De kennismaking hebben we langzaam opgebouwd’, vertelt Sabine. ‘Voor Agnes hielp het dat juf Maartje, bij wie alle vier de jongens in de klas hebben gezeten, mijn zus is. Maar toen ze me zag, moest ze wel lachen, want ik lijk helemaal niet op haar! De eerste twee keer ging ik alleen naar Agnes en de jongens.’
‘Ja, dat weet ik nog’, zegt Lorenzo (tien), de eenna-oudste zoon van Agnes. ‘We wisten nog niet hoe Sabine er uit zag. Toen de school uitging, zag Sabine een groepje van vier jongens lopen en ze dacht dat zullen ze wel zijn, maar ze wist het niet zeker. En ik dacht ook dat zij Sabine was, maar ik wist het ook niet zeker, dus bleef ik rondjes lopen. Totdat mijn moeder kwam en zei: daar staat Sabine! Ze was het inderdaad.’
De keer erop ging Rein mee. Agnes vond dat heel spannend. Haar grootste zorg was of Romano, haar oudste van twaalf, het wel zag zitten. Rein vertelt: ‘Ik maakte een dolletje, een grapje, vertelde wat en vroeg dingen en langzaam ontdooide Romano.
Daarna kwamen Agnes en de jongens voor het eerst bij ons. Ze hebben toen het hele huis verkend.’
Eerst hadden we afgesproken dat we twee broertjes zouden opvangen’, gaat Rein verder. ‘Maar toen we zagen hoe verknocht ze aan elkaar zijn, konden we ze niet uit elkaar halen. Toen hebben we besloten dat ze alle vier kunnen komen op de vrijdag waarop we allebei thuis zijn, en dat er twee komen op de vrijdag dat Sabine alleen is.’
Op vrijdagmiddag worden de jongens van school opgehaald door Sabine. Tijdens een kopje thee nemen ze samen de dag door en overleggen ze met elkaar wat ze die middag gaan doen.
‘Ze begonnen met vier klontjes suiker in de thee’, lacht Sabine. ‘Dat zijn er nu twee! De eerste tijd hebben we vooral spelletjes gedaan, geknutseld en samen gekookt. Als ze nu binnenkomen, is het eerste wat ze vragen: wat eten we vandaag?
En dan: wie mag er helpen?’
Lorenzo vindt het leuk bij Rein en Sabine. ’Het is hier altijd gezellig. Op vrijdag als Rein er is, gaan we altijd lekker eten en mogen we zelf bepalen wat’, vertelt Lorenzo.
‘In het begin zochten we de gezelligheid thuis. Later gingen we ook op pad’, vervolgt Sabine. ‘Geocachen, zwemmen, vissen, naar het bos, samen boodschappen doen. Joey is een echte stuiterbal, maar als-ie met Rein gaat vissen, dan is hij ineens de rust zelve. We gingen een keer naar een natuurspeeltuin toe. Ze stonden daar zo van: wat moeten we hier nu? Ik dacht: ze vinden er niks aan. Maar Rein zei: geef ze even de tijd. Even later begonnen ze heerlijk te spelen.
Ze hadden gewoon nog nooit zoiets gezien en wisten niet goed wat ze ermee aan moesten. Van alle uitstapjes en van iedere vis die gevangen wordt, appen we foto’s naar Agnes.‘
‘Het zijn ontzettend leuke jongens’, zegt Sabine. ‘Ieder heeft zijn eigen karakter en heeft weer een eigen benadering nodig. Ik ben op vrijdagavond fysiek gesloopt, maar tegelijk geeft hun bezoek me veel energie.’
‘Het geeft ons veel voldoening dat de jongens bij ons op hun gemak zijn’, vult Rein aan. ‘Het zijn geen bange vogeltjes meer. Er is vertrouwen ontstaan. Dat merk je ook aan het fysieke contact. Jerry legt nu zijn hand om mijn schouder als hij mee wil kijken op de laptop en komt af en toe op schoot zitten. Romano had ons uitgenodigd voor de eindmusical. Hij was verbaasd dat wij er waren. In zijn leven zijn afspraken vaak niet nagekomen. Nu leert hij dat het toch mogelijk is.
Ook als we vertelden dat we een uitstapje gingen maken, vroegen ze: gaan we dat echt doen?’
‘We geven ze ook verantwoordelijkheid. Dan zeg ik: ga jij de champignons maar snijden. Dan kijken ze raar op: mogen we dat met zo’n groot mes? Ja, ik sta vlak bij je. Vinden ze geweldig, dat ze dat vertrouwen krijgen.’
‘We hebben ook iets nieuws geleerd van eten’, vertelt Lorenzo. ‘Een pannenkoek met spek en stroop. Het lijkt best vies, spek en stroop, maar het is eigenlijk heel lekker. Dus een paar dagen later aten we thuis alleen nog maar pannenkoeken met spek en stroop, omdat we het zo lekker vonden.’
Kleine Joey laat zich niet onbetuigd: ‘We hebben allemaal een zakje met zaadjes gekregen en toen gingen we allemaal voor de plantjes zorgen. Dat zijn allemaal kruiden geworden, zoals basilicum. Soms gaan we het plukken voor het eten en op ons bord doen.’

‘Ik vind Rein en Sabine heel aardig, ze zijn nooit chagrijnig of boos’, vertelt Lorenzo. ‘Als er iets is op school dan vertel ik ze dat wel. Ik had bijvoorbeeld een keer ruzie en we hadden gevochten op school. Toen zeiden ze: je kunt beter niet vechten. Je kunt het beter eerst proberen op te lossen met zijn tweeën en daarna naar de meester of juf gaan, maar je moet niet vechten. Ik vind het fijn dat ze me willen helpen.’
‘Agnes heeft het vertrouwen dat we goed voor de jongens zorgen’, zegt Sabine. ‘Daar is ze echt blij mee. We zijn nu uitgenodigd op de verjaardag van Jerry. Dat is weer een stapje in het vertrouwen.’
Salima heeft een dochter van negen, Loubna. Salima heeft een langdurige gewelddadige relatie achter zich gelaten.
Twee jaar lang woonden moeder en dochter in opvanghuizen, op kamers tussen studenten en in bij schoonfamilie.
‘Toen ik een eigen woning kreeg’, vertelt Salima, ‘was dat de gelukkigste dag van mijn leven. Een huis waarin ik niet bang hoef te zijn, waar ik in mijn eigen gevoel kan wonen. Ik heb daarna besloten een fulltime opleiding te gaan doen, ook al is dat een hele uitdaging. Ik maakte me zorgen omdat ik Loubna niet de aandacht kon geven die ze nodig heeft.
Iedere ochtend stond ik vroeg op het schoolplein om iets te kunnen regelen voor Loubna na schooltijd. Allemaal veel stress. Toen ik hoorde van Buurtgezinnen nam ik direct contact op.’
Birgitte en Jan melden zich als steungezin. Ze zijn bijna dertig jaar getrouwd en hebben een dochter Judy van achttien. Het is een knus en huiselijk gezin. ‘Mijn werk is commercieel en kil en ik was al een hele tijd op zoek naar een meer zinvolle invulling’ vertelt Birgitte. ‘Ik wilde al heel lang iets met kinderen en toen ik in contact kwam met Buurtgezinnen, werd ik steeds enthousiaster. Ik houd van een vast ritme, goed slapen, uit school lekker een broodje eten. Die rust straal je dan ook uit. Een paar jaar geleden toen het helemaal niet goed ging met onze Judy, was ik die rust helemaal kwijt. Ik voelde me moedeloos en machteloos. De hulp die we toen gekregen hebben, wil ik nu graag doorgeven.’


Iedere dinsdag haalt Birgitte Loubna op van school. Aan het eind van de middag of na het eten wordt ze door haar moeder weer opgehaald. De twee gezinnen trekken nu al anderhalf jaar samen op.

Mijn kind was in goede handen
‘Ik was heel verlegen toen we gingen kennismaken’, vertelt Loubna. ‘Ik durfde niet te praten. Mama zei een paar keer: “zeg eens wat”, maar ik wilde niet. Later ben ik met Judy in de tuin gaan spelen. Dat was best fijn, zo kon ik een beetje wennen. En mama en Birgitte zaten toen binnen te praten.’
‘Ik had erg uitgekeken naar de ontmoeting,’ zegt Birgitte. ‘Toen Salima haar verhaal vertelde, schrok ik wel. Ik moest echt schakelen. Goh, dat kan een mens allemaal overkomen, dingen waar wij nooit mee te maken hebben gehad. Maar ik had ook iets van: we zullen wel zien wat het met zich meebrengt. Ik heb wel aan Salima gevraagd wat ik mag zeggen tegen Loubna. Wat mag ik haar vragen? Jan heeft zich in het begin wat op de achtergrond gehouden tijdens de wenperiode, maar nu maakt ze al echt deel uit van ons gezin. Ze voelde zich snel op haar gemak. Loubna is bijdehand, snel en praat veel. Ze lijkt daarin erg op Judy. Dus voor ons komen veel herinneringen terug. Dat vind ik heel leuk.’
‘Ik vergeet nooit wat Birgitte in het begin heeft gezegd’, voegt Salima toe. ‘Ze zei: “Toen wij het moeilijk hadden hebben we hulp gekregen en die wil ik nu doorgeven.” Ze wilde mij en Loubna helpen. Op dat moment wist ik dat mijn kind in goede handen was.’
‘Ondanks alles wat ze heeft meegemaakt, is Loubna een open kind’, vertelt Salima. ‘Ze is sterk, ze weet wat ze wil en wat de grenzen zijn. Birgitte zegt dat ze op mij lijkt. Loubna verheugt zich er altijd enorm op om naar Birgitte te gaan. Soms appt ze al de avond ervoor: ik heb er zo’n zin in, Birgitte, ik kan niet wachten! Ik wou dat het al morgen was! Toen ik afgelopen zomer met haar in Marokko was, vertelde ze aan haar ooms en tantes: “Salima is mijn mama, maar Birgitte is ook mijn mama. Zij is een Nederlandse vrouw, ze draagt geen hoofddoek. Ze is een hele goede vrouw. Ze doet alles voor mij. Ze zorgt voor mij.” En dan liet ze een foto zien van Birgitte met haar korte haar. Zij is als een tweede moeder voor Loubna. Als ze bij Birgitte is, geeft mij dat rust. Birgitte is er helemaal voor haar. Ze krijgt dan alle aandacht en liefde. Ze doen samen spelletjes, Birgitte helpt haar met rekenen of met een spreekbeurt voorbereiden. Ze mag mee naar Birgittes ouders of schoonouders. Soms gaan ze naar de film. We worden uitgenodigd voor hun verjaardagen.’
‘Ja’, vult Birgitte aan, ‘Op Judy’s verjaardag heeft Loubna hier geholpen met hapjes rondbrengen. Dat deed ze echt geweldig! Ze voelt zich hier helemaal thuis.

We eten een broodje samen als ze uit school komt en doen heel gewone dingen. Ze kan zichzelf prima vermaken, maar zodra ik in de buurt ben, roept ze me snel. Dan wil ze even de volle aandacht. Haha, ik heb Judy nooit zoveel onverdunde aandacht gegeven, want toen moesten nog allerlei andere dingen gebeuren.
Maar de dinsdag is nu echt voor Loubna.
Daar genieten we samen van. Soms vertelt ze iets over haar vader, niet vaak, maar daar hebben we het dan even over.’
‘Laatst hebben Brigitte, Jan en Judy bij ons thuis gegeten, zegt Salima. ‘Loubna had me precies gezegd wat ik moest koken.’ En Jan helpt dan even met een klusje in huis. Hij heeft Loubna’s nieuwe bed in elkaar gezet. We hebben een sterke band met elkaar gekregen.’
Twee maal een nieuwe wereld
‘Hoe kijk je naar de toekomst, Salima?’
‘Ik heb intussen mijn MBO-diploma gehaald voor zorg en welzijn niveau 1 en ik werk nu in de thuiszorg, maar heb nog geen vast contract. Het contact met de mensen in mijn werk vind ik heel leuk. Ik wil graag uit de armoede komen. Soms denk ik wel: hoe ben ik er ooit doorheen gekomen? Maar er zit een soort oervertrouwen in me, heel diep: eens komt het goed. Tegelijk is het is ook zwaar. Ik heb geen schouder om op uit te huilen, geen vader of moeder of een man… Mensen als Birgitte en haar gezin maken voor mij het verschil.’

‘Wat betekent het voor jou om steungezin te zijn, Birgitte?’
‘Ik vind het heel gezellig en het geeft me energie. Het is fijn om iets voor iemand te kunnen betekenen. Daarnaast ben ik ook anders tegen zaken aan gaan kijken. Dingen waarvan ik hiervoor geen weet had. Ook ontdek ik wat er allemaal mogelijk is, bijvoorbeeld een plek waar Loubna haar fiets kan brengen, waar haar band gratis geplakt wordt. Of de weggeefwinkel, waar je goede spullen kunt halen als je zelf geen geld hebt om ze te kopen. Dat er zoveel voor andere mensen gedaan wordt, dat vind ik prachtig om te ervaren.’
Carla heeft twee zoons, Jorn (vijf) en Damian (twaalf). Haar jongste zoon Jorn heeft ernstige epilepsie. Hij heeft heel vaak zware aanvallen en daarom 24 uur per dag verzorging nodig. ‘Het Centrum voor Jeugd en Gezin stelde voor om Buurtgezinnen in te schakelen voor de zorg van Jorn’, zegt Carla. ‘Dat vond ik geen goed idee, maar later dacht ik: misschien is het iets voor Damian. Ik had mijn handen vol aan de zorg voor Jorn en kon hem niet de aandacht geven die hij nodig had. Het ging niet goed met hem. Als hij uit school kwam, trok hij zijn pyjama aan en kroop onder een dekentje met zijn iPad. Hij was het vergeten kind. Hij had een plek nodig om te ontspannen, aandacht te krijgen en even weg te zijn van hier.’
Melle en Maarten willen al een tijdje iets doen voor kinderen. Ze staan op de wachtlijst van pleegzorg. Sinds enkele jaren begeleidt Melle Sam, een 15-jarige puber met autisme. ‘Zijn moeder tipte ons over Buurtgezinnen’, vertelt Melle ‘Of dat iets voor ons was? We hebben direct contact gezocht, maar in de gemeente waar we woonden, bleek Buurtgezinnen nog niet actief. Nu hadden we op dat moment al plannen om dichter bij de bossen te gaan wonen. We zijn inderdaad verhuisd en vervolgens hebben we bij de plaatselijke coördinator van Buurtgezinnen, Monique, aan de bel getrokken. Daarna ging het allemaal heel snel.’


Damian begon met twee middagen per week naar Melle en Maarten te gaan. Vrij snel groeide het contact uit tot een tweede thuis voor


Carla was blij met het aanbod van Melle en Maarten. ‘Ik had gevraagd om een gezin met ruggengraat, dat niet schrikt van veel heftigheid’, vertelt Carla kordaat. ‘Het moest ook in ons dorp zijn. Want dan kan Damian, als het hem hier thuis even te veel wordt, zelf op zijn fiets stappen en er heen gaan. Monique kwam snel met een voorstel. Twee mannen, van wie er één een specialisatie heeft in autisme. Dat sprak me aan, omdat Damian het moeilijk vindt om contact te maken. Hij heeft autistische trekjes.’
‘De eerste afspraak met Melle en Maarten verliep spontaan en open’, vervolgt Carla. ‘Zij hadden wel wat meegemaakt. We hebben het vooral gehad over de vraag hoe we het eerste contact met Damian zouden organiseren. Melle stelde voor hem foto’s te sturen, van henzelf, van de honden en het huis. Damian kon die rustig bekijken en besluiten of hij hen wilde ontmoeten. Melle en Maarten zijn daarna hier naar toe gekomen met de hond. Het contact liep vooral via de hond. Toen zijn ze samen met de hond en Damian naar hun huis gelopen, hebben het huis laten zien en zijn weer teruggelopen naar ons huis.’
Hondentroost
‘We zijn begonnen met hem twee middagen in de week op te vangen’, vertelt Melle. ‘Na het eten ging hij dan naar huis.
Maar al snel wilde hij wat langer blijven. Hij zat veel achter zijn iPad, soms wel vijf uur per dag. In overleg met Carla wilden we de schermtijd terugbrengen naar twee uur per dag. Dat gaf in het begin veel conflicten. Als hij dan boos was, gingen we met hem en de honden het bos in.
Daar kon hij zijn energie kwijt en ervaren hoe hij weer rustig werd. We begrepen dat hij veel reden had tot boosheid.’
‘De situatie is nu zo dat zijn moeder steeds twee weken weg is om voor zijn broertje Jorn te zorgen, die inmiddels in een epilepsiecentrum woont. In die weken is Damian bij ons. Elke derde week is Carla thuis met Damian. Hij is soms heel verdrietig omdat hij zijn moeder mist. Laatst lag hij in bed te huilen. Ik vroeg of hij het fijn vond als de hond bij hem kwam slapen en zei dat ik hem dan eerst nog uit moest laten. Toen vroeg hij: zal ik meegaan? Dan ga jij op de fiets en loop ik met de hond. Zo leert hij zelf oplossingen te bedenken. Na het uitlaten is hij met de hond vrij snel in slaap gevallen.’
‘Het Pinksterweekend was een keerpunt’, vertelt Maarten. ‘We gingen met Damian kamperen en vonden het alle drie heel spannend. Damian sliep voor het eerst in een tent. Er gingen geen schermen mee. We hebben samen gefietst, gezwommen, gewandeld, gebarbecued en spelletjes gedaan. Hij genoot en we zagen hem groeien.
Hij gaf ons voor het eerst een knuffel en begon oog voor ons te krijgen. Toen ik een keer beroerd wakker werd ‘s morgens, zei Damian:
“Ik denk dat ik jou maar even met rust moet laten Maarten, je ziet er niet goed uit”. Dat raakte ons.’
‘Omdat Damian momenteel veel bij ons woont, hebben we met Carla besproken dat wij ook de contacten met school onderhouden. We zijn inmiddels een tweede thuis voor hem geworden. Hij heeft zijn eigen sleutel. Als hij thuis is bij zijn moeder, maar hij speelt hier in de buurt, dan wipt hij even binnen. Hij heeft hier zelfs vriendjes gemaakt.’
‘We krijgen veel positieve reacties in het dorp. We hebben al twee keer een waarderingsprijs gewonnen, met Vaderdag en Burendag van onze lokale Albert Heijn!’, grinniken de twee mannen.
Wat betekent steungezin zijn voor jullie, Maarten en Melle?
‘Het is soms pittig, maar het is fantastisch om de groei van Damian te zien’, zegt Maarten. ‘Er is een waardevolle vriendschap ontstaan tussen ons en Carla. Doordat we steungezin zijn, zijn we ons ook snel thuis gaan voelen in dit dorp.’
‘Carla heeft nu plannen om samen met Damian naar Heeze te verhuizen om dichter bij het wooncentrum van Jorn te wonen’, voegt Melle toe. ‘Ook dan willen we wat betekenen voor Damian, dan wordt hij misschien ons ’weekendkind’.
Het eerste wat Damian zei toen hij hoorde van de verhuisplannen: kunnen jullie niet mee verhuizen? Dat zegt veel.’
Wat betekent dit steungezin voor jou, Carla?
‘Maarten en Melle verrijken het leven van Damian, zodat hij weer gelukkig kan zijn.
Damian neemt nu weer deel aan het gesprek in ons gezin, hij lacht weer, hij is opener geworden. Dat geeft mij rust. Hij heeft een basis, ook al moet hij mij en zijn broertje veel missen. Daar heeft hij veel verdriet en boosheid over, maar daar gaan ze heel goed mee om. Soms is het ook wel veel voor hen. Zij zijn een geschenk uit de hemel voor ons. Dit is de beste match ooit!’
Hoe verloopt het contact met Buurtgezinnen?
‘Heel laagdrempelig en natuurlijk’, antwoordt Carla. ‘Je zit niet met een instantie aan tafel. Bij een instantie let je op wat je zegt. Er wordt snel iets achter gezocht, of je voelt je beoordeeld. Hier praat ik vrij, vertel ik gewoon mijn verhaal aan Monique en dan gaan we kijken hoe we het op kunnen lossen.’

Vanessa en Rob hebben samen een dochter, Nikita van twee. Op het moment dat zij zich aanmelden bij Buurtgezinnen is Vanessa zwanger. Rob heeft nog een dochter van tien, die er meestal in de weekenden is. Beide
ouders zijn opgegroeid in tehuizen en pleeggezinnen. Zo hebben ze elkaar ook leren kennen. Beiden krijgen psychologische hulp. Daarnaast is het een hele uitdaging voor hen om het huishouden en de financiën goed georganiseerd te krijgen. Wat de opvoeding van de kinderen betreft, is het voor hen extra moeilijk omdat ze zelf de geborgenheid van een thuis hebben moeten ontberen. De eerste kennismaking met het steungezin van Sander en Chantal vindt plaats vlak na de geboorte van baby Wesley.
Sander en Chantal zijn getrouwd en hebben samen twee volwassen kinderen van tegen de dertig. Ze zijn allebei sociaal bewogen en weten hoe belangrijk het is voor kinderen om veilig op te groeien. Chantal heeft een pedagogische achtergrond en werkt vier dagen per week in het speciaal onderwijs. ‘We zagen op Facebook een oproep voor een gezin van een moeder alleen met baby. We waren meteen verkocht en hebben ons direct aangemeld. ‘Maar het gezin met de baby ging niet door,’ vertelt Chantal. ‘De coördinator van Buurtgezinnen, Monique, legde ons toen het gezin van Vanessa en Rob voor. Dat sprak ons ook aan.’
42






Eén keer per week halen Sander en Chantal de kinderen op. Meestal is dat alleen Nikita, maar soms komt Wesley ook mee. Vaak gaan ze naar een speeltuin of kinderboerderij.



‘Wat ik prettig vind aan Buurtgezinnen is dat je een bepaalde vrijheid behoudt’, vertelt Chantal. ‘Er zit ruimte in het proces. Je hebt de kennismaking, de proefperiode. Het wordt rustig opgebouwd en op ieder moment kun je voelen of het nog klopt. Want je zegt ergens ja tegen, zonder dat je eigenlijk weet waar je ja tegen zegt. Dat vind je pas gaandeweg uit. Het is ook fijn dat er begeleiding is. Soms zie je dingen bij het vraaggezin en vraag je je af: moeten of kunnen we daar iets mee?’
Na de bevalling van Vanessa gingen Sander en Chantal samen met Monique kennismaken.
‘Vanessa was open en spraakzaam. Rob was stiller’, zegt Chantal. ‘Vanessa had echt de intentie om hun kinderen een fijn thuis te bieden. Maar de grote vraag voor haar was: hoe doe je dat, als je zelf die ervaring niet hebt?
Ze is echt van goede wil en dat gaf ons het vertrouwen dat we samen een goeie band op kunnen bouwen.‘
‘Vanaf dag één heb ik Vanessa serieus genomen’, zegt Chantal. ‘Van vrouw tot vrouw. Met mij kun je alles bespreken. Niets is mij vreemd. Ik heb ook dingen uit mijn leven verteld die moeilijk waren, over hoe ik zelf ben opgevoed, maar ook over de opvoeding van onze kinderen.
Als zij het idee heeft dat hier alles gladjes verloopt, dan schept dat afstand. Het was een zoektocht voor hen en ons om uit te vinden wat ze wilden, wat ze nodig hadden. Als ze bijvoorbeeld vervoer nodig hebben, omdat ze zelf geen auto hebben, rijdt Sander wel eens voor ze.’
‘Je hebt hier geen handboek voor’, beaamt Sander. ‘Het is aftasten. Wat hebben zij nodig, wat kun je zelf geven? Je wilt jezelf niet opdringen, en je wilt ook niet geclaimd worden. Wat voor adviezen wil en kun je geven, ook als ze daar niet zelf om hebben gevraagd?
Je zoekt naar een balans.’
Genieten van groei
‘Nikita was in het begin wat bangig in de speeltuin’, vertelt Sander, ‘maar nu houd ik soms mijn hart vast als ik zie hoe ze overal op klautert. Hetzelfde geldt voor de kinderboerderij. Ze loopt als een kleine madam tussen de dieren door. We tekenen, zingen en dansen ook veel met elkaar.
We proberen wat te lezen, maar dat is niet zo eenvoudig want ze is springerig. Aanvankelijk was ze helemaal niet knuffelig, maar nu is dat helemaal gewoon. Ze leert ook steeds meer zelfstandig te spelen.’


‘Ik denk dat we haar rust, veiligheid en geborgenheid bieden’, gaat Sander verder. ‘Ze leeft in een druk gezin. Ik vind het geweldig om helemaal mee te gaan in haar spel en de fantasie van een kind. Maar discipline is ook belangrijk. Als iets niet mag, dan mag het niet. We leren haar dat ze haar jasje moet ophangen als ze binnenkomt. Je ziet haar zelfvertrouwen groeien omdat ze zelf iets mag doen en het af mag maken. Veel mensen uit onze omgeving kennen Nikita ondertussen ook. Onze zoon heeft een geweldige klik met Nikita. Het geeft ons vreugde, voldoening, soms ook wat zorgen links en rechts, maar dat mag ook wel. Als je een kind plezier ziet hebben, gaat je eigen hart open en dan zie je dat het goed is.’

Wat vind je van Buurtgezinnen, Sander?
‘We zijn heel blij dat Vanessa de stap naar Buurtgezinnen heeft gezet.
Het is fijn om van betekenis te zijn voor hen. Er ontstaat ruimte voor Rob en Vanessa, want Nikita is een druk meisje.
Het is beperkt wat wij toe kunnen voegen, maar het is waardevol dat we mee mogen kijken.
Vanessa staat voor ons open en laat ons toe. Je ziet langzaam iets verschuiven, heel fragiel, in het contact tussen Vanessa en Chantal.
Dan zegt Vanessa: als ik er zo eens over nadenk… in plaats van meteen doen. We komen uit totaal verschillende milieus.
Dat zet haar ook aan het denken over het leven. Vanessa is nog heel jong, ze wil nog een opleiding doen. We blijven aan de buitenkant, zo kunnen we het meest voor hen betekenen.’
‘Buurtgezinnen is een sterk idee’, vervolgt Sander. ‘De coördinator, Monique, is heel open en de lijnen zijn kort. Het geeft het gevoel dat je van onderaf opwerkt in plaats van bovenaf oplegt. Een heerlijk plat, laagdrempelig initiatief, dat de kern raakt en veel effect sorteert. Het verrijkt je leven. Je kunt je eigen ervaring uitzaaien en wellicht help je anderen dan.
Het kost niks en je krijgt er veel voldoening voor terug. Het gekke is dat je jezelf ook weer ontwikkelt. Je bent niet de grote weldoener, maar je gaat samen op reis.’



Opgericht als burgerinitiatief in 2015 is Buurtgezinnen inmiddels uitgegroeid tot een landelijk concept dat lokaal wordt uitgevoerd in meer dan 100 gemeenten. Waarom kiezen gemeenten voor dit initiatief? Voorop staat dat deze vorm van hulp naadloos aansluit bij de beoogde transformatie in het sociaal domein. De hulp wordt dichtbij door betrokken buurtbewoners gegeven. Zo wordt op een praktische manier invulling gegeven aan de pedagogische civil society. Maar waarin schuilt precies de kracht van Buurtgezinnen? Waarom lijkt het zo goed te werken? En welke dilemma’s en uitdagingen komen in de verhalen naar voren?

We vroegen het Elize Lam, destijds senior onderzoeker bij het Lectoraat Jeugd en Gezin en het associate Lectoraat Informele Netwerken van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Elize analyseerde de verhalen uit dit boekje en schetst in deze nabeschouwing haar bevindingen.
Elize Lam is gespecialiseerd in informele steun en auteur van ‘Risicokind of evenwichtskunstenaar?
Kind zijn ondanks een moeilijke thuissituatie’.
Als dit boek met zijn kleurrijke inkijkjes in gezinnen ons iets vertelt, is het dat er in onze samenleving, waar onderlinge verbanden losser en brozer worden en eenzaamheid toeneemt, gelukkig nog steeds mensen zijn met hart voor anderen. Mensen die bereid zijn iets voor het kind van een ander - een vreemde nog wel - te betekenen, omdat die dat steuntje in de rug zo goed kan gebruiken. Het zijn mensen met heel verschillende motieven die doorzetten, zelfs als het hen en hun gezin iets kost. Want het opvangen van kinderen van een ander is niet altijd makkelijk. Voor je het weet vliegen er dingen van je trap, zijn de spulletjes in je meidenkamer niet veilig of wordt de frequentie van de steun meer dan die toegezegde middag per week.
Wanneer dat het hele verhaal van Buurtgezinnen zou zijn, was het vermoedelijk snel afgelopen. Want wie wil er nu belangeloos investeren in een onbekende - ook al is het een kind - en er dan ook nog wat zorgen bij krijgen? Gelukkig schetsen de opgetekende ervaringen een veel rijker beeld.
Steungezinnen staan niet enkel klaar, maar het levert hen ook iets op. Ze genieten, leren, ontdekken, verwonderen zich. Ze houden van kinderen en ontvangen die liefde vaak zomaar terug. Steungezinnen vinden dat deze ervaring hun leven verrijkt. Daar halen ze hun voldoening uit.
Maatschappelijke effecten
Buurtgezinnen bemiddelt niet alleen tussen vraag en aanbod van informele steun, maar
verbindt ook sociale klassen, door het koppelen van gezinnen uit allerlei lagen van de bevolking.

Buurtgezinnen bemiddelt niet alleen tussen vraag en aanbod van informele steun, maar verbindt ook sociale klassen, door het koppelen van gezinnen uit allerlei lagen van de bevolking. Hierdoor gaan werelden open, vervagen grenzen en krijgt ‘een blanke bubbel’ kleur, zoals vraagmoeder
Eva het verwoordt, die via Buurtgezinnen contact heeft met Nadine uit Togo. Er ontstaan vriendschappen tussen mensen van heel verschillende komaf.
Buurtgezinnen dicht op die manier enigszins de ‘opportunity gap’, zoals socioloog Putnam het noemt: een kloof die ook in ons land hardnekkiger en groter wordt.1 Een kloof van sociale ongelijkheid die de toekomstkansen van kinderen (en volwassenen) inperkt. Niet voor niets stelde het SCP enkele jaren geleden dat de aanpak van ongelijkheid een urgente opgave is voor beleidsmakers.2
Buurtgezinnen slaat meer bruggen, want het brengt ook generaties bij elkaar. Ouderen kunnen gewoon mee (blijven) doen. Want in een steungezin gaat het vooral om het welkom heten van een kind in de dagelijkse routine van je eigen bestaan. De heel gewone dingen doen ertoe: een boodschap doen, samen koken of een spelletje spelen. Dat kan al het verschil maken in het leven van een kind bij wie het thuis onrustig is. Het draait om het onderlinge contact, er voor het kind zijn. En dat kunnen ook veel senioren bieden.
Het initiatief van Buurtgezinnen geeft ook een antwoord op een ander vraagstuk in onze geïndividualiseerde maatschappij. Door het bemiddelen van onbekenden helpt Buurtgezinnen mensen om hun vraagverlegenheid los te laten. Dat is hard nodig, want het blijkt soms erg lastig om in het eigen netwerk hulp te vragen. Mensen schamen zich dat ze het niet alleen redden, modderen te lang door of zijn er huiverig voor een ander (weer) te belasten.
Ouderen kunnen gewoon mee (blijven) doen. Want in een steungezin gaat het vooral om het welkom heten van een kind in de dagelijkse routine van je eigen bestaan.

Het is soms gemakkelijker om hulp van wildvreemden te accepteren, vertellen enkele vraagouders. Steun van een onbekende is spannend, maar het aanvaarden ervan eenvoudiger omdat iemand er zelf voor kiest. Ook helpt het vraagouders te weten dat ook de steungezinnen op een of andere manier profijt hebben van het contact. Zoals vraagvader Abel over steunmoeder Betty zegt: “Ze vindt dat haar dochters er socialer van worden”. Andersom geldt dat mensen soms graag iets willen betekenen voor een ander, maar niet goed weten hoe ze dat handen en voeten moeten geven.
De meeste mensen stappen niet zomaar op een onbekende af, ook al woont diegene in dezelfde buurt.
Ook hiervoor blijkt Buurtgezinnen een uitkomst: het dicht óók het gat van handelingsverlegenheid.
Effect op kinderen
Kijken we specifiek naar het rendement voor de kinderen, dan ontdekken we wat steevast uit onderzoek blijkt: informele steun doet ertoe!3 Liefdevolle, duurzame relaties versterken het welzijn van kinderen en kunnen zelfs het herstel van een trauma bevorderen. we bijvoorbeeld bij de elfjarige Ben wiens uithuisplaatsing er in heeft gehakt en hem ontvankelijk heeft gemaakt voor verkeerde vrienden. De echte verandering komt als Esther en Gerard hem verwelkomen in hun jongensgezin. Niet door grootse dingen te organiseren maar door kleine gebaren die zijn kind zijn ondersteunen.
Daardoor voelt hij zich veilig en begrepen. De ervaring van Ben en de andere kinderen in dit boek tonen aan dat Buurtgezinnen niet slechts hun netwerk vergroot, en hun toegang tot steun, maar juist ook hun veerkracht, hun perspectief en hun kwaliteit van leven.
Het steungezin gaat functioneren als een anker, een voorspelbare plek om bij te tanken als dat thuis (tijdelijk) onvoldoende lukt. Hierdoor fleuren kinderen op, voelen ze zich gezien en krijgt hun sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling een boost. Net als hun (zelf-) vertrouwen, horen we bijvoorbeeld van Rein die samen met zijn vrouw vier broertjes opvangt: “Het zijn geen bange vogeltjes meer. Er is vertrouwen ontstaan”.

Niet alleen op de levens van de kinderen heeft het steungezin impact, maar zeker ook op die van de vraagouders. Het geeft hen rust te weten dat hun kinderen genieten van het contact bij het steungezin en dat ze ervan opknappen. Zelf komen vraagouders - soms volledig door sores overmand - door de praktische steun meer toe aan zichzelf of geeft de emotionele support hen weer wat perspectief. Bij sommige vraagouders zien we voorzichtig ruimte ontstaan om het steungezin te laten meedenken over hun ouderschap. Dit gebeurt niet zozeer omdat de steunouder een pedagoog is of hulpverlener, veel meer lijkt een rol te spelen hoe diegene met hen en hun kinderen omgaat.
Dat sommige steunouders zelf ook de nodige opvoedstress gekend hebben, uitdagingen zijn aangegaan of een liefdeloze jeugd of depressie hebben meegemaakt, helpt daarbij. Dit herkennen bij elkaar stimuleert onderlinge openheid en begrip, het creëert een band. Het meedoen met Buurtgezinnen heeft niet alleen effect op de thuissituatie van vraagouders, maar ook op hun participatie aan de samenleving. Sommigen overwegen een opleiding, gaan vrijwilligerswerk doen of pakken een hobby op. Anderen realiseren zich heel goed dat ze een kans krijgen die ze moeten grijpen.
Mensen leren door het opdoen van ervaringen en door het gedrag van anderen te observeren, en dit te imiteren.5 Daarom zijn positieve rolmodellen zo belangrijk, ook voor volwassenen. Het verhaal van vraagmoeder Sabine en steunmoeder Ingrid laat dit goed zien. Of het nu gaat om het samen verzorgen van de paarden of het hanteren van de driftbuien van de temperamentvolle Priscilla.
Bijna ongemerkt en stap voor stap wordt Ingrid een rolmodel.
Soms is iemand ook op een andere manier een voorbeeld. Uit de verhalen in dit boek blijkt dat het helpt en inspireert als een steunmoeder deelt dat ze zelf ook problemen heeft overwonnen. De opgetekende ervaringen leren ons nog iets. Niet alleen de steungezinnen investeren, ook de vraaggezinnen doen dit.
Mensen leren door het opdoen van ervaringen en door het gedrag van anderen te observeren en dit te imiteren.
Daarom zijn positieve rolmodellen zo belangrijk, ook voor volwassenen.

Vraagmoeder Salima die het steungezin uitnodigt voor een etentje bij haar thuis, vraagmoeder Nadine die de thee verzorgt in het huis van Eva tijdens het eindgesprek en het ziekenbezoek aan de steunmoeder door Odylia en haar dochter.
Allemaal voorbeelden van wederkerigheid die de balans van geven en ontvangen tussen de gezinnen ondersteunen.
Een balans die tussen bekenden soms al fragiel is, laat staan tussen relatieve onbekenden.6 En toch werkt het zo.
Wellicht is de ervaring van Anette van elf wel het meest illustratief. Moet ze aanvankelijk nogal wennen aan de levendige, verstandelijk beperkte Kirsten die bij haar thuis wordt opgevangen, inmiddels geniet ze met volle teugen van het ‘oudste zus zijn’, het zorgen, het samen spelen. En de achtjarige Kirsten? Die erkent de waarde van haar nieuwe ‘zus’ op geheel eigen wijze door haar te overladen met zelfgemaakte tekeningen.
Hoeveel opbrengsten Buurtgezinnen ook heeft: wie als vraag- of steungezin start, begint aan een spannende ontdekkingstocht. Je kunt het een beetje vergelijken met daten. Totale vreemden worden aan elkaar gekoppeld en gaan na of het met de ander klikt, of dat wederzijdse gevoel er is dat je het met elkaar ziet zitten. Pas daarna kun je gaan ontdekken of het werkelijk werkt. Dat heeft tijd nodig. Tussen de onbekende ouders moet verbondenheid ontstaan en iets van een patroon waardoor het gaat werken. Een sterke ‘werkalliantie’ is belangrijk.7 Die ontstaat, en gedijt, vooral op basis van vertrouwen en gelijkwaardigheid.
Maar dit is niet vanzelfsprekend aanwezig.
Er bestaat aanvankelijk geen thick trust tussen de ouders, ze kennen elkaar nog niet goed en delen geen geschiedenis.8
Bovendien start de relatie asymmetrisch: de steunouders geven, de vraagouders ontvangen. Het is een delicaat proces. Steunouders willen graag geven wat de vraagouder nodig heeft, maar zich niet opdringen en ook niet geclaimd worden. Het is zoeken naar een balans. En, zo zegt een van de steunouders treffend: daar is geen handboek voor.
Gelukkig maar dat steunouders en vraagouders hun weg samen kunnen ontdekken, anders zou het gewone leven te veel ingekaderd worden. Dat wil overigens niet zeggen dat gezinnen het maar uit moeten zoeken.



Buurtgezinnen hanteert een duidelijke en gefaseerde werkwijze, van kennismaking tot afronding.
Afspraken worden niet enkel mondeling gemaakt, maar ook vastgelegd in een contract.
En er zijn huisregels die door alle betrokkenen moeten worden ondertekend en nageleefd.9
Frappant genoeg klinkt echter het ongecompliceerde, het aansluiten bij het gewone leven in de verhalen door. Niet voor niets zegt een van de vraagmoeders dat Buurtgezinnen helemaal niet aanvoelt als ‘een instantie’. Ze is daardoor meer op haar gemak en deelt vrijer wat er speelt. In de reactie van steunmoeder Chantal vinden we een mogelijke verklaring: “Er zit ruimte in het proces. Je hebt de kennismaking, de proefperiode. Het wordt rustig opgebouwd en op ieder moment kun je voelen of het nog klopt”. Kennelijk versterkt de heldere, gestage opbouw van het proces juist een gevoel van vrijheid, van zelf aan de knoppen kunnen draaien. De werkwijze met proefperiode helpt om te ontdekken of de vrijwillige inzet past en of de gezinnen daadwerkelijk matchen.

Vaak blijkt dat zo te zijn, begrijpen we uit ervaringen, maar niet altijd. Dan kun je altijd stoppen of switchen. Meedoen is tenslotte helemaal vrijwillig.
Buurtgezinnen hanteert een duidelijke en gefaseerde werkwijze, van kennismaking tot afronding.
Als bemiddelaar van vraag en aanbod van steun tussen gezinnen bevindt Buurtgezinnen zich in het hart van de pedagogische civil society, een plek waar burgers verantwoordelijkheid delen voor het opvoeden en opgroeien van kinderen. De beschreven ervaringen tonen aan dat dit lukt, maar dat het soms ook een uitdaging is. Het evenwicht is niet zomaar gevonden. In het balanceren van vraag- en steungezinnen schuilt de kracht, maar ook de kwetsbaarheid van Buurtgezinnen. Het is een dynamisch proces. Juist daarom is de coördinator cruciaal voor het slagen van dit avontuur.
Elk gezin is anders en het is geen statisch geheel. Voortdurend kan er iets veranderen dat de behoefte of beschikbaarheid aan steun beïnvloedt. Het vraagt meeveren van beide kanten en dat levert eigen dilemma’s op. Bijvoorbeeld als je als steunontvanger of steungever dingen ziet gebeuren waarvan je je afvraagt: zeg je daar nou wat over of niet? Of als je ontdekt dat het zijn van steungezin je meer tijd en energie kost dan je je had voorgesteld, hoe bewust je er ook voor gekozen hebt.
Dan kan het een geruststelling zijn als je kunt terugvallen op een betrokken beroepskracht: iemand met kennis van zaken die met je meedenkt en de rol van procesbegeleider kan vervullen als dit nodig is. Dat biedt gezinnen houvast en beschermt de continuïteit van deelname aan het initiatief.
Er is nog een andere reden waarom het belangrijk is dat er een professionele schil is. Het is niet niks om een kind uit handen te geven aan een vreemde. Elke ouder moet hiervoor een drempel over, laat staan wanneer je een hoop ellende hebt meegemaakt en niet vaak bij andere mensen over de vloer komt. Ook in het licht van de recente #MeToodiscussie is een professionele werkwijze verstandig. Buurtgezinnen is zich hier sterk van bewust en besteedt daarom nadrukkelijk tijd en aandacht aan de kennismakingsperiode.
Ook moet iedere steunouder een VOG kunnen overhandigen om risico’s zo klein mogelijk te houden.
Uit enkele verhalen in dit boek blijkt dat door de inzet van een steungezin formele hulp kan worden afgeschaald of zelfs worden afgebouwd. Zo maakte vraagmoeder Sabine veel gebruik van professionele steun, maar heeft zij die door de informele steun van Ingrid niet meer nodig.
Ook bij Odylia zien we hoe de support van ‘oma’ Lies de plaats inneemt van formele hulp. In een tijd met krappere budgetten voor jeugdhulp, en een toenemende hulpvraag, is dit verheugend nieuws. Buurtgezinnen kan dus een vervangende rol spelen. Maar onder welke condities?
De verhalen geven wel enig houvast, maar dit vraagt om nader onderzoek. Aan de andere kant is het ook goed mogelijk dat de inzet van een steungezin te beperkt blijkt. Ook dan heeft het meerwaarde dat er een coördinator is die contact op kan nemen met hulpverleners. Dat kun je niet overlaten aan de gezinnen zelf, dat zou te veel van hen vragen en hen in een semiprofessionele rol doen belanden die niet wenselijk is. Laat steungezinnen vooral hoop en optimisme aan kinderen (en ouders) bieden. Want die twee vormen ‘de motor van hun ontwikkeling’. 10

1 Micha de Winter (2017:16). De communicerende vaten van jeugdzorg en samenleving.
In: Zorg voor jeugd is veel gevraagd. Over de rol van jeugdprofessionals in een veranderend (ont)zorglandschap.
Kenniscentrum sociale innovatie. Lectoraat Jeugd, Hogeschool Utrecht.
2 Cok Vrooman e.a. (2014). Verschil in Nederland. Sociaal en Cultureel Rapport 2014. SCP, Den Haag.
3 Elize Lam. (2016). Risicokind of evenwichtskunstenaar? Kind zijn ondanks een moeilijke thuissituatie.
Scriptum, Schiedam; Winter, de M. (2017:13).
4 Bruce Perry & Maia Szalavitz (2007). De jongen die opgroeide als hond. En andere verhalen uit het dagboek van een kinderpsychiater. Scriptum, Schiedam.
5 Sociaal-cognitieve leertheorie van Albert Bandura
6 Lilian Linders (2010). De betekenis van nabijheid.
Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Den Haag, SDU-uitgevers.
7 Huub Pijnenburg (2010). Intreerede. Zorgen dat het werkt.
Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
8 Kenneth Newton (2004). Social Trust: Individual and Cross-national approaches.
Portuguese Journal of Social Science 3 (1) in Lilian Linders (2010:16).
9 www.buurtgezinnen.nl
10 Micha de Winter (2017:22).
Fotografie Koningin Máxima, Bart Homburg / Oranje Fonds, 24 augustus 2017 Amerongen
Buurtgezinnen is een maatschappelijk initiatief gebaseerd op een oude gedachte: opvoeden doen we samen.
Gezinnen die steun kunnen gebruiken worden gekoppeld aan een stabiel gezin in de buurt. Op een laagdrempelige, gelijkwaardige, alledaagse wijze krijgen kinderen wat extra liefde en aandacht en worden ouders even ontlast. Buurtgezinnen werd in 2017 bekroond met een ‘Appeltje van Oranje’, een prijs van het Oranjefonds voor vernieuwende sociale initiatieven. In 2021 volgde een Hartenhuis Award van de Stichting Het Vergeten Kind voor het bestrijden van het sociaal isolement onder kinderen.
Buurtgezinnen is in meer dan 100 gemeenten actief en heeft inmiddels duizenden gezinnen aan elkaar gekoppeld. In dit boekje vertellen 10 koppels hun verhaal.
‘Door Buurtgezinnen wordt het leven van veel kinderen en hun ouders een beetje aangenamer, waardoor een fijne kindertijd en een goed toekomstperspectief ook voor hen is weggelegd.’
Margrite Kalverboer, De Kinderombudsvrouw
Margret van Paassen is schrijver en bij Buurtgezinnen betrokken sinds de start. Zij schreef eerder ‘De kracht van kwetsbaarheid’, ‘Aandacht in interactie’ en ‘Dochter van mijn vader’.