Foto links: station Hillegom is een goed
6.3 Vier dynamische posities
voorbeeld van een station die op afstand ligt van de belangrijkste bestemmingen in
De stationsomgeving is nooit af. Altijd zijn er aanpassingen nodig
de omgeving. Het is in de eerste plaats een
door veranderend gebruik, modernisering van de infrastructuur of
plek waar de reiziger overstapt op andere vervoersmiddelen. Het minimale aantal
veranderingen in de omgeving. Vaak behoort de stationsomgeving tot de meest dynamische plekken in de omgeving. De verschillende
elementen in het omgevingsdomein van station
onderdelen van de stationsomgeving hebben een eigen dynamiek. Het
is gericht op deze overstap. Denk aan de
spoor heeft een trage omloopsnelheid. De tracering en hoogteligging
fietsenstalling, het wachthokje voor de treintaxi,
wordt zelden aangepast. Het stationsgebouw heeft een kortere
een informatiepaneel over de omgeving en een
levenscyclus. Ongeveer eens in de 50 jaar wordt het stationsgebouw
parkeerplaats.
ingrijpend aangepakt of vervangen. De inrichting van het stationsplein en het interieur van het station zijn het meest aan verandering onderhevig, ongeveer iedere 15 jaar. De verschillende lagen en onderdelen van landschap en stad veranderen ook met een eigen ritme, onder invloed van demografische, economische, technologische en klimatologische krachten. Ook hier geldt een vergelijkbaar principe. De inrichting van de openbare ruimte wordt regelmatig aangepast, de bebouwing heeft een gemiddelde omlooptijd van 50 jaar en de ruimtelijke hoofdstructuur van de omgeving is vaak een vast gegeven. Wederzijds be誰nvloeden de veranderingen van station en omgeving elkaar: soms lopen de veranderingen uit de pas, soms vallen ze samen. In de stationsomgeving lopen er dus altijd transformatieprocessen met een eigen tempo die goed op elkaar moeten worden afgestemd. Het is de kunst om bij de ontwerpopgaven voor de stationsomgeving de verschillende veranderingscycli op elkaar af te stemmen en elkaar te laten versterken. 113
Station en omgeving De ruimtelijke en functionele opgaven in de stationsomgeving zijn afhankelijk van de wisselwerking tussen station, stationsomgeving en stad, dorp of landschap. Het begrip nabijheid speelt daarbij een belangrijke rol. De nabijheid van bestemmingen bepaalt of de treinreiziger te voet verder gaat of overstapt op een ander transportmiddel (tram, metro, bus, taxi, fiets of auto). De ontwikkelings- en inrichtingsopgave voor het omgevingsdomein zijn erg afhankelijk van de aard en omvang van deze verschillende vervoersstromen. Een stationsomgeving die wordt gedomineerd door reizigers die overstappen op de bus heeft bijvoorbeeld een andere opgave dan een stationsomgeving waar een aanzienlijk deel van de reizigers te voet verder gaat. Hoe groter de nabijheid van de belangrijkste bestemming, hoe meer reizigers in het omgevingsdomein te voet verder zullen gaan. Om beter grip te krijgen op de verschillende opgaven die spelen in het omgevingsdomein is daarom rondom het begrip nabijheid een indeling gemaakt van vier posities de het station kan innemen ten opzichte van de omgeving: 1. Het station ligt in de belangrijkste bestemming; 2. Het station ligt nabij de belangrijkste bestemmingen; 3. Het station ligt op afstand van de belangrijkste bestemmingen; 4. Het station ligt in het landschap buiten stad of dorp.