Brabants Magazine nr. 34

Page 1

Brabants Kwartaalblad over Brabanders en hun taal 2022september2,nummer9,Jaargang Ina Adema thuis in Brabant De Zachte G-prijs Frans WinnaarsbrouwersHoppenin Lieshout

Brabants nummer 34 - september 2022 Brabants nummer 34 Inhoud 3 Van de redactie 4 Cor Swanenberg: Ina Adema voelt zich thuis in Brabant 6 Van de redactie: De Berregse Kamer wint de Zachte G-prijs 2022 8 Van de redactie: Tsjechof ontmoet Brabants dialect 10 Van de redactie: Groowt Újes diktee 20 jaar 11 Van de redactie: Een sprekend Sprang-Capels woordenboek 12 Ed Schilders: Spraak-beelden 21 Marianne Swinkels: Brabants Dialectenfestival 2022 21 Van de redactie: De Schrijfwedstrijd 22 Bernard van Dam: Fragment uit Brabants Dorpsleven 22 Frank van Osch: Ge wit ooit nooit 23 Hás van de Zande: Van brusselkes, brood en breujkes 24 Hans Lakwijk: Droom 25 Henk Janssen: ’t Ézzengs kepèlleke 26 Junt: De jong 13 Jos Swanenberg: Brabanders en hun taal 14 Ton van den Bergh: De avonturen van Rommelkruid en Nagelgruis 15 Jan van Eijck: Een nieuw Gôols woord beschreven: baauw 15 Frans Oosterwaal: Blij dè ge d’r wir bent 16 Wouter Loeff: Het Brabants kwartiertje. Typisch Brabants? 18 Cor Swanenberg: Hommage aan Frans Hoppenbrouwers (19402013) 19 Ed Schilders: GrootmeesterHoppenbrouwers:Fransinherinneren 20 Frans Hoppenbrouwers: De veelvraat-renner

Natuurlijk zijn er de tweejaarlijkse Brabant brede evenementen: het Brabants Dialectenfestival in Lieshout, met bijbehorende schrijfwedstrijd en de toekenning van de Zachte G-prijs door Erf goed Brabant. Prachtige podia. Jammer dat ze tweejaarlijks zijn. Het is vanzelfsprekend dat Omroep Brabant voor ons Brabantse taaleigen een belangrijke rol kan en moet spelen. Daarom is het hoopgevend te constateren dat er op de dag van het jongste Brabantse Dialectenfestival eindelijk weer een verslaggever was die – weliswaar te kort, maar toch – kond deed van het zomerse evenement vol taal en eigenheid uit onze hele provincie. Jos Swanenberg: Nieuw voorleesboek in dialect Chris van Haandel: Eijer Wim van Gompel: Wit in plantennamen Johan Boenie: Woensdrechtse woordjes: Onde Yoïn van Spijk: Daor hedde Dikke! 31 Nico Kruisbergen:van De lach Dommelvolkvan Strick: Ons oma Bongers: Schrijfwedstrijd Kerstgedicht Wever: Van duuster nô Anton van der Lee: Hoe lang bestò de wèèreld? van den Bergh: Hartekreet Colophon Prent van Robben

VAN DE REDACTIE

Brabants nummer 34 - september 2022

29

35

30

27

36

28

32 Jan

35 Luisterbox 34 35 Harry

33 Noud

2022 33 Mientje

Het dialectgerichte pionierswerk van Swinkels is later een beetje overgenomen door de Brabantse Avonden in Berlicum, die even eens een grote respons hadden en al gauw werden gekopieerd in Den Dungen, Vinkel en Vlijmen. Daar is de laatste tijd lelijk de klad in gekomen. Alleen in Berlicum bleef het verschijnsel be staan en ook daar heeft corona nu misschien wel de doodsteek Degebracht.dialectcafés floreren al decennialang in onze provincie, zeker ook in West-Brabant. De carnavaleske tonpraot moeten we even eens vermelden. De jaarlijkse schrijfwedstrijd voor het beste Brabantse kerstge dicht begint aan zijn zesentwintigste editie, zoals u in dit num mer kunt lezen. En er is de jaarlijkse Willem Ivenprijs, die wordt toegekend aan het beste verhaal of gedicht dat verschijnt in het Brabants boekske. Nu verkeert deze jaarlijkse uitgave momen teel in moeilijke omstandigheden. De laatste uitgever heeft na jaren verlies moeten besluiten te stoppen met dit project. Hope lijk komen er snel nieuwe perspectieven voor deze unieke uitga ve, die al zeventien jaar doorloopt met prachtige resultaten. De Willem Ivenprijs mag natuurlijk nooit verdwijnen.

27

licht 34

Brabants

Het belang van podia voor dialectkunstenaars

Er zijn weinig mogelijkheden om dialectkunst uit te dragen voor een breder publiek. Uitingen van Brabantse creativiteit in de eigen taal blijven vaak beperkt tot kleine kring. In de jaren ze ventig was het Literaire Café van Carel Swinkels een gunstige uitzondering. Schrijver Carel, de organisator-presentator van het evenement, woonde in Nuland en had wel affiniteit met de Brabantse volkstaal. Hij nodigde vertellers en zangers uit om met eigen werk op te treden in de Bossche Odyssee en had zo veel succes dat hij dezelfde formule uitdroeg naar Rosmalen, Oss, Vught en zelfs Etten-Leur. Voor Carel wilde iedereen wel op draven. Zo kwamen Willem Iven, Henriëtte Kegge, John van den Heuvel, Thieu Sijbers, Cor Swanenberg en Bert Stevens voor in het programma. Soms gebeurde dat in gezelschap van Jan Naaij kens, Cornelis Verhoeven, Jan Cartens, JACE van de Ven en Jasper Mikkers (alias Tymen Trolsky).

Zat de politiek al jong in de genen? ‘Mijn vader heeft een tijdlang lesgegeven op de politieschool, waar hij staatsrecht doceerde. Bij ons ging het thuis wel vaak over politiek en op de middelbare school ging het daar ei genlijk ook altijd over. De politieke oriëntatie in onze familie is nogal diffuus. Ik zat op een middelbare school in Leeuwarden waar je fi losofie kreeg en dat beschouw ik als een groot voorrecht. Ik heb nog eindexamen in dat vak gedaan.’

Ik wilde het openbaar bestuur helemaal niet uit: ik wilde iets voor mensen kunnen betekenen. Ik bleef gedreven om iets voor de samenleving te doen en daarom werd de volgende stap het burgemeesterschap. Ivo Opstelten vond dat ik burgemeester moest worden en PvdA gedepu teerde van Noord-Brabant, Annemarie Moons – we zaten samen in het Delta-programma –zei dat ik eens naar Veghel moest gaan, want daar kwam een burgemeestersvacature en die dynamische gemeente zou goed bij mij pas sen. Ik solliciteerde en de rest is geschiedenis.’

Ina

Omdat de boeren ‘beloofden’ op 4 juli het land plat te leggen, waren fotograaf Henk Janssen en ik tijdig vertrokken naar het provin ciehuis in Den Bosch, waar we de commissaris van de Koning, Ina Adema, mochten interviewen. Gelukkig was het rustig onderweg en waren we veel te vroeg voor onze afspraak. De wachttijd was geen probleem omdat we met warme drank en vriendelijkheid ontvangen werden in de indrukwekkende hal van het Maaskantge bouw. We werden begeleid door Arnoud Reijnen, de woordvoerder van de commissaris van de Koning, die ons na een kort gesprek naar de antichambre loodste. Na de hartelijke ontvangst gingen we meteen van start met ons vragenuurtje.

Koning? (Ik vraag het omdat u het zelf ooit een droombaan noemde.) ‘Nee, natuurlijk niet. Ik ben rechten gaan stu deren en had altijd het idee dat ik in de advo catuur of de rechterlijke macht terecht zou ko men. Toen ik jong was, wilde ik bij de bereden politie. Dat kwam natuurlijk door mijn vader, die bij de politie was, en ik hield van paardrij den. Dat kun je toch nergens mooier combine ren dan in dat vak. Ik ben politiek actief geworden in 1989 in mijn studententijd in Groningen. Toen ik in Deventer kwam wonen, ben ik in 1999 in de gemeenteraad gekomen. Dat was een logisch vervolg op de dingen die ik al deed. Wethou der werd ik zomaar ineens. De gemeenteraad vond dat ik de vertrekkende wethouder, die burgemeester werd, moest opvolgen. Dat was een moeilijke keus. Ik had een aantrekkelijke baan in het bedrijfsleven: overnames en fusies, en ik had leuke collega’s. Het was vier maan den voor de verkiezingen en dat was best span nend, want bij een tegenvallende uitslag kon je zomaar je baan kwijt zijn. Maar dat ik nu hier zit, heb ik wel mede te danken aan mijn keuze van destijds. Ik was nog maar 33 en dacht: wat kan me nou eigenlijk echt gebeuren? Het was wel wennen, maar ik heb het wethouderschap als een prachtig vak ervaren omdat je echt van betekenis kunt zijn voor mensen uit de hele samenleving, vooral bij grote projecten zoals ruimte voor de rivieren. Na acht en een half jaar vroeg ik me af of ik nog een keer wethouder en lijsttrekker wilde zijn. Dat leek me niet verstandig, want je moet ook aan je eigen houdbaarheidsdatum denken.

Hebt u er als kind ooit van gedroomd om bur gemeester te worden of zelfs commissaris van de voeltAdemazichthuis in Brabant

Hoe zag het gezin eruit waarin u ter wereld kwam? ‘Een vader en een moeder. Drie jaar na mij kwam er nog een zusje.’

4 Brabants nummer 34 - september 2022 COR SWANENBERG

U bent geboren in Amsterdam in 1968, maar daar niet getogen… ‘Nee, mijn vader was bij de politie in Amstel veen op dat moment. We hebben overal en nergens gewoond. Als je bij de politie was, moest je verhuizen als je een beetje loopbaan wilde hebben. We hebben in Scherpenzeel en Amersfoort gewoond en daarna zijn we terug gegaan naar Friesland, waar mijn beide ou ders vandaan komen. De naam Adema komt uit Makkum. Ik ben later in Groningen gaan wonen, omdat ik daar rechten studeerde. En ik heb ook nog in Göttingen aan de beroem de universiteit in Duitsland gestudeerd. Toen ik ging werken, kwam ik in Deventer terecht, omdat ze daar een baan voor me hadden.’

Ik was 52 en de meeste commissarissen gaan voor twee periodes. Ik vond het wel moeilijk, want vier jaar Lely stad was eigenlijk te kort.’

Brabants nummer 34 - september 2022 5

het wordt, maar ik dacht: deze kans krijg ik nooit meer.

Kent u zelf ook Brabantse woorden of uitdrukkingen?

‘Ja, wij gebruiken ook weleens Brabantse woorden, zoals ekkes (even) en houdoe. Wat ik een hele mooie vind, is het woord ons. Dat vind ik wel het mooiste Brabantse woord. Het is natuurlijk ook een Nederlands woord maar de be tekenis in het Brabants is zo veel breder. Als de mensen het hebben over onze burgemeester, dan zit het wel goed.

Wat zijn uw hobby’s nu? Het was ooit roeien, turnen en paardrijden, las ik ergens. ‘Als u zich omdraait, ziet u het.’ (Aan de muur achter ons hangen een schitterende opname van een herfstbos vol warme tinten, gemaakt in Oisterwijk, en een prach tig sneeuwlandschap met een bevroren ijsvlakte, dat de Haarsteegse wiel blijkt te zijn, vlak bij waar ze woont.)

‘Fotograferen, wandelen en lezen. Wandelen is de ma nier om echt te zien waar je bent.’

Ik heb gesolliciteerd op de vacature in Lelystad en heb daar zeker geen spijt van. Het is zo’n ongelooflijk inte ressante jonge gemeente. Heel complex; een stad met een geschiedenis van vijftig jaar. Het is een moeilijke stad, maar er is zo veel potentie. Maar toen kwam na vier jaar die spreekwoordelijke trein die ik niet mocht missen: Ik solliciteerde voor het ambt van commissaris van de Koning in Noord-Brabant!’

Er hebben veel mensen gesolliciteerd op de vacature van provinciebestuurder en het is helemaal niet zeker dat je ▲

Ik kan het Brabants goed verstaan en vind het mooi.’

Wat zijn op dit moment in uw ogen de grootste maatschappe lijke problemen en belangrijkste uitdagingen voor Noord-Bra bant? ‘De slag om de ruimte. Dat is de samenvatting van heel Na zeven en een half jaar burgemeester van Veghel te zijn geweest ging u naar Lelystad en toen dacht ik: die zijn we kwijt. Maar na vier jaar bent u gelukkig weer terug… ‘Ik moest uit Veghel weg door de herindeling die ik zelf mede in belangrijke mate had georganiseerd. Het leek me niet verstandig om een jaar waarnemend burge meester van Meierijstad te worden en dan eventueel nog eens voor een zesjarige ambtstermijn te gaan. Ik besloot te kijken of ik ergens anders burgemeester kon worden.

Ik hoorde recentelijk bij de opening van het Brabants Dialec tenfestival in Lieshout nog warme, wijze woorden van u en vroeg me af: in hoeverre bent u eigenlijk ‘verbrabantst’? ‘Ik was niet teruggekomen als ik niet van Brabant was gaan houden. Ik voel me thuis in deze provincie. Mijn partner, Carolien Angevaren, afkomstig uit Den Haag, was altijd nog in Brabant gebleven. We hadden nog een appartementje in Den Bosch en ze had altijd nog haar sociale leven hier. Ja, we zijn zeker ‘verbrabantst’. Met carnaval kwam ik mijn voorganger, Wim van de Donk, tegen in Den Bosch. Hij zei tegen mij: “Dat appartement dat jullie hebben, zou ik nog maar aanhouden, want dat zou nog weleens van pas kunnen komen.”

U hebt een zware periode van ziekte achter de rug, maar lijkt prima hersteld. ‘Ja, ik heb kanker achter de rug en zit in de controles, en de laatste uitslag vorige maand was goed. So far, so good.’

In deze rubriek verzamelt de redactie afbeeldingen van geschreven dialect zoals het wordt aangetroffen als alles behalve papier. Deze keer: biermerken.

Van boven naar beneden van links naar rechts: Schôon mèdje, witbier Tilburgs Bolleke Grôote kwèèk, blond bier. De bierlijn van Ferry van de Zaande en Fred van Boesscho ten, karakters van Frans Vermeer. Ne flierefluiter, ook wel Westelse tripel genoemd. Skuumkoppe vanaf Texel. Jéúneg blondje, blond bier uit Tilburg. Rooie Stien, IPA; Stien is een legendarische Tilburgse volksfiguur die op de kermis graag meereed op de motoren van de steile wand. In haar handtas zou ze een baksteen meedragen voor het geval dat. Hieronder: Unne zieverzak, tripel uit Schaijk. 

12 Brabants nummer 34 - september 2022 ED SCHILDERS

Spraak-beelden

Brabants nummer 34 - september 2022 13 JOS SWANENBERG

Brabanders en hun taal Bij het werk aan een nieuw streektaalbeleid voor Noord-Brabant (zie de website Erfgoed Brabant Academie) werd in 2019 nadrukkelijk de wens uitgesproken om de liefhebbers, ken ners en andere betrokkenen bij het Brabants op nieuwe manieren met elkaar in contact te brengen en middels nieuwe podia bijeen te houden. Dat beleid dient volgens ons te gaan over de streektaal in het brede spectrum van het regionale accent tot en met de oude, loka le dialecten. Streektaal is belangrijk want zij verbindt groepen in onze samenleving met de geografische ruimte, wat wil zeggen: de streek of plaats waarmee die streektaal wordt geassocieerd. Een streektaalgemeenschap is met andere woorden gefundeerd op een sense of belonging, of in beter Brabants gezegd: hier heurde thuis. Het nieuwe streektaalbeleid richt zich op twee -hoofddoelen:versterkingvan het imago en het prestige van de Brabantse streektaal inclusief de lokale di -alecten;vergroting van de kennis van het Brabants en versterking van het onderliggend kennis Datnetwerk.klinkt nog behoorlijk abstract. Hoe pak je zoiets aan? Een nieuwe gemeenschap In de concrete activiteit die hierop volgde, den ken we behoorlijk te slagen in deze opzet. In mei 2021 zijn we met Brabanders en hun taal begonnen. Dat de naam overeenkomt met de ondertitel van het tijdschrift dat u nu leest, is niet toevallig. Brabanders en hun taal is op de eerste plaats een Facebook-groep. Leden kun nen zich inschrijven voor een nieuwsbrief over andere streektaalactiviteiten en er is een Twitter-account met dezelfde naam. Daar naast organiseren we tweemaandelijkse ses sies voor leden (maar de sessies zijn openbaar toegankelijk) waarin we thema’s bespreken als de waarde van je thuistaal, dialect en kunst, en het vastleggen van dialect. Sinds juni 2022 programmeren we daarbij ook lezingen; de eerste werd verzorgd door Yoïn van Spijk. Die sessies vinden online plaats via de applicatie Teams. Opbrengst Op het moment van schrijven heeft de Face book-groep Brabanders en hun taal 560 leden die vragen over dialect, verhalen of gedichten in het dialect, nieuwsberichten, komische memes enzovoort met elkaar delen. Daaron der bevinden zich schrijvers, dichter, zangers, leraren en allerlei andere liefhebbers van het EenBrabants.fijne bijvangst is dat deze Facebook-groep ook bij uitstek geschikt is voor burgerweten schap. Zo zijn we in de zomer van 2021 nage gaan of de deelnemers de dialectwoorden voor verschillende onderwerpen nog kennen. We legden ze foto’s voor en vroegen hoe het afge beelde onderwerp wordt genoemd. Met die ge gevens, die bestaan uit het antwoord (dialect woord) en een plaatsnaam (lokalisering van het dialect), konden we een vergelijking ma ken met vroegere situaties die zijn afgebeeld op kaarten in de digitale Kaartenbank van het Meertens-Instituut. Over deze kleine studie heb ik gepubliceerd in het nieuwjaarsboek van 2022 van het Meertens-Instituut, maar het re sultaat is ook te vinden op de website van Bra bants Erfgoed. Zo maken we niet alleen kennis toegankelijk voor de gemeenschap maar ge bruiken we ook de kennis die uit die gemeen schap zelf voortkomt. Brabanders en hun taal brengt een groot aantal mensen met gedeelde interesse – de taal – bij een, biedt de deelnemers alle kansen om bij te dragen en mee te doen, en geeft een stimulans aan burgerwetenschap. Daarmee zijn we nog lang niet aan de doelstellingen van het streek taalbeleid maar hebben we alvast een mooie eerste slag gemaakt.  Geef een abonnement op Brabants cadeau! Voor slechts € 24,50 verras je iemand met een jaarabonnement op Brabants Stuur een mailtje met de gegevens naar info@stichtingbrabants.nl en wij regelen het voor u. Voor familie of vrienden in het buitenland? Ook dat is mogelijk, zowel een papieren abonnement als een digitale versie. (Zie voor meer info het colofon achterin.)

18 Brabants nummer 34 - september 2022 COR SWANENBERG

Van mijn eerste bezoek aan Frans en Roos staat me zijn verzameling bonzaiboom pjes nog bij. Daar moest helaas danig in ‘gesnoeid’ worden toen ze verhuisden naar de Valkenswaardse Hoogstraat en op een appartement ‘boven de bomen’ gingen wonen.

Net als ik bedreef hij het schrijven als hob by naast zijn baan, die hem een volledige dagtaak bezorgde. Frans was thuis in zijn Kempenlands als geen ander. Daar getuigt zijn prachtige bundel ’n Snee irluk brood ût de Kempe van, die in 1981 verscheen. Ik heb bijna al die gedichten bij hem thuis opgenomen voor de cd’s bij tijdschrift Brabants en daarmee zijn warme stem bewaard.

Frans was een van de dertien kinderen in het gezin Hop penbrouwers. Hij had op het seminarie gezeten tot de hormonen begonnen op te spelen en hij de strijd moest staken. Hij had er een gedegen opleiding aan overgehou den. Die is hem zeker van pas gekomen bij het vervaardi gen van zijn meesterwerk Calendarium Poeticum, dat in 1998 verscheen. Hij staat met liefst vier gedichten in de beroemde bloemlezing De Nederlandse poëzie van de 19de In het najaar van 2013 overleed Brabants grootste dichter: Frans Hoppenbrouwers. We hebben deze begenadigde schrijver van nabij mogen meemaken in de redactie van het ‘oude’ Brabants onder voorzitter schap van Michel de Koning en secreta riaat van Jos Swanenberg. Ik was daarbij vooral aanwezig als medewerker voor de bijbehorende cd die het blad in die dagen nog vergezelde. Frans schreef onder tal van pseudoniemen: hij was onder meer Izegrim, Houblon, Mark van Keersop en Antonin Kova. Ik bewonderde hem: hij vertaalde gedichten, bedacht rubrieken en vervaardigde hoorspelen. Frans was bij zonder meelevend en zachtaardig. We troffen elkaar ook regelmatig bij het Noordbrabants Genootschap als redactieleden van Bra bants Bloesem, de bloemlezing van gedichten in Brabants dialect die in 2013 verscheen. Daarvan heeft Frans de pu blicatie gelukkig nog net meegemaakt. Hij zocht altijd gevoel in gedichten en was allergisch voor rijmelarij. Ik kende Frans al eerder omdat wij in dialectzanger Ad de Laat een wederzijdse vriend hadden. Ze werkten bei den in het therapeutische vlak en hadden bewondering voor elkaars werk. Frans schreef later een succesvolle vakgerelateerde dichtbundel over kinderen in instituten met de fraaie titel: Kinderen van de Keerzijde.

Wij deelden ons zwak voor de natuur, hiel den van Brabants dialect en wielrennen.

Frans Hoppenbrouwers. Foto: familiearchief Cor Swanenberg maakt geluidsopnames met Frans Hoppenbrouwers, 2007. Foto: Jos Swanenberg Foto van de redactie van het ‘oude’ Brabants: Jos Swanenberg, Frans Hoppenbrouwers en Michel de Koning, 2008. Foto: Cor Swanenberg

Hommage aan Frans (1940-2013)Hoppenbrouwers

Hij zal mij altijd bijblijven als een bijzon der sympathieke, bescheiden mens, maar vooral ook als een zeer veelzijdig schrijver.

Frans GrootmeesterHoppenbrouwers:inherinneren

Ik weet nog precies wanneer ik Frans Hoppenbrouwers voor het eerst heb ontmoet. Dat was op 29 januari 2004, en dat was de laatste donderdag van de maand. Mogelijk wek ik nu de indruk begunstigd te zijn met een ijzeren geheugen, maar dat is beslist niet zo. ‘De laatste donder dag van januari’ staat sinds 2002 op de literatuurkalen der als Gedichtendag, en in 2004 had het onvolprezen Tilburgse culturele podium Ruimte X een bijzondere poëzie-avond georganiseerd. Alle Brabantse dichters die door Gerrit Komrij waren opgenomen in zijn toonaan gevende bloemlezing De Nederlandse Poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten, lazen op die avond voor uit hun werk. Het was uiteraard geen toeval dat één dag eerder de dertiende editie van die uitgave was verschenen. Jarenlang stond Komrijs bloemlezing bekend als ‘de dikke Komrij’. Wikipedia schrijft daarover: ‘Veel publicerende dichters ontlenen hun status aan het al dan niet vermeld staan in de Dikke Komrij (...). Met name het aantal geciteerde gedichten is statusverho gend.’ Ik herinner me – nu wel uit eigen geheugen –dat Cees van Raak, Jasper Mikkers, en Maarten van den Elzen voorlazen. En Frans Hoppenbrouwers. En als er nu iemand was die niets om ‘status’ gaf, dan was het Frans. Maar juist hij stond bovenaan in het Brabantse Komrij-klassement met vier opgenomen gedichten. Calendarium Ik kende toen de poëzie van Frans niet, maar ik raakte op die avond in de ban van zijn heldere, vormvaste stijl en zijn zeggingskracht. Hij las voornamelijk voor uit de bundel Calendarium poeticum: Een galerij van dagen, die in 1998 werd gepubliceerd door uitgeverij SUN. Deze bundel wordt wel geschouwd als zijn magnum opus, en met 366 sonnetten is het dat in ieder geval zeker qua omvang. Drie van de vier gedichten die Komrij opnam staan in deze ‘kalender’; het vierde is uit de bundel Kinderen van de keerzijde. Zijn aandacht voor kinderen kwam voort uit zijn dagelijks werk als medewerker van een orthopedagogisch instituut in Boxtel, waar hij rap porten schreef over de daar opgenomen kinderen. In de bloemlezing De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten heeft Komrij drie gedichten van Hoppenbrou wers opgenomen. Ik hoorde op die avond een dichter voorlezen die ik blijk baar over het hoofd had gezien, en die ik graag wilde leren kennen. Mogelijk zou Frans Hoppenbrouwers ook bereid zijn bij te dragen aan de website CuBra, waarvan ik redacteur was. Het contact was snel gelegd. Zoals al Banner van de Digitale bibliotheek Frans Hoppenbrouwers op website CuBra. ▲

ED SCHILDERS en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten van Gerrit Komrij! Frans vertrouwde me eens toe dat hij met zijn vriend, on derwijzer-musicus Harrie Franken uit Weebosch, graag wandelde in de Malpie en omgeving, en dat ze dan uren konden gaan zonder een woord te wisselen. Op het eind van de wandeling bleek dat ze qua natuurwaarneming steeds op één lijn hadden gezeten. Harrie was voor Frans een echte geestverwant, die veel te vroeg stierf. In 2006 verscheen een roman van Frans, getiteld Wolfs klauw. Dat leidde tot een reeks van vijf met: Slechtvalk, Monnikskap, Vrouwenmantel en Zomereik. Boeken die boeien door hun verhaallijnen en daarnaast bulken van kennis der natuur en gevoel voor historie. Frans was een van de pijlers van de reeks Kroniek van de Kempen, die tot twintig kloeke delen uitgroeide. Hij bleef tot het laatst een gedreven schrijver en redacteur. Terecht werd hij de gemeentedichter van Valkenswaard. Triest dat hij niet meer mocht meemaken dat 26 van zijn ge dichten over zijn woonplaats werden opgenomen in een poëtische wandelroute door de gemeente, met de naam Beleef het gedicht Het was pijnlijk om Frans op het laatst te zien aftakelen. Hij was onder behandeling en de chemokuren onder mijnden zijn energie, maar hij hield zijn gedrevenheid tot het bittere einde. Hij bleef schrijven en publiceren tot de Laatste gedichten, een bundel die postuum uitkwam. Frans Hoppenbrouwers was een groot en veelzijdig woordkunstenaar. Wat hij schreef was van niveau. Het is ondoenlijk om in een kort bestek recht te doen aan zijn omvangrijke oeuvre. Wat is het goed dat bijna alles van zijn schitterende schrijverswerk op de onvolprezen site van CuBra te vinden is. 

Brabants nummer 34 - september 2022 19

Droom Tenaacht heb ik oew weer gezien, môjer. En’t hî men goed gedaon. Neeje, ’t waar nie ès de leste kirres, dègge tusse die aander zibbe deeskes in’t verzörgingstehous in oewe luier zaat en menne naom nie meer kende. Mar wel lichtte d’r iets op van herkenning: ‘Gij bent dur men gebortepoort gekomme, dè zie ik an oew ooge!’ Ik verschoot van’t woord, mar hâ kunne wete, dègge zoiets hat bedocht. Neeje, ’t waar ok nie krek ès toen, toen we an weerskaante van die diepe ginnerasiekloof stonne. Gij hat oeweige vaastgebeten in oew geleuf, dè seks d’r enkelt – ungeleuflijk eiglijk! – waar um kiendjes te maoke. Hoe dègge oew eige schaomde, toen ge mî ’n uitgestulpten buik in verwochting waart, um daorum, dè alleman dan kos zien, dègge n’t gedaon hat. Och, wè waarde eenzaam, an ginne kaant, mî gin aander medestander ès ons pap, die dan toch mar diejen buik jaor nao jaor in staand wies te houwe. Laotter, veul laotter, konde men vertelle dègge bekke, zoès ons kijnder dè noeme, tongzoene, nog alt hil vies vond. Ochèrrum, môjer, wè hedde veul gemist! Ik zaag oe zelfs nie ès de môjer, die men ès menneke alt zin dè’k de wijste moes zen, um daorum dè’k d’n oudste waar. De aander kosse knap, rijk of lollig worre, ik moes wijs zen. Och, daor hè’k nog laast af. Ik zaag oew tenacht ès meske, ès maagd, nog veurdè’k oe kende. Ge stont hillemaol allenig mî’ne koffer op’t stesjon in Genua. Dood muug van de lang reis vanuit Rotterdam, waor dègge nie dur oew ouwlui, mar dur die barse oudste bruur van oe op d’n trein waart gezet. Op weg naor Indië, mî ’t trouwbuukske in oew handtas. Ge waart immers mî d’n hand schoen getrouwd mî omen Antoon, de bruur van ons pap, die ginderwijd, an d’n aandere kaant van de wirreld, zaat te wochten op dè goej katteliek meske, dèttie éne keer gezien hâ en toen mî brieven hâ ingepalmd. En gij hat, nao ’n noveen waorin dègge van bove gin tegenwoord hat geheurd, ‘ja’ gezeed. Och, wè moette oew eige allenig hebbe gevuuld, toen oew hil femillie oe gek verklaorde. Daor stonde, tussen al die vrimde, op dè stesjon, en ge wiest enkelt dètt’r ’nen boot in de have van Genua laag die zô vertrekke naor Batavia. Aachter oew al ’t bekende en veur oew niks ès ’n pepiere belofte van ’ne mins die ge eiglijk nie kende. Ge hat diej uitdrukking van krek nog nie brulle, die’k laotter zo goed gekend heb. En: waor moeste nou naortoe? En toen ben ik in m’nen droom zuutjes langs oe gaon staon en ik heb m’nen èrrum um oew schouwers geleed. Ge herkende me nie, mar ge vertrouwde op men wijsheid. ‘Vraogt naor de porto, môjer, ’n haove hiet porto hier. Denkt mar an poort.’ En efkes kwaamp d’r weer die zekerhèd in oew weze dè’t goed waar, dè ge kost vertrouwen op oew eige, op oew geleuf. Ge viet oewe koffer op en dint op de taxies op in, mî ’t woord por to in oewe kop en op oew lippe. En mee dègge tussen ’t volk verdweent, wier ik wakker. ’k Ben blij dè’k oe gezien heb, môjer.  < In het dialect van Dinther > Winnend verhaal Brabants Dialectenfestival 2022 Foto: Frans van den Bogaard

24 Brabants nummer 34 - september 2022 HANS LAKWIJK

Brabants nummer 34 - september 2022 25 HENK JANSSEN ’t Ézzengs kepèlleke

In Esdonk – in de volksmond Ézzeng –, een buurtschap van de gemeente Gemert-Bakel, staat al sinds mensenheugenis een kapel die gewijd is aan Maria Magdalena. Al in 1562 luidt een tekst: ‘geheyten het capelleken van Ma rien Maghdalena’ . Was de kapel toen nog uit leem opgetrokken, vast staat dat de huidige kapel in 1695 in baksteen gebouwd is op ini tiatief van Everardus Gillis van Sepperen, des tijds de rentmeester van de Duitse Orde die op het kasteel van Gemert woont. Ik spreek over het bijzondere gebouw en de devotie die ermee verbonden is met Sjaak van Hoeij, voorzitter van de uit buurtbewoners samengestelde stich ting die ’t kepèlleke sinds 1981 beheert, en met zijn buurtgenoot Peter van den Elsen, die de geschiedenis van dit juweel uit-en-ter-na kent. Samen met een grote groep vrijwilligers zor gen zij ervoor dat de kapel elke dag toeganke lijk is en onderhouden wordt. ‘Vur al dees wèrk hén we zón tie:n kùsters, ’n enkelde durdewee:kse en ók sondusse.’ Op toerbeurt openen en sluiten zij de kapel en zorgen ze voor kaarsen en bloe men. Dat is nodig want de kapel trekt jaarlijks circa vijfentwintigduizend bezoekers. Dat zijn niet alleen passanten maar ook mensen die er op bèèvert komen. In het verleden kwamen er bijvoorbeeld veel Roma en Sinti, die een bij zondere devotie tot Maria Magdalena en haar dienares Sara kennen. Het verhaal gaat dat zij een van de spijkers waarmee Jezus Christus aan het kruis werd genageld, in bewaring na men. In een uitbouw van de kapel zie je een houten beeld van de gestorven Christus liggen met voor dat corpus een schaaltje met roestige spijkers. Door een rond gat in het raam van die uitbouw kun je er nog altijd zo’n roestige spijker offeren. Aanvankelijk, zo beluister ik bij Peter van den Elsen, werd op deze wijze ge nezing gezocht tegen zweren en puisten. Het waren met name de Roma die, barrevoets en zwijgend, met het offeren van zo’n spijker hun noveen tot Maria Magdalena en Sara afsloten. Om die reden heet het prachtige gebouwtje –inmiddels een rijksmonument – ook wel de Esdonkse Spijkerkapel. Een aantal keren per jaar staat ’t Ézzengs kepèlleke op een speciale ma nier in de belangstelling. Dat is bijvoorbeeld tijdens een eucharistieviering in de open lucht, die jaarlijks op de zondag net na of voor de feestdag van Maria Magdalena op 22 juli plaatsheeft. Dit jaar was dat op zondag 24 juli. En ook in de kersttijd komen er – als de wingd nie al te zoer is duizenden bezoekers, die dan deelnemen aan de zogeheten Kapellekestocht, een wandeltocht in de griebelgraauw. Het is een tocht die in de schemering langs kapelletjes in het buitengebied van Gemert voert. Het is al jaren opvallend dat met name aan deze tocht ook veel jongeren deelnemen. Dat is dan weer een goed en veelbelovend teken om het beheer en het gebruik van deze fraaie kapel voor de toekomst veilig te stellen.  ’t Ézzengs spijkerkepèlleke. Peter van den Elsen (l) en Sjaak van Hoeij (r).

30 Brabants nummer 34 - september 2022 YOÏN VAN SPIJK ‘Waarom noem jij jouw man steeds dikke als je over hem praat?’ vroeg een Amsterdammer ooit aan een kennis van mij uit Sprang-Capelle. ‘Dat vind ik best grof.’ De Capelse was zich van geen kwaad bewust, want haar man heet gewoon Dik. Ze had hem geen bijnaam gegeven vanwege zijn buikomvang maar gebruikte een speciale vorm van de naam Dik. Ze zal zinnen uitgespro ken hebben als Dè vrao’k wel ifkes aon Dikke en Mèèrge gò’k meej Dikke nòr de mert. Wat is hier precies aan de Naamvallenhand? De -e achter Dik is geen franje die je er zomaar aan kunt hangen. De vorm Dikke heeft namelijk een grammaticale functie. Je zegt bij voorbeeld Daor komt Dik maar Daor hedde Dikke, en je kunt de vormen Dik en Dikke in die zinnen niet om draaien. Het verschil ertussen is na melijk een naamvalsverschil. In de dialecten van Noord-Brabant hebben namen twee naamvallen: de gewone vorm (zoals Dik) en een verbogen vorm (zoals Dikke). Een naamval is een vorm van een woord die vertelt welke functie dat woord in een zin heeft. Als je de zin Hij zag haar niet verandert in Hem zag zij niet, krijgen hij en haar een andere naamval: hij wordt hem, en haar wordt zij. Daardoor weet je wie wie niet zag. Het verschil tussen de Brabantse naam-naamvallen kun je vergelijken met het verschil tussen hij en hem en tussen zij en haar. Het is bijvoor beeld Hij is-t’r nie bij, dus het is ook Dik is-t’r nie bij. Met andere woorden: de gewone vorm gebruik je als on derwerp van de zin: (1) Dik wit dòr niks aaf. (Dik weet daar niets van.) Je gebruikt hem ook als roepnaam: (2) Dik, gòdde gij ok meej? (Dik, ga jij ook mee?) De verbogen vorm gedraagt zich als hum en heur: je zegt bijvoorbeeld Hum hè’k hier al ’nen heêle tèèd nie mir gezíén, dus je zegt ook Dikke hè’k hier al ’nen heêle tèèd nie mir gezíén Je gebruikt hem dus (3) als lijdend voorwerp, (4) als meewerkend voor werp of (5) na een voorzetsel: (3) Ze zen Dikke himmel vergeete. (Ze zijn Dik helemaal vergeten.)

Je gebruikt de verbogen vorm ook (6) als bezitsvorm: (6) Dè is Dikke waoge himmel niej! (Dat is Diks auto helemaal niet!) Bij Tinies en bij Adte We hebben gezien dat Dik in de verbogen vorm een -e krijgt: Dikke Dat is niet bij alle namen zo. Er zijn ook namen die er een -s bij krijgen. Tinie wordt bijvoorbeeld Tinies. De regels die daarachter zitten, verto nen verschillen tussen de dialecten. Hier volgen de regels uit mijn eigen dialect, het Midden-Brabantse Dru nens. (Uitzonderingen laat ik even weg.) Na een medeklinker of een beklemtoonde klinker komt een -e: Truus Truuse, Huub Huupe, Dreej Dreeje. Na een onbeklemtoon de klinker krijg je een -s: Hannie Hannies, Jantje Jantjes, Dooruske Dooruskes. Ook namen op -el en -er doen mee (Christel Christels), even als woorden voor familieleden die je als naam kunt gebruiken, zoals móéder, oopa en mamma: Gò mer ’s òn mammas laote zíén wè ge van oopas het gehad! Niet typisch Brabants Naam-naamvallen zijn niet typisch

(5) Venaoved gòmme nòr Dikke toe. (Vanavond gaan we naar Dik toe.)

(4) Gifde gij Dikke ok wè te drinke? (Geef jij Dik ook wat te drinken.)

Daor hedde Dikke! In de middeleeuwen hadden ook lidwoorden naamvalsvormen. In de zin Die man en sach den coninc niet zag de man de koning niet, maar in Den man en sach die co ninc niet is het andersom. Het was net als in het Duits: Der Mann sah den König nicht tegenover Den Mann sah der König nicht.

Ons verken is gestùrve

Ons verken is gestùrve, ons verken is gestùrve, en da bist hi zo geschreid, faldera, um al die narigheid, faldera, da bist hi zo geschreid um al die narigheid. Waor ging ie dan kepot aon, waor ging ie dan kepot aon, van de vetzucht, beste man, faldera, daor sterve die bisjes van, faldera, van de vetzucht, beste man, daor sterve die bisjes van. Nou zulle we’m begraove, nou zulle we’m begraove Al in ’n graf van hout, faldera, in ’t midde van al da zout, faldera, Al in ’n graf van hout in’t midde van al da zout.

Dommelvolk stond bekend om de voorliefde voor eenvoudige muziek en humor. De teksten gaan over le ven en sterven, moord en seks, en over poep en pies, en zijn vaak af komstig uit het liedarchief van Har rie Franken. Die teksten werden dan wel op eigen wijze aangepast en uit Bekendegevoerd. liedjes van de groep zijn De Mierlosen boer, Woensel kermis, De moord te Loon op Zand en Ons verken, waarvan we hieronder de tekst laten volgen. Dommelvolk begon in 1977 als duo: Bert Spin en Jaap Oudesluijs. Ze speelden vooral middeleeuwse mu ziek en brachten een lp uit samen met folkgroep Crackerhash, geti teld Dommelbeschuit. Toen Ad van Genechten toetrad en de frontman werd, groeide Dommelvolk uit tot een volksmuziekgroep. Oudesluijs ging weg en violist Steeph Custers kwam erbij, evenals bassist Jitze Kopinga. Men richtte zich steeds meer op re giofolk. In 1979 kwam de lp Ptazzie uit; een hoogtepunt in het bestaan van de groep. De Brabantse liedjes van het kwartet waren vooral humo ristisch. Dommelvolk groeide uit tot een befaamde Brabantse folkgroep, ooit zelfs de Brabantse Dubliners ge Innoemd.1981 verscheen de plaat Nr. 100 Het vierde en laatste album, Van Mijn Kempenland, kwam in 1984 uit. Toen was het mooi geweest. De groep heeft nog wel een revival beleefd met ver spreide optredens, waaronder een theatertour met de Tilburgse folk groep Wè-nun Henk. In 2015 overleed Ad van Genechten helaas. Dommelvolkvan…

Dan gòt ie nor d’n himmel, dan gòt ie nor d’n himmel, en d’n himmel is de pan, faldera, waorin ie braoie kan, faldera, en d’n himmel is de pan, waorin ie braoie kan. Nou zulle we gòn eete, nou zulle we gòn eete, Van ribbekes, zult en ham, faldera, op onzen botteram, faldera, Van ribbekes, zult en ham, op onzen botteram. Van de lp Ptazzie 

In de verbogen vorm met een -e behoudt de eindmedeklinker zijn klank: Huub spreek je uit met een [p], dus het wordt niet Huube maar Huupe. Zo heb je ook Kees Keese en Ad ˜ Adte Brabants. Je vindt ze ook in bepaalde dialecten in Zuid-Holland, de Ne der-Betuwe en de Bommelerwaard. Ze komen ook niet in álle Brabantse dialecten voor. De Vlaamse provin cies Antwerpen en Vlaams-Brabant, waar ook Brabants wordt gesproken, kennen de naam-naamvallen niet of nauwelijks, op het gebied bij de staatsgrens na. De bezitsvorm die op een -e ein digt, gedraagt zich als bezittelijk voornaamwoord. Dat zie je aan de -n die erachter komt als er een mannelijk woord op volgt dat met een b, d, h, t of klinker begint. Het is bijvoorbeeld Dikken bríéf, net zoals je zegt heuren bríéf en oon zen bríéf Gecompliceerd Over dialecten bestaan jammer ge noeg nog steeds vooroordelen. Een daarvan is dat ze simpeler zouden zijn dan het Standaardnederlands. Grammaticale eigenschappen als de naam-naamvallen laten juist het tegendeel zien: de grammatica van dialecten is op bepaalde gebieden juist gecompliceerder. Probeer men sen die alleen Standaardnederlands spreken het naamvalssysteem maar eens aan te leren. De kans is groot dat ze fouten blijven maken, met zinnen als Moeders vond het maar niks tot gevolg. Moeders klinkt lekker Bra bants, maar grammaticaal is die zin net zo fout als Haar vond het maar niks. Voor sprekers van een Brabants dialect gaat het kiezen tussen moeder en moeders vanzelf: de naamvallen zijn onderdeel van hun moedertaal. En op die moedertaal mogen ze best trots zijn.  Illustratie: Nelleke de Laat

De lach

Brabants nummer 34 - september 2022 31 NICO VAN KRUISBERGEN

34 Brabants nummer 34 - september 2022 ANTON VAN DER LEE

Hoelang bestò de wèèreld?

Twinteg jaor geleeje bezocht ik ’t Archeon in Alfen òn de Rèèn. Ze han daor ok ’n hut ùt de middesteêntèèd nòge bouwd en ik mòkte teege de tweej op z’n preehistories ùtgedòste gastvrouwkes ’n nogal technische opmerking oover ’n foutje in d’r naogemòkte steêne beltjes. Ze kree ge in de gaote dè’k wies waor ik ’t oover hai en toen won ze ok weete wè dè’k vond van d’r hut. Nòr men mèèning vul te groôt. Zelf ha’k ’r zes meej opgegraove in Westel beers en die waare de helft klender. ’t Wier ’n plezìèrige ideeje-ùtwisseling, mer onder die bedrèève kwaam ’r nog ’nen belangstellende bij; ’t kon ’nen boer van de Veelu we zèèn en hij wo weete hoe oud dè die spulle moese vurstelle. ‘Negenduizend jaar, meneer,’ zeej eên van de vrouwkes vriendelijk. ‘Huh,’ zeej d’n boer minachtend, ‘wè’s dè vur onzin; toen bestond de wèèreld nog nie ins!’ ‘Meneer, zou u hem dat willen uitleggen?’ Ik deej m’n best om ’m dèùdelijk te maoke dè-che ’t Bèèbelboek Genesis nie letterlijk moest neeme, want dè’t nie es ge schiedenisboek bedoeld waar, mer hij líét ùt z’n houding blèèke dè al wè’k zeej es teege ’ne muur trugkòtste. Toenie onverschillig wegbanjerde, dòcht ik bij m’n èège: ‘Ge hoeft nie òn ’nen boôm te hange om ’nen èèkel te zen.’ Ze waaren ’r dus nog aaltij, die zwaor gerifformeerde die de bereekeninge van d’n Iersen bisschop James Ussher (1581-1656) ònhinge. Die hai in z’n boek Annals of the World (1650) òn de haand van ’t Boek der Schep ping ùtgereekend dè de wèèreld was geschaope op d’n drie-en-twintigsten oktoober van ’t jaor vierduuzend-envier vur Christus. Ik dòcht trug òn ’n vurval van ’n jaor of tíén daorveur. In de gemeênte Eede han amtenèère ’n nieuw cultuur plan opgesteld en daorin ston dè hullie grondgebíéd al vierhonderd-en-feftigduuzend jaor geleeje bewoônd was gewiest en dè-t’r virtienduuzend jaor geleeje ok jaogers rondlíépe. Mer de wethaauwer vur cultuur – hij ha zelfs Ir. vur z’ne naom staon – wèègerde daor z’n haandteê kening onder te zette omdè toen de wèèreld vòlges hum nog nie geschaope zu zen gewiest. Dè gaaf staampij, zeeker toen ’t Reformatorisch Dagblad z’n èège meej de kwestie ging bemoeie, want toen kon de NCRV netuurlijk nie aachterblèève. Ze naame contact op meej de Rèèks dienst vur ’t Oudhèèdkundig Boiemonderzuuk in Aomers foort, of die ’ne christelijken archeoloog konne leevere die berèèd en in staot was om wirwoord te geeve òn de wethaauwer in ’n rechstreekse raadioo-ùtzending. Neeje, dè gong nie, mer hoe ze daortoe kwaame, weet ik ok nie: ze adviseerde om men daorveur te benaodere. Ik kreeg daor bericht van: de riddactriese van d’ren aktualitèète rubriek zu me belle en die zaat me rèùm ’n half uur dur te zaoge oover m’n gòdsdienstige en archeoloogische opvattinge. Op d’n afgesprooken dag reej ik nòr Hilversum. Meteên ’ne teegevaller: m’ne teegestaander was nie koomen op daoge! Hij zu wél in de ùtzending belle meej de prizzen taoter om z’n staandpunt toe te lichte. Dòrnao vróég die nòr men commentaor. Ik zeg: ‘Ik heb die problematiek noôt dèùdeleker heûre formuleere es dur ’nen invoudige mùlkboer ùt Loôn op Zaand, m’nen heemkundeleêrmister Pieterke van Beers. Die zeej: “Ge moet in d’n Bèèbel nie probeere te lèèze hoe de heemele gòn, mer hoe dè-che nòr d’n heemel gòt.” En ik legden èùt dè d’n Bèèbel noôt bedoeld was gewiest es ’n geschiedenisboek – es zodaonig leek ’t nerges op, zeeker nie ’t Boek der Schepping – mer om ’r nòrmen en wèèrde begrèèpelijk in vaast te legge. Hoe was ’t wèèreldbeeld bij de meense in de tèèd dè’t geschreeve wier? Ze dòchte dè de wèèreld ’n platte schèèf was die op ’t wòtter dreef. Ge moest nie tot ‘het uiteinde der aarde’ loôpe, want dan konde’r wel ’s afkiepere. D’r ston ’ne koepel boove en daorboove was ok wir wòtter. Soms lekte dè gewelf en dan rèègenden ’t. Ik zeej: ‘Stel nou dè Moozes precíés van God geheûrd zu hebbe dè de wèèreld rond was, om de zon draaide en zoo, en dè ok opgeschreeve ha, dan zun ze’m vur gek verklaord hebbe, niks van ’m geleûfd hebben en aach termekaore d’n blauwe waoge gebeld hebbe om ’m af te voere.’ ‘Hoo-hoo’, zeej diejen dreûgkloôt, ‘die beston toen nog nie!’ Hij waar kennelijk nie vertrouwd meej de plastische menier waorop ’nen Braobander z’n èège ùtdrukt, vural in dialect… Toevallig ha’k van allebaai de vindplòtse ùt Eede ma triaol in m’n verzaomeling en ik ha daor wè van meejge noome om eeventueel nò afloôp te kunne bekèèke. De prizzentaoter was vol belangstelling, mer ik geleûf nie dè’k vur de wethaauwer de geschiedenis van de wèèreld heb kunne oprekke. D’r zen immers meense meej ’t staandpunt: ‘Men mèèning stò vaast; val me dòrrom asjeblief nie laastig meej fèète.’  < in het dialect van Loon op Zand >

Uitgever: Stichting Brabants, Missiezusterslaan 51, 5405 NL Uden, tel. 06-51158839 KvK-nummer 60585412 RSIN 8539.72.199. ISSN 1572 – 1612 Bankrekening ABN-AMRO IBAN: NL73 ABNA Stichting, Goirle.

< In het dialect van Vorstenbosch >  De volgende door de auteurs ingesproken teksten zijn te beluisteren op de website: Hans Lakwijk: Droom (Dinther) 4.17 Mientje Wever: Van duuster nô licht  (Boxmeer) 1.01 De geluidsopnamen zijn gemaakt door Frans van den Bogaard en Cor Swanenberg. De luisterbox is te vinden op de audiopagina van www.stichtingbrabants.nl en www.cubra.nl/brabants/Brabants_Audio.htm.op 

Colofon: Brabants, jaargang 9, nummer 2, 1 september 2022 Brabants verschijnt vier keer per jaar: in juni, september, december en maart.

HARRY VAN DEN BERGH HARTEKREET ’n Bietje blond tiepke uit Uje, liever ’n mooi meid dan ’n muje, zin tegen d’re vent: ‘Lambal degge d’r bent, gòdde gij aachter de jong lope huje!’

Luisterbox

Redactie: Jan Luysterburg (hoofdredacteur), Ed Schilders, Yoïn van Spijk (eindredacteur), Cor Swanenberg, Jos Swanenberg.

Brabants 34

Redactiesecretariaat: Cor Swanenberg, Milrooijseweg 109, 5258 KG Berlicum, tel. 073-5031879 Aan dit nummer werkten mee: Harry van den Bergh, Ton van den Bergh, Johan Boenie, Noud Bongers, Jan van Eijck, Wim van Gompel, Chris van Haandel, Henk Janssen, Junt, Nico van Kruisbergen, Hans Lakwijk, Anton van der Lee, Wouter Loeff, Frans Oosterwaal, Frank van Osch, Jan Strick, Marianne Swinkels, Mientje Wever en Hás van de Zande.

Foto omslag: Henk Janssen. Tenzij anders vermeld zijn de foto’s in dit blad van Henk Janssen.

0545 3581 75 (BIC-code: ABNANL2A) Website: www.stichtingbrabants.nl E-mailadressen: Algemeen: info@stichtingbrabants.nl Redactie: redactie@stichtingbrabants.nl Abonnementen: Bestellingen, opgave en mutatie van jaarabonnementen uitsluitend via de uitgever, stichting Brabants. Een jaarabonnement kost € 24,50. Losse nummers € 8,95 inclusief portokosten in Nederland. Voor abonnementen in het buitenland wordt de prijs van het jaarabonnement verhoogd met de van toepassing zijnde verzendkosten. Voor het buitenland is Brabants evenwel ook in pdfbestand verkrijgbaar. De prent op de achterzijde is van Cees Robben. Dank aan de Cees Robben

’n Bietje blond tiepke uit Uje Illustratie: Nelleke de Laat

Brabants nummer 28- maart 2021 35

Vormgeving: Meyer Grafische Vormgeving – Asten (www.meyergrafischevormgeving.nl)

Druk: Grafisch Atelier Blaricum – Blaricum (www.drukkerijblaricum.nl)