Brabants Jaargang 8, nummer 2, september 2021
Kwartaalblad over Brabanders en hun taal
Fem van Empel weet wat ze wil Jan Zeeuwen schrijver en drukker uit Helmond Ik kon ’m niet inhouwe! Brabants waar het kan, Nederlands waar het moet
Brabants nummer 30 Inhoud
3 Van de redactie 4 Cor Swanenberg: Fem van Empel weet wat ze wil
12 Guus Meeuwsen: Brabants waar het kan, Nederlands waar het moet
18 Ed Schilders: ‘Ik kon ’m niet inhouwe!’
13 Jos Swanenberg: ‘Brabanders en hun Taal’ online
6 Van de redactie: Beeld-spraak
22 Adri Hoppenbrouwers: Mèène zondagse jas 23 Ton van den Bergh: Rommelkruid en Nagelgruis
7 Cor en Jos Swanenberg: Jan Zeeuwen, schrijver en drukker te Helmond (1921-1992)
14 Yoïn van Spijk: Marie van de Middelhaai d’r gróòt Hàòrstéégs, Kùìjks en Vlèèmes woordeboek
24 Wim van Gompel: Gòlliepaop 25 Jos Swanenberg: Miet
14 Henriëtte Vunderink: Beslèùteloos 15 Henk Janssen: Jikkes Merante 16 Jan Luysterburg: Bergen op Zoom eert dichter 17 Oproep Het mooiste Brabantse Kerstgedicht
10 Van de redactie: Brabantse limericks (4) 11 Riny Boeijen: De lachebekjes van Johan Biemans
Brabants nummer 30 - september 2021
17 Van de redactie: Bernard van Dam, een moderne Brabander van weleer
26 Jan Luysterburg: Theatergroep Max Mini – amateurs aan de top
27 Hás van de Zande: Vurruit mi de gèit 28 Junt: Dwarsliggers
VAN DE REDACTIE
Vooroordelen Zo lang Brabants bestaat, vechten we al tegen twee hardnekkige vooroordelen: dat dialect minderwaardig is en dat dialect snel aan het verdwijnen is.
28 Johan Boenie: Woensdrechtse woordjes. Drienke 29 Ad Boogers: De Hasseltse Kepèl 29 Ad van Schijndel: Bè ons in d’n hèrfst 30 Nico van Kruisbergen: De lach… van Moek
31 Henk Janssen: Blij dè ge d’r wir bent 32 Anton van der Lee: Den Verstandighen Hovenier sijne Oeffeninghe…* 33 De Witte wit wir wè 33 Tonny van de Graft: Zal-’k doen of zal-’k laote 34 Adri Gelten: Dialect. Jeel belangrijk! 34 Marja van Trier: Er moet nog hil wè wotter dur de Dieze 35 Luisterbox 30 35 Gerard Schalkx: Van Putte 35 Colofon 36 Prent van Cees Robben
Dialect is niet minderwaardig aan het Standaardnederlands. Integendeel: de dialecten zijn veel ouder en bovendien op een natuurlijke manier ontstaan. Daardoor zijn de dialecten ook zo rijk aan klanken, woorden en zegswijzen. Mensen redeneren niet alleen al eeuwenlang in hun dialect, ze uiten er ook hun gevoelens mee. Het veel jongere Standaardnederlands, dat is ontstaan vanuit dialecten en zonder dialecten dus nooit tot stand zou zijn gekomen, is meer het resultaat van afspraken en vaststellen van regels. En van Hollandse dominantie. Ook het idee dat de (Brabantse) dialecten snel aan het verdwijnen zijn, is niet helemaal correct. Natuurlijk, als voorwerpen niet meer gebruikt worden, verliezen ze uiteindelijk hun (dialect)naam. Nieuwe voorwerpen brengen nieuwe namen met zich mee. Dialecten zijn levende talen en levende talen veranderen voortdurend. Maar Brabanders zullen te allen tijde herkenbaar blijven aan hun taal, aan de klanken die ze gebruiken, het timbre, de zinsconstructie en de woorden die ze kiezen. Ook in deze aflevering van Brabants zult u zeker bovenstaande opvattingen herkennen. De stichting Brabants en de stichting Erfgoed Brabant zijn een online samenwerkingsverband aangegaan onder de naam Brabanders en hun taal. Iedereen die geïnteresseerd is in de Brabantse dialecten kan hiervan gratis lid worden. In korte tijd hebben zich al meer dan honderddertig leden aangemeld. Ook voor de bijbehorende nieuwsbrief is veel belangstelling, evenals voor de online vergaderingen van de club. September is dialectmaand op www.brabantserfgoed.nl Guus Meeuwsen houdt een warm pleidooi voor het spreken van dialect waar het kan. Wereldkampioene Fem van Empel krijgt onze volle aandacht, omdat ze weet wat ze wil. In Helmond leefde schrijver en drukker Jan Zeeuwen, die meer bekendheid verdient. Johan Biemans weet al een aantal decennia de lachers op zijn hand te krijgen. Het is ons opgevallen dat ook heiligen wel eens iets laten glippen en daarna daar zelfs over durven liegen. Bernard van Dam was een moderne Brabander van weleer aan wie een expositie is gewijd. Paul Asselbergs trakteert ons op een tweetalige versie van zijn Verliefde Ansjovis. Marie van de Middelhaai stelde een zeer omvangrijk Hàòrstéégs, Kùijks en Vlèèmes woordeboek samen. Door Moek klinkt een nostalgische lach vanuit de Peel. Valt Max Mini uit Etten-Leur dit jaar in de prijzen? En weet u waar het woord Gòlliepaop vandaan komt en wat het betekent? Naar onze bescheiden mening bieden wij u weer meer dan voldoende om u niet alleen zelf te laten genieten, maar ook om andere mensen aan te moedigen abonnee te worden op het fraaie kwartaalblad Brabants. Dat is namelijk hard nodig om het voortbestaan ervan te verzekeren. Brabants nummer 30 - september 2021
COR SWANENBERG
Fem van Empel weet wat ze wil Berlicum, Den Dungen en Sint Michielsgestel waren decennia geleden nog afzonderlijke zelfstandige gemeenten. Nu zijn de dorpen opgegaan in Sint Michielsgestel. Ze spelen alle drie een rol in de voorgeschiedenis van Fem van Empel. Zij is van Gèssel en woont haar hele leven al in het dorp dat met de Groenendaals al eerder kampioenen veldrijden opleverde. In 2021 werd Fem wereldkampioene veldrijden bij de beloften. Een goede reden om bij haar op bezoek te gaan voor een vraaggesprek. Hoe zou jij zelf Fem van Empel omschrijven? ‘Ik ben iemand die haar doel achterna gaat en beschrijf mezelf graag als een spontaan persoon die elke sport leuk vindt. Bij de meeste sporten kan ik wel goed uit de voeten. Ik ben geboren in Den Bosch in 2002 en zat op mijn derde al op een fietsje zonder zijwieltjes. Samen met mijn oudere broer Luc zijn wij de kinderen van Paul van Empel. Die komt oorspronkelijk uit Berlicum en was ook wielrenner maar moest stoppen om medische redenen. Hij is plantenveredelaar. Door hem ben ik gaan fietsen. Mijn moeder Heidy komt uit Den Dungen en was volleybalster. Mijn Berlicumse grootouders, Cis en Wim, vinden sporten ook wel leuk.’ De Van Empels hebben wel iets met fietsen… ‘Ja, Luc heeft nog aan BMX gedaan, maar momenteel gaat hij naar de sportschool om fit te blijven. Neef Micki van Empel is vroeger profwielrenner geweest. En oom Ad heeft de fietsenzaak met het merk Empella opgezet.’ Wat voor opleiding heb jij gevolgd? ‘Ik heb op de Gestelse basisschool De Touwladder gezeten. Daarna heb ik middelbaar onderwijs gevolgd op het Elde College in Schijndel. En nu studeer ik op de Young Talent Academy in Nijmegen.’ Je hebt wel een bijzondere sportcarrière. Je leek een voetbalster te worden… ‘Ik denk dat ik op mijn zesde al voetbalde bij RKSV Sint Michielsgestel. Daar speelde ik vier jaar lang bij de jongens omdat er geen meisjeselftal was. Daarna heb ik een tijdje uitsluitend gefietst omdat het niet meer te combineren was.’ Later ging Fem toch weer voetballen bij SCI, op Halder. Daar begon men toen met een meisjesteam. Ze kreeg een brief van de KNVB om met de selectie mee te doen en dat heeft ze een aantal keren gedaan. Fem zat bij de laatste twintig, maar is er niet mee doorgegaan. Ze wilde eigenlijk ook altijd fietsen, maar had dat nog niet echt serieus aangepakt. ‘Ik heb anderhalf seizoen nog op een iets hoger niveau gevoetbald bij Zwaluw VFC in Vught. Ik hoorde dat
4
Brabants nummer 30 - september 2021
voetbalclub RKSV Nuenen nog meiden zocht. Ik ben daarheen gegaan en speelde me in het eerste. We zijn kampioen geworden en gepromoveerd! Toch miste ik in het voetbal een beetje de persoonlijke uitdaging. In de zomer van 2019 deed ik voor het eerst mee aan het Nederlands kampioenschap mountainbike en werd derde zonder er echt veel voor gedaan te hebben. In oktober besloot ik voor het fietsen te kiezen, want het was niet meer te combineren met het voetbal.’ Fem wilde in november meedoen aan het veldrijden, maar zat nog niet in de selectie. Toch kon ze in februari 2020 in Dübendorf in Zwitserland meedoen aan het WK veldrijden. Nog geen jaar later werd ze wereldkampioen in Oostende. De regenboogtrui bij de beloften in het veldrijden…! Je past hier wel prachtig in de traditie. Hebben de Gestelse voorgangers Groenendaal jou gestimuleerd?
‘Nee, de Groenendaals waren te ver voor mijn tijd. Ik ben eraan begonnen door Van der Poel en Vos maar echte idolen heb ik niet. Bij de parcoursverkenning ben ik altijd samen met Denise Betsema, de huidige kopvrouw van onze ploeg. Meestal kijkt zij meer naar mij dan andersom, want ze weet dat ik mountainbike-ervaring heb. Zij heeft die ervaring overigens ook, maar kijkt toch graag naar de lijnen die ik rij en daarover hebben we wel overleg. Daar leren we allebei van.’ Hoe kom jij in zo’n Belgische ploeg als Pauwels SauzenBingoal terecht? ‘In België hebben ze op dit moment niet veel goede belofterensters en daarom kijken ze naar het dichtstbijzijnde land met gemakkelijke communicatie.’ Hoe kijk jij nu tegen toppers als Lucinda Brand, Ceyline Alvarado en Annemarie Worst? ‘Ik denk dat ik die binnenkort wel kan volgen.’ Wie zie je als jouw belangrijkste rivale onder de concurrerende leeftijdgenoten? Aniek van Alphen of Inge van der Heijden? ‘Ik vermoed dat Puck Pieterse mijn grootste concurrente wordt. Zij was in voorgaande jaren veel beter dan ik en is van hetzelfde ‘bouwjaar’. Zij heeft de meeste titels al gewonnen en werd in 2019 wereldkampioen bij de beloften. Zij is de gevaarlijkste, vriendschappelijke concurrente.’ Wat is jouw sterkste punt op de fiets? ‘Dat is misschien wel de start… en het klimmen.’ Hoe ziet het wielerjaar er nu verder voor jou uit? ‘Ik train nu voor weg- en moutainbikewedstrijden in opbouw voor de cross die begin oktober weer start.’ Mountainbiken is een olympische discipline! ‘Ik heb pas één seizoen mountainbike-ervaring. Als ik genoeg progressie blijf maken, wil ik in Parijs wel van de partij zijn.’ Als je naar Van der Poel, Van Aert, Merlier, Vos, Brand en Alvarado kijkt, ga je dan ook dromen van een overstap naar wegwedstrijden? ‘Ja, dat is iets waar ik naar uitkijk. Negentig procent van de tijd train ik op de weg. Dat doe ik met plezier en daar zie ik wel mogelijkheden.’
Heb je nog tijd voor andere dingen nu je zo’n gevierde wielervrouw bent geworden? ‘Ik studeer nog marketing en communicatie in Nijmegen op de Young Talent Academy. Dat is een school die rekening houdt met sporten; er zitten alleen topsporters op. We hebben allemaal dezelfde mentaliteit. Ik heb de opleiding gekozen omdat ze ondersteunend is voor de sporter en ben nu bezig met het laatste half jaar. Straks heb ik in elk geval mijn diploma en dan zien we wel verder. We hebben thuis een eigen bedrijf: Dist. We maken producten van hergebruikte materialen in combinatie met zelfgekweekte air-planten (planten die zonder aarde leven; ze leven van licht en water en heten met een moeilijk woord epifyten). Er wordt bijvoorbeeld een tandwielcassette van een fiets gecombineerd met zo’n air-plantje. Daar heb ik nu mijn label opgezet en die gaan we verkopen aan de (Belgische) supporters. Een makkelijk te onderhouden, duurzaam cadeau dat alleen maar beneveld hoeft te worden.’ Wat denk jij in de sport te kunnen bereiken? ‘Als ik me goed verder ontwikkel en met de jaren nog sterker word, dan hoop ik nog een aantal titels te kunnen pakken. Ze zeggen dat je op je zesentwintigste pas op je sterkst bent… Als ik het mountainbiken echt goed onder de knie krijg, dan worden de Olympische Spelen zeker een ambitie. Ik hoop op de wereldbekerwedstrijden goed voor de dag te komen, maar ook op de weg wil ik progressie maken. Zo’n Strade Bianche lijkt me prachtig!’ Waar en wanneer wordt er Brabants gesproken in jouw omgeving? ‘Dagelijks in ons gezin, maar in de sport probeer ik ‘beschaafd’ Nederlands te praten.’ Ik wil graag tien mooie Brabantse/Gèsselse woorden van je horen voor de luisterbox. Wanne klets (wat een onzin), houdoe (vaarwel), tis wa (het is wat (verzuchting)), vanmèrge (vanmorgen), ons mam (mijn moeder), wa zedde gij? (wat zeg je?), schik (plezier), veul (veel), dist (deze kant op), haffel (handvol).
Brabants nummer 30 - september 2021
5
VAN DE REDACTIE
Brabantse limericks (4) Vier edities geleden deden we een oproep. We zouden graag limericks opnemen die een link hebben met Brabant en Brabants dialect. De vraag luidde: schrijf een Brabantse limerick, of meerdere, en stuur die naar de redactie: corswanenberg@ ziggo.nl De beste inzendingen worden opgenomen in de komende afleveringen. Bij de beoordeling zal de redactie er wel op letten dat de limericks de juiste vorm hebben. Het rijmschema van de vijf regels is een vaste voorwaarde: A A B B A. Ideaal is het aantal lettergrepen per regel van 9-96-6-9, maar hierop mag gevarieerd worden. Het zou fijn zijn als de limerick ook een titeltje heeft. Tot ons genoegen zet de respons nog steeds door. Hier presenteren we de vierde selectie. We prijzen ons gelukkig met onze creatieve lezers en weten dat er zeker nóg een vervolg mogelijk is. Dus de rubriek blijft gehandhaafd. Stapel De schònbruur van Evert ten Napel èt iederen dag unnen apel, nou weet ik ok wel, t’ís unnen appèl, mòkt oe dus daorover nie sapel. Jacques van Gerven, Valkenswaard. Zaachte gee ’n Meske, da kwam ùt de Kempe, dè ging, toen ze gróot waar, bedenke: leere in ’t noorden, o jee, mer d’eigen gee nim ik mee. Die moeste mir mense daor schenke. Lies Schoofs, Veldhoven. ’ne Frater èùt Tilburg ’ne Frater èùt Tilburg zaag mèskes. Hij dòcht toen metêen wòcht ’s èfkes. Hoe kan ’t bestaon? Wè moe’ker meej aon? As frater meej al die schôon wèfkes… Jos Naaijkens, Tilburg.
10
Brabants nummer 30 - september 2021
Misverstand Twee knullen ùit ’t dùrpke Gemonde bestelden heel vrolijk twee blonde. Ze doelden op bier en vertrokke gin spier, toen d’r zoomar twee dames opstonde. Miek van de Geijn-van Aspert, Heeswijk.
’t Waar lèkker speul. Hij kos d’r in feite wèl vier op! Nillus Gurtjes, Kruisstraat. Gildekunning ’ne Kunning beij ons öt de straat, die ’t poetse van schilde zeer haat, zin steeds tot z’n vraauw: ‘doede gè dè mèr gaauw.’ En dan poetsten ie zèllef de plaat. Clara van Esch – van Hout, Oirschot. Keukeprinsès D’r wár ’s ’n vrouwke in Boksel. Die kokte mè liefde ’n koksel. D’re mens die wár lui, mar zág wel dur d’r trui de zweetplèkke onder d’r oksel. Jan van der Heijden, Liempde.
Geschat Unne kalverkópman in Veghel die waar heel content mi z’n Mechel. Hij minde haar zeer, mar zin op unne keer: ‘Vur ’n kuuske krijde ze echwel.’ Ton van den Broek, Veghel.
Mosterd nao de maoltééd ’n Stokaawe maogd uit klein Dongen die wier vur d’r venster bezongen. ‘Och Dongense maogd...’ Ze zeej onversaogd: ‘ge komt jaore te laot, munne jongen.’ Marja van Trier, Loon op Zand.
Uitgeblust De brandweer uit Loon en op Zand wou keisnel, hil vlug naor n’n brand. ’tWaar druk op de straot; ze kwamen te laot. ’t Waar wies de grond toe afgebrand. Arnold Zegers, Zeeland. De kattemepper Unne gedreeve jaéger oit Helmônd, die di vak toch wel dééglik verstônd, skóót onlangs ’s ’n kat. ’t Neis gong dur de stad, want twaar krek wôr d’n bijnaam vur stônd. Chris van der Heijden, Helmond. Opschùpper ’ne Steevigen drinker ùit Lierop dronk hèndig twee bakke mi bier op. Dè von ie nie veul.
Delirium Unne vent in D’n Bos ging verhuize. Z’n ouw pand kon ie enkel verguize, want nao ’nen borrel of tien had ie ’t daor wel gezien; z’n ouwe kiet zat vol witte muize! Willum Schriemer, Den Bosch. Illustraties Nelleke de Laat
RINY BOEIJEN
De lachebekjes van Johan Biemans Terwijl het veel schrijvers vanwege de pandemie ontbrak aan inspiratie, waren er ook auteurs voor wie deze periode juist aanleiding was er driftig op los te tikken. Nestor Johan Biemans (88) behoort tot de laatsten. Hij bracht in 2020 en in de eerste helft van 2021 maar liefst vier boekjes uit. De meeste recente dialectuitgave is Lachebekjes alias Eyckelberghse vertellingen. Johan had nog enkele ‘krabbels’ in het dialect van Bergeijk op de plank liggen, opgetekend in 1998 toen hij met zijn vrouw Jopie in Antalya (Turkije) op vakantie was. Vanwege een voedselvergiftiging bracht hij daar vijf dagen in bed door, maar maakte van de nood een deugd. Hij schreef zes verhalen in zijn kenmerkende stijl; vol humor, waarin van enig malheur niets te bespeuren is. Biemans voegde er zes verhalen aan toe die al eens eerder zijn gepubliceerd en gaf de bundel de naam Lachebekjes alias Eyckelberghse vertellingen mee. De titel verwijst naar de omslag; een foto uit de serie ‘lachebekjes’ die zijn destijds tienjarig zoontje Vincent maakte met het oude fototoestel van Jopie. De alias is toegevoegd omdat de verhalen zich afspelen in en rond Eyckelberghe, zoals Bergeijk in de middeleeuwen ook werd genoemd. Ontroering en humor Bijzonder is dat alle verhalen zowel in dialect als in Standaardnederlands zijn geschreven. Dat maakt het voor de dialectliefhebber die het Eyckelberghs niet machtig is, extra interessant. Maar als je de teksten in het Standaardnederlands leest, wordt duidelijk dat het hart van de schrijver uitgaat naar zijn moedertaal. De verhalen zijn doordesemd van dialect. Enkele voorbeelden: in ‘Wat een doos’ doet Go weer op huis aan en spreekt Johan van meiskes, meiskeszot, ge en van een schoon raadsel. In ‘Koninginnesoep’ gebruikt hij kaaljakker en zijn moeder, broer en zus worden voorafgegaan door ons. In ‘Zilveren jubileum’ kwam ik smorsen tegen en in ‘De Sacramentsprocessie’ spurrie-treesgewijs, alsook een staart volk. Hinderlijk is het geenszins, het hoort bij Johan, het hoort bij de aimabele, maar ook ondeugende schrijver. In ‘De Sacramentsprocessie’ bijvoorbeeld laat hij de lezer wachten om ‘eventjes iets na te kijken in mijn rommelkast boven op zolder.’ Leuke vondst. En in ‘De heksen van Galgenberg’ zegent de oude pastoor van Bergeijk met de ‘Latijnse’ spreuk ‘ditis nepis potentis negro te’.
Op zijn allerbest is Biemans in de verhalen ‘Draadje los aan lievevrouwke’ en ‘Kruisweg’. Daarin gaat hij vol op het orgel en ligt de lach continu op de loer. Het ‘lievevrouwke’ blijkt een gehaaide pruim, te zuinig om een kopje koffie aan te bieden: ‘Zet asteblieft ’nne pot koffie… Nonde… Lôpt ne de hel mee ’w lievevroùwke en ’w skietgebedjes…’ Uiteindelijk krijgt hij nog een glas koude melk, maar die blijkt over de datum: ‘Nonde… Of er ’n kat in m’ne mond gejongd hoj…’ In ‘Kruisweg’ vechten ontroering en humor om de aandacht. Biemans vertelt op ronduit kostelijke wijze over de uitvaartmis voor het konijn in de ‘kippenkapel’ (een leegstaand kippenhok waarin hij een altaar heeft gebouwd). Zijn broers en zussen, neefjes en nichtjes en enkele buurtkinderen doen mee. De een als klokkenluider (op een oude pan aan de wasdraad), de ander als drager van het kruis, de rest als kerkvolk. Omdat de mis en begrafenis te snel voorbij zijn, wordt er nog een kruisweg aangeknoopt. De veertien waspalen aan weerszijden van het tuinpad worden als staties gebruikt. Johan loopt als Jezus nog wel enige schade op, want blijft achter een verroeste spijker hangen met zijn onderbroek. ‘En die hoj toch al hil den ôrlog meegemaokt.’ Ook vanwege deze verhalen is Lachebekjes een terecht gekozen titel. Uitgave in eigen beheer (Apicultor). Verkrijgbaar voor € 15 excl. verzendkosten bij de auteur: jhc.biemans@kpnmail.nl of telefonisch 0497 - 550155. Brabants nummer 30 - september 2021
11
GUUS MEEUWSEN
Brabants waar het kan, Nederlands waar het moet Aan mijn nieuwe mbo-studenten vraag ik altijd wie er nog een beetje Brabants spreekt. Er gaan wel wat vingers omhoog, maar minder dan ik graag zou zien. Sommigen melden zich wat schoorvoetend en als ik doorvraag, blijkt dat ze op de middelbare school vaak negatieve opmerkingen kregen over hun dialect. Van sommige docenten mochten ze zelfs geen houdoe zeggen!
B
ij de opening van een studiedag voor docenten Nederlands in het mbo, stelde ik de vraag wie zich weleens aan bovenstaand vergrijp schuldig had gemaakt. Er gingen veel vingers omhoog, meer dan ik graag had gezien. De vervolgvraag wie de desbetreffende studenten een compliment had gemaakt voor hun tweetaligheid, leverde maar een paar positieve reacties op. Bij de nabespreking hoorde ik dat mijn vraag bij een aantal collega’s de ogen had geopend, of beter gezegd de oren, want ze hadden zich niet gerealiseerd dat je ook zo met dialect kon omgaan.
B
rabants is mijn moedertaal. Ik sprak het eerder dan Nederlands, want daarmee ben ik pas begonnen op de kleuterschool. Mijn generatie beheerst de streektaal vaak nog goed, ook al merk ik dat lang niet iedereen die het zou kunnen, het dialect ook gebruikt en dè is sund. ‘Ik wier vruuger geploagd omdè ik plat protte en ik woi nie dè men kender dè overkwaam.’ Op deze manier gaat het dialect niet meer als vanzelf over op de volgende generatie. Dat gebeurt toch al steeds minder omdat jawoorden lang niet altijd meer aan mensen uit de buurt worden gegeven en dan wordt de gezinstaal al gauw het Standaardnederlands. De term ABN gebruiken we niet meer, maar van mij mag het nog best, mits we de B benutten voor Bruikbaar.
D
ialectsprekende ouders hoeven niet bang te zijn dat het spreken ervan ten koste gaat van het Nederlands. Ik heb in een Spaanstalig land (Bolivia) Engels gegeven aan o.a. Nederlandse kinderen op een Duitstalige school van de Zwitserse Missie waar buiten de lessen om onder elkaar ook nog eens Schweizerdeutsch werd gesproken. De kinderen leerden moeiteloos meerdere talen tegelijk.
N
atuurlijk gebeuren er af en toe meertaligheidsongelukjes. Mijn broer wilde als kind Nederlands spreken tegen de dokter en zei dat hij pijn in zijn kijl had. Een Brabantse hockeyster werd bij een pijnlijke blessure behandeld door een Hollandse verzorger. Ze zei tegen hem dat ze bijna van haar eigen ging. Hij keek haar onbe-
12
Brabants nummer 30 - september 2021
Brabantse ansichtkaart grijpend aan. Daarop ‘verbeterde’ zij zich door te zeggen dat ze bijna van haarzelf ging. Ik herinner me ook een mevrouw die in gesprek met de stukadoor zocht naar het Nederlandse woord voor het volgens haar Brabantse granollen en de vakman vervolgens vroeg of hij de muren in de woonkamer kon komen garnalen. Granollen zal het Brabants Erfgoed niet halen, maar het heeft inmiddels wel een plaatsje aan de wand van het stukadoormuseum.
T
ijdens onze diploma-uitreiking houd ik altijd een tonpraatachtige toespraak in het Brabants voor onze studenten. Na afloop kreeg ik een keer complimenten van de grootouders van een student: ‘Dè was schôôn, dè dialect.’ De moeder reageerde door te zeggen dat zij dat thuis vroeger niet mochten praten, waarop opa en oma eenstemmig en enigszins verbolgen zeiden:’Dè is nie woar!’ Interessant: waar kwam dat verschil in beleving vandaan? Ik vermoed dat de (groot)ouders het gebruik van het Brabants niet expliciet verboden hebben, maar dat er subtieler werd aangegeven dat het beter anders kon en dè is sund.
G
elukkig gaan sommige jongeren ook na de puberteit hun eigen weg en schuiven ze in hun taalgebruik alsnog wat op naar het Brabants. En tijdens carnaval zie je het Brabants verschijnen op de wagens in de optocht en in de motto’s van de verschillende dorpen en steden. Mooi, maar we moeten proberen te voorkomen dat het dialect folklore wordt, in plaats van een levende taal. Overigens zie ik in die Brabantse opschriften veel fouten tegen de naamvallen en het geslacht van woorden. Ik kan zo niet uitleggen waarom het fout is, maar ik doe het meestal nog vaneiges goed.
JOS SWANENBERG
M
ijn onderwijscarrière begon aan de toenmalige lts in Borculo. De meeste docenten kwamen uit de Achterhoek en in de lerarenkamer had het dialect de boventoon. Ook de leerlingen spraken onder elkaar vaak de taal van de streek. Het feit dat Normaal heel populair aan het worden was met regionale rock in de regionale taal, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de status en populariteit van dat dialect. Net als Achterhoekers zijn bijvoorbeeld ook Limburgers trots op hun streektaal, maar bij Brabanders merk ik dat minder: ze lijken zich soms eerder te schamen en dat is sund. Toen ik voorafgaand aan de bezichtiging van een te koop staand huis aan de hoorbaar Brabantse eigenaresse vroeg of we de rondleiding in het Brabants konden doen, antwoordde ze: ‘Laten we het maar netjes houden.’
O
p school spreek ik Brabants met een enkele onderwijscollega, maar met een groter aantal van de conciërges en andere onderwijsondersteuners en dat wekt eigenlijk een verkeerde indruk: op die manier wordt dialect geassocieerd met bepaalde, minder betaalde beroepsgroepen en dè is sund. Als ik tijdens oudergesprekken merk dat bij ouders het Brabants dichterbij zit dan het Nederlands, dan schakel ik over naar het Brabants. Ze zijn het niet gewend, maar het heeft vaak een positieve invloed op het gesprek.
W
ij leren onze mbo’ers dat ze klantvriendelijk moeten zijn. Stel dat je als fitnessinstructeur of automonteur hoort dat je klanten dialect spreken, dan is het toch heel klantvriendelijk om ze ook in het dialect te woord te staan? Zo kan ik me ook voorstellen dat verkoopgesprekken in het dialect beter verkopen en dat patiënten in het ziekenhuis en bewoners van het zorgcentrum soms liever in hun dialect worden aangesproken.
I
k zou graag zien dat we dit soort gesprekken niet automatisch in het Nederlands voeren: Brabants waar het kan, Nederlands waar het moet. Ik herinner me uit mijn Achterhoekse tijd een button met de tekst: A’j plat könt prao ten, mö’j ’t neet laot’n. Misschien moet ik de Brabantse versie van die button maar eens in productie gaan nemen. Houdoe!
‘Brabanders en hun Taal’ online Brabanders en hun Taal is een nieuwe gemeenschap op Facebook en Twitter waar iedereen die de Brabantse taal en cultuur een warm hart toedraagt, welkom is en zich thuis kan voelen. Ontmoeting Rondom het Brabants worden allerlei activiteiten georganiseerd. Liefhebbers ontmoeten elkaar bij evenementen zoals het Brabants Dialectenfestival in Lieshout, de WestBrabantse Dialectcafés of de Brabantse Kerstgedichtenwedstrijd in Lith. Maar tegenwoordig ontmoeten liefhebbers van het Brabants elkaar natuurlijk ook online. Op sociale media wordt bijvoorbeeld al veel in en over het Brabants gesproken. Brabanders en hun Taal is een gemeenschap met een zachte G die de digitale plek kan vormen waar we samen werken aan de verbetering van het imago van het Brabants, want streektaal is niet dom, niet ordinair en niet minderwaardig, maar vormt een wezenlijk onderdeel van onze cultuur, identiteit en samenleving. Het gaat hierbij over de dialecten van een dorp of stad. Het Brabants is de naam voor al die lokale dialecten bij elkaar en vormt een van de vele streektalen van Nederland. Maar ook Nederlands spreken met Brabantse kenmerken, zoals een regionaal accent en bijzondere woorden, behoort tot het Brabants. Het lokale dialect is tegenwoordig nog maar zelden de moedertaal van jonge Brabanders, maar die jongeren spreken meestal wel een taal die anders is dan elders in Nederland en met de provincie Noord-Brabant wordt geassocieerd. Taal en cultuur verbinden mensen in onze samenleving. Een streektaal als het Brabants verbindt mensen in een bepaalde streek. De streek waar we thuishoren. Dialectmaand September is dialectmaand op www.brabantserfgoed.nl. Ruim vier weken lang kunt u er artikelen over Brabantse dialecten vinden maar ook verhalen in het dialect lezen en beluisteren. Brabanders en hun Taal is te vinden op Facebook en Twitter, er is een nieuwsbrief, en er worden online bijeenkomsten rondom de Brabantse taal en cultuur georganiseerd. Op www.erfgoedbrabant.nl/brabandersenhuntaal vindt u alle informatie over Brabanders en hun Taal. Sluit ook aan! Brabants nummer 30 - september 2021
13
ED SCHILDERS
‘Ik kon ’m niet inhouwe!’ Dat heiligen net als gewone stervelingen wel eens geplaagd worden door winderigheid, is een motief dat ik in de officiële heiligenlevens nog nooit ben tegengekomen. In de religieuze volkscultuur werden aan de zogenaamde geneesheiligen ook medicinale krachten toegekend die betrekking hebben op de ontlasting. In het overzicht Geneesheiligen in de Lage Landen van Jo Claes e.a. (2005) vinden we in de lijst van kwalen waarvoor een heilige kon worden aangeroepen onder andere aambeien, bedplassen, diarree, verzakking van de endeldarm, en zelfs winden. Over dat laatste gaat dit artikel, met het verschil dat het hier de winderigheid van de heiligen zelf betreft.
De heiligen in het portaal. Franse prentbriefkaart, circa 1900. ‘Ik heb bökpent, moeder’, zegt een meisje in een Prent van de week die Cees Robben in 1984 publiceerde in het Nieuwblad van het Zuiden. Waarop moeder antwoordt: ‘Dan bidde mar tot Sint Piet... det vur oew gat schiet...’ Tien jaar eerder tekende Robben een prent ter gelegenheid van een bijeenkomst van de Broederschap van de heilige Isidorus in het Elisabethziekenhuis in Tilburg. De heilige wordt afgebeeld op een vaandel zoals dat vaak in kerken werd opgehangen, in een nederige houding: gezeten op een pot. De tekst luidt: ‘Heiligen Isedoris / Wil mij arme Kloris / Lekker laten p… / Nu we u aan gaan roepen.’ Alfons de Cock noteerde in Spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen op volksgeloof berustend (1922) dat de heilige Blasius, op wie wij in Brabant tijdens de ‘Blaasjeszegen’ vooral vertrouwden ter voorkoming van keelaandoeningen, in Vlaanderen ook werd geconsulteerd ‘tegen de winden, de blaas- en maagpijnen’. In het kerkportaal Ik beperk me in dit artikel dus tot de gasvormige opluchting, en met name tot een vrolijke liedtekst uit de vorige eeuw, die onder andere bekendstaat onder de titel ‘De heiligen in het portaal’. De tekst is door Rolf Janssen in 1984 vastgelegd in zijn boek We hebben ge-
18
Brabants nummer 30 - september 2021
Vaandel van Johannes de Evangelist tegen een pilaar in de kerk van parochie Goirke, Tilburg.
Vaandel van de heilige Norbertus tegen een pilaar in de kerk van parochie Goirke, Tilburg.
zongen en niks gehad, en de titel was daar De Körvelse kèrk, waarmee we ons bevinden in de parochiekerk van de wijk Korvel in Tilburg. Het is opmerkelijk dat Janssen de tekst niet ‘op Korvel’ in Tilburg optekende maar in het nabijgelegen Goirle. In 1992 noteerde Harrie Franken de tekst echter uit de mond van een Tilburgse maar met de verzekering dat een en ander zich afspeelde in ‘de Goirlese kerk’. (Kroniek van de Kempen, 1992.) En daarmee waren de varianten nog niet op. Toen ik in 2004 een liedjesrubriek schreef voor het Brabants Dagblad, stuurde Lea Leenhouwers me een variant waarin de heiligen van de kerk van de Tilburgse parochie Goirke de hoofdrol spelen. Alle drie de varianten worden gezongen op de algemeen bekende wijze van ‘Fiederalalala’. De verteller / zanger neemt ons mee naar een kerkportaal waarin heiligenbeelden staan, en hoewel die van steen zijn, kunnen ze toch communiceren. De lengte van de tekst varieert nogal: Goirke telt 20 coupletten, Goirle 12, Korvel 24. Alle varianten beginnen met de mededeling: In de [kerk] daor in ’t pertaol Daor spreeke de heilige dôofstommetaol. Dat wil zeggen dat ze met elkaar in gebarentaal praten. En waarover spraken zij? Et was er dôodstil, der was niks gin gelèùd
Opeens vlôog er bij êene wè gas aachterèùt. Sint Petrus die heurt wè, èn zeej: ‘Zonder liege, Ik gelêuf dètter iemand wè heej laote vliege.’ [Korvel]. Vervolgens geeft elke betrokken heilige te kennen dat híj het in ieder geval níet is geweest. Welke heilige dat is, verschilt van kerk tot kerk. Wat ze ruiken Petrus krijgt bijval. Adrianus [Goirke] heeft het zelfs drie keer gehoord. Johannes ‘hee zun ogen ten hemel geslaogen’ en verzucht ‘Och Jezus, die lucht is hier niet te verdraogen’ [Goirke]. Precies hetzelfde zeggen Henricus in Goirle en Maarten op Korvel. Wat ruiken ze? - Heilige Blaosius die kekt efkes rond / Gadorie hier hee iemand z’n broek vol stront [Goirke]. - Lodewickus zee: het is mij ammaol wel goed / Mar het ruikt precies naor kattepoep [Goirke]. - Nou deggut zeet, zee de heilige Adriaan / Ut hee wel iets weg van un rotte baviaan [Goirke]. - Sint Job die op z’ne mesthoop toch hil wè gewend was / Die zeej dè’t gewoonweg ’ne staank zonder end was [Korvel]. - Sint Maarten heej z’n ògen ten hemel geslaogen / Ajasses diejen stank, ’t is host nie te verdraogen [Korvel].
Brabants nummer 30 - september 2021
19
ADRI HOPPENBROUWERS
Mèène zondagse jas Nou za’k ’m onderaand toch mar wegdoên. ’k Em ’m, ik weet nie oe dikkels nor de krieng lwooper wulle brenge. M’ne wienterjas. Hoe lang e’k ’m nou al? Vèèf, zes jaor? Ze kunne me d’r onderaand wel in uttjeekene. Mar ’t is zo’nne lekkere jas. En of ’t nou rengelt of vriêst of snjeeuwt, ij kan ooveral teege. En a tie nou versleete waar dan oefden ik ’r wook gin sunt van te maoke. En daor eddet nou; goeiekwoop is duurkwoop wurt ’r wellis gezeed mar in mèèn geval is da duurkwoop is goeiekwoop. Ja, hij waar prèèzig genogt want ik moes ’r, nor mèèn gedaacht dan, wel ennigte jaore mee vort kunne. Mar vèèf jaor lang elken dag mee dezelfde jas lwoope, lèkt toch wook zo mar aaremoeieg. Ik em nog wel ne jas wur mar die is mjeer vur ’t vurjaor, as ’t wéér wa beeter is. Mar daor is ’t nou nog vus te kou vor. Dus a’k m’ne wienterjas weg doei, mo’k toch maoke da’k jeest n’n aandren em. De leste tèèd gooi ’k ’r mar ne grwooten das oover. Da kammefleer ’t temieste wa. Mar da mot wook wir nie elke kjeer dezelfde zèn, want dan lwoopte wook aaltij mee ’t zelfde. ’t Ies toch fèètelijk te bezoopen ij, da’k ne jas, waor ’k toch vêul plezier van em, weg wul doên. Mar vur wie of wa za’k da motte doên, vraog ’k m’n èègen af. D’n bûitekaant ies toch nie ’t vurnaomste. ’t Ies de binnekaant die ommes telt. De binnekaant? Ies da fèèteluk wa’k onder mèène jas aon em? Oe lang zou ’k die trui al emme? E’k die nie gelèèk mee m’ne jas gekocht?? Ik dèènk da’k van de week toch is op de kwoop zal gaon. Di’s nou echt vrouwepraot, ij. ’ne Vent whoorde daoroover nie maauwe. Temieste d’n dieje van oos dee da toch nie. Nije, dan moest ik da wir doên. Mar hij aar niks nuws nwoodig. Zolang ’r de ruffels nie on ange, vond ie ’t al lang goêd. En da waar gin zuiniged wur. Hij aar aljeen n’n afschuwelijken eekel on wienkele. Ik aar d’r al is on gedaacht om iets via ’t internet te bestelle mar daor kon ie al jillemaol iets van krèège. ‘Ge gao toch nie iets kwoope wa ge nie gezien of gepast ed?’ waar z’n kommetaor. Ik em ’t toch is ne kjeer gedaon. Vor m’n èège dan. Mar da moeste van te voore betaole. Da’s al jillemaol belachelijk. Iets ongeziens kwoo-
22
Brabants nummer 30 - september 2021
pen en as ’t dan nie bevalt en ge stuur ’t trug, want da kan, motte mar afwaachten of g’oew geld trugkrèègt. Vroeger mokten ik m’n kljeere zelf mar omda’k vor stof toch nor de stad mot, kan ’k ’t net zo goêd kaant en klaor kwoope. En de mode ies nou wook nie mjeer recht toe, recht aon. Mee die rouches en tierlatentjes is da vus te veul ’n gepiel, dus dan mar kaant en klaor. Vroeger aarde ne zondagse en ne swardagse jas. Oover dieje zondagse jas hem ik nog ’n liejke gemokt. Zie mar ’s: Mèène zondagse jas Mèène zondagse jas hangd aaltij ien de kas ien ne mottezak mee schwoone blomme. Zo hangt ie al jaore in de kas, bang dat ’r iets aon zal komme Mèène zondagse jas kom aljeen mar ûit de kas mee fjeesjes en mee hoogtijdaoge. ’t Ies unne zwarte jas, dus komt ie goêd van pas as t’r iemand wurd begraove. ’k Hem wook n’n hoêd, n’n grwoote, sjieke, zwarten hoêd, n ’n hoêd mee ’n voile. Mar ik durf ’m nie te draoge, wook nie mee whoogtijdaoge. De méése zulle zegge: ‘kèk daor, vur schandaol.’ Mar ik zou ’m gèère draoge. N’n hoêd die stao me goêd, dus wul ik oe wa vraoge, witte wagge doêt: As ik wooit ’s dwood zal gaon, doe mèèn, mèène jas ùt de kas dan aon. En vergit nie diejen hoêd, diejen hoêd mee dieje voile. A’k dan bij Petrus aon kom lwoope, doêt ie zeeker en vast vur zo’n sjieke madam, vur zo’n sjieke madam wel oope. < In het dialect van Zundert >
TON VAN DEN BERGH
Brabants nummer 30 - september 2021
23
ADRI GELTEN
MARJA VAN TRIER
Dialect. Jeel belangrijk!
ER MOET NOG HIL WÈ WOTTER DUR DE DIEZE
Allo Jan, Ik volleg de stukskes over ’t dialect in de Zuidwestkraant elleke week en ik kan er van geniete. Mar wa me wel opvalt daddis datter over ’t Putse dialect nwooit wa d’ínstaot. Ik fein da’k doar toch is wa’dover moet vertelle. Waant agge zo’is deur de Zuidwest’oek goat, dan woorde toch wel deegelek veul verschil in dialect tusse de tefrente durrepe. ’t Putse dialect is natuurelek jeel staark verbonne meej ’t belze woordgebruik. Da kan nie aanders eej? Zo wittek nog uit men kinderjaore datte klein manne meej knikkers speulden. Wij noemde da gin knikkers, mar maxen. Ik moest er ’n tedje geleeje nog aon denke toen er oep ’n zoaterdagaoved ’n nief amuzementsprogramma oep d’n tellevies wier gegeeve. Da jeette ‘Marbelmania’. Ik moester eigelijk ’n bietje oem lache, want wa daor te zien was da deeje wij as kind ok al. En dan spreekek wel over dik sesteg jaor geleeje! D’r wier mitte schup van oons Pa ’n grwoote baareg zaand gemaokt en daor wier dan aon de zijkaant van diejen baareg ’n aflwoopende goot gemaokt. Meej ’n gejatte leepel van ons Moe en ’n bietje waoter wier dan da gwootje gladgestreeke en boove oep d’n top van diejen baareg wier de startplots wa afgevlakt. We moeste ammaol oos eigen maxe meebrenge en die wiere dan in ’n zakske gedaon. Ammaol meej ’n eige kleur. Rwooje, blaauwe, gruune, geele, alleej, alle kleuren die ge mar kost bedenke. D’n aonvoerder van ’t spul zeej dan: ‘starte!’ en dan wier ’t zakske leeggelaote en bolden de maxen langs ’t gwootje naor beneeje. En natuurlek de max die as jeeste over de meet kwam, die uij gewonne! Da spel konde nen jeele aoved speule, da vervjeelde nwooit.
Refrein: Er moet nog hil wè wotter dur de Dieze Er moet hil wè wotter dur de Laaj Vur Omroep Brabant vur z’n èège taol goi kiezeVurdè dees liedje daor grèès wor gedraaid Er moet nog hil wè wotter dur de Dieze Er moet nog hil wè wotter dur de Laaj En ge kregt nog hil wè rommel vur oew kieze Vurdè dees liedje daor grèès wor gedraaid
’n Aander spel wier mee mjeer kindere tegelijk gespeuld. D’r wier ’n gaotje of putje gemaokt en der wier ’n strjeep getrokke oep ’n afstaand van da putje. Vanachter diej strjeep moeste de kinders d’r maxen naor da putje toerolle, ieder’overaand. Alle kinders mochte nao afspraok onder mekaore meej drei, vier oef vijf maxe meejspeule. Wiejatter ’t dichtste bij da putje loog meej z’n maxe, asse ammaol ’n jeeste max uie gerold, die moog veddergaon en prebeere om alle maxen oemtjeeste in da putje te krijge. As da lukte, dan mochtie al d’ aandere maxe oepraope. Mar, d’r waore d’r aaltij bij die nie teege d’r verlies koste. Die ginge dan rap naor veure en pikte d’r eigen maxe van de grond oep, zoda de winnaor d’r nie bij kost. D’aandere kinders protesteerde dan en riepe n’ woord dagge tegewoordeg niemjeer óort. Dan riepe ze: ‘Awworres’ en weeze ze meej ’n wijsvinger naor de’n daoder. Awworres, e’d iemaand wooit g’woord waor’atta woord vandaon zou kunne komme? Eddet zellef meschien vruuger wellis gebrukt as kind? Ik zen benieuwd naor de rejacties. Groete uit Put.
34
Brabants nummer 30 - september 2021
Verbooje te zingen zoas oew vaoder dee Verboje te zegge wè oot ons moeder zee Mar Hoogggggmoed en doei doei en aander spraokgebrek Alles maag behalve oew eige dialect Refrein (als boven) Mar wij, gij en gullie zingen zoas we zen En ied’ren echten Brabander zoals ik die ken Die lösterd en flösterd: zen ze nou staopelgek om te discrimineren, vanwege dialect Er moet nog hil wè wotter dur de Dieze Er moet hil wè wotter dur de Laaj Vur Omroep Brabant vur z’n èège taol goi kieze Vurdè dees liedje daor grèès wor gedraaid Mar er moet veul mir wotter dur de Dieze En er moet veul mir wotter de Laaj Vur dè wij ons èège taol zulle verlieze Is Omroep Brabant allang uitgedraaid Want wie z’n afkomst negeert wordt gehaaid nog ies ’t gras vur z’n voete gemaaid en is de plank vur ’we kop weggewaaid Dan is ’r niemes mir woar ge vur draait Laatste regel: Is Omroep Brabant allang uitgedr…. < In het dialect van Loon op Zand > (Liedtekst en compositie: Marja van Trier.)
Luisterbox Brabants 30
Colofon: Brabants, jaargang 8, nummer 2, 1 september 2021 Brabants verschijnt vier keer per jaar; in juni, september, december en maart Redactie: Riny Boeijen, Jan Luysterburg (hoofdredacteur), Ed Schilders, Cor Swanenberg, Jos Swanenberg Redactiesecretariaat: Cor Swanenberg, Milrooijseweg 109, 5258 KG Berlicum, tel. 073-5031879
De volgende door de auteurs ingesproken teksten zijn te beluisteren op de website: Fem van Empel: Brabantse woorden (SintMichielsgestel) 0.19 Henk Janssen: Jikkes Merante (Heesch) 7.09 Gerard Schalkx: Van Putte (Liempde) 0.21 Ad van Schijndel: Bè ons in d’n hèrfst (Heeswijk) 1.31 De geluidsopnamen zijn gemaakt door Frans van den Bogaard en Cor Swanenberg. De luisterbox is te vinden op de audiopagina van www.stichtingbrabants.nl en op www.cubra.nl/brabants/Brabants_Audio.htm
GERARD SCHALKX
VAN PUTTE Ès Van Putte uit Putte ’s lekker wil dutte en z’n vrouw mist iets, laot z’m dutte Van Putte en vat zelf d’r fiets Mèr wil zèij van Van Putte zelf ’s dutte vat hij mee z’n fiets, want hij denkt die Van Putte ès ons vrouw lî te dutte dan mist ze noit iets. < In het dialect van Liempde > Uit: Van Mijntjes
Aan dit nummer werkten mee: Paul Asselbergs, Johan Boenie, Ad Boogers, Ton van den Broek, Clara van Esch - van Hout, Miek van de Geijn van Aspert, Adri Gelten, Jacques van Gerven, Wim van Gompel, Tonny van de Graft, Nillus Gurtjes, Chris van der Heijden, Jan van der Heijden, Adri Hoppenbrouwers, Henk Janssen, Junt, Nico van Kruisbergen, Anton van der Lee, Jos Naaijkens, Gerard Schalkx, Ad van Schijndel, Lies Schoofs, Willum Schriemer, Yoïn van Spijk, Marja van Trier, Henriëtte Vunderink, Mrinus de Witte, Hás van de Zande en Arnold Zegers. Foto omslag: Henk Janssen. Tenzij anders vermeld, zijn de foto’s in dit blad van Henk Janssen. Vormgeving: Meyer Grafische Vormgeving – Asten (www.meyergrafischevormgeving.nl) Druk: Grafisch Atelier Blaricum – Blaricum (www.drukkerijblaricum.nl) Uitgever: Stichting Brabants, Missiezusterslaan 51, 5405 NL Uden, tel. 06-51158839. KvK-nummer 60585412. RSIN 8539.72.199. ISSN 1572 – 1612. Bankrekening ABN-AMRO IBAN: NL73 ABNA 0545 3581 75 (BIC Code: ABNANL2A) Website: www.stichtingbrabants.nl E-mailadressen: Algemeen: info@stichtingbrabants.nl Redactie: redactie@stichtingbrabants.nl Abonnementen: Bestellingen, opgave en mutatie van jaarabonnementen uitsluitend via de uitgever, stichting Brabants. Een jaarabonnement kost € 24,50. Losse nummers € 8,95 inclusief portokosten in Nederland. Voor abonnementen in het buitenland wordt de prijs van het jaarabonnement verhoogd met de van toepassing zijnde verzendkosten. Voor het buitenland is Brabants evenwel ook in pdfbestand verkrijgbaar. De prent op de achterzijde is van Cees Robben. Dit was de Prent van de week in het Nieuwsblad van het Zuiden van 20 juni 1986. Dank aan de Cees Robben Stichting, Goirle. Brabants nummer 28- maart 2021
35