Brabants Magazine nr. 29

Page 1

Brabants Jaargang 8, nummer 1, juni 2021

Kwartaalblad over Brabanders en hun taal

Kluun Willem Ivenprijs Jan Stroop


Brabants nummer 29 Inhoud

14 Van de redactie: Roel Soffers winnaar Willem Ivenprijs 2021

21 Ton van den Bergh: Rommelkruid en Nagelgruis strips

3 Van de redactie 4 Jos Swanenberg: Kluun 6 Jan Luysterburg: Interessant en nog steeds actueel: Het Nederlands Zouavenmuseum 22 Cor Swanenberg: Gerdie van den Heuvel en De Die en Ik 15 Roel Soffers: Ellef ellef tweedúúzend en ellef. Za’k gaan of nie? 8 Riny Boeijen: Spellekes van vruuger (6) 9 Van de redactie: Brabantse limericks (3) 10 Jan Luysterburg: Boeiend en uitdagend: Jan Stroop

16 Cor Swanenberg: Ha’k mar…

18 Riny Boeijen & Ed Schilders: Van Brabbellapke tot Spookforens 20 Ed Schilders: Indianenverhaal

24 Junt: Droom 25 Roel Soffers: Dialect is de hartslag van de cultuur

12 Van de redactie: Beeld-spraak

26 Mario van der Linden: De eerste gitaar van Ad de Laat

20 Wat vindt u van aandacht voor dialect in de klas?

Brabants nummer 29 - juni 2021

23 Van de redactie: Steun Brabant Cultureel

17 Brigit Bax-Hermans: Plankekoorts

11 Marianne Swinkels: Bericht uit Lieshout

13 Van de redactie:: De kracht van samen van Hella van der Wijst

23 Gerdie van den Heuvel: Scharrelhen

21 Van de redactie: Stripverhaaltjes van Ton van den Bergh


VAN DE REDACTIE

Prikken en prikkelen

27 De Witte wit wir wè

28 Wim van Gompel: Kent u die medroelie, klavèrrie en schronnie nog? 29 Johan Boenie: Woensdrechtse woordjes Kop 30 Jos Swanenberg: Buurtaal 31 Hás van de Zande: ’t Dùrpsgistelijk 32 Nico van Kruisbergen: De lach van ... Bert Kuijpers (Helmond, 1941-2021) 33 Jeanne Franke: Kop of munt 34 Henriëtte Vunderink: Toer de Frans 34 Rensz Gorisse: Oppas Oma 35 Luisterbox 35 Gerlaine Jansen: As, as… 35 Colofon 36 Prent van Cees Robben

‘Ben jij al geprikt?’ Dit is tegenwoordig zo ongeveer de meestgestelde vraag. Een belangrijke vraag die samenhangt met de volksgezondheid, maar ook met onze grote behoefte aan vrijheid en ons verlangen naar het ‘oude normaal’. De redactie van Brabants is, net als veel anderen, tot haar grote spijt al ruim een jaar niet fysiek bij elkaar geweest. Toch zijn we doorgegaan met ‘prikken’ in de grote massa culturele bijzonderheden die onze provincie rijk is. Hopelijk heeft u weinig tot niets gemerkt van ons gebrek aan bewegingsvrijheid en van de beperkingen die het ‘nieuwe normaal’ ons nog steeds opleggen. Want naast dat ‘prikken’, willen we nog steeds doorgaan met prikkelen. Wij willen u aanmoedigen om samen te kijken en te luisteren naar alles wat Brabant ons aan kunsten, taal en cultuur met een grote of een kleine c schenkt. Sterker nog, wij willen daar onderdeel van uitmaken. De schrijver Kluun heeft al menig lezer geprikkeld met zijn boeken. Wij laten u nader met hem kennismaken. Prikkelend vinden wij Roel Soffers uit Bergen op Zoom die niet alleen als debutant in het Brabants boekske de Willem Ivenprijs won, maar ook zijn ideeën over dialectbeoefening uitstekend op schrift weet te zetten. Aanstekelijk vonden wij in ons vorige nummer de middenpagina’s over Ton van den Bergh. Wij zijn dan ook bijzonder blij dat zijn stripverhaaltjes voortaan een plaatsje krijgen in ons blad. Eveneens prikkelend vinden wij de persoonlijkheid van taalonderzoeker Jan Stroop en daarover hebben wij hem in dit nummer uitgebreid bevraagd. Sterk is nog steeds onze herinnering aan Ad de Laat die een kwarteeuw geleden overleed op 48-jarige leeftijd. Mario van der Linden schreef een artikel over hem en over zijn eerste gitaar. Onze lezers voelen zich kennelijk geprikkeld door onze artikelen met Brabantse limericks, want die creëren nog steeds volop animo. Waarschijnlijk gaat dit tot een vervolg leiden. Ook verwachten wij dat u gegrepen wordt door het verrassende Van Brabbellapke tot Spookforens. Spellekes van vruuger intrigeren u natuurlijk eveneens nog steeds. Hier zijn de laatste uit de serie. En wat vindt u van ons Indianenverhaal? Voor het achtste jaar op rij hopen wij dat onze vaste rubrieken uw (glim)lachspieren op informatieve en leerzame wijze kunnen prikkelen. En als u het hele blad heeft bekeken en gelezen en de bijbehorende geluidsopnamen heeft beluisterd, neemt u dan eens de moeite om alle illustraties nogmaals te bekijken. Wij zijn daar namelijk best trots op. Nu we met dit nummer aan een nieuwe jaargang beginnen, hopen we dat u niet alleen het verschuldigde bedrag op korte termijn wilt overmaken, maar tevens uw familie, vrienden en kennissen ervan probeert te overtuigen dat ze zichzelf (en daarmee ons) een groot genoegen doen door zich aan te melden als abonnee van Brabants. Wij wensen u alvast een aangename zomer met veel lees-, kijk- en luisterplezier.

Brabants nummer 29- juni 2021


JOS SWANENBERG

Raymond van de Klundert alias Kluun is opgegroeid aan de Graaf Arnoldstraat in de Hasselt in Tilburg. Al dertig jaar woont de bestsellerauteur in Amsterdam en dat bevalt hem uitstekend. In zijn nieuwste roman vonden we tot onze verrassing volop Tilburgse geschiedenis, erfgoed en dialect.

Kluun

‘Bramsterdammer’ Familieopstelling, zo heet het boek van Kluun dat in de zomer van 2020 is verschenen. De titel verwijst naar een techniek in de psychotherapie. De hoofdpersoon, Stijn van Diepen, krijgt zijn leven niet op de rails en gaat op zoek naar zichzelf. Met psychiater, life changing experiencetrainers en een doodzieke moeder moet hij heel diep gaan en dat brengt hem steeds verder terug naar zijn verleden. Zo verwijst de titel ook letterlijk naar familie, namelijk naar de verhoudingen binnen het gezin, vroeger en nu. In de eerste hoofdstukken lijkt Kluun de draad van zijn eerdere romans Komt een vrouw bij de dokter en De weduwnaar weer op te pakken: we volgen Stijn naar borrels en feesten met gewillige vrouwen, drugs, alcoholica en zware katers nadien. Dat alles speelt uiteraard in Amsterdam. Kluun is er zelf begin jaren negentig naar verhuisd. Op het moment van dit interview bedreigt de strenge vorst van februari de watervoorziening van zijn woonark. De schrijver noemt zichzelf een echte ‘Bramsterdammer’, een Brabander in Amsterdam die als een verloren zoon weigert ooit nog terug te keren. Want zo werd hij gezien, bijvoorbeeld toen hij als uitgesproken Ajax-fan bij Omroep Brabant gezegd had nooit meer terug naar Brabant te willen komen en bovendien Tilburg de lelijkste stad noemde. ‘Ja, mét het lelijkste dialect. Ik heb altijd een haat-liefdeverhouding met Brabant en Tilburg gehad. Ik voel me echt Amsterdammer maar ben ook nog steeds Brabander. Ik zit er lekker tussenin. Maar gek: ik zal nooit dromen over Amsterdam, mijn dromen gaan

4

Brabants nummer 29 - juni 2021

over Tilburg.’ Zit Tilburg in een diepere, minder bewuste laag? Het is in elk geval een bijzondere combinatie van Calimerogevoel (we tellen niet echt mee en worden achtergesteld) en de branie en bluf van Amsterdam (wij zijn de beste). ‘Dan zeggen ze in Brabant: gij denkt zeker dègge beter bent als ons.’ Maar de echte Tilburger weet zo’n uitspraak over de lelijkste stad en het lelijkste dialect wel op waarde te schatten, als een inside joke.

Tòffel Na de eerste hoofdstukken van Familieopstelling leren we Stijn langzamerhand heel anders kennen. Hij gaat met zijn zus die op de Reeshof woont naar zorgcentrum Padua in Tilburg en bezoekt er zijn moeder die lijdt aan dementie. Het verhaal verlegt zich steeds meer naar Tilburg. Familieopstelling bevat bovendien veel kaderteksten over Tilburg. Daarin lezen we over Cees Robben, de Kruikenzeiker, schrobbelèr, natnek, het Draaiend Huis, de LocHal, de hooggaatie en het Tilburgs dialect: ‘Een tòffel is een tafel. We zaate meej zisse òn tòffel. Toen Carmen (de eerste vrouw van Stijn) voor het eerst bij ons thuiskwam, verstond ze de helft niet van wat mijn vader en moeder zeiden. In de auto vroeg ze waarom mijn moeder het toch steeds over haar pantoffels had gehad.’ (blz. 64). In Komt een vrouw bij de dokter beschreef Kluun de nachtclubs en kroegen van Amsterdam in zulke kadertekstjes, bijna alsof het een gids voor toeristen is. En precies zo komt in Familieopstelling het culturele erfgoed van Tilburg aan bod. Thuiskomen De moeder van Stijn gaat achteruit en hij bezoekt haar daarom vaak. Maar ondertussen ligt hij ook in de knoop met zichzelf en gaat hij in therapie bij een psychiater, een oude bekende, de zus van een jeugdlief. Hij is weer terug in Tilburg. ‘Dat heb ik zelf ook. Als vijftiger ga je weer denken aan vroeger, waar je vandaan komt en hoe


alles zo gekomen is. Je bent niet meer alleen met je eigen leven bezig, maar gaat steeds meer waarderen wat je ouders voor je deden. Dat klinkt romantisch, maar het is geen heimwee. Het is herwaardering.’ Er zijn veel overeenkomsten tussen Stijn in Familieopstelling en de schrijver Kluun. ‘Mijn romans zijn geen biografieën, hoor. Stijn heeft bijvoorbeeld zijn middelbareschooltijd in Breda doorgebracht, maar zelf heb ik er slechts twee jaar gewoond in mijn twintiger jaren en ben er nooit naar school gegaan. Maar er zit wel heel veel van mezelf in. De emoties en frustraties van Stijn heb ik echt zo gevoeld’. Al met al komen steeds meer herinneringen aan de jeugd van Stijn in Tilburg en Breda naar boven. De dialogen met zijn zus en zijn moeder gaan in het Tilburgs. Dat zien we niet vaak, dialogen in een Brabants dialect, maar het geeft veel extra sjeu. ‘Het was niet moeilijk om in het Tilburgs te schrijven. Het Tilburgs woordenboek staat hier in de kast, hè. Ik spreek het zelf ook met mijn familie en lees dialect op sociale media, in memes en zo. Ik heb de spelling eenvoudig gehouden, als een licht dialect. Want het Tilburgs verandert. Ik wilde dialect schrijven om het verhaal meer echt te maken, authentiek, om de sfeer van de stad te schilderen.’ Toen de moeder van Kluun ziek was, merkte hij dat hij weer veel dialect met haar sprak. ‘In Amsterdam heb ik geen zachte g, maar ik kon mijn dialect weer aanzetten als ik bij mijn moeder kwam. Ook met mijn zus, en mijn band met haar bleek nog heel sterk. Dan is dialect letterlijk thuistaal. Thuiskomen in Tilburg, en een taal spreken waarmee je heel dichtbij iemand met alzheimer kan komen. Want het is ook de taal die bij de herinneringen hoort, de taal van vroeger. Ons moeder had meer verre herinneringen dan verse herinneringen, zoals dat gaat met alzheimer Ik zette mijn dialect dan ook wat extra aan want het gaf troost. Trouwens, iedereen sprak dialect in dat verzorgingstehuis! Ook de

mensen die er werkten.’ ‘Wè hadden we ’t goed saome hè, vruuger?’ zegt ons mam ineens. Ik hou haar nog wat steviger vast. ‘Zeker weten, mam.’ ‘En we hadde nooit verveel.’ ‘Nee. We hadden nooit verveel. Want daar hield je niet van.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Neh, daor moes ik niks van hebbe.’ Dan is ze weer stil. Ze is moe. Ik ben alweer een half uur bij haar. ‘Ik ga weer eens, mam,’ zeg ik. ‘Dè’s goed, jongen,’ zegt ze. ‘Ik vèèn ut altij fèèn agge d’r bent.’ (blz. 147). Een boek moet je raken De moeder van Stijn vertelde vaak dat opa in de oorlog ondergedoken had gezeten in een bakkerij in Hulten. Stijn schrijft een prachtig verhaal over een bombardement op Hulten dat hij in een therapeutische groepssessie vertelt. Hij bezocht ook de bakkerij waar nu een leraar Nederlands woont, die hem herkent en meedeelt dat zijn leerlingen de boeken van Stijn niet op hun leeslijst mogen zetten. Zo is het ook vaak met de boeken van Kluun: ‘het maakt me niet veel uit, hoor. Het is leuk om er de draak mee te steken. Ik vind dat een boek goed is als het je echt raakt. En ik weet dat Komt een vrouw bij de dokter veel lezers heeft geraakt! Omdat ze medelijden met de terminaal zieke Carmen hadden of woedend waren op de overspelige Stijn. Ik zet me in voor Het Nieuwe Lezen, waarin schrijvers zich inzetten om kinderen meer leesplezier te gunnen. Je hoeft een boek toch niet te verbieden. Je kunt toch met kinderen praten over verschillen en overeenkomsten tussen Turks fruit en Komt een vrouw bij de dokter. Zo kunnen kinderen op een positieve manier kennis maken met literatuur. Want lezen mag geen moeten zijn.’ Kluun, Familieopstelling. Lebowski publishers, Amsterdam 2020.  Foto Yvette Kulkens Brabants nummer 29- juni 2021

5


RINY BOEIJEN

Spellekes van vruuger (6) In de laatste aflevering uit de reeks Spellekes van vruuger kijk ik terug op de ‘buitenactiviteiten’ die wij als kinderen hadden in de jaren vijftig en zestig. Sommige zijn ook nu nog actueel, maar aangepast aan de moderne tijd. Neem zoiets als vliegeren. Dat doen kinderen nu ook, maar niet met die zelfgemaakte vehikels die wij probeerden het luchtruim in te sturen. ‘Zelf maken’ had zijn bekoringen en kostte bijna niks. Je begon met een kruis van tengellatjes, waar rondom vliegertouw werd gespannen. Dat was voor de stevigheid, maar ook bedoeld om krantenpapier omheen te plakken. Ik kan me nog herinneren voor mijn vlieger ‘de krant’ te hebben gebruikt. Tot ergernis van mijn vader, want die had hem nog niet uit. ‘Dan kômt nor munne vlieger kijken èn kunde ’m ok nog efkes lééze,’ had ik gesuggereerd. Dat was tegen het zere been geweest, met een gloeiend rechteroor als resultaat en mijn bouwsel in drie stukken in de vuilnisbak. Voor de staart ging ik naar ons moeder. Die had altijd nog wel ergens een oud laken of enkele versleten elastieke kousen liggen. Belangrijk onderdeel was d’n toewm (toom): een stukje vliegertouw waarmee de onder- en bovenkant van de vlieger met elkaar werden verbonden, zodanig dat er dertig centimeter speling op zat. Door d’n toewm in het midden vast te houden kon je controleren of de vlieger aan beide zijden even zwaar was (anders ging-ie duiken). Vliegeren deden we op een weiland. In de zomer lekker op bloewte voewte. Dat had als nadeel dat je in unne koeieflats kon trappen. Maar als het gevaarte de lucht in ging en het ook nog lukte een briefje naar boven ‘te sturen’, was je de koning te rijk. Eekhoorns vangen Een andere bezigheid was struujpe (stropen). Ronddolen in de periferie van het dorp op zoek naar avontuur. In de winter waren dat dichtgevroren sloten in de polder. Spannend om van ijsschots naar ijsschots te springen (schölleke jatse) zonder natte voeten te krijgen (unne snoek te hoale). In het zomerseizoen zwemmen in de wittering. Van de stuw afduiken en aan de kant genieten van je bôtrams en de fles Exota die je, gerold in een handdoek, achter op d’n pakkendrager had meegenomen. Sommige vriendjes kregen van thuis een stuk Sunlight zeep mee

8

Brabants nummer 29 - juni 2021

om zich te wassen. Veel fijner dan op zaterdag in een teil lauw water waar de vuiligheid van de voorgangers op dreef. In het bos gingen we op jacht naar eekhoorns. Zodra we er een zagen, werd-ie naar een dunner boompje gejaagd. Als de eekhoorn daar in sprong, schudden we met alle macht aan de stam. Met een beetje geluk liet het beestje los en ‘vloog’ naar beneden. Vangen moest gebeuren voordat de eekhoorn de grond raakte, want anders kreeg je hem nooit meer te pakken. Ik heb er ook ooit een gevangen, maar niet zoals het hoort; bij de nek. Nu zag het beestje kans in mijn duim te bijten en als een eekhoorn eenmaal zijn tanden ergens inzet, laat hij niet meer los. Tenzij je water over zijn kop giet, maar dat was niet voorhanden. ‘Spaawe, op zunne moel spaawe,’ riep Tôntje. Ik had teveel pijn. En die eekhoorn moest lachen om het beetje spuug dat ik produceerde. ‘Gô’s ôn de kante,’ gebood Huubke, rakelde een fluim op en kwatte het diertje beide ogen dicht. Het liet meteen los. Telescoophengel Vissen was ook populair. Met een bamboehengeltje aan de stang van je fiets gebonden naar de wittering. Thuis was ‘het deeg’ zorgvuldig bereid volgens geheim recept. Een paar sneetjes verse, witte mik (zonder koorsjes) met vanillepoeder er doorheen en net zo lang kneden tot je een deegbal had. De fanatiekelingen gingen met unne riek de blèèk (grasveldje) op om pieren te steken. Met deeg viste je op voorn, bliek (kolblei) en brèssem (brasem), en met pieren op baars. Peilen hoe diep het viswater was, deden we niet. Net zo min als voeren. Als een ‘beet’ te lang uitbleef, werd de dobber op goed geluk naar boven of beneden geschoven of van aas gewisseld. Van serene stilte aan de waterkant was geen sprake. Want als iemand beet had, liet iedereen met gejoel zijn hengel vallen om te gaan kijken. Een anekdote tot slot. Chrisje had een echte telescoophengel gekregen; van hulliejen omen Hènd geweest en jaren in de schuur gestaan. Je hoefde alleen de dop eraf te draaien en de delen met één stoot naar buiten te brengen. Chrisje deed wat er van hem werd verwacht, maar de delen waren zo uitgedroogd dat ze naast elkaar in het water belandden.  Illustratie Mathilde Artwork


VAN DE REDACTIE

Brabantse limericks (3) Drie edities geleden deden we een oproep: Kwartaalblad Brabants wil in de komende afleveringen graag limericks opnemen die een link hebben met Brabant en Brabants dialect. De vraag aan u, lezer, luidt: schrijf een dergelijke limerick, of meerdere, en stuur die naar de redactie: corswanenberg@ziggo.nl of Milrooijseweg 109, 5258 KG Berlicum. De beste inzendingen worden opgenomen in de komende afleveringen. Bij de beoordeling zal de redactie er streng op letten dat de limericks de juiste vorm hebben. Het rijmschema van de vijf regels is een voorwaarde: A A B B A. Ideaal is het aantal lettergrepen per regel van 9-9-6-6-9, maar hierop mag gevarieerd worden als regel 1, 2, en 5 maar evenveel lettergrepen hebben, en regel 3 en 4 in verhouding korter zijn dan regel 1, 2, en 5. Vernuftige overtredingen van deze regels worden echter ook zeer gewaardeerd. We kregen tot ons genoegen prachtige respons. Hier presenteren we de derde selectie. We denken dat er nog een vervolg inzit, dus de oproep blijft gehandhaafd.

Vroome Pôter Pôter Gerardus, bèijnaâm De Vroome hèwt zich goewd èn de reegels van Roome. Stréng in de lêr, vólóp celibatair, mèr snaâchs hittie wùl dik natte droome. Gerard de Laat, Nuenen.

Misstap ’ne Liempsen haon zee: ‘Gè bent ’n mòie. Wè loopte mè oew ei toch te gòie.’ ‘Och,’ zee de kiep mè ’ne zucht: ‘Dè ei, dè wár nie bevrucht; ge hâd alleen op m’n tintjes getròie.’ Jan van der Heijden, Liempde.

Kattegejank ’n Krols kètje uit de stad Megen liep mauwend alleen dur de regen. Ze zag toen ’ne kaoter. Die zin: ‘ik kom laoter, want wàtter daor kan ik nie tegen.’ Arnold Zegers, Zeeland.

Zebrapad Twéé Biksbergse zebra’s die stonden bij ’n zebrapad stil in Londen, en riepe: ‘Holy cow, daor ligt ie, kik nou, we hebben ons bruurke gevonden!’ Jacques van Gerven, Valkenswaard.

Belijdenis ’n Raow raokel wónde in Schijndel. Zaat òn’t maansvolk, ók òn de wijn wel. In de biecht gezeete, leek alles vergeete. Dan zin ze: ‘Ik zé mar in schijn dèl.’ Piet van den Akker, Heesch.

AserbijtSjan Aser waar ’t hundje van Sjan. Die twee waren echt ’n hecht span. Mar wè’n konsternasie, hij li glad ùit de grasie, want tjuu, diejen Aser bijt Sjan…! Wijlen André den Otter, Den Dungen. Bezorgd door Henk Verhagen. Ùitgevist ’ne Vrolijke visser ùit Engele zaat alt nor ’t vrouwvolk te hengele Mar wè wò ’t lot? Hij vong enkelt mar bot! Nou lòt ie die zaak mar vort bengele. Nillus Gurtjes, Kruisstraat. D’n tamboer ’nen Tamboer – hij makte dik brokken – verloor vur d’n optocht z’n stokken. En de Strôôtese guld, die riep: ‘jè, èige skuld!’ Hij is mi’n stil trom toen vertrokken. Clara van Esch-van Hout, Oirschot. Bril-jaant ’n Hil mottig medje uit Tilburg zi: ‘as ik naa is vur de pil zurg, ziede men dan staon?’ ‘Och dè litter aon… Ak naa vur nen donkeren bril zurg.’ Marja van Trier, Loon op Zand. Hoezô krèùkezèek? ’ne Tilburgse pad hiet kinkenduut, en as dieje pad ’n kinkwefke zuukt, kwekt hij öt d’n treure, zij laot ’t gebeure. Omdesse zô gèère kinkzèèk ruukt. Quirijn Stok, Tilburg. Taakverdeeling ’n Feministiese hen uit Úje zôcht d’r èèr nie langer te brúje. Ze zin tigge d’n haon: ‘Wa stòdde ge daor te staon? Gòdde gij oe nou mar ’s vermúje.’ Chris van Haandel, Uden.  Illustraties Nelleke de Laat

Brabants nummer 29- juni 2021

9


VAN DE REDACTIE

Beeld-Spraak Dutch In De Dutchionary van Gaston Dorren komen ruim vierhonderd uitdrukkingen aan bod met het woord Dutch. Wij noemen daarvan slechts Dutch Butt Disease voor lelijke, dikke billen. Een Dutch rose voor als je met je hamer de spijker mist en op je nagel slaat. De Dutch oven voor een scheet in bed. Double Dutch voor koeterwaals. Dutch courage voor sterkedrank, en een Dutch uncle geeft je op je donder.

In deze rubriek verzamelt de redactie humoristische afbeeldingen, korte teksten en wetenswaardigheden in en over dialecten en vreemde talen.

K&R De borden om de parkeerstrook voor ‘halen en brengen’ aan te duiden, zijn nu ook in het Fries, Drents en Gronings te bestellen.

Kuifje Kuifje-albums hebben vertalingen gekregen in maar liefst 126 dialectvarianten, waaronder zeven Spaanse taalvarianten. Koploper is het tweeluik Raket naar de maan en Mannen op de maan (1953 en 1954). Opmerkelijk is de vertaling van De juwelen van Bianca Castafiore in het Extremaduraans, de Oud-Castiliaanse taal die op uitsterven staat.

Opwerreming Greenpeace heeft een nieuw wapen ingezet om de opwarming van de aarde onder de aandacht te brengen. Actievoerders hingen borden op met slogans in verschillende Limburgse dialecten zoals: Opwerreming nóéeni híéter as onderalleve groad!

Eerder werd dit album ook vertaald in het Tilburgs. Een taal die nog alom leeft.

Trouwe? Wij van Beeld-Spraak zouden er geen bezwaar tegen hebben als we in de brievenbus van onze redactie een enveloppe zouden vinden met een dialectpostzegel zoals hierbij vertoond.

12

Brabants nummer 29 - juni 2021

Wij zijn geen filatelisten noch duivenmelkers maar weten wel dat deze pin-up vrijwel exact de woorden herhaalt die Cees Robben in een Prent van de week (1972) een vader tegen zijn zoon liet zeggen:

Houdoe Documentairemaker Joost van der Werf uit Tilburg kwam in Melbourne een Australische auto met de kentekenplaat HOUDOE tegen. De auto bleek van de 81-jarige Michael Gijsberts, geboren en getogen in Geldrop. In 1957 emigreerde hij naar Australië en zijn Brabantse achtergrond verloochent hij allerminst, zo blijkt wel uit de kentekenplaat die zijn auto siert, samen met de roodwitte Brabant-sticker. (Bron: Omroep Brabant) 


VAN DE REDACTIE

De kracht van samen van Hella van der Wijst Midden in coronatijd verscheen de De kracht van samen: Kroniek van een crisis van de journalist, presentator en auteur Hella van der Wijst die daarvoor terugging naar haar roots: Veghel en omstreken. Ze vraagt zich af of de grote sociale cohesie van het land van haar jeugd wellicht de voedingsbodem vormt voor het dodelijke virus dat er sinds het voorjaar van 2020 rondwaart. Haar geboortestreek werd tot epicentrum van COVID-19 gebombardeerd en de viering van carnaval kreeg de schuld van de snelle verspreiding. Hella verzamelt indringende, persoonlijke verhalen en verslagen, en weeft daarvan een boeiend geheel. De lezer ontmoet de burgemeester, de uitvaartondernemer, de ic-verpleegkundige, de professor/cultuurkenner, de ouderenadviseur, de schooldirecteur en de zorgmanager, en maakt kennis met de enorme tragiek en problemen die de pandemie teweeg brengt. Veel schokkende, hartverscheurende taferelen passeren waarbij de ogen niet droog blijven. Mensen die sterven zonder dat hun geliefden aanwezig mogen zijn. Immens verdriet wisselt vaak af met niet-aflatende hoop. Het boek benadrukt het oer-Brabantse wij-gevoel waarmee mensen samen in staat zijn om, ondanks alle ellende, mooie dingen op te bouwen. Hella van der Wijst is een goede verteller en schrijver die op meesterlijke wijze emoties kan oproepen. Dat heeft ze voorheen bewezen met haar televisieoptredens zoals De Wandeling en Ik mis je en ook met haar eerdere boek Troost.

De Franse schrijver Albert Camus wordt bij herhaling geciteerd omdat hij in 1947 over de pest schreef, een vergelijkbare pandemie waarbij duizenden het leven lieten. Het relaas is vakwerk; degelijk opgebouwd met een knappe verhaallijn. Het volgt de landelijke politieke beslissingen en de berichten van het RIVM en het OMT. Het laat zien wat de reacties zijn op de werkvloeren in ziekenhuis, school, klooster, zorginstellingen en uitvaartcentra. Maar het heeft ook oog voor aangrijpende, individuele tragedies. De coronamaatregelen hebben enorme gevolgen op allerlei gebied. De pandemie is bijvoorbeeld ook een aanslag op de oeroude uitvaartrituelen. De uitvaart regelen moet op afstand. De koffietafel is niet meer toegestaan. Deze traditie is typisch voor Noord-Brabant en aangrenzende streken in Limburg en Vlaanderen. Een citaat tot slot: ‘Samen aan tafel gaan is typisch rooms en het past bij de Brabantse gastvrijheid. Al in de negentiende eeuw werd er getafeld na een uitvaart. Soms met bier in plaats van koffie. Dat heette dan doodbier, leedbier, troostbier, kwansel of loofbier: om de gestorvene te loven. De maaltijd bestond uit mik en kees (wittebrood en kaas). Later werd het luxer met soep, zult, kaantjes, worstenbroodjes, krentenmik, peperkoek en brandewijn met suiker. De Brabantse koffietafel wordt ook wel eens begrafenisfeest genoemd. Er wordt vaak heel wat afgelachen en er worden herinneringen opgehaald, wat vaak een troost is voor de nabestaanden. Voor katholieken is een uitvaart van oudsher niet alleen iets droevigs. De dode gaat immers over naar de hemelse glorie.’ De kracht van samen gaat over de dodelijkste crisis in ons land na de Tweede Wereldoorlog. Het is een aanstekelijk geschreven, bijzonder tijdsdocument dat veel lezers verdient. Het boek is in het Nederlands geschreven, maar ademt natuurlijk heerlijk Brabants. Hella van der Wijst: De kracht van samen. ISBN 978-94-93198-06-7 

Brabants nummer 29- juni 2021

13


RINY BOEIJEN & ED SCHILDERS

Van Brabbellapke tot Spookforens Onze gezondheid en de gezondheidszorg, onze economie, ons sociale leven en daarmee ons welbevinden, ze worden nu al meer dan een jaar geteisterd door de pandemie die de coronacrisis wordt genoemd. Niemand blijft gevrijwaard van de gevolgen, dus dan moet daarover gepraat kunnen worden. En dan heb je woorden nodig, nieuwe woorden voor een nieuw verschijnsel.

Een Brabantse variant op een onderdeel van een, van oorsprong Italiaanse, poster van Fabio Vettori. Taalliefhebbers en lexicografen hebben het afgelopen jaar overuren gemaakt. Zelden gaf een fenomeen aanleiding tot zoveel nieuwvormingen en taalcreativiteit als het coronavirus. En dat moet allemaal vastgelegd worden. Het gaat daarbij echter niet alleen om een zo helder mogelijke, feitelijke communicatie. In barre tijden grijpen we ook naar de taal als wapen om de ellende te verzachten, en dat wapen bestaat voor een belangrijk deel uit humor. Soms is dat zwarte humor, zoals in de oudejaarsconference van Youp van ’t Hek, veel vaker betreft het simpelweg een woord, een uitdrukking, of een kwinkslag. Want de lach, al is het maar een glimlach, is misschien geen vaccin, maar toch wel een verbaal paracetamolletje.

‘plat-Duitse’ woord van het jaar is Schnutenpulli, samen met Schnutdauk. In Nederland werd in de Van Dale Woord van het Jaar­ verkiezing van 2020 voor ‘anderhalvemetersamenleving’ (30%) gekozen. In Vlaanderen was met 53% het woord ‘knuffelcontact’ de winnaar. ‘Fabeltjesfuik’ en ‘viruswappie’ eindigden in Nederland op de tweede en derde plaats. In Vlaanderen waren dat ‘covidioot’ en ‘hoestschaamte’. Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale, verzamelde ondertussen 1.064 nieuwe woorden in het coronawoordenboek De taal van het nieuwe normaal. Enkele voorbeelden: ‘afstandsdopen’, waarbij een boreling op anderhalve meter afstand gedoopt wordt door op een stok een schelp te bevestigen waarmee het wijwater wordt

Baksilholder Bovenaan de lijst van begrippen die we nieuwe, leukere namen wilden geven, staat natuurlijk ‘mondkapje’. Verpleegkundigen kenden ze al jaren maar spreken ook nu nog liever van een ‘snoetje’. Uit ver van ons bed gelegen steden kregen we beelden te zien van burgers met mondkapjes als daar de lucht weer eens verontreinigd was. Maar nu kwam het via Loon op Zand wel heel dichtbij. En dan moet je woorden hebben die ook dichtbij staan. In Groningen vroeg Henk Scholte, streektaalconsulent, op sociale media naar ideeën voor een Groningse naam voor ‘mondkapje’. Onder de inzendingen vinden we onder andere: baksilholder, bekboksempje, brabbellapke, klepòfsloeter, kwielvodde, mondslabberke, rocheldoukje, snoetpisdouk, snuvverddouk, sputterdoukje, en zwieglappie. Op de Facebookpagina van het Limburgse Route Regio kwamen eveneens creatieve nieuwvormingen binnen: trôtlepke, bletsjboerka, puutsjloemel, sjnoetjardiengsje, bavviebedékker, sjpuugsjpandook, en bakkesboks. ‘Covidioot’ Dat een en ander zeker geen regionaal verschijnsel is, mag blijken uit de verkiezing in vele landen van nieuwe namen voor ‘mondkapje’ tot ‘Woord van het jaar’. Het

18

Brabants nummer 29 - juni 2021

Poster van de Brabantse horeca om coronaregels te respecteren.


uitgegoten. ‘Hoestschaamte’ heeft betrekking op mensen die in het openbaar moeten hoesten en zich daarbij ongemakkelijk voelen. ‘Blotesnoeten-land’ is een land waar mondmaskers niet verplicht zijn, in tegenstelling tot een ‘mondkapjesland’. De ‘coronachoreografie’ in de ‘anderhalvemetersamenleving’ betekent dat we, als we iemand tegenkomen, een soort dansje moeten doen om uit elkaars buurt te blijven, de ‘coronashuffle’.

tijdens de coronapandemie het gebruik van de medeklinker p gemeden moet worden. Die schijnt namelijk de meeste ‘druppeltjes’ te veroorzaken. In het onderzoek zijn 83 landen betrokken. De Engelsman Peter Prowse heeft al voorgesteld de p tijdelijk te vervangen door een f, want ‘daarmee wordt een boel ellende voorkomen.’ Een opmerkelijke inentingsstrategie komt uit de VS. Sprekers van inheemse talen, met name dus de talen van de indianen, staan zwaar onder druk, gezien hun hoge leeftijd. Om te voorkomen dat de oorspronkelijke talen van de inheemse bevolking door corona verdwijnen, zo meldt de New York Times, worden deze laatste sprekers versneld ingeënt.

Brabant als abnormale provincie. 10 maart 2020, toen nog gedacht werd dat corona zich aan de provinciegrens zou houden. Bron: website Taalvoutjes. Spookforens Nieuwe begrippen ten gevolge van de aanpassingen in ons gedrag zijn onder andere: ‘avondklokhond’, een hond die je koopt of leent om een excuus te hebben om tijdens de avondklok buiten te zijn; ‘spookforens’, iemand die thuiswerkt in coronatijd en ’s ochtends en ’s avonds een stukje wandelt, rent of fietst om de werkdag een duidelijk begin en einde te geven waardoor hij een beetje op een forens lijkt; ‘vaccinatieteller’, die aangeeft hoeveel doses van het vaccin er al verdeeld zijn en hoeveel mensen hun eerste en hun tweede prik gekregen hebben. Een ‘prikpauze’ is de tijd tussen de eerste en de tweede vaccinatie, ook wel de ‘prikinterval’. Nieuwvormingen blijken zich niet te houden aan landelijke lockdowns of inreisverboden. Het hierboven al genoemde ‘covidioot’ zagen we ook al in het Spaans, en wel als ‘covidiota’. De Spanjaarden kennen daarnaast de ‘coronaburro’, een ‘corona-ezel’. Het Nederlandse ‘opidemie’ betekent een epidemie waarin opinie het virus is, met de meeste besmettingen in de vele praatprogramma’s. De Engelsen houden het op ‘infodemic’, een epidemie van informatie.

Satan verward met sanitair. Bron: website Taalvoutjes. Wat zegt u? In een blog op website Neerlandistiek signaleerde Maartje Steuten dat ‘corona’ in de uitspraak nogal eens van klank verandert in ‘carona’ en dat dat niet leuk is voor vrouwen die Carona heten. We weten ondertussen allemaal dat wat je met een mondkapje op tegen een winkelbediende zegt die achter een ‘spatschermpje’ staat, vaak moeilijk te verstaan is. Volgens Amerikaanse onderzoekers passen we ons echter snel aan. Als de sprekers de instructie kregen om ‘duidelijk te spreken’ terwijl ze een mondkapje droegen, werden ze beter begrepen dan wanneer ze geen mondkapje droegen. Misschien moeten we dus ook na corona mondkapjes blijven dragen en duidelijker blijven spreken.  Een sympathieke grammaticafout. Bron: website Taalvoutjes.

De P in hebben Behalve taalkundigen lieten ook andere wetenschappers zich niet onberoerd met betrekking tot de gevolgen van de pandemie. In de Irish Journal of Medical Sciences is een studie gepubliceerd waaruit blijkt dat in gesprekken Brabants nummer 29- juni 2021

19


ED SCHILDERS

Indianenverhaal Mijn moeder, afkomstig uit een grote stad, had een prachtig verzorgd handschrift en zoals zij schreef, sprak zij ook. Van mijn vader, telg uit een eenvoudig arbeidersgezin in Berkel-Enschot-Heukelom, heb ik geen handschrift. Ik herinner me ook niet hoe hij sprak. Ik heb hem nooit in het plaatselijk dialect horen praten. Het is me niet duidelijk waarom niet, want het kan niet anders of hij heeft het Enschots wel degelijk beheerst. Ik mag zeggen dat ik het dialect van Noord-Tilburg goed beheers. Toen ik me jaren geleden afvroeg waardoor ik die taal heb leren beheersen, kwam ik al snel tot een antwoord dat me verraste. Van huis uit kreeg ik het dialect niet mee, en op de lagere school in Tilburg waren de fraters mordicus tegen dialectisch taalgebruik. Mijn leerschool Tilburgse taal moet ik doorlopen hebben op het schoolplein. Ik herinner me bijvoorbeeld dat frater Donatus, hoofd der Sint-Antonius-school, een hoorapparaat droeg. Wij kinderen noemden Donatus D’n dôove. In mijn herinnering was die hoorknop vele malen groter dan wat Beter Horen tegenwoordig aanbiedt. Bij mijn oma hing een prent in een lijst waarvan de tekst luidde dat God alles ziet. Dat dachten wij ook van frater Donatus, maar dan dat hij alles hoorde. Op het Hasseltplein kochten we na schooltijd sjep, kattespauw en sammiak in het snoepwinkeltje van Keeke Staps. Keeke’s winkeltje stond vlakbij de kepèl en het nieuws dat dat deel van de Hasselt gesloopt zou worden ten behoeve van de aanleg van een rontonde sloeg in als een bom, bij ons, liefhebbers van sammiak en snuf. Keeke kreeg een nieuw huisje met winkelvergunning op amper honderd meter van de parochiekerk. Als je daar iets kocht voor vijf cent, dan kreeg je een dropje van een cent cadeau. Maar in de herinneringen die ik heb aan mijn dialectische taalverwerving uit mijn kinderjaren, speelt mijn Enschotse oma de hoofdrol. In haar huis, waar tante Riet en ome Huub inwoonden, was het dialect wél de voertaal. Ik heb oma Jana haar man, mijn opa, nooit anders horen aanroepen dan met Jaon of Jaoneke. Van ome Huub leerde ik de naam Bommelskonte, en als ik vroeg hoe laat het was, sprak hij met een dooddoener: ‘Pilatus? Die hangt mee z’n gat over de halleve deur!’ Ook na onze verhuizing naar Tilburg, logeerde ik vaak bij omaas. Een paar weken tijdens de zomervakantie, en om de twee weken ook in de weekeinden als ome Wijnand in mijn Tilburgs bed kwam logeren. In zo’n weekeinde mocht ik dan met oma vanuit Enschot vaak mee als er in ‘de stad’, Tilburg dus, iets gekocht moest worden. Hoogtepunt van zo’n uitstapje was voor mij het bezoek aan de Hema, toen nog een sjieke winkel in een statig pand aan de Heuvel. Daar mocht ik op de speelgoedafdeling altijd een paar plastic indiejaantjes of kojbojkes uitzoeken.

20

Brabants nummer 29 - juni 2021

Ik herinner me slechts één ‘reis’ van Enschot naar Tilburg, amper een half uur met de streekbus van de ZuidOoster. Ik zit in een volle bus naast mijn oma. Bij de volgende halte stapt een dame in die klaarblijkelijk slecht ter been is. Ze speurt of er een zitplaats vrij is. Dan zegt mijn oma in perfect beschaafd Nederlands, en zo hard dat de hele bus het kan horen: ‘Eddie, sta jij eens op, jongen. Dan kan die mevrouw gaan zitten.’ En als ik opsta hoor ik het oma nog zeggen: ‘Hij heeft nog jonge benen.’ Ik herinner me nog zeer goed de verwondering, misschien wel angst, die mij staande in het gangpad beving. Nog nooit had ik oma Jana Nederlands horen spreken. Ik vroeg me ernstig af of er met haar misschien iets niet in orde was. 

Wat vindt u van aandacht voor dialect in de klas? Bent u betrokken bij onderwijs over dialect vanuit uw beroep of als vrijwilliger, of was u dat in het verleden? Of zou u dat willen zijn omdat u dialect waardeert, bijvoorbeeld als onderdeel van cultureel erfgoed? Misschien staat u zelf voor de klas en heeft u een mening over aandacht voor dialect in het onderwijs? Kristel Doreleijers (Tilburg University/Meertens Instituut) doet voor haar promotieproject onderzoek naar dialecteducatie. Via deze vragenlijst wil ze de stand van zaken in Nederland in kaart brengen. De vragenlijst staat open tot maandag 7 juni 2021. Elke deelnemer maakt kans op een van de vijf VVV-cadeaubonnen ter waarde van 20 euro. Doet u mee? U helpt niet alleen het onderzoek, maar ook het taalonderwijs en de dialecten in Nederland enorm door hier even voor te gaan zitten! U vindt de vragenlijst via: https://tiu.nu/Dialecteducatie-inhet-Nederlandse-onderwijs U kunt ook meedoen als u in het verleden bij dialecteducatie of het Nederlandse taalonderwijs betrokken was. Alvast bedankt!


VAN DE REDACTIE

Stripverhaaltjes van Ton van den Bergh Het artikel Ton van den Bergh en zijn Bossche stripverhalen in onze vorige editie kreeg veel bijval en dat is natuurlijk plezierig. De bedenker van de strips was aangenaam verrast en liet ons weten dat hij veel leuke reacties had gekregen op het mooie artikel in Brabants en schreef aan de redactie: ‘Wat ik vragen wilde, is het misschien een idee om de strip van Rommelkruid en Nagelgruis te plaatsen in Brabants? Ik heb een aantal afleveringen klaar liggen. Die gaan niet allemaal specifiek over Engelen of Den Bosch, maar zijn wel in dialect.’ De ­redactie was uitermate ver-

guld en unaniem in haar oordeel. Het zou een fleurige aanwinst zijn. En daarom zal er met ingang van komende jaargang telkens een pagina met twee strips van deze virtuoze, sympathieke striptekenaar prijken. Rommelkruid en nagelgruis (een kruidenmelange en een specerij) zijn onmisbare ingrediënten voor goede Brabantse balkenbrij. De keuze van deze namen voor de hoofdfiguren in de stripverhalen is al geestig op zich. Deze twee inboorlingen bezien de wereld vanaf hun vaste bènkske in Engelen aan de Dieze. 

Brabants nummer 29- juni 2021

21


HENRIËTTE VUNDERINK

RENSZ GORISSE

TOER DE FRANS

OPPAS OMA

Meej zisse zèn ze öt ’t peleton gespronge. Ze rije veur, zon vèèfenhalf menuut. ’t Is z’n irste toer, dus zèèn debuut. Bekaant ’n kèènd nòg, de achtienjaorege jonge.

En daor zit ze dan, stillekes vur ’t raom, Ze hoef nie weg, vandaog of morge D’r bridgeclubke gehalveerd, d’r koor verboje. Strak komt de buuvrouw, bodschappe. In de kraant de nieuwe dagrecords, de feesjes en de boetes En op de tillefoon, in beeld ’n klein meske, ‘Oma, wanneer komde wir?’

Tòch draajtie rusteg meej de aandere meej. Gao soms veurop, zit nie te linkeballe. ’t Is wèl zwaor, mar lòt gin gaote valle, zoas dieje Spanjaard al ’n tèdje deej.

En daor stao ze dan, stillekes in de gang, Ze pakt d’re jes, denkt aon de leste keer, Bij ’t afscheid van d’r vriendin, op de stoep, op straot, Nie in de kerk en zonder koor. Ze trekt ’m nie aon, hangt ’m netjes trug, Mar in d’re kop een beeld van ’n klein meske, ‘Oma, wanneer komde wir?’

Hij dromt ervan om eens de toer te winne. Om in Parijs op ’t poodiejum te staon. Èn alle meensen öt d’r dak zien gaon. Bij die gedaachte wòrt ie week van binnne. Tweej cols vendaog, ’tzèn èkstra hôoge pöste. Hij drinkt wè, it ’n brôojke meej belèg erop. Dè moet want zonder eete krèègde de hongerklòp. Gao èfkes staon, ‘t stuur vaast in z’n knöste.

Daor lee ze dan, stillekes in bed, Wachte, mar waorop? Messchien morge dan toch? Denk aon de regels! Oge dicht mar ’t ies nie donker, En ’t beeld is elder, dè klein gezichtje. En iedere keer da stemmeke: ‘Oma, wanneer komde wir?’

Èn plòts krèègt ie de drang om wèg te rije. Hij stuurt nòr links en gaoter dan vandeur. Al gaaw ligt ie zon kieloomeeter veur. Zot lukke, deeze vursprong öt te breie?

< In het dialect van Oosterhout >

Mar ’t peleton, dè wè was ingedut, is hard gòn spurte nou èn flink op dreef geròkt. Èn snèl wòrre de aandere vèèf al opgeslokt. De jongen is volleedeg ötgeput. Tien meeter moet ie nòg, dan issie binne. As wolleve dökt ’t peleton dan op hum neer. Èn teege zon gewèld is gin verweer. Wè sund tòch dettie ’t nie môog winne.

Als derde geëindigd voor de Willem Ivenprijs 2021

< In het dialect van Tilburg >

Geef een abonnement op Brabants cadeau! Voor slechts € 24,50 verras je iemand met een jaarabonnement op Brabants. Stuur een mailtje met de gegevens naar info@stichtingbrabants.nl en wij regelen het voor u. Voor familie of vrienden in het buitenland? Ook dat is mogelijk, zowel een papieren abonnement als een digitale versie. (Zie voor meer info het colofon op de pagina hiernaast).

34

Brabants nummer 29 - juni 2021


Luisterbox Brabants 29

Colofon: Brabants, jaargang 8, nummer 1, juni 2021 Brabants verschijnt vier keer per jaar; in juni, september, december en maart Redactie: Riny Boeijen, Jan Luysterburg (hoofdredacteur), Ed Schilders, Cor Swanenberg, Jos Swanenberg Redactiesecretariaat: Cor Swanenberg, Milrooijseweg 109, 5258 KG Berlicum, tel. 073-5031879

De volgende door de auteurs ingesproken teksten zijn te beluisteren op de website: Gerdie van den Heuvel: De top-tien van Brabantse woorden (Heeswijk) 0.25 Roel Soffers: Ellef ellef tweedúúzend en ellef. Za’k gaan of nie? (Bergen op Zoom) 5.06 De geluidsopnamen zijn gemaakt door Frans van den Bogaard en geredigeerd door Cor Swanenberg. De luisterbox is te vinden op de audiopagina van www.stichtingbrabants.nl en op www.cubra.nl/brabants/Brabants_Audio.htm 

AS, AS... As ons vader dieje middag nie iets langer op snoek had gevist en nie mee z’n vangst op weg naor de visboer waar gewist

Uit Wel of nie? Ge wit ’t nie. 2021

Vormgeving: Meyer Grafische Vormgeving – Asten (www.meyergrafischevormgeving.nl) Druk: Grafisch Atelier Blaricum – Blaricum (www.drukkerijblaricum.nl)

Website: www.stichtingbrabants.nl E-mailadressen: Algemeen: info@stichtingbrabants.nl Redactie: redactie@stichtingbrabants.nl

en as ons moeder dieje middag nie veur ’n viske op pad waar gewist omdè ons oma veur diejen dag stamppot mee klapstuk had beslist

< In het dialect van Den Bosch >

Foto omslag: Yvette Kulkens. Tenzij anders vermeld zijn de foto’s in dit blad van Henk Janssen.

Uitgever: Stichting Brabants, Missiezusterslaan 51, 5405 NL Uden, tel. 06-51158839. KvK-nummer 60585412. RSIN 8539.72.199. ISSN 1572 – 1612. Bankrekening ABN-AMRO IBAN: NL73 ABNA 0545 3581 75 (BIC Code: ABNANL2A)

GERLAINE JANSEN

wè denkte gij opa waar ik er dan nie of asnog wel gewist?

Aan dit nummer werkten mee: Piet van den Akker, Brigit Bakx-Hermans, Johan Boenie, Jo van den Eijnden, Clara van Esch - van Hout, Jeanne Franke, Jacques van Gerven, Wim van Gompel, Rensz Gorisse, Nillus Gurtjes, Chris van Haandel, Jan van der Heijden, Gerlaine Jansen, Junt, Nico van Kruisbergen, Gerard de Laat, Mario van der Linden, Roel Soffers, Quirijn Stok, Marianne Swinkels, Marja van Trier, Henriëtte Vunderink, Mrinus de Witte, Hás van de Zande en Arnold Zegers.

Abonnementen: Bestellingen, opgave en mutatie van jaarabonnementen uitsluitend via de uitgever, stichting Brabants. Een jaarabonnement kost € 24,50. Losse nummers € 8,95 inclusief portokosten in Nederland. Voor abonnementen in het buitenland wordt de prijs van het jaarabonnement verhoogd met de van toepassing zijnde verzendkosten. Voor het buitenland is Brabants evenwel ook in pdfbestand verkrijgbaar. De prent op de achterzijde is van Cees Robben. Dank aan de Cees Robben Stichting. Brabants nummer 28- maart 2021

35