Inkijkexemplaar Beautylevel #1 en #2

Page 1


B e a ut y bo e k#1

He t bas is b oe k

Het schoonheidsvak

Gezichtsbehandelingen

Lichaamsbehandelingen

Cosmetische hand- en voetverzorging Massages

Colofon

Derde druk, 2024

© 2024 Visavi B.V., Amersfoort

ISBN 978-94-92548-50-4

Productie

Bespeak B.V.

Uitgever

Visavi B.V.

Vormgeving

Felt creative agency

Media

Baretta Media

Basic Cosmetics

Imgro

nemPRO B.V. Salonvoordeel.nl Shutterstock

Studio Joy VB Fotografie

Inhoudsdeskundigen

Stèphanie Beuvink

Stefanie Geurtsen

Marieke van den Hoven

Carina Vranken

Online leeromgeving

Bespeak B.V.

Met dank aan

Anne Bijvank

Lieke Boelens

Sofie Bollen

Bianca Braat

Elly Edam

Angelique Hagens

Rob van Hazendonk

Birgit de Leeuw

Christine Mies

Isabel Munos

Cindy Neuij

Anja Pater

Britt Polman

Jildau Rentenaar

Jacoba Schot

Lynnsey Vermeulen

Sabriene Vosselman

Kim van Zetten alle modellen

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Werken met dit boek

Je hebt Beautyboek #1 Het basisboek voor je liggen. In dit boek: alles wat je als schoonheidsspecialist moet weten over werken in het schoonheidsvak.

Inhoud

In Het basisboek leer je over het werken in het schoonheidsvak. Je doet in dit boek de kennis op die je nodig hebt om cliënten te kunnen helpen en de behandelingen uit te kunnen voeren.

Je leert welke verschillende werkzaamheden er zijn in de schoonheidsbranche en hoe je omgaat met regelgeving voor hygiëne, arbo en milieu. Daarnaast leer je wat er komt kijken bij het voeren van gesprekken met cliënten en hoe je producten verkoopt.

Wist je dat cosmetica zijn opgebouwd uit verschillende kleine deeltjes? En dat elk ingrediënt in een product invloed heeft op wat het product doet voor de huid of het lichaam? Je leert meer over chemie en de opbouw van cosmetische stoffen en producten.

Het uitvoeren van behandelingen is het belangrijkste deel van je werk als schoonheidsspecialist. In dit boek leer je over de verschillende cosmetische hand-, nagel- en voetbehandelingen, gezichtsbehandelingen en lichaamsbehandelingen. Je leert welke soorten behandelingen er zijn, hoe en wanneer je deze kunt toepassen en welke producten en materialen je daarvoor nodig hebt.

Online leeromgeving

Wil je zeker weten dat je de theorie begrijpt en onthoudt? Log dan in bij de online leeromgeving van Beauty Level. In deze online leeromgeving kun je op je laptop, tablet of telefoon oefenen met de theorie:

 Met de boekchecks toets je of je de theorie in het boek goed hebt begrepen.

 In de lessen oefen je interactief met de theorie.

 In de behandelfilms laat een schoonheidsspecialist stap voor stap zien hoe je de behandeling uitvoert.

 In de masterclasses leggen experts ingewikkelde onderwerpen of behandelingen nog eens uit.

 Bij de trainers speel je zo snel mogelijk vragen over een onderwerp weg.

 In de cases adviseer je een cliënt de juiste b ehandeling of het juiste product.

 De factcards bieden overzicht: alle informatie over een onderwerp of behandeling staat bij elkaar.

Om gebruik te maken van de online leeromgeving heb je een licentie nodig.

Verwijzingen

In Het basisboek vind je verwijzingen naar de online leeromgeving. Bij elke verwijzing staat een snelcode. Als je deze invult in de zoekfunctie van de online leeromgeving, kom je bij het betreffende onderdeel terecht.

Meer weten over werkstoffen? Bekijk de online les. Snelcode 14118

De methode Beauty Level

Het basisboek is onderdeel van de methode Beauty Level. Deze methode bestaat uit verschillende theorieboeken en de online leeromgeving. Kijk op www.visavi.nl voor het complete aanbod van Beauty Level.

Voorbeeld van een verwijzing naar de online leeromgeving

1. Het

5. Algemene natuurweten

2.1

2.4

2. Communicatie

6. Cos metische stoffen

3. Hygiëne, arbeids omstan digheden en milieu

3.1 Richtsnoer Hygiëne, arbeidsomstandigheden

4. Chemie

7. Cos metische pro ducten

8. Apparatuur

9.1

9. voor bereiden en afronden

13.Ont haren

10.1

10. Hand-, nagelen voetverzorging

14. make-up en verven

11. Gezichtsreiniging

11.1

12.Maskers en pakkingen

15.Klassieke massage

Soorten massagegrepen

Totale lichaamsmassage

Gezichtsmassage

Hand- en voetmassage

1.Het schoonheidsvak

Als schoonheidsspecialist heb je dagelijks contact met cliënten met verschillende wensen.

Zij verwachten dat jij de gewenste behandeling goed uitvoert en dat jij je vriendelijk en professioneel opstelt. Als je dat doet, komen cliënten graag weer bij je terug! In dit hoofdstuk leer je wat het vak van schoonheidsspecialist inhoudt. Welke vaardigheden heb je nodig? Welke achtergrondkennis heb je hiervoor nodig en waarom? En waar kun je werken als schoonheidsspecialist?

1.1

Vaardig

heden

Bij een schoonheidsspecialist kunnen mensen terecht voor verschillende behandelingen

 gezichtsbehandelingen

 lichaamsbehandelingen

 cosmetische hand-, nagel- en voetbehandelingen

Bij de behandelingen moet je rekening houden met het huidtype, de huidconditie en eventuele huidproblemen. Om de behandelingen te kunnen uitvoeren, heb je vaktechnische vaardigheden nodig. Zo moet je bijvoorbeeld weten hoe je het beste de wenkbrauwen in vorm brengt of hoe je nagels lakt. Een ander belangrijk onderdeel van je vak is de omgang met mensen.

Je hebt als schoonheidsspecialist veel contact met je cliënten. Dat betekent dat je over sociale en communicatieve vaardigheden moet beschikken zodat je professioneel met anderen om kunt gaan.

Waarschijnlijk heb je voor de opleiding schoonheidsspecialist gekozen omdat het je een interessant beroep lijkt. Naast het uitvoeren van behandelingen zijn ook commerciële vaardigheden van belang. Je denkt na over hoe je de omzet kunt verhogen. Hoe trek je bijvoorbeeld nieuwe cliënten naar de salon en op welke manier kun je producten verkopen? Vaktechnische, sociale, communicatieve en commerciële vaardigheden zijn de basis van je toekomstige beroep als schoonheidsspecialist. Aan deze vaardigheden ga je de komende jaren werken.

Vaktechnische vaardigheden

De behandelingen die je als schoonheidsspecialist uitvoert, zijn vaktechnische vaardigheden

Behandelingen die veel voorkomen zijn gezichtsbehandelingen, lichaamsbehandelingen en cosmetische hand-, nagel- en voetbehandelingen.

Gezichts- en lichaamsbehandeling

Komt een cliënt voor een gezichtsbehandeling?

Dan begin je als schoonheidsspecialist met een analyse van de huid. Je kijkt naar het huidtype, de huidcondities en huidveranderingen. Ook stel je vragen om informatie te verzamelen over eventuele ziektes die de cliënt heeft gehad of nog heeft, die invloed kunnen hebben op de huid. Naast de huidanalyse, vraag je welke verwachtingen de cliënt heeft. Aan de hand van de verwachtingen en de huidanalyse stel je een behandelplan op.

Hetzelfde geldt voor een lichaamsbehandeling, maar dan kijk je naar andere aspecten, bijvoorbeeld of de cliënt overbeharing heeft. Voorbeelden van gezichtsen lichaamsbehandelingen zijn:

 oppervlakte- en dieptereiniging

 gezichtsmaskers

 gezichts- en lichaamspakkingen

 gezichts- en lichaamsmassage

 ontharen

 wimpers en wenkbrauwen verven

 make-up

Hand- en voetverzorging

Een schoonheidsspecialist geeft ook cosmetische hand- en voetverzorgingsbehandelingen. Daarbij ligt de nadruk op verzorging van de huid en nagels.

Instrumenten en apparatuur

Tijdens behandelingen gebruik je verschillende instrumenten en apparatuur. Bij het epileren van de wenkbrauwen gebruik je bijvoorbeeld een pincet. Daar ga je mee leren werken. Ook leer je apparaten te gebruiken.

Hoe zet je bijvoorbeeld het borstelapparaat in bij de reiniging van de huid? En hoe gebruik je een harsapparaat op de juiste manier tijdens het verwijderen van lichaamshaar?

Schoonheidsspecialist of allround schoonheidsspecialist

Dit leerboek richt zich op de basisbehandelingen die je nodig hebt als schoonheidsspecialist. De specialistische behandelingen, zoals acnebehandelingen, anti-agingbehandelingen en bindweefselmassage, komen aan bod in de niveau 4-opleiding tot allround schoonheidsspecialist.

Vaktechnische vaardigheden leren

De vaktechnische vaardigheden leer je tijdens de praktijklessen op school. Je oefent op medestudenten en op modellen. Ook kun je thuis oefenen met familieleden en vrienden. Tijdens je stage breng je het geleerde in de praktijk. Dan mag je, meestal onder begeleiding van een ervaren schoonheidsspecialist, op cliënten werken.

Achtergrondkennis

Als schoonheidsspecialist moet je voor het uitvoeren van verschillende behandelingen veel weten van anatomie, fysiologie en pathologie. Zo heb je voor het maken van een huidanalyse bijvoorbeeld veel kennis van de huid en het menselijk lichaam nodig. Voor het geven van een massage moet je weten waar de spieren liggen en hoe ze lopen. Je hebt ook kennis nodig van huidafwijkingen zodat je weet wat je wel of niet mag behandelen.

Bij het uitvoeren van behandelingen gebruik je cosmetische producten en apparaten. Om de producten en apparaten op de juiste manier te gebruiken, is kennis nodig van chemie en natuurkunde. In het hoofdstuk ‘Chemie’ leer je over de stoffen die in cosmetica verwerkt worden. Om veilig om te gaan met apparatuur, leer je in het hoofdstuk ‘Algemene natuurwetenschappen’ onder meer hoe je met elektriciteit werkt.

Epileren met een pincet is een voorbeeld van een vaktechnische vaardigheid.

Communicatieve vaardigheden

Als schoonheidsspecialist heb je altijd met mensen te maken. Je communiceert met mensen. Communiceren is informatie uitwisselen. Denk maar eens aan:

 het omgaan met cliënten;

 het samenwerken met je collega’s;

 het contact met je leidinggevende;

 het contact met vertegenwoordigers.

Goed communiceren is belangrijk voor goed contact met je cliënt en voor een prettige samenwerking met collega’s en vertegenwoordigers. Door een goede communicatie zullen cliënten zich meer op hun gemak voelen bij jou en het prettig vinden om naar je te luisteren. Ook zullen ze je beter begrijpen. Je contact met de cliënt wordt daardoor beter. Het wordt daardoor makkelijker om cliënten nieuwe afspraken te laten maken en om producten in de salon te verkopen.

Het belang van goede communicatie en sociale vaardigheden

Goede communicatieve en sociale vaardigheden maken jou tot een prettig persoon om mee om te gaan. Een prettige omgang met collega’s zorgt voor een goede sfeer op het werk. Een prettige omgang maakt dat de cliënt zich op zijn/haar gemak voelt bij jou. Zo kun je makkelijker achterhalen wat de wensen van de cliënt zijn en heb je een grotere kans dat de cliënt nog een keer terugkomt in jouw salon.

Sociale

vaardigheden

Sociale vaardigheden zijn vaardigheden die je gebruikt in de omgang met mensen. Denk aan:

 beleefd en vriendelijk zijn;

 assertief zijn;

 interesse tonen.

Sociale vaardigheden zijn onmisbaar in je toekomstige vak. Vaardigheden als luisteren en vragen stellen zijn hierbij belangrijk. Maar ook: initiatief nemen, samenwerken, kritiek accepteren en feedback dur ven geven als dat nodig is.

Commerciële vaardigheden

Commerciële vaardigheden zijn vaardigheden die je gebruikt om geld te verdienen. Denk aan:

 productverkoop;

 behandelingen verkopen en de goede prijs ervoor rekenen;

 cliënten naar de salon trekken.

Om een goed inkomen te verdienen, zijn commerciële vaardigheden vereist. Dat betekent dat je een reële prijs voor je behandelingen berekent en vanuit een goed advies producten verkoopt. Bedenk ook hoe je mensen naar de schoonheidssalon trekt. Adverteer je? Zo ja, waarin en hoe vaak? Gebruik je sociale media? Laat je folders drukken en breng je die rond? Bedenk je aantrekkelijke acties? Heb je een uitnodigende etalage? Ook dat is commercieel denken.

Productverkoop

Naast inkomsten uit behandelingen komt een deel van de omzet van een schoonheidssalon uit de verkoop van huidverzorgende producten en make-up. De verkoop van een product neemt veel minder tijd in beslag dan een behandeling. Met productverkoop kun je in korte tijd omzet behalen.

TIP

PROBEER JE CLIËNT NIET

EEN ZO DUUR MOGELIJK

PRODUCT TE VERKOPEN, MAAR KIJK WAT GESCHIKT IS VOOR HET HUIDTYPE EN DE HUIDCONDITIE.

De cliënt kan een aantal van de cosmetische producten die je in de salon gebruikt ook als persoonlijke verzorging gebruiken. Daarmee kun je het effect van de behandeling versterken. Tijdens en na de behandeling geef je uitleg over die producten. In feite geef je daarmee een huidverzorgingsadvies. Het is uiteraard aan de cliënt of hij/zij dat advies opvolgt.

Zoek bij productverkoop naar de juiste balans. Je laat verkoopkansen liggen als je bang bent opdringerig over te komen. Dring je te veel aan, dan raak je mogelijk cliënten kwijt. Het verkopen van producten is een kwestie van ervaring. Hoe meer je het oefent, hoe beter het gaat.

Uitdagingen

Vaktechnische, communicatieve, sociale en commerciële vaardigheden brengen uitdagingen met zich mee. Je leert in de opleiding hoe je hiermee kunt omgaan.

Tijdsdruk

Als schoonheidsspecialist heb je beperkte tijd voor een behandeling. Bijvoorbeeld anderhalf uur voor een gezichtsbehandeling. Daarin wil je kwaliteit leveren. Dat betekent dat je niet elke mogelijke behandeling kunt uitvoeren. Daarom moet je keuzes maken. Je stelt prioriteiten. Dat betekent dat je bepaalt wat het belangrijkst is voor die cliënt.

Planning van de behandeling

Om geld met je vak te verdienen, is het van belang dat je efficiënt met je tijd omgaat. De tijd die je aan een behandeling besteedt, moet in verhouding staan met de prijs die je ervoor rekent. Een goede voortgang van de behandeling vraagt om een goede planning van de werkzaamheden. Je kunt je werk goed voorbereiden door zoveel mogelijk materialen klaar te leggen en de behandeling logisch op te bouwen.

Voor jezelf opkomen

Voor jezelf durven opkomen is een sociale vaardigheid. Als schoonheidsspecialist wil je aan de wensen van je cliënten, je werkgever en je collega’s voldoen. Maar daar zijn natuurlijk grenzen aan. Niemand mag het onmogelijke van je eisen. Soms vragen mensen te veel van je. Geef duidelijk je grenzen aan als dat gebeurt.

Willen voldoen aan verwachtingen

Cliënten komen met allerlei wensen en verwachtingen bij je in de salon. Als schoonheidsspecialist sta je voor de uitdaging die wensen en verwachtingen te vertalen naar een behandeling. Er zijn cliënten die wonderen verwachten van een behandeling. Of cliënten die vragen om een behandeling die niet past bij hun huidtype. Dan moet je afwegingen maken. Laat daarbij merken dat je professioneel met je werk bezig bent en je het beste met de cliënt voor hebt.

Grenzen bepalen

Cliënten kunnen met vragen en wensen komen die niet tot jouw vakgebied behoren. Dan moet je een andere behandeling aanbieden of de cliënt wijzen op andere beroepsbeoefenaars, zoals een huidtherapeut of een sportmasseur. Laat je niet verleiden tot een behandeling waartoe je niet bevoegd bent. Bij elke afweging moet je je bewust zijn van wat wel en wat niet tot het werkgebied van de schoonheidsspecialist hoort.

10.Hand-, nagel- en voetverzorging

IN DIT HOOFDSTUK

Beauty Level Online

Een cliënt werkt in de thuiszorg.

Dit betekent dat zowel haar handen als voeten veel te verduren krijgen.

Ze staat het grootste deel van de dag en maakt veel schoon. De huid op haar handen is droog door het gebruik van schoonmaakmiddelen en ze heeft last van brokkelende nagels. Ook de huid op haar voeten is ruw en droog. Voor haar verjaardag heeft ze daarom een hand­ en voetbehandeling cadeau gekregen. Ze is benieuwd wat ze bij jou kan verwachten.

Met een hand- en een voetbehandeling zorg je voor mooie en gezonde handen en voeten. De behandeling past goed binnen het aanbod van schoonheidsbehandelingen. Waarom je de handen en voeten verzorgt, welke producten en materialen je gebruikt en hoe je de behandelingen uitvoert, leer je in dit hoofdstuk.

Verschillen en overeenkomsten

Een hand- en een voetverzorging lijken veel op elkaar. Bij beide behandelingen verzorg je de huid, nagelriemen en nagels. Je gebruikt daarom vaak dezelfde producten en materialen. Nagelriemverweker, nagellak en nagelverharder kun je bijvoorbeeld gebruiken voor zowel de nagels van de voeten als van de handen. Er zijn ook producten die alleen geschikt zijn voor de voeten of voor de handen. Een nagelheffer gebruik je bijvoorbeeld alleen voor de teennagels en een handbadje alleen voor de vingernagels. Bovendien moet je bij een voetbehandeling extra hygiënisch werken. Daarom draag je handschoenen tijdens de behandeling van de voeten.

10.1

Hand- en nagelverzorging

Met een hand- en nagelbehandeling houd je de handen, huid en nagels gezond en mooi. Zo kun je met een handmassage zorgen voor het verbeteren van de doorbloeding van de hand. Met een handmasker kun je de huid voeden en hydrateren. En met het aanbrengen van een nagellak zorg je voor een verzorgd uiterlijk van de handen. Een handen nagelbehandeling kan uitgebreid of kort zijn. Je kunt de hand- en nagelbehandeling uitvoeren als een volledige behandeling. In de praktijk worden de behandelingen ook wel als losse deelbehandeling gegeven, bijvoorbeeld alleen een handmassage of alleen de nagels lakken.

Bekijk de volledige uitwerking van deze behandeling online.

Les Hand­, nagel en voetbehandeling. Snelcode 14078

Stappenplan Handverzorging. Snelcode 15081 Stappenplan Nagels lakken. Snelcode 15082

Behandelfilm Handverzorging. Snelcode 12075

Behandelfilm Nagels lakken. Snelcode 12076

Indicaties en contra-indicaties

Voor het behandelen van de handen gelden de volgende indicaties en contra-indicaties. De algemene contra-indicaties vind je op pagina 129.

Indicaties

behandeling passend bij de wens en gezondheid van de cliënt

Contra-indicaties

algemene absolute contra-indicaties voor een behandeling

algemene relatieve contra-indicaties voor een behandeling

Producten en materialen

Bij een hand- en nagelbehandeling gebruik je producten om de huid te verzorgen, producten voor de nagelriemen en producten voor de nagels. Hieronder vind je een lijst met producten en materialen die je mogelijk nodig hebt.

Producten

Producten voor de handbehandeling:

„ handzeep

„ huiddesinfectans of alcohol 80%

„ handscrub

„ handmasker

„ pakking voor de handen

„ handcrème

Producten voor de nagelriemen:

„ nagelriemolie

„ nagelriemverweker

Producten voor de nagels:

„ nagellakverwijderaar

„ basislak

„ gekleurde lak

„ toplak

„ nagelverharder

Materialen

Voor een hand- en nagelbehandeling gebruik je de volgende

materialen:

„ handbadje

„ diamantvijl of glasvijl

„ houten of kartonnen vijl

„ bokkenpootje

„ vellentang

„ polijstvijl

„ paraffinebad

„ wattenschijfjes, tissues en wattenstaafjes

Bekijk de uitleg over de producten en materialen online.

Producten. Snelcode 15084

Materialen. Snelcode 15085

Stappenplan hand- en nagelverzorging

20-45 min

Uitgebreide hand- en nagelverzorging: 45 minuten

Korte behandeling of deelbehandeling: 20 minuten

Nagels lakken: 20 minuten

Tijdens de behandeling houd je steeds dezelfde volgorde aan. Je begint bijvoorbeeld bij de linkerpink en werkt de linkerhand af. Daarna ga je verder met de duim van de rechterhand. Je eindigt bij de rechterpink. Je kunt er ook voor kiezen om bij de duim te beginnen en naar de pink toe te werken.

1 Reinig en desinfecteer de handen en nagels. Verwijder eventuele nagellak.

2 Analyseer de handen en nagels. Let daarbij op de huid- en nagelconditie.

3 1 Vijl de nagels van een hand in model. Laat de cliënt de hand in het handbad plaatsen.

2 Vijl de nagels van de andere hand in model. Laat de cliënt de hand in het handbad plaatsen.

4 1 Breng een nagelriemver weker aan.

2 Ver wijder braampjes onder de nagels en duw de nagelriemen terug.

3 Ver wijder losse velletjes met de vellentang.

5 Breng een verzorgend product aan.

6 Voer een massage uit.

7 Ontvet en lak de nagels.

8 Rond de behandeling af en reinig en desinfecteer je materialen.

TIP MEER OVER HET UITVOEREN VAN EEN HANDEN ARMMASSAGE LEES JE IN HET HOOFDSTUK ‘KLASSIEKE MASSAGE’.

10.2

Voetverzorging

De voetverzorging heeft als doel om de voeten van de cliënt te verzorgen en mooi te maken. Je masseert de voeten en verzorgt de huid en nagels van de voeten. Voor de cliënt is het ontspannend én het heeft een cosmetisch doel. De voeten zien er na afloop namelijk weer verzorgd uit.

Een voetbehandeling kun je als losse behandeling aanbieden of gecombineerd met een andere behandeling.

Je behandelt als schoonheidsspecialist alleen gezonde voeten en nagels. Cliënten die voetklachten hebben die samenhangen met diabetes of reuma, behandel je ook niet. Deze klachten moeten behandeld worden door een voetverzorger (pedicure) of arts.

Bekijk de volledige uitwerking van deze behandeling online.

Stappenplan. Snelcode 15083

Behandelfilm. Snelcode 12077

Indicaties en contra-indicaties

Voor het behandelen van de voeten gelden de volgende indicaties en contra-indicaties. De algemene contra-indicaties vind je op pagina 129.

Indicaties

behandeling passend bij de wens en gezondheid van de cliënt

Contra-indicaties

algemene absolute contra-indicaties voor een behandeling

algemene relatieve contra-indicaties voor een behandeling

IN DIT B OEK

ADVIESGESPRE KK EN, COSMETISCHE STO FF EN EN PRODUCTEN, HUIDANALYSE, NAGELBEHANDELINGEN,

GEZ IC HTSRE IN I GI NG, MASKERS, PAKKINGEN, ONTHAREN, MAKE-UP, KLASSIEKE MASSAGEGR EPEN

EN NOG VEEL MEER DAT

JE MOET WETEN ALS

S CH OONHEIDSSPECIALIST.

Beau ty bo ek #2

He t men s elij k

lich aa m

Anatomie

Fysiologie

Pathologie

Voedingsleer

Colofon

Derde druk, 2024

© 2024 Visavi B.V., Amersfoort

ISBN 978-94-92548-51-1

Productie

Bespeak B.V.

Uitgever

Visavi B.V.

Vormgeving

Felt creative agency

Beeld

Aldo Allessie

Bigstock

DermQuest/Nestlé Skin Health (klinische foto’s)

Huidziekten.nl (klinische foto’s)

Marco Reeuwijk

Rein Schoondorp (illustraties)

Shutterstock

Inhoudsdeskundigen

Thea Bakkenes

Stèphanie Beuvink

Patricia Buitendijk

Online leeromgeving

Bespeak B.V.

Masterclasses

Baretta Media

Bespeak B.V.

Paul den Hollander

Annemieke Okhuijsen

Marinde Zwarthoed

Met dank aan

Anja Delnoy

Angelique Hagens

Rob van Hazendonk

Jos de Kok - Ollebek

Mirthe Nacinovic

Hilda Panosian

Christa Zuur

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Werken met dit boek

Je hebt Beautyboek #2 Het menselijk lichaam voor je liggen.

In dit boek: alles wat je als schoonheidsspecialist moet weten over het menselijk lichaam.

Inhoud

In Het menselijk lichaam leer je over anatomie, fysiologie en pathologie:

Anatomie is de kennis over de organen en orgaanstelsels van het lichaam. Wist je dat de huid een orgaan is? En andere orgaanstelsels dragen bij aan een goede conditie van de huid.

Fysiologie is de wetenschap over processen in het lichaam. Kennis hiervan helpt je om de oorzaak van huidproblemen te achterhalen.

Herstelt de huid van een cliënt slecht? Misschien is de doorbloeding niet goed of krijgen de huidcellen te weinig voedingsstoffen om zich te kunnen delen. Dit zijn fysiologische processen. Pathologie is de leer over lichamelijke afwijkingen. Om te weten of je een cliënt mag behandelen en om te bepalen welke behandeling geschikt is, moet je huidafwijkingen of ­aandoeningen kunnen herkennen. Hiervoor heb je als schoonheidsspecialist pathologische kennis nodig.

Verder behandelt Het menselijk lichaam voedingsleer. Het lichaam heeft bepaalde voedingsstoffen nodig om goed te functioneren en de huid gezond

te houden. Met kennis over voeding kun je cliënten adviseren hoe ze ook van binnenuit hun huid kunnen verzorgen.

Online leeromgeving

Wil je zeker weten dat je de theorie begrijpt en onthoudt? Log dan in bij de online leeromgeving van Beauty Level. In deze online leeromgeving kun je op je laptop, tablet of telefoon oefenen met de theorie:

 Met de boekchecks toets je of je de theorie in het boek begrepen hebt.

 In de lessen oefen je interactief met de theorie.

 In masterclasses en behandelfilms leggen experts ingewikkelde onderwerpen of behandelingen nog eens uit.

 Bij de trainers speel je zo snel mogelijk vragen over een onderwerp weg.

 In de case adviseer je een cliënt de juiste behandeling of product.

 Factcards bieden overzicht: alle informatie over een onderwerp staat bij elkaar.

Om gebruik te kunnen maken van de online leeromgeving heb je een licentie nodig.

Verwijzingen

In Het menselijk lichaam vind je verwijzingen naar de online leeromgeving. Bij elke verwijzing staat een snelcode. Als je deze invult in de zoekfunctie van de online omgeving, kom je bij het betreffende onderdeel terecht.

Test je kennis over spieren met de online boekcheck. Snelcode 27085

De methode Beauty Level

Het menselijk lichaam is onderdeel van de methode Beauty Level. Deze methode bestaat uit verschillende theorieboeken en de online leeromgeving. Kijk op www.visavi.nl voor het complete aanbod van Beauty Level.

Voorbeeld van een verwijzing naar de online leeromgeving

5. Bloed- en

1. Cellen en weefsels

2. Skelet

3. Spieren

4. Huid

6. Hormoonstelsel

7. Zenuwstelsel

8. Ademhaling

11.Nieren en

14.Huidaan

13.Huid -

15.Nagel-

1.Cellen en weefsels

Als schoonheidsspecialist behandel je het gehele lichaam. Het lichaam is opgebouwd uit verschillende soorten weefsel.

Het verschilt per behandeling met welk type weefsel je te maken hebt. Bij een gezichtsbehandeling heb je bijvoorbeeld te maken met epitheelweefsel, maar bij een massage vooral met bindweefsel en spierweefsel. Deze weefsels bestaan uit cellen. Een cel is het kleinste onderdeel van het lichaam. 1.1

Cellen

Cellen komen voor in levende organismes, zoals mensen, dieren en planten. Een cel is het kleinste zelfstandige onderdeel van een levend organisme. Elke cel heeft functies voor belangrijke levensverrichtingen, zoals groei, voortplanting, beweging, stofwisseling en prikkelbaarheid.

Celmembraan

Cellichaam

Cytoplasma

Celkern

Kernmembraan

Kernplasma

Chromosomen

Ons lichaam bestaat uit miljoenen cellen die samen weefsels vormen. Deze weefsels vormen weer organen en alle organen samen vormen ons lichaam. Er zijn ook organismen die uit maar één cel staan. Dit zijn bijvoorbeeld de amoebe (een dierlijke cel) of bacteriën (een plantaardige cel).

Bouw van de cel

Een cel bestaat uit een celmembraan, een cellichaam en een celkern. Het cellichaam en de celkern bestaan elk uit verschillende onderdelen.

Celmembraan

Het celmembraan is een heel dun vliesje om de cel. Dit is zo dun dat het bepaalde stoffen kan doorlaten. Dit wordt halfdoorlaatbaar of semipermeabel genoemd. De stoffen kunnen zowel de cel in als de cel uit. Zo worden er voedingsstoffen en zuurstof opgenomen en afvalstoffen afgegeven.

Doorsnede van een cel

Cellichaam

Het cellichaam bestaat uit cytoplasma Het cytoplasma bestaat voor 75% uit water. Voor de rest bestaat het uit voedingsstoffen zoals eiwitten, koolhydraten, mineralen en lipoïden (vetachtige stoffen). De stoffen in het cytoplasma zijn belangrijk voor de celstofwisseling en de energievoorziening in het lichaam.

Organellen

In het cellichaam zitten verschillende organellen. Dat zijn onderdelen van de cel met een speciale functie. Voorbeelden van organellen zijn mitochondriën, ribosomen en vacuolen. Mitochondriën spelen een belangrijke rol bij de energievoorziening, ribosomen zorgen voor de opbouw van eiwitten en vacuolen slaan vocht op. De celkern is ook een organel.

Celkern

Binnen in de cel zit de celkern (nucleus). De celkern is, net als de cel zelf, omgeven door een wand. Dat is de kernwand of het kernmembraan. Binnen de kernwand zit kernplasma. Het kernplasma heeft dezelfde samenstelling als het cytoplasma. Het kernplasma en het cytoplasma heten samen het protoplasma.

WIST JE DAT?

HET CYTOPLASMA

IN ONZE CELLEN WORDT MINDER VLOEIBAAR ALS

WE OUDER WORDEN.

In de celkern worden alle levensprocessen van de cel geregeld, zoals stofwisseling en groei. In de celkern zit ook de stof chromatine, in de vorm van chromatinekorrels. Als de celkern zich deelt, vormen deze chromatinekorrels lange draden. Dit zijn chromosomen. Chromosomen bestaan uit DNA. In bepaalde delen van het DNA zit erfelijke informatie, de genen. De genen zorgen voor het doorgeven van erfelijke eigenschappen. Een menselijke celkern bevat 46 chromosomen, verdeeld over 23 paren.

Functies van cellen

Elke soort cel heeft een eigen bouw en functie. Sommige cellen kunnen bewegen, zoals witte bloedcellen. Andere cellen, zoals spiercellen, zijn met elkaar verbonden en kunnen zich niet verplaatsen. De functies van de cel, ook wel de levensverrichtingen, zijn verdeeld in animale levensverrichtingen en vegetatieve levensverrichtingen.

Animale levensverrichtingen

Animale levensverrichtingen zijn functies die ervoor zorgen dat de cel kan reageren op veranderingen van de omgeving. Deze levensverrichtingen zijn prikkelbaarheid, prikkelverwerking en beweging. Een cel kan bijvoorbeeld reageren op mechanische en chemische prikkels, hormonen en prikkels vanuit de omgeving zoals warmte, kou, druk en licht. Daarnaast kunnen het cellichaam en onderdelen van het cellichaam veranderen van vorm en plaats. Cellen kunnen zich daardoor bewegen.

Vegetatieve levensverrichtingen

In de celkern worden alle levensprocessen van de cel geregeld.

Train je kennis over celopbouw met de online trainer. Snelcode 26028

Vegetatieve levensverrichtingen zijn functies die het voortbestaan mogelijk maken, zoals groei, stofwisseling en voortplanting. Groei vindt plaats doordat de grootte van cellen toeneemt of het aantal cellen toeneemt door celdeling. Stofwisseling is de opname van voedingsstoffen en zuurstof en de afgifte van afvalstoffen. De cel heeft voedingsstoffen en zuurstof nodig om goed te kunnen functioneren. Bij de verbranding van voedingsstoffen komen warmte, energie en afvalstoffen vrij. De warmte zorgt voor een lichaamstemperatuur van ongeveer 37 °C bij de mens. Afvalstoffen verlaten de cel en worden in het bloed opgenomen en zo afgevoerd.

Voor het voortbestaan van een soort is het belangrijk dat cellen zich kunnen voortplanten. Bij de mens en veel diersoorten gebeurt dit uit de samensmelting van een zaadcel en een eicel. Het moment van bevruchting kun je niet zelf regelen en is daarom een vegetatieve levensverrichting.

Celdeling

Hoe intensiever een cel gebruikt wordt, hoe korter de cel leeft. De levensduur verschilt dus per soort cel. Een huidcel leeft ongeveer 28 dagen, maar een witte bloedcel leeft vier tot vijf dagen. De meeste cellen vernieuwen zich zelfstandig, door celdeling. Er zijn twee vormen van celdeling: directe celdeling en indirecte celdeling.

Bij directe celdeling delen het cellichaam en de celkern zich tegelijkertijd. De cel wordt in tweeën gesplitst en zo ontstaat er een nieuwe cel.

Directe celdeling komt alleen voor bij eencellige organismen. Menselijke cellen delen zich altijd door indirecte celdeling . Hierbij deelt de celkern zich eerst, daarna volgt pas de deling van het cellichaam. Er zijn twee vormen van indirecte celdeling: mitose en meiose.

WIST JE DAT?

EEN VOLLEDIGE

CELDELING DUURT

30 MINUTEN TOT

TWEE UUR.

WIST JE DAT?

RODE BLOEDCELLEN

DELEN ZICH NIET, MAAR WORDEN IN HET BEENMERG AANGEMAAKT. ZENUWCELLEN HEB JE VANAF JE GEBOORTE GENOEG EN HOEVEN NIET TE WORDEN VERNIEUWD.

Mitose en meiose

Mitose is een indirecte celdeling. Er ontstaat een exacte kopie van de oorspronkelijke cel. Meiose is een indirecte celdeling die alleen plaatsvindt bij geslachtscellen. Bij meiose halveert het aantal chromosomen in de cel. Meiose wordt daarom ook wel reductiedeling genoemd. Meiose bestaat uit twee fases.

Test je kennis over cellen met de online boekcheck. Snelcode 27254

Behoefte aan uitleg van een expert?

Bekijk dan de online masterclass over cellen. Snelcode 21253

1 In een cel liggen 23 chromosomenparen. Elk chromosomenpaar verdubbelt zich. Daardoor ontstaan twee identieke draden die aan elkaar vastzitten. Deze draden hebben een X-vorm en heten chromatiden

2 Geleidelijk aan verdwijnt het kernmembraan van de celkern. Vervolgens verplaatsen alle chromatiden zich naar het midden van de cel.

3 Er ontstaan dunne draden die de chromatiden uit elkaar trekken.

4 Er ontstaan nieuwe kernmembranen rondom de chromosomen en het cytoplasme snoert zich in. De celdeling heeft plaatsgevonden. Nu zijn er twee identieke cellen met 23 chromosomenparen ontstaan.

TIP IN HET HOOFDSTUK ‘HORMOONSTELSEL’ LEES JE WAAROM MEIOSE NODIG IS BIJ DE VOORTPLANTING.

Meiose

Fase 1

1 De 23 chromosomenparen verdubbelen zich en er ontstaan X-vormige chromatiden.

2 De chromatiden gaan bij elkaar liggen en het kernmembraan verdwijnt. Er ontstaan dunne draden die de chromatiden naar de uiteinden van de cel toe trekken.

3 Aan elke kant van de cel ligt nu van elk chromosomenpaar één chromatide. Er zijn nu 23 chromatiden in plaats van 23 chromosomenparen.

4 Er komt een kernmembraan om elk groepje chromatiden en de cel deelt zich in tweeën.

Fase 2

5 De X-vormige chromatiden gaan in het midden van de cel liggen.

6 Beide pootjes van de X-vormige chromatide worden uit elkaar getrokken. Zo liggen er aan elke kant van de cel 23 losse chormosomen. Om elk groepje van 23 chromosomen ontstaat een kernmembraan en de cel deelt zich in tweeën.

7 Er zijn nu vier verschillende cellen met verschillende chromosomen ontstaan.

1.2 Epitheelweefsel

De cellen van ons lichaam verschillen nogal van elkaar. Dat is ook nodig omdat ze verschillende taken hebben. Een groep cellen met dezelfde vorm, functie, celtussenstof en celafkomst vormt een weefsel. Elk weefsel in ons lichaam heeft een eigen functie:

 Epitheelweefsel functioneert als beschermend dekweefsel of scheidt stoffen af.

 Steunweefsel geeft steun en stevigheid aan het lichaam.

 Zenuwweefsel geeft in het lichaam signalen door en verwerkt ze.

 Spierweefsel maakt beweging mogelijk.

In deze paragraaf wordt epitheelweefsel behandeld, de andere weefsels in de volgende paragrafen.

Epitheelweefsel is opgebouwd uit epitheelcellen. De cellen liggen dicht tegen elkaar aan, omdat er weinig of geen celtussenstof aanwezig is. Epitheelweefsel bekleedt alle inwendige en uitwendige oppervlakken van het lichaam, zoals vliezen, bloedvaten en de huid. Klieren zijn ook opgebouwd uit epitheelweefsel. Epitheelweefsel wordt ingedeeld op basis van:

 het aantal lagen

 de vorm

 de functie

Aantal lagen

Epitheelweefsel kan uit één of meerdere lagen cellen bestaan. Eenlagig epitheel bestaat uit één laag cellen. Dit wordt ook wel endotheel genoemd. De binnenbekleding van alle bloedvaten is eenlagig epitheel. Meerlagig epitheel bestaat uit meerdere lagen cellen. Onder andere de opperhuid is meerlagig epitheel.

Vorm

Cellen van het epitheelweefsel kunnen verschillende vormen hebben. Alle vormen zijn zowel eenlagig als meerlagig terug te vinden in het lichaam.

Cilindrisch epitheel

Vorm

bestaat uit hoge cellen

Lagen

 altijd eenlagig

 lijkt meerlagig, omdat de celkernen op verschillende hoogten liggen

In het lichaam

 in het slijmvlies van de darmen en de maag

 in de basaalcellenlaag van de o pperhuid

Kubisch eptiheel

Vorm

 bestaat uit vierkante cellen

 cellen zijn even hoog als breed

Lagen

eenlagig of meerlagig

In het lichaam

 eenlagig kubisch epitheel in de e ierstokken en nierkanaaltjes

 meerlagig kubisch epitheel in de o pperhuid

Plaveiselepitheel

Vorm

bestaat uit platte cellen

Lagen eenlagig of meerlagig

In het lichaam

 eenlagig plaveiselepitheel aan de binnenkant van de bloed- en lymfevaten, in het hart en aan de binnenkant van de wanden van de luchtpijptakjes en de longblaasjes

 meerlagig plaveiselepi theel in de slokdarm en in de opperhuid

Functie

Epitheelweefsel kan verschillende functies hebben. Het kan bedekkend of afscheidend zijn en een vervoersfunctie hebben.

Bedekkend epitheel

Bedekkend epitheel beschermt het lichaam tegen schadelijke invloeden van buitenaf. De opperhuid is het bekendste voorbeeld van bedekkend epitheel. Daarnaast bekleedt epitheelweefsel de binnenkant van de inwendige, holle organen zoals het hart, de longen, de bloed- en lymfevaten en de blaas.

Afscheidend epitheel

Afscheidend epitheel wordt ook klierweefsel genoemd. Klierweefsel scheidt stoffen in of buiten het lichaam af en heeft daardoor ‘afscheiden’ als functie. Er zijn twee soorten klieren: eencellige klieren en meercellige klieren. De eencellige klieren zijn slijmvliezen zoals het neusslijmvlies. De slijmvliezen scheiden slijm af, waardoor het oppervlak van het weefsel vochtig en glad blijft.

Epitheel met een vervoersfunctie

Trilhaarepitheel is epitheel met een vervoersfunctie. Het is een bijzondere vorm van cilindrisch epitheel. Dit is eenlagig epitheelweefsel met trilharen aan de oppervlakte van de cellen.

De kleine trilharen kunnen door hun beweging stoffen vervoeren. Deze trilharen bewegen zich langzaam in één richting en keren daarna snel terug in hun oorspronkelijke stand. Dit werkt als een lopende band, waardoor het weefsel stoffen kan verplaatsen.

De trilharen in de luchtwegen zorgen er bijvoorbeeld voor dat de stofdeeltjes en de bacteriën die je inademt, in het slijm blijven hangen. Het stof gaat via de trilharen naar de mondholte en vervolgens slik je dit stof door. Zo beschermen je trilharen je longen tegen vreemde stoffen.

Trilhaarepitheel komt onder andere voor in de slijmvliezen van de luchtwegen, in de eileiders en in de buis van Eustachius.

De meeste klieren zijn meercellige klieren. Deze klieren kunnen ingedeeld worden op basis van de manier van afscheiden en de functie.

Er zijn exocriene klieren, endocriene klieren en endo-exocriene klieren.

Exocriene klieren hebben een afvoerbuis. Het product dat de klier maakt, wordt afgescheiden via die afvoerbuis. De afvoerbuis van exocriene klieren kan drie verschillende vormen hebben. Er zijn:  buisvormige klieren (tubulaire klieren), zoals de z weetklieren;

 trosvormige klieren (alveolaire klieren), zoals de talgklieren, de melkklieren en de speekselklieren;

 gemengde klieren (tubulo-alveolaire klieren), zoals de oorspeekselklier. Gemengde klieren zijn zowel buis- als trosvormig.

Buisvormige, trosvormige en gemengde klieren
Trilhaarepitheel

Soorten exocriene klieren

Er zijn drie soorten exocriene klieren:

 Eccriene klieren scheiden alleen het product af dat in de klier gemaakt wordt. Voorbeelden: speekselklier, kleine zweetklier.

 Apocriene klieren scheiden het product en een deel van de kliercel af. Voorbeelden: grote zweetklier in de oksel, melkklier, oorsmeerklier.

 Holocriene klieren scheiden het product en de gehele kliercel af. Voorbeeld: talgkier. Die scheidt de hele talgkliercel en het product talg af.

Endocriene klieren hebben geen afvoerbuis, maar geven hun afscheiding direct aan het bloed af. Hormoonklieren zijn allemaal endocriene klieren. Je vindt ze in de borst- en buikholte, de schedel en in de hals.

Endo-exocriene klieren scheiden hun product direct aan het bloed af, maar hebben ook een afvoerbuis. Voorbeelden hiervan zijn de geslachtsklieren en de alvleesklier. De geslachtsklieren geven bijvoorbeeld geslachtshormonen af aan het bloed (endocrien) en zaad- of eicellen aan het lichaam (exocrien). De alvleesklier geeft via een afvoerbuis alvleessap aan de twaalfvingerige darm (exocrien) en de hormonen insuline en glucagon direct aan het bloed (endocrien).

Endocriene klieren, exocriene klieren en endoexocriene klieren kunnen verschillende stoffen uitscheiden. Dat kunnen nuttige stoffen of afvalstoffen zijn. Het afscheiden van nuttige stoffen heet secretie of incretie. Het uitscheiden van afvalstoffen heet excretie.

 Secretieklieren scheiden stoffen af die nuttig zijn voor het lichaam. Voorbeelden van secreten zijn talg, dat de huid en het haar soepel houdt, en speeksel, dat de spijsvertering helpt.

 Incretieklieren geven stoffen direct aan het bloed. Hormonen zoals insuline en glucagon zijn voorbeelden van increten.

 Excretieklieren scheiden afvalstoffen uit. Zweet is bijvoorbeeld een excreet.

1.3

Steunweefsel

Steunweefsel heeft een andere opbouw dan epitheelweefsel. De cellen van steunweefsel liggen niet tegen elkaar aan, maar zijn juist gescheiden door celtussenstof. Er zijn drie soorten steunweefsel, met allemaal een andere soort celtussenstof:

 bindweefsel, met een vezelige tussenstof;

 kraakbeenweefsel, met een veerkrachtige tussenstof;

 beenweefsel, met een harde tussenstof.

Bindweefsel

Bindweefsel is het meest voorkomende steunweefsel in het lichaam. Het bestaat uit bindweefselcellen, bindweefselvezels en celtussenstof.

Hierin zitten weer verschillende andere stoffen en cellen (zie schema). Je vindt bindweefsel in de huid, pezen, gewrichten, botten en wanden van bloedvaten.

Bindweefselcellen

Er zijn drie soorten bindweefselcellen: fibroblasten, mestcellen en macrofagen.

Fibroblasten spelen een belangrijke rol bij:

 aanmaak van bindweefsel

 opbouw van bindweefselvezels

 vorming van celtussenstof

 vorming van hyaluronzuur

Mestcellen hebben als functie:

 wondreparatie

 produceren van histamine

Macrofagen zorgen voor fagocytose.

De schildklier in de hals is een endocriene KLIER.

Fibroblasten

Bindweefselcellen

Mestcellen

Macrofagen

Collagene vezels

Bindweefselvezels

Elastische vezels

Celtussenstof

Reticulinevezels

Anatomie van bindweefsel
Histamine
Anatomie van bindweefsel

Als er bindweefselvorming nodig is op een bepaalde plek in het lichaam, worden fibroblasten geactiveerd. Ze delen zichzelf en gaan naar de plek waar ze nodig zijn. Fibroblasten kunnen zich bewegen omdat ze de eiwitvezels actine en myosine bevatten.

Bindweefselvezels

Er zijn drie soorten bindweefselvezels: collagene vezels, elastische vezels en reticulinevezels.

Collagene vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen. Dit is erg sterk en kan niet meerekken. Hoe meer collagene vezels in het bindweefsel zitten, hoe sterker het weefsel is. Collagene vezels komen bijvoorbeeld voor in de lederhuid.

Elastische vezels zijn opgebouwd uit het eiwit elastine. De vezels kunnen tot twee keer hun eigen lengte uitgerekt worden en veren dan weer terug tot hun eigen lengte. Dit werkt net als elastiek. Elastische vezels zitten op veel plekken in het lichaam.

Reticulinevezels bestaan net als collagene vezels uit eiwitten. Deze vezels zijn veel dunner en fijner van structuur dan collagene vezels en vormen een groot netwerk. Reticulinevezels zitten op plaatsen waar bindweefsel grenst aan ander weefsel, bijvoorbeeld rond organen en in de lederhuid.

WIST JE DAT?

ELASTISCHE VEZELS

ZIJN VAAK IN COMBINATIE

MET COLLAGEENVEZELS

TE VINDEN. ZO WORDT

WEEFSEL STEVIG DOOR

HET COLLAGEEN, MAAR

REKBAAR DOOR DE ELASTISCHE VEZELS.

Reticulinevezels

Mestcellen

Elastische vezels

Collagene vezels

Bindweefsel kan verschillende soorten vezels bevatten.

Celtussenstof

Celtussenstof is de stof die cellen en vezels met elkaar verbindt en de ruimte ertussen opvult. Het wordt ook wel grondsubstantie genoemd. De bindweefseltussenstof verschilt voor verschillende typen bindweefsel. In de meeste bindweefsels is het grootste gedeelte water, waardoor het vloeibaar en zacht is. Andere typen tussenstof bestaan uit suiker- of eiwitketens, die het elastisch maken. Bindweefseltussenstof in het bot is juist keihard door kalkzouten.

Soorten bindweefsel

De verhouding tussen bindweefseltussenstof en de vezels bepaalt het soort bindweefsel. Er zijn verschillende soorten bindweefsel.

Vast bindweefsel bevat veel collagene vezels en weinig elastische en reticulinevezels. De collagene vezels vormen samen vezelbundels die een grote trekkracht kunnen opvangen. In ons lichaam zijn het beenvlies, de pezen en de banden om gewrichten opgebouwd uit vast bindweefsel.

Dicht bindweefsel bestaat uit een dicht netwerk van elastische en collagene vezels. De lederhuid bestaat uit dicht bindweefsel, waardoor de huid stevigheid krijgt.

Losmazig bindweefsel is een los netwerk van elastische en reticulinevezels. Er zitten weinig collagene vezels in dit netwerk. Daardoor is het zacht en gemakkelijk te vervormen. Het losmazige weefsel van de onderhuid zorgt ervoor dat de huid op de onderlaag heen en weer kan schuiven.

Reticulair bindweefsel heeft een losmazige structuur, maar bestaat uit alleen reticulinevezels.

TIP IN HET HOOFDSTUK ‘HUID’ LEES JE MEER OVER DE OPBOUW VAN DE HUID.

Functie van bindweefsel

Alle typen bindweefsels steunen en verbinden de weefsels in het lichaam. Op sommige plekken in het lichaam maakt bindweefsel bloedcellen aan of slaat het vet op.

Reticulair bindweefsel heeft bijvoorbeeld een belangrijke functie bij het aanmaken van bloedcellen en bloedplaatjes. Dit weefsel zit in het rode beenmerg en in het lymfoïde weefsel in de lymfeknopen. In de lymfeknopen worden onder andere de lymfecellen gevormd. Deze zijn belangrijk voor de afweer en het immuunsysteem.

In losmazig weefsel kan vet worden opgeslagen. Er ontstaat dan vetweefsel dat bestaat uit losmazig weefsel met veel vetcellen. Het lichaam slaat voedsel dat niet direct gebruikt wordt op als vetbolletjes in de vetcellen. Dit vet kan later weer gebruikt worden als voeding. Vetweefsel heeft, naast een opslagfunctie, ook een steunfunctie voor organen en een isolerende functie voor het lichaam. In de huid zorgt vetweefsel voor spanning in de huid en geeft het vorm aan het lichaam, bijvoorbeeld bij de borsten en in de schouders.

Bekijk de uitleg van een expert over bindweefsel in de online masterclass. Snelcode 21034

Pezen en banden bestaan uit vast bindweefsel.

Kraakbeenweefsel

Kraakbeen is een elastisch en veerkrachtig steunweefsel. Het is wit van kleur en glad aan de oppervlakte. Kraakbeen bevat weinig bloedvaten en geneest daardoor moeilijk. Kraakbeenweefsel heeft verschillende functies:

 Het biedt steun aan weke delen in het lichaam.

 Het verbindt verschillende beenderen, zoals de tussenwervelschijven de rugwervels verbinden.

 Het is een glijvlak voor gewrichten, zoals in je enkel.

 Het geeft vorm aan het lichaam, zoals in je neus of je oren.

Soorten kraakbeen

Er zijn drie soorten kraakbeen. Deze soorten verschillen van elkaar in structuur en bouw.

Elastisch kraakbeenweefsel is gemakkelijk vervormbaar. Er zitten namelijk veel elastische vezels in. Elastisch kraakbeen komt voor in de neusvleugels en in de oorschelpen.

Glasachtig kraakbeenweefsel wordt ook wel hyalien kraakbeen genoemd. Het weefsel is opgebouwd uit een doorschijnende tussenstof, dunne collagene vezels en elastische vezels. Het kraakbeen is daardoor stevig, maar wel soepel.

Glasachtig kraakbeenweefsel bekleedt de uiteinden van de gewrichten en komt voor als verbinding tussen de ribben en het borstbeen. Daardoor kan de borstkas op en neer bewegen tijdens de ademhaling.

Vezelig kraakbeenweefsel is sterk en stevig omdat het veel collagene vezels heeft. Dit kraakbeen komt daardoor voor op plaatsen in het lichaam waar grote druk en kracht op staat, zoals de tussenwervelschijven en de meniscus.

Tussenwervelschijven zijn van vezelig kraakbeen.

Beenweefsel

Het beenweefsel is een hard en stevig weefsel. Het wordt ook wel botweefsel genoemd en is de basis van het skelet. Beenweefsel heeft verschillende functies:

 Het geeft vorm en steun aan het lichaam.

 Het beschermt belangrijke organen, zoals de h ersenen.

 Het zorgt voor vorming van bloedcellen.

 Het is een aanhechtingsplaats voor de spieren.

Opbouw van beenweefsel

Beenweefsel bestaat uit cellen met een vaste, harde tussenstof en collageenvezels. Het heeft veel bloedvaten en is hard en stevig. Dat komt door kalkzouten.

Botten bestaan uit verschillende gedeeltes. Van buiten naar binnen is een bot als volgt opgebouwd:

 beenvlies

 compact been

 sponsachtig been

 mergholte

TIP IN HET HOOFDSTUK

‘SKELET’ LEES JE MEER OVER DE BOUW EN FUNCTIES VAN HET SKELET.

Glasachtig kraakbeen

Glasachtig kraakbeenweefsel is soepel en stevig. Deze doorschijnende tussenstof bekleedt de uiteinden van de gewrichten. Het weefsel bestaat uit dunne collagene vezels en elastische vezels.

Compact been

Compact been is de buitenste laag van het bot. Het is een dicht, aaneengesloten geheel zonder openingen en is hard en wit van kleur.

Sponsachtig been

Sponsachtig been zit in het compacte been. Het wordt ook wel spongieus been genoemd. De structuur van sponsachtig been is open: er zitten allerlei holtes in.

Er is een netwerk van beenbalkjes die gerangschikt zijn in de richting van de grootste druk of trek op het bot. In de ruimte die ontstaat tussen de balkjesstructuur zit rood beenmerg.

Beenvlies

Beenvlies zit om het beenweefsel heen. Het wordt ook wel periost genoemd. Deze bindweefsellaag zit om het bot heen en bevat veel zenuwen en bloedvaten. Het vlies is belangrijk voor de groei van het bot. Vanuit het beenvlies lopen er in de lengte- en dwarsrichting kanaaltjes door het been die het hele beenweefsel voorzien van bloed.

Mergholte

De mergholte is de holte in het bot die gevuld is met rood en geel beenmerg. Geel beenmerg is vooral aanwezig in het middelste gedeelte van pijpbeenderen. In het gele beenmerg in de mergholte zit veel vet.

WIST JE DAT? ALS HET NODIG IS, KAN GEEL BEENMERG VERANDEREN IN ROOD BEENMERG. HET KAN DAN BLOEDCELLEN VORMEN.
Zijaanzicht van een bot
Dwarsdoorsnede van een bot

1.4 Zenuwweefsel

Het zenuwstelsel is opgebouwd uit zenuwweefsel. Het vangt prikkels op, verwerkt ze en geeft impulsen door. Daardoor speelt het een belangrijke rol bij het uitvoeren en het reguleren van onze lichaamsfuncties.

Bouw van zenuwweefsel

Het zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen, die ook wel neuronen genoemd worden. Een zenuwcel bestaat uit een zenuwlichaam met een kern en verschillende uitlopers. De uitlopers worden ook wel neurofibrillen genoemd. Er zijn twee soorten neurofibrillen: neurieten en dendrieten.

De neurieten worden ook wel axonen genoemd. Ze hebben lange uitlopers en geleiden prikkels van het zenuwcellichaam af. Dendrieten hebben juist korte uitlopers en geleiden prikkels naar het zenuwcellichaam toe. Een zenuwcel heeft één neuriet en meerdere dendrieten.

De neurieten in het lichaam zijn omgeven door myeline. Deze vetachtige stof isoleert de neuriet, waardoor prikkels sneller doorgegeven kunnen worden. Het omhulsel van myeline wordt de myelineschede of de mergschede genoemd.

Soorten zenuwen

Een zenuw is een groep van neurieten of dendrieten. Er zijn drie typen zenuwen: motorische zenuwen, sensibele zenuwen en gemengde zenuwen. Welk type het is, hangt af van het type prikkels dat doorgegeven wordt.

Motorische zenuwen

Motorische zenuwen geleiden prikkels vanaf de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren of klieren toe. Ze kunnen daar beweging veroorzaken en worden daarom ook wel bewegingszenuwen genoemd. Motorische zenuwen bestaan uit een bundel neurieten. Deze neurieten eindigen in een motorisch eindplaatje. Als een spiervezel of

Cellichaam

Myelineschede

Neuriet

Motorisch eindplaatje

Spiervezel

Celkern
Dendriet

kliervezel een prikkel ontvangt van een neuriet, reageert deze door de spier samen te trekken of een stof af te scheiden. Als de prikkelgeleiding door motorische zenuwen geblokkeerd is, kan er verlamming optreden.

Sensibele zenuwen

Sensibele zenuwen geleiden prikkels vanuit het lichaam, via het ruggenmerg naar de hersenen. Sensibele zenuwen bestaan uit een bundel dendrieten. Het lichaam herkent de prikkels als ze aankomen in de hersenen. Je voelt dan bijvoorbeeld pijn als je valt. Omdat deze zenuwen gevoel doorgeven, worden ze ook wel gevoelszenuwen genoemd. Als de prikkelgeleiding door de sensibele zenuwen geblokkeerd is, verandert de gevoelswaarneming. Je voelt bijvoorbeeld pijn of tintelingen of je hebt juist geen gevoel meer.

Gemengde zenuwen

Gemengde zenuwen bestaan uit motorische en sensibele zenuwen. De zenuwen geleiden daardoor zowel bewegingsprikkels als gevoelsprikkels.

Test je kennis over weefsels met de online boekcheck. Snelcode 27029

1.5

Spierweefsel

De belangrijkste eigenschap van spierweefsel is dat het zich kan samentrekken. Om zich te kunnen samentrekken heeft de spier een zenuwprikkel nodig. Het overbrengen van een zenuwprikkel naar het spierweefsel wordt innervatie genoemd. Er zijn drie soorten spierweefsel, namelijk glad spierweefsel, dwarsgestreept spierweefsel en hartspierweefsel.

De pijnprikkel bij een val wordt doorgegeven door sensibele zenuwen

IN DIT B OEK

SPIEREN, CE LL EN, BI NDW EE FSEL, SPIJSVERTERING, HOR MO NEN, ADEMHALING, VOEDING, DE NIEREN, A LL ES OVER DE HUID

EN NOG V EE L MEER OVER HET MENSELIJK L IC HAAM.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.