31 minute read

DOSSIER

Next Article
AAN HET WOORD

AAN HET WOORD

Bosverjonging

Over de toekomst van de bossen wordt in heel Europa verwoed gedebatteerd. Hoe zit het in België? Welke plaats ziet het politieke beleid weggelegd voor houtproductie? Wat met het evenwicht tussen loofhout en naaldhout? Zullen er nog fijnspar en andere productiesoorten mogen groeien in het bos van de toekomst? En hoe kunnen we het bos veerkrachtiger maken?

Advertisement

In dit 8 pagina’s tellende themadossier benaderen we de vele vragen rond bosverjonging vanuit verschillende invalshoeken: de visie van de Belgische Houtconfederatie, een overzicht van de verschillende mogelijkheden voor financiële steun, een reportage over de 'Comptoir Forestier' in Wallonië (p8-9), een interview met het ANB (p10) en getuigenissen over de situatie op het terrein (p11-13).

De visie van de Belgische Houtconfederatie

Welk bos voor morgen? In tegenstelling tot diegenen die zich exclusief op biodiversiteit richten, stelt de Belgische Houtconfederatie een duurzaam en multifunctioneel bosbeheer voor dat rekening houdt met:

• de biodiversiteit: van alle ecosystemen op ons grondgebied heeft het bos de grootste biodiversiteit,

• de recreatieve rol,

• de socio-economische aspecten,

• de milieuaspecten waarbij de klimatologische rol van het bos als koolstofput en de ecologische rol van hout als bouwmateriaal niet vergeten mag worden,

• de productie van een natuurlijk, ecologisch en hernieuwbaar materiaal.

Het bos heeft de laatste jaren zwaar geleden onder droogte- en hitteperiodes. Zoals al aan bod kwam in vorige nummers van Houtbedrijf, heeft de opeenvolging van ongunstige weersomstandigheden bepaalde fijnsparren verzwakt, waardoor ze makkelijker aangevallen konden worden door de schorskever (die de ideale omstandigheden vond om zich snel te vermenigvuldigen). Maar we mogen zeker niet uit het oog verliezen dat de fijnspar niet de enige soort is die te lijden heeft onder de extreme weersomstandigheden en dat het lang niet de enige boomsoort is die te kampen krijgt met gezondheidsproblemen. Denk maar aan de beuken- en eikensterfte, de essenziekte, de gezondheidsproblemen bij esdoorn, douglas, den, lariks en nog andere soorten.

Het bos heeft het zwaar te verduren, zoveel is zeker. Maar is de situatie wel zo dramatisch als sommigen ons willen laten geloven? Die vraag is moeilijk in 1-2-3 te beantwoorden. Want wanneer het over hout en bos gaat, spreken we over een productietermijn die zich over decennia uitstrekt. Moeten we onze bosbouwmethodes aanpassen om te anticiperen op de klimaatverandering? Waarschijnlijk wel. Maar tegelijk moeten we er ons voor behoeden de slinger te ver te laten doorslaan naar het andere uiterste. Laten we er dus voor zorgen dat een gezond evenwicht tussen loof- en naaldbomen gerespecteerd wordt, zodat een zekere diversificatie gewaarborgd is. Laten we er ook voor zorgen dat er voldoende hout geproduceerd kan worden, zodat we tegelijk de klimaatdoelstellingen kunnen halen en de socio-economische ontwikkeling verder kunnen stimuleren. Voor ons zijn de net opgesomde doelstellingen perfect combineerbaar met het in stand houden - en ja - zelfs het verder ontwikkelen van de biodiversiteit in onze bossen. Net dat uitgangspunt vormt de basis van duurzaam bosbeheer!

Het valt te verwachten dat boseigenaars bij de verjonging van hun bos zullen diversifiëren om de gezondheidsrisico's te verlagen. Diversificatie betekent echter niet dat er niet langer aan houtproductie kan gedaan worden. En ze betekent ook niet dat naaldhout door loofhout vervangen wordt. Het evenwicht tussen loof- en naaldhoutsoorten in Wallonië staat trouwens vermeld in de Waalse boswetgeving. Diversificatie betekent ook geenszins dat we alle ervaring uit het verleden of de wetenschappelijke grondslagen van bosbeheer naast ons neer moeten leggen.

Selectie van bosbouwkundig teeltmateriaal met het oog op aanpassing en evolutie

Diversificatie zal de boseigenaars in staat stellen om de risico's te beperken. Ze zal echter geen einde maken aan de gezondheidsproblemen waarmee verschillende boomsoorten te kampen hebben. In het beste geval kan ze deze verlichten. Om de gezondheidsrisico's maximaal te beperken en zo een veerkrachtig bos te ontwikkelen, zullen we ons moeten richten op de aanpassing van de soorten aan de standplaats en de klimaatverandering. Jammer genoeg werden de investeringen in het genetisch bosonderzoek al geruime tijd tot een minimum herleid. Nochtans is het net door de selectie van klimaat- en ziektebestendig bosbouwkundig teeltmateriaal dat we onze bossen op een veerkrachtige manier kunnen verjongen. Dit is geen pleidooi voor genetische modificatie maar voor een wetenschappelijk onderbouwde selectie. Om een veerkrachtig bos te garanderen, hebben we zaden nodig van resistente opstanden of van bomen die zich goed aan de evolutie kunnen aanpassen en moet de keuze gemaakt worden voor loof- en naaldhoutsoorten die het meest standplaatsgeschikt zijn.

Wat is de werkelijke impact van de schorskevercrisis vandaag?

De schorskevercrisis heeft grote gevolgen gehad voor het Waalse bos, waar de fijnspar 34% van het bosareaal uitmaakt. De impact was minder groot in de Vlaamse bossen, waar sowieso maar weinig fijnspar te vinden is wegens weinig standplaatsgeschikt. Daarentegen hebben de bossen in onze buurlanden Duitsland en Frankrijk het zwaar te verduren gehad. Het is jammer dat de schorskevercrisis nu aangegrepen wordt om de fijnspar in een slecht daglicht te stellen. Maar hoe staat de situatie op het terrein er op dit moment werkelijk voor?

In het Waals Gewest wordt het volume schorskeverhout in de periode 20182020 tussen 2 en 2,5 miljoen m³ geraamd op een totaal staand volume van ongeveer 44 miljoen m³. Als we rekening houden met de cijfers die beschikbaar zijn voor de openbare bossen, komen we uit op ongeveer 4,71% van de fijnsparvolumes in Wallonië die door schorskever werd aangetast. Daarbij moet natuurlijk rekening gehouden worden met het feit dat het oogsten van schorskeverhout vaak gepaard gaat met het verwijderen van gezonde bomen. Het ziet er echter niet naar uit dat de hoeveelheid fijnspar die in de periode 2018-2020 geoogst werd, groter is dan de hoeveelheid die in voorgaande jaren in de openbare bossen werd geoogst. Dat zou erop wijzen dat het globale bosbestand niet bijzonder getroffen is door de schorskevercrisis, aangezien de oogst van gezond hout door de boseigenaars vaak werd uitgesteld. De cijfers over de volumes aangetaste fijnspar tonen duidelijk aan dat vooral het zuiden van het land door schorskever werd getroffen (Directie Aarlen). We kunnen ervan uitgaan dat daar een bepaalde samenhang was tussen de massale schorskeveraanvallen en de Afrikaanse varkenspest. Uit onderstaande tabel blijkt echter dat het percentage aangetaste bomen veel beperkter is in gebieden waar de fijnspar standplaatsgeschikt is, t.t.z. in de Ardennen.

In tegenstelling tot sommige beweringen, lijkt de fijnspar in het Waalse Gewest dus stand te kunnen houden. Wij hopen dat de dalende trend (met uitzondering van de DNF Directies Aarlen en Malmedy) betreffende de aantasting door schorskever verder bevestigd zal worden in de cijfers van 2020.

Laten we werk maken van een gediversifieerd, evenwichtig en veerkrachtig bos. Laten we een toereikende houtproductie handhaven, zodat onze bossen de klimatologische en socio-economische uitdagingen aankunnen. Want voor ons gaat de economische functie van het bos hand in hand met biodiversiteit en recreatie!

Steun voor bosverjonging

In het Vlaams gewest

In het kader van de verbintenis van het Vlaamse Gewest om 4.000 ha te bebossen, wordt aan eigenaars een subsidie toegekend voor de aanleg van bossen met inheemse soorten, eventueel gecombineerd met populier. Daarnaast zijn er ook nog subsidies voor herbebossing, de aankoop van percelen met het oog op bebossing en ter compensatie van het grondwaardeverlies voor eigenaars die overgaan tot bebossing.

In het Waals Gewest

Het Waals Gewest kent momenteel geen steun toe voor herbebossing, behalve als aanvulling op de provinciale steun (aanplantpremie van de provincie Luxemburg voor particuliere eigenaars). Maar de Waalse regering heeft een budget van 3 miljoen euro aan regionale steun goedgekeurd om particuliere en openbare boseigenaars ertoe aan te zetten hun aanplantingen te diversifiëren. De voorwaarden voor de toekenning van deze steun zijn nog niet bekend.

Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij

De KBBM coördineert voor haar leden een privé-steunfonds voor aanplanting. Het fonds wordt gefinancierd met sponsorgeld van bedrijven (aftrekbare giften via de Koning Boudewijnstichting).

Kijk voor meer informatie over de bedragen van de verschillende steunmaatregelen in de rubriek 'Nieuws' op www.houtconfederatie.be 6,02% 2,90% 4,71% Aandeel aangetaste fijnspar in 2018, 2019 en 2020 in openbaar bos (bron DNF - cijfers op 3/2/2021) ten opzichte van het staande volume fijnspar in openbaar bos (bron Inventaire Permanent des Ressources Forestières de Wallonie, meetcampagnes T13 t/m T17).

LE COMPTOIR FORESTIER IN MARCHE-EN-FAMENNE

Bijna 150 miljoen boompjes in 25 jaar!

Le Comptoir Forestier, de 'Waalse dienst voor bosbouwkundig teeltmateriaal' in Marche-en-Famenne, is al 25 jaar een van de belangrijkste zaadleveranciers voor de Waalse boomkwekerijen. Maar hoe werkt deze instelling en wat zijn haar belangrijkste uitdagingen? Alain Servais, medeoprichter en beheerder van - kortweg - 'Le Comptoir', geeft een antwoord op onze vragen.

In 1995 vertegenwoordigde de houtbouw slechts een zeer klein deel van de Waalse markt. De architecten hebben de Comptoir dan ook opgevat als een vitrine voor de houtbouw van de toekomst.

Het idee van een zaadbank is zeker niet nieuw. Meer dan een eeuw geleden zagen staten al het strategisch belang in van zelfvoorziening voor boszaden. Alleen op die manier zijn oorsprong en kwaliteit van het teeltmateriaal gegarandeerd. In de meeste landen waren het dan ook overheidsinstellingen die verantwoordelijk werden voor het selecteren, oogsten en verwerken van zaden voor de bos- en houtsector.

In België werd het eerste ‘Handelskantoor voor boszaden van de Staat’ opgericht in 1923 in Groenendaal. Het was in feite de zaaddrogerij van de Staat. Het doel was een snelle herbebossing mogelijk te maken. Er werd vooral ingezet op naaldhout om een snelle houtproductie te garanderen. Die was nodig om aan de grote vraag naar hout, en dan vooral mijnhout, te kunnen voldoen. Met de regionalisering van 1990 ging dit eerste Belgische zaadcentrum volledig over in Vlaamse handen, om enkele jaren later de deuren te sluiten.

Van balk tot zaad

In 1995 werd, onder implus van de DNF, een nieuwe zaadbank opgestart in Wallonië. Medeoprichter Alain Servais is tot op vandaag beheerder van de instelling: Het Waalse Gewest wilde 'heer en meester blijven' over zijn bos. In die tijd vertegenwoordigde houtbouw slechts een verwaarloosbaar deel van de Waalse markt. De architecten die Le Comptoir ontworpen hebben, wilden als het ware een vitrine voor de houtbouw van de toekomst neerzetten. Vandaar de slogan 'Van balk tot zaad': starten bij een iconisch gebouw om van daaruit de verdere ontwikkeling van de houtsector te laten 'ontkiemen'.

Nog voor het gebouw volledig operationeel was, startte le Comptoir zijn activiteiten om te profiteren van een uitzonderlijk goed oogstjaar. Bij de start in 1995 werd 747 kg zaad verkocht, na 25 jaar staat de teller van het team van Alain op een totaalhoeveelheid van 67 ton! De oogst omvat 33 belangrijke bosboomsoorten. Volgens schattingen leverde het werk van Le Comptoir in 25 jaar tijd ongeveer 109 miljoen naaldboomplantjes en 38 miljoen loofboomplantjes op. Dat staat gelijk aan een herbebossing van om en bij de 75.000 hectare! Hoeft het nog gezegd dat de totale return on investment ontegensprekelijk positief uitvalt voor het bos?

De oogst

Driekwart van het zaad is afkomstig van zaadboomgaarden en het overige kwart van zaadbestanden. Elk bestand met een bovengemiddelde waarde voor één van de selectiecriteria komt potentieel in aanmerking voor erkenning. De zaden worden geselecteerd aan de hand van reproductiecriteria die door elk land apart vastgelegd worden (groei, moment van uitlopen, kwaliteit...).

Voor de oogst in het bos worden, afhankelijk van de soort, verschillende methoden gebruikt: manueel via boomklimmers of rechtstreeks op de grond, op dekzeilen of in netten. In de zaadboomgaarden gebeurt de oogst met behulp van hoogtewerkers. De geoogste zaden worden in Le Comptoir Forestier mechanisch bewerkt om zo zuiver mogelijke loten te verkrijgen. Als bewaring mogelijk is, worden de zaden vervolgens opgeslagen in koelcellen. Het beheer van zaden in koelcellen is complex, omdat er bij elke soort zaad rekening moet worden gehouden met een verschillende kiemrust en koeltemperatuur, vooraleer ze in de handel gebracht kunnen worden. Voor naaldhout bedraagt de kiemrust doorgaans zes weken, maar ze kan gemakkelijk oplopen tot zes maanden voor heesters. Voor meidoorn, een soort waar momenteel veel vraag naar is voor het Waalse overheidsproject Yes We Plant (1 miljoen bomen en 4.000 km hagen planten tegen 2024) is dat zelfs een jaar of langer. Dit betekent dat in elke fase van het productieproces geanticipeerd moet worden.

Iedereen gelijk

Van bij de start heeft Alain Servais service, kwaliteit en nabijheid hoog in het vaandel gedragen. Deze troeven worden door heel wat actoren op het terrein onderschreven.

Het zaadgoed gratis weggeven hebben we nooit overwogen omdat het synoniem is met verspilling. De zaden worden verkocht aan marktconforme prijzen. Wij verkopen via een jaarlijkse catalogus en de prijzen zijn voor iedereen gelijk, ongeacht of het om een grote of kleine koper gaat. Er geldt ook geen prioriteitsregel. Als de vraag groter is dan het aanbod, verkopen wij pro rata op basis van de aankopen van de voorgaande jaren. Het systeem is billijk en beloont de trouw van onze klanten. Aan export doen we niet. Het is de bedoeling dat de zaden via onze Belgische producenten naar de Waalse bossen terugkeren, zegt Alain.

Le Comptoir Forestier wil de verjonging van het Waalse bos garanderen door het best mogelijke materiaal te produceren en door op lange termijn te werken. Herbebossing spreiden in de tijd is dus even belangrijk als de kwaliteit van het plantgoed. Net daarom wordt een quotum toegepast wanneer voor bepaalde soorten een tekort dreigt in de zaadbronnen.

Niet alle zaden zijn even lang houdbaar. Het zaad van naaldbomen kan verscheidene jaren bewaard worden, terwijl de zaden van bladverliezende soorten, zoals inlands eiken, zelden langer dan een jaar houdbaar zijn. Voor naaldhout laten goede oogstjaren dus toe om een strategische voorraad aan te leggen waaruit we jarenlang kunnen putten. Voor bepaalde loofhoutsoorten is dat helaas slechts een utopie. Onze missie houdt dus altijd een grote onzekerheidsfactor in, voegt hij eraan toe.

Een deel van de zaadoogst opgeslagen in de koelkamer.

Inspelen op de marktvraag

Hoe kan men enkele jaren op voorhand anticiperen op de vraag? Dat is onmogelijk, antwoordt Alain. Alles hangt af van de boseigenaars en van financiële stimulansen zoals subsidies. De kwekers zijn slechts tussenpersonen in het hele proces. Tussen de zaadoogst en het aanbieden van plantsoen ligt makkelijk 4 tot 5 jaar. Dit maakt het moeilijk om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.

En de nieuwe boomsoorten?

Momenteel wordt vanuit verschillende hoeken gevraagd om het aanbod en de diversiteit van de zaden te vergroten. Volgens Alain Servais is dat zelfs met de beste wil ter wereld niet mogelijk. Om zaadcollecties te vermeerderen, zijn meer financiële middelen en personeel nodig. En die heb ik niet. En daar komen ook andere problemen bovenop. Voor linde hebben we bijvoorbeeld geen zaadbestanden. Bovendien zou de paar kilo die we eventueel kunnen oogsten, toch niet volstaan. We kijken ook naar het buitenland. In de loop der jaren heb ik uitstekende contacten gelegd met buitenlandse collega's. Die helpen soms om oplossingen te vinden, maar omdat sommige landen hun zaden zeer goed afschermen is dat niet altijd gemakkelijk of mogelijk. Die tendens neemt zelfs toe. Enerzijds door de bestaande tekorten en anderzijds doordat de groeiende vraag naar diversificatie zich in heel Europa tegelijk aandient.

Waar wij absoluut een enorme nood aan hebben, is een departement toegepaste genetica dat zaadonderzoek kan verrichten met het oog op evolutie en aanpassing. We hebben het dan niet over een verbetering van de groei, maar over evolutie, om zich beter aan te passen aan veranderingen in het bos en het klimaat. Op lange termijn zal de behoefte aan een dergelijk departement alleen maar toenemen binnen onze sector, want de bossen zullen zich hoe dan ook moeten aanpassen aan de klimaatverandering. Alain Servais spreekt vanuit eigen ervaring. Vooraleer hij zich op Le Comptoir Forestier toelegde, werkte hij tien jaar in het genetisch onderzoek.

Probeer u eens voor te stellen hoeveel duizenden kubieke meters de sector per jaar kan winnen als het genetisch onderzoek een productiestijging van zelfs maar 1% mogelijk zou maken! Wij hadden 10 tot 15 jaar verder kunnen staan op het gebied van selectie, maar wegens een gebrek aan investeringen zijn wij vandaag afhankelijk van het buitenland. Nochtans is het mogelijk om houtproductie en biodiversiteit te combineren. Dat is zelfs noodzakelijk als we tegemoet willen komen aan de groeiende vraag naar hout en bos binnen onze samenleving.

Alain Servais is uiteraard niet tegen natuurlijke verjonging. Maar hij wijst erop dat die niet noodzakelijk goedkoper is, omdat natuurlijke verjonging meer tijd, vaardigheden en regelmatiger bosbouwkundige ingrepen met hoger gekwalificeerde arbeidskrachten vergt. Natuurlijke verjonging is ook niet altijd het best aangepast aan de site, de klimatologische context en de diversificatie. Het voornaamste blijft om het bos te verjongen los van elk dogma, door rekening te houden met zijn rol als ecosysteem én als bron van houtproductie - want die is noodzakelijk voor de Waalse economie.

Demonstratie van mechanische zaadbehandeling door Alain Servais.

En in Vlaanderen?

We laten Gudrun Van Langenhove, beleidsmedewerker bij het ANB (Agentschap voor Natuur en Bos) aan het woord.

Gudrun Van Langenhove

Bosbouwkundig teeltmateriaal dat verhandeld wordt, moet onder meer voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig de Europese richtlijn 99/105/ EG. Deze richtlijn biedt garanties op genetisch geschikt teeltmateriaal voor de diverse plaatselijke omstandigheden en op teeltmateriaal van hoge kwaliteit. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de instandhouding en vergroting van de biologische diversiteit van onze bossen, met inbegrip van de genetische diversiteit van de bomen, als onderdeel van een duurzaam bosbeheer. 47 commercieel belangrijke Europese boomsoorten (inclusief populus spp. en kunstmatige hybriden van die soorten) zijn hierdoor gevat. De richtlijn werd in 2003 in Vlaamse wetgeving omgezet. Vlaanderen heeft er toen voor gekozen om deze regelgeving met betrekking tot erkenning van uitgangsmateriaal en controle op de kwaliteit van het teeltmateriaal, facultatief toepasbaar te maken op de belangrijkste autochtone struik- en boomsoorten voor Vlaanderen. Teeltmateriaal wordt gecontroleerd tijdens het volledige traject van oogst, opkweek tot bij de levering aan de eindgebruiker door de Dienst Kwaliteit van het departement Landbouw & Visserij.

Hoe verloopt de selectie van zaadlocaties in Vlaanderen?

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 3/10/2003* regelt onder meer de erkenning van zaadlocaties d.w.z. de plaatsen waar het officieel toegestaan is zaden te oogsten om te verhandelen. In Vlaanderen gebeurt de erkenning van het bosbouwkundig uitgangsmateriaal door het INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek).

Verschillende soorten zaadlocaties kunnen erkend worden. Teeltmateriaal in Vlaanderen wordt voornamelijk verhandeld als teeltmateriaal in de categorieën ‘van bekende origine’ en ‘geselecteerd’. Het zaadmateriaal voor de opkweek van deze categorieën van teeltmateriaal is afkomstig van zaadbronnen of bestanden. Zo zijn er in Vlaanderen heel wat autochtone populaties van inheemse struik- en boomsoorten erkend als zaadbron. Daarnaast zijn deze populaties per soort ook samengebracht in zaadboomgaarden om de zaadoogst te optimaliseren. Naast de autochtone ‘in situ’ locaties en zaadboomgaarden zijn er ook heel wat erkende bestanden van hoofdzakelijk hoofdboomsoorten geselecteerd waarbij o.a. sprake is van een verhoogde houtmassaproductie, groeivorm en eventueel houtkwaliteit.

Alle erkende zaadlocaties moeten verplicht worden opgenomen in een register dat gepubliceerd wordt op de website van het INBO. Daarnaast publiceert het INBO ook een Lijst van Aanbevolen Herkomsten voor Vlaanderen om bosbeheerders te ondersteunen bij het maken van de juiste herkomstkeuze. Het INBO is niet alleen verantwoordelijk voor de opmaak van de erkenningsdossiers maar ook voor het actueel houden van het register. Daarbij wordt nagegaan of het bestand nog aanwezig is, of de omvang van het bestand nog voldoende is om een goede zaadoogst te kunnen garanderen. Er wordt ook continu geprospecteerd naar nieuwe zaadlocaties om voldoende aanvoer van zaadgoed te kunnen garanderen. Een boseigenaar kan op elk moment een erkenning als zaadlocatie aanvragen bij het INBO, dat zal nagaan of de locatie voldoet aan de voorwaarden die in de wetgeving zijn vastgelegd. In 2020 werden zo 22 nieuwe zaadlocaties erkend. Het merendeel van de erkende oogstlocaties wordt beheerd door Natuur en Bos.

Van welke boomsoorten wordt het zaad geoogst?

Van alle soorten die van commercieel belang zijn voor de boomkwekers en die gevat zijn door de betreffende regelgeving.

Wie staat in voor het oogsten van de zaden?

In principe mag iedereen die de toestemming van de eigenaar heeft, zaden oogsten, maar indien je de zaden wenst te verhandelen of plantsoen wenst op te kweken binnen het commerciële circuit, dan kan dit enkel indien je erkend bent als zaadhandelaar of bosboomkweker door het departement Landbouw en Visserij. Zij doen de controle bij de oogst en leveren de basisdocumenten af. Het ANB (Natuurinvest) verkoopt ook ieder jaar de ‘oogstrechten’ aan erkende bosboomkwekers en zaadhandelaars. Meestal gaat het om een 3 of 4-tal kandidaat-kopers. Het oogsten zelf wordt georganiseerd door de kopers van oogstrechten.

Vooraleer ze kunnen oogsten, moeten de kopers zowel Natuur en Bos als de dienst Kwaliteit van het departement Landbouw en Visserij (belast met de kwaliteitscontrole) op de hoogte brengen. De kwaliteitsinspecteurs gaan ter plaatse, wegen de zaadoogst en stellen vervolgens een basiscertificaat op dat o.a. de herkomst en de geoogste hoeveelheid vermeldt. Deze gegevens worden geregistreerd door de Dienst Kwaliteit, zodat alles traceerbaar is van het zaad tot en met de verkoop van de plantjes.

Wanneer de boomkweker plantsoen voor bosbouwkundige doeleinden verkoopt, moet er een leveranciersdocument (certificaat van oorsprong) meegeleverd worden. Dit document vermeldt o.a. de herkomst van het materiaal en een aantal basiskenmerken zoals leeftijd, teeltwijze en geleverde aantallen.

Gebruiken jullie ook buitenlandse zaden, van herkomsten die beter aangepast zijn aan de klimaatverandering?

Sinds jaar en dag staan er op de Lijst Aanbevolen Herkomsten ook herkomsten uit Brussel, Wallonië, Nederland en Frankrijk. Dit zijn herkomsten die gelijkaardige groei-omstandigheden kennen en op de lijst zijn gezet om tekorten aan teeltmateriaal te kunnen opvangen. Sinds enkele jaren wordt veel onderzoek verricht in de ons omringende landen naar het gebruik van herkomsten uit meer zuidelijke en continentale streken, die beantwoorden aan de verwachte klimaatwijziging. Het INBO dat verantwoordelijk is voor de samenstelling van de Lijst Aanbevolen Herkomsten is voorlopig zeer terughoudend om dergelijke herkomsten aan te bevelen. Ze stellen dat in de wetenschappelijke literatuur voorlopig geen eenduidig beeld is te vinden dat aanleiding kan geven tot een gerichte uitbreiding van te gebruiken herkomsten (zie ook INBO.A.3898: Advies over te gebruiken bosbouwkundig teeltmateriaal bij bosaanleg). Tot dusver blijven ze voorzichtig. Enkel voor wintereik en zomereik zijn er op uitdrukkelijke vraag van Natuur en Bos momenteel meer zuidelijke Franse herkomsten op de Lijst geplaatst. We blijven deze thematiek in elk geval op de voet volgen voor mogelijke uitbreidingen zowel op vlak van herkomsten als op vlak van soorten.

Heeft het ANB openbare kwekerijen?

Nu niet meer. In het verleden exploiteerden wij twee openbare kwekerijen, maar deze activiteit is stopgezet. We concentreren ons nu volledig op de privékwekerijen.

* Besluit Vlaamse Regering van 03/10/2003 betreffende de procedure tot erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal Meer info www.vlaanderen.be/inbo/ bosbouwkundig-teeltmateriaal/

Goed om te weten

In het kader van het Vlaamse bosuitbreidingsproject (4.000 ha binnen de huidige legislatuur) heeft het ANB raamovereenkomsten afgesloten voor de teelt van 3 miljoen zaailingen van 7 verschillende hoofdboomsoorten. De boompjes zullen vanaf plantseizoen 2022-2023 tot 2024-2025 beschikbaar zijn. Een deel ervan is bestemd voor het ANB, maar de rest kan aangekocht worden door alle partners in de bebossingsprojecten (inclusief privé-boseigenaars, bijvoorbeeld via de Bosgroepen). Gevraagd naar het advies van Natuur en Bos over herbebossing in de context van klimaatopwarming, raadt Gudrun aan om aangepaste soorten en herkomsten zoveel mogelijk te mengen om zo de genetische diversiteit te verhogen en de risico’s te spreiden, en om vroeg genoeg in het seizoen te planten om de slaagkansen van de aanplanting te maximaliseren gegeven de droge lentes van de afgelopen jaren.

Getuigenissen

1. Frédéric Petit, voorzitter van NTF (Waalse vereniging plattelandseigenaars)

De meeste boseigenaars zijn uiteraard voorstander van bosverjonging en ze staan zeker open voor overheidssteun. Maar de resultaten zullen vooral afhangen van de voorwaarden waaraan voldaan moet worden. Laten we hopen dat die niet te restrictief zullen zijn, want veel eigenaars zijn zwaar getroffen door de schorskevercrisis en een aantal onder hen is niet van plan om nog te gaan herbeplanten. Ik heb de indruk dat vooral de kleinere boseigenaars ontmoedigd zijn, maar ook sommige grotere eigenaars delen dat gevoel.

De eigenaars stellen zich veel vragen over welke boomsoorten voorrang moeten krijgen. Dat is een ingewikkeld probleem. De laatste twee jaar merk ik een toenemende diversifiëring van de aanplantingen om de risico's te beperken. De situatie verschilt ook van regio tot regio. In laag- en midden-België (tot ongeveer 300 m hoogte) hebben de eigenaars de neiging om niet langer voor naaldhoutsoorten te kiezen. In de andere delen van het land blijft naaldhout een traditie.

Ik denk dat de sector zich terecht zorgen maakt over een dalende bevoorrading met vurenhout op middellange termijn. Tegelijk zal fijnspar vervangen worden door andere naaldhoutsoorten, zoals douglas. Dit zou een kans kunnen zijn voor de sector, omdat douglas productiever is dan fijnspar en in principe dus een hoger volume naaldhout zal opleveren. Ik betreur dat de populier door een bepaalde ecologische stroming in een slecht daglicht wordt geplaatst. Deze soort verdient het om bevoordeeld te worden op plaatsen die er perfect geschikt voor zijn. Laten we vooral doorgaan met populier te planten, want anders vrees ik dat het aanbod de vraag niet meer zal kunnen volgen.

2. Jurgen Tack, Algemeen Directeur Landelijk Vlaanderen (Vlaamse vereniging plattelandseigenaars)

We zijn tevreden met de huidige steunmaatregelen, maar we vrezen dat de huidige premies niet zullen volstaan om de beoogde doelstellingen tegen het einde van de legislatuur te realiseren. Er is een te groot verschil tussen de premie voor het grondwaardeverlies en de werkelijke marktwaarde van de geschikte en beschikbare gronden, wat een indicatie is van een verstoord marktevenwicht. Indien we de grote massa eigenaars willen overtuigen om mee te doen, moet de waarde van de premie omhoog. De druk op de grond is ook zeer hoog. Een deel van de gronden die theoretisch kunnen ingezet worden, zijn nu niet beschikbaar omwille van lange pachtovereenkomsten. Daarnaast zijn er nog grote projecten die in natura moeten worden gecompenseerd (400 ha voor de Oosterweelverbinding en 100 ha voor de Brusselse ring). Deze komen bovenop de nog uit te voeren compensaties in natura uit het verleden. Het zal dus een moeilijke periode worden. Het is een feit dat de sector, die een langetermijnvisie over verschillende generaties hanteert, trager reageert dat wat beleidsvoerders in het vooruitzicht van de verkiezingen wensen. Net daarom moeten alle mogelijke knelpunten systematisch aangepakt worden. Eigenaars hebben naast éénmalige premies ook toekomstperspectieven nodig.

In het kader van de klimaatverandering zijn private eigenaars vragende partij om de inmenging van uitheemse houtsoorten toe te laten. Het is noodzakelijk om de bevoorrading op termijn te kunnen garanderen. We hebben dus een bredere, tolerantere visie nodig indien we over 100 jaar over sterke bossen willen beschikken. Nog 10 of 20 jaar wachten maakt de problemen alleen maar erger. Wat populierteelt betreft, vind ik dat we een vergissing maken in Vlaanderen door populieren te bannen. Studies tonen aan dat de populier een meerwaarde biedt om bepaalde (landbouw)bodems op termijn voor te bereiden op andere houtsoorten. Het kan dus helpen om de bosoppervlakte te vergroten en economische activiteiten (met erfgoedwaarde) te ondersteunen.

3. Jan Coussement, ir.Bosbouw - Sylva boomkwekerijen bvba

In heel Europa is er momenteel een tekort aan bosplantsoen. Voor sommige soorten is er een tekort aan zaden en daarnaast voelen we ook de niet te onderschatten impact van de klimaatsveranderingen. De afgelopen 3 jaar waren de lentes zeer droog met veel wind waardoor de kieming geremd wordt en veel zaailingen verdrogen. Al deze factoren samen zorgen ervoor dat de kloof tussen de toegenomen vraag en het beschikbare plantsoen nog groter wordt. We proberen uiteraard onze teelttechnieken aan te passen aan de wijzigende omstandigheden maar dit vraagt tijd en middelen. Daarenboven wordt het ook steeds moeilijker om personeel te vinden.

Aangezien er een aantal jaren overgaan tussen het inzaaien en het aanbieden van bosplantsoen is het cruciaal om de communicatie tussen de beleidsvoerders en de kwekers te verbeteren. Wat de aanbevolen herkomsten betreft, kan ik de terughoudendheid van de bevoegde instanties begrijpen om de lijsten uit te breiden maar op een dag zullen ze realiteit onder ogen moeten zien. Een tekort aan zaden is het slechtst denkbare scenario voor de sector. Een weloverwogen uitbreiding van de herkomsten is een kwestie van gezond verstand. Het lijkt aangewezen om de genenpoel uit te breiden om de weerbaarheid van de bossen te vergroten.

4. Jonathan Rigaux, voorzitter van Union Ardennaise des Pépiniéristes (Ardense boomkwekers)

De eerste echo's omtrent het project van minister Tellier klonken bemoedigend. Maar ik vind het jammer dat de aankondiging nogal abrupt gebeurde en ik vrees dat de premie niet voldoende omkaderd en gebudgetteerd wordt. Hoe gaan we voldoende zaailingen vinden? Er is nu al een tekort aan zaden en zaailingen, en het project "4.000 km hagen" zal een deel van de oorspronkelijk voor het bos voorziene zaailingen in beslag nemen. Dit geweldige project had perfect kunnen zijn als het opgestart was vanaf het zaadje en niet vanaf de zaailing. In het ideale geval zou er eerst en vooral geïnvesteerd zijn in het oogsten van zaden via de Comptoir Forestier. Die heeft helaas niet de middelen om voldoende kwaliteitsvolle zaden te oogsten. Er moet eerst geïnvesteerd worden in teeltmateriaal, vooraleer wij 2-3 jaar later de gevraagde zaailingen kunnen aanleveren.

Momenteel heeft de Comptoir Forestier te weinig personeel en financiële middelen om de extra werklast aan te kunnen die het oogsten van de nodige zaden met zich meebrengt. En onze sector heeft het de laatste jaren ook niet gemakkelijk gehad met de Afrikaanse varkenspest, de schorskevers en de droogteperiodes.

Helaas beantwoordde de overheidssteun noch aan onze verwachtingen, noch aan onze behoeften. Er werd veel beloofd, maar het feit blijft dat de sector te weinig ondersteund werd. Bovendien kunnen er heel wat vraagtekens gezet worden bij de manier waarop de verschillende crises werden aangepakt. Ook het grote aantal betrokkenen is niet bepaald een voordeel. Is het niet ironisch dat onze zagerijen overspoeld werden met Duits hout omdat dat land een premie invoerde voor het oogsten van schorskeverhout, terwijl onze bossen stonden af te takelen? Heel wat kleinere kwekerijen zijn er de afgelopen jaren mee gestopt wegens de wurgende buitenlandse concurrentie. Steeds meer eigenaars stellen zich de vraag hoe de toekomst van het bos eruit zal zien.

Om het werk te vergemakkelijken zouden de organisaties die kleine boseigenaars ondersteunen gecentraliseerd moeten worden. Dit kan misschien helpen vermijden dat zij - letterlijk - het bos de rug toekeren. Daar komt uiteraard heel wat communicatie en informatie aan te pas. Ik ben alvast voorstander van een werkgroep die zaadoogsters en -handelaars, kwekerijen, (grote en kleine) boseigenaars en de hele bos- en houtkolom verenigt zodat we éénsgezind de beleidsvoerders kunnen aanspreken. We moeten laten zien dat we nog in het bos geloven! Laten we niet vergeten dat het bos van morgen vandaag gezaaid wordt!

5. Nicolas Berrewaerts, voorzitter van Union des Entrepreneurs de Travaux forestiers de Wallonie (Unie Waalse bosbouwers)

De vraag naar nieuwe aanplantingen is sterk toegenomen. Het aandeel fijnsparren gaat achteruit maar er worden meer loofbomen en minder courante naaldboomsoorten zoals tsuga, ceder en zwarte den aangeplant. Ik zie dat zowel particuliere als publieke landeigenaren steeds meer bereid zijn om te herbeplanten. De beloofde premies zullen daar zeker een rol in spelen, maar de aankondiging ervan was helaas slecht getimed. Heel wat werkzaamheden zijn uitgesteld naar het najaar omdat eigenaren liever op de premies wachten. Ik betreur het totale gebrek aan overleg met de bosbouwers, terwijl wij in de frontlinie zullen staan bij de herbebossing in Wallonië. De sector verwacht een toename van de bosbouwactiviteit maar aan uitdagingen is er geen gebrek. De opdrachten in openbare bossen lijken jaar na jaar af te nemen maar we hopen dat die trend dankzij de herbebossingsprojecten wordt omgebogen. Een billijke verloning voor ons werk blijft een gevoelige kwestie, net als de concurrentie van laaggeschoolde arbeidskrachten. Het wordt ook moeilijk om garanties te geven dat de aanplantingen aanslaan met de steeds vaker voorkomende droogteperiodes, althans op gronden met een beperkte watertoevoer.

De natuurlijke verjonging die momenteel wordt gepromoot, kan voor ons een kans zijn. Het vereist immers technisch werk dat alleen gekwalificeerde bosbouwers kunnen uitvoeren. Maar natuurlijke verjonging heeft alleen een toekomst als de bestanden worden opgevolgd en dus regelmatig worden onderhouden. Sommige particuliere en openbare beheerders zien dat niet zitten, hetzij om financiële redenen, hetzij bij gebrek aan gekwalificeerd personeel. Helaas worden wij voor dit soort werk te weinig gevraagd, terwijl de vraag net zou moeten toenemen.

6. Francis Pirothon, Ebrafor, bosexploitant

Ik begrijp wel dat men de ecologische, recreatieve en landschappelijke aspecten van het bos in stand wil houden, maar daarnaast mag het socio-economische aspect niet vergeten worden. Naaldhout neemt een belangrijke plaats in bij dat laatste. Als het aandeel naaldbomen afneemt, zullen onze bedrijven niet anders kunnen dan hun import te verhogen. Wat de privé-eigenaars betreft, ben ik ervan overtuigd dat zij vooral naaldhout zullen blijven aanplanten. Laat ons duidelijk zijn: loof- en naaldhoutsoorten hebben evenveel te lijden gehad onder de droogte. De problemen worden niet veroorzaakt door insecten maar door het klimaat. Een gezonde boom wordt niet aangevallen. Het probleem is dat de beleidsvoerders verlangen dat de natuur evolueert op het ritme van de politiek. Laten we zorgen voor een goed evenwicht in het bos. Ik zie de fijnspar niet verdwijnen binnen dit en tien jaar, maar we mogen de fouten uit het verleden, zoals monocultuur, zeker niet herhalen. Misschien kunnen nieuwe soorten ook een meerwaarde zijn voor bepaalde standplaatsen. Thuja bijvoorbeeld, geeft prachtig gezaagd hout. Dat is te bekijken in functie van de afzetmogelijkheden en toepassingen.

7. Manfred Pauls, zaakvoerder van zagerij Holzindustrie Pauls – Barthel Pauls SA

Het krimpende aanbod naaldhout is een ramp voor onze sector. Hout is steeds populairder in de bouw, maar huizen worden voor zover ik weet nog altijd niet met berkenhout gebouwd. Het zijn vooral de naaldhoutsoorten die de sector in stand houden. De huidige evolutie brengt de zagerij- en houtbouwindustrie voor de volgende generaties in gevaar. De schorskevercrisis bewijst dat het niet verstandig was om overal en tot elke prijs fijnsparren aan te planten. In gebieden die minder geschikt zijn voor deze soort, zou ik landeigenaren aanmoedigen om voor douglas te kiezen. Die soort zit in de lift, de verkoopprijs blijft stijgen en hij groeit sneller dan de gewone spar. In nieuwe soorten zoals tsuga, ceder of thuya heb ik minder vertrouwen, omdat we nog niet veel weten over de kwaliteit van het gezaagde hout. De markt wordt bovendien steeds internationaler. Ik ben er niet van overtuigd dat wie fijnspar wil, zich tevreden zal stellen met alternatieven: hij zal simpelweg ergens anders aankopen. Daarnaast zal de overschakeling op gemengde bestanden de houtkap nog ingewikkelder maken en de bevoorradingsproblemen van de zagerijen nog verergeren. Zij worden immers steeds groter en hebben dus grote volumes nodig om competitief te blijven. Ik vrees dat het huidige beleid onze sector en vele banen opoffert ten voordele van buitenlandse bedrijven.

8. Bert Wierbos, Wood Purchase bij Norbord

Ik maak me geen zorgen over onze bevoorrading voor de korte termijn. Op dit moment komt 30 tot 35% van onze aankopen uit Belgische bossen. Het is een vrij stabiel gegeven. Dat aandeel willen we graag verhogen. Mede daarom hebben we onlangs 5 miljoen euro geïnvesteerd in een nieuwe installatie. De bedoeling is om alternatieve houtstromen (zowel naald- als loofhout met moeilijke afzetmarkten) aan te spreken. Zo willen we onder andere bevoorradingsproblemen op de langere termijn vermijden en anticiperen op klimaatverandering. We moeten anders omgaan met onze bossen en meer investeren in aanplantingen en onderhoud. Aanplantingen en onderhoud zijn cruciaal voor onze toekomst. Jammer genoeg hangt het beheer door boseigenaars vaak af van de visie van de overheid, die hier in Vlaanderen erg sturend is en hoofdzakelijk de recreatieve- en biodiversiteitskaart speelt. Als industrie vinden we dat spijtig, want we bufferen veel CO2 en betalen daarvoor. Het is heel goed mogelijk om recreatie, biodiversiteit en productie te combineren. Maar dat moet een beleidskeuze zijn, ondersteund door een plan van uitvoering en de juiste financiële steun. Op dit moment komt die steun bijna uitsluitend vanuit de EU en is die gekoppeld aan natuurdoelstellingen. In Vlaanderen is er echter weinig plaats en dus wordt er veel bos gekapt voor andere natuur, nog altijd zonder boscompensatie. Vanuit Norbord vloeit er, door onze grondstofaankopen, jaarlijks 9 miljoen euro naar de Vlaamse bossen, zonder dat wij de indruk hebben dat dit echt ten goede komt aan het bos.

9. Eric Meurisse, aankoopverantwoordelijke hout bij Burgo Ardennes

Een van de specifieke kenmerken van Burgo Ardennes is dat wij uitsluitend loofhout verwerken. 95% van de aangekochte volumes is rondhout dat rechtstreeks uit het bos komt. De overige 5% is samengesteld uit nevenproducten van de zagerijen. Als we naar de herkomst kijken, komt 14% van onze aankopen uit België. Dat cijfer komt overeen met de beschikbaarheid op de markt. Natuurlijk willen wij het Belgische aandeel graag vergroten want dat zou onze concurrentiepositie nog verstevigen. Hoe vreemd het ook mag lijken, de grote hoeveelheden naaldhout die momenteel op de markt zijn als gevolg van de schorskevercrisis hebben de druk op de loofhoutbevoorrading enigszins verlaagd. Waarschijnlijk gaat het om een tijdelijk fenomeen, want we riskeren al in de nabije toekomst geconfronteerd te worden met een tekort aan naaldhout. De uitdagingen liggen niet altijd daar waar we denken. Op middellange tot lange termijn is de zwakste schakel in onze bevoorradingsketen niet zozeer de beschikbaarheid van grondstoffen, maar de beschikbaarheid van geschoolde houthakkers. Het beroep is niet aantrekkelijk genoeg en wellicht zal de oplossing voor het nakend tekort gedeeltelijk gezocht moeten worden in een verdere mechanisering.

Wat overheidssteun betreft, zijn wij uiteraard voorstander van alle initiatieven die genomen worden om bossen te herbebossen en uit te breiden. Maar dan wel op voorwaarde dat het een coherent beleid betreft dat minstens een periode van 15 à 20 jaar overspant. Voor kortere periodes zullen dat soort maatregelen van weinig nut zijn. Bovendien moeten ze ook de houtindustrie ondersteunen. Het streefdoel moet altijd het bewaren van een goed evenwicht tussen de verschillende functies zijn, dus zowel gericht op de houtproductie als op de sociale en ecologische rol van het bos.