
14 minute read
Actueel
from Land+Water 5-2021
by BDUmedia
Rijkswaterstaat is voortaan tweebenig
Bij tweebenigheid denk je aan voetballers, maar voortaan komen ook Rijkswaterstaters met deze eigenschap naar voren. Zij hebben een goede balans gevonden in innovatie en efficiënt werken, is te lezen in de Innovatieagenda2030 ‘Samen sneller met focus innoveren’. Bovendien zoeken zij bij marktpartijen mensen die eveneens ambidexter zijn.
Rijkswaterstaat wil sneller kunnen innoveren om de grootschalige opgaven waar de Nederlandse maatschappij voor staat te kunnen oplossen. De dienst beseft dat hij dat niet alleen kan en wil nauw optrekken met marktpartijen (van start-ups, mkb-bedrijven en toeleveranciers tot ingenieursbureaus en aannemers), kennisinstellingen en andere overheden.“Innovatie is onmisbaar, maar kan alleen lukken als we onze krachten bundelen met zowel marktpartijen en kennispartners als met medeoverheden en marktpartijen”, aldus directeur-generaal Rijkswaterstaat Michèle Blom in het voorwoord van de nota. “Als het lukt om samen te experimenteren en standaardiseren kunnen we innovaties sneller tot productie brengen en sneller uitrollen in de praktijk.” “Maar hoe je het ook wendt of keert: die ambities zijn veel groter dan we op korte termijn kunnen waarmaken”, vervolgt Blom. “Daarom is ook focus nodig. We zullen schaarse middelen slim moeten inzetten op innovaties die het beste bijdragen aan onze doelen. Dat vraagt scherpe keuzes, creatieve oplossingen en gezamenlijke denk- en daadkracht.” Blom doet de oproep om snel met mede-innovators rond de tafel te gaan zitten.
Leerruimte
Een belangrijke zinsnede in het rapport is dat Rijkswaterstaat in contracten leerruimte wil inbouwen. De huidige praktijk is immers dat veel aannemingsmaatschappijen, maar ook overheden, liever kiezen voor traditionele oplossingen, omdat zij bang zijn erbij in te schieten als een vernieuwende aanpak niet oplevert wat gehoopt was. In de nota ‘Op weg naar een vitale infrasector’ (maart 2020) ging de minister al in op dit onderwerp: “Het doel is om de inframarkt te versterken, met een eerlijkere risicoverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en een gezonder verdienpotentieel voor bedrijven.” Dat zal in de praktijk nog niet meevallen, gezien keren dat aannemers terugdeinzen om grote projecten aan te nemen; juist vanwege de verwachte risicoverdeling. Andere contractvormen (denk aan tweefasen- en portfoliocontracten) moeten dit probleem oplossen. De leerruimte is bedoeld om versneld met partners innovaties in praktijk te brengen. Een voorbeeld is de Leerruimte Self Supporting River Systems (SSRS). De leerruimte van het Prestatiecontract IJssel en Twentekanalen geef nu ruimte om samen met de aannemers te zoeken naar mogelijkheden om de natuurlijke dynamiek van de rivier te benutten voor het beheer en onderhoud.
Verbeteringen
Het Innovatieloket Rijkswaterstaat bestaat sinds 2020 en staat open voor innovatieve ideeën uit de samenleving voor bijvoorbeeld duurzaam beton en een duurzame geleiderail. Nieuw is het Innovatie Testcentrum (ITC) van de dienst. Het is bedoeld voor innovaties die volgens de huidige regelgeving (nog) niet regulier zijn toegestaan of die om een specifieke test vragen. Een marktpartij die een innovatie heeft ontwikkeld en deze wil laten testen, kan daarvoor een aanvraag indienen. De proefnemingen gebeuren in Living Labs en proeftuinen. Op dit moment lopen er onderzoeken naar lagetemperatuurasfalt en drijvende zonnepanelen. “Het is lastig om een innovatie na een geslaagde pilot toe te passen in de uitvoe- ringspraktijk van Rijkswaterstaat. Te vaak blijven innovaties liggen of duurt het veel te lang voordat we innovaties met onze opdrachten in kunnen kopen. Dat frustreert ons, omdat we de voordelen van de innovatie laten liggen. En het frustreert zeker ook de aanbiedende marktpartij, die zijn investering niet terug kan verdienen. Daarom gaan we de komende jaren interne verbeteringen doorvoeren om innovaties sneller van pilot naar uitvoering te brengen”, meldt de nota. Pogingen om die versnelling aan te brengen, zijn onder meer het aanwijzen van een opdrachtgever die belang heeft bij toepassing van een geslaagde innovatie, circulariteit en klimaatneutraliteit consequent opnemen in opdrachtverstrekking (die vragen immers om vernieuwende toepassingen), en een financieringsstrategie voor innovaties die de middelen en capaciteit goed verdeelt. Innovaties brengen uit zichzelf risico’s met zich mee. “We gaan in kaart brengen welke risico’s we bij bepaalde projecten móeten nemen om de meerwaarde die de innovatie voor heel Rijkswaterstaat op termijn heeft te kunnen verzilveren”, aldus Rijkswaterstaat. “Hierbij zoeken we niet meer per project naar testruimte, maar stellen we een portfolio samen van projecten die samen de het beste bijdragen aan de opgave. Ook kijken we welke projecten zich het beste lenen voor de eerste toepassing van een innovatie.” Rijkswaterstaat richt zich met innovaties op vier aandachtsgebieden: ‘Vervanging en Renovatie’, ‘Klimaatneutraal en Circulair’, ‘Smart Mobility’, en ‘Data & Informatievoorziening’.
Tweede Kamer neemt motie aan over natuurinclusief bouwen
In de Tweede Kamer is op 20 april een motie aangenomen waarin de Kamer de regering vraagt om proeftuinen voor natuurinclusief bouwen mogelijk te maken, zo meldt de Unie van Waterschappen. De motie is ingediend door Faissal Boulakjar (D66). Volgens hem leveren natuurinclusieve woningen een positieve bijdrage aan het terugdringen van de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. En dat past weer bij de doelstelling van een klimaatneutraal gebouwde omgeving in 2050. Een Kamermeerderheid is dat met hem eens. De waterschappen steunen deze motie. Zij merken in hun dagelijkse praktijk de gevolgen van klimaatverandering en maken zich als ondertekenaars van het Klimaatakkoord ook sterk voor het beperken van verdere klimaatverandering door CO2-uitstoot terug te dringen. Dit soort initiatieven die moeten bijdragen aan een duurzaam, klimaatneutraal Nederland juichen de waterschappen dan ook toe. De Unie van Waterschappen roept daarnaast het Rijk, andere overheden, woningcorporaties en de bouw op om bij de bouw van nieuwe woningen klimaatbestendige keuzes te maken. Dat houdt in: geen woonwijken bouwen op slappe bodems of plekken waar de kans op wateroverlast groot is, en rekening houden met mogelijkheden voor wateraanvoer en -afvoer en overstromingsrisico’s. Dit alles om funderingsproblemen, schade door droogte of wateroverlast zoveel mogelijk voor te zijn. Volgens de waterschappen kan dit door een verplichte watertoets bij bouwplannen in te bouwen, waarbij het waterbelang altijd moeten worden afgewogen.

De Nijmeegse wijk Lent is volgens Geodan ‘de beste woonwijk’ van Nederland; onder meer door groen- en watervoorzieningen. Op de foto Lent gezien van de Waalbrug. (Foto: Wikipedia)
Meewerken aan verduurzaming
Rijkswaterstaat roept marktpartijen, mede- overheden en kennisinstellingen op mee te werken aan verduurzaming van de infrastructuur. Belangstellenden kunnen zich aanmelden op de website www.duurzame-infra.nl. De site is 15 april gelanceerd tijdens de startbijeenkomst ‘Gezamenlijke verkenning naar invulling klimaatneutrale en circulaire infrastructuur’. Rijkswaterstaat, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en ProRail werken samen aan de ambitie om uiterlijk in 2030 volledig klimaatneutraal te zijn en circulair te werken. De uitvoering van het programma verloopt via transitiepaden die staan voor de werkterreinen van IenW met de meeste klimaatimpact: wegverharding, kunstwerken, kustlijnzorg & vaargeulonderhoud, bouwplaats & bouwlogistiek, bovenbouw spoor en energievoorziening spoor. Om de roadmaps verder te ontwikkelen is het digitale platform www.duurzame-infra.nl opgezet. Hier is op de pagina Roadmaps informatie te vinden over de transitiepaden. Ook degenen die niet bij de startbijeenkomst waren, nodigt Rijkswaterstaat uit hun steentje bij te dragen.
COLUMN
Meeslepend
Groots en meeslepend. Dat predicaat verdienen de huidige waterbouwkundige werken niet. Dan denken we toch eerder aan de Afsluitdijk (1931), de Deltawerken met de Oosterscheldekering (1986) en de Maeslantkering (1997) als hoogtepunten, de Zandmotor (2011), de Tweede Maasvlakte (2013) en Marker Wadden (2016, 2021).
Het verschil met de recentere werken zit vooral in de schaal. Ruimte voor de Rivier is niet één imposant bouwwerk, maar een doordacht concept dat uitvloeide in talloze projecten, zoals de Meanderende Maas waar nog steeds aan wordt gewerkt. Hetzelfde geldt voor de vele dijkversterkingen die ‘onderweg zijn’. Maar niet alleen de schaal is anders; ook de insteek verhult dat de waterstaatswerken eigenlijk nog steeds ‘groots en meeslepend’ zijn. Want er komt heel wat denkwerk bij kijken om projecten integraal op te zetten en uit te voeren met inachtneming van klimaatverandering en circulariteit. Zo zien we bijvoorbeeld een praktijk die al eeuwen plaatsvindt in Nederland (de ontwikkeling van kwelders) plots in een nieuw daglicht. En daardoor ook met een andere uitvoering. We zien het uitzonderlijke belang om ‘water’ in al zijn vormen de gewenste aandacht te geven in planontwikkeling en -uitwerking. Er is meer aandacht voor de organisatorische kant van al die waterstaatkundige werken. Dat is ook nodig, omdat integraliteit complexiteit met zich meebrengt.
Nederland staat voor grote opgaven: dijkversterkingen en de vervangingsoperaties vergen het uiterste van opdrachtgevers en opdrachtnemers. Daarbij verliezen we het financiële aspect niet uit het oog, zo blijkt uit de vele artikelen in Land+Water naar onderbouwing van nieuwe berekeningen om de reële sterkte van dijken uit te drukken of andere modellen om de realiteit van piping te vatten.
Waar we voorheen vooral bezig waren om water af te voeren, zien we nu krimp optreden in de bodem door de droge zomers. Klimaatverandering brengt nieuwe opgaven met zich mee. Die ontwikkelingen zijn niet te herleiden tot ‘één kathedraal’, maar tonen wel een dynamiek om heel Nederland op een efficiënte en duurzame manier toekomstbestendig te maken. In dit nummer treft u de artikelen aan die de meerdere raakvlakken beschrijven. Al met al toch groots en meeslepend.
Politieke steun aquaduct Oirschot
De gemeenteraad van Oirschot gaat zich hard maken voor een aquaduct op het traject van de A58. Evenals diverse fracties van Provinciale Staten in Noord-Brabant. Hiermee lijkt eindelijk beweging te komen in een dossier dat al jaren muurvast zit.
Al sinds de plannen voor een verbreding van de A58 tussen Eindhoven en Breda serieus vorm begonnen te krijgen, maken enkele Oirschottenaren zich hard voor een aquaduct onder het Wilhelminakanaal. Hun Stichting Oirschot Aquaduct in het Groen begon in 2013 als een werkgroep die zich keerde tegen de plannen voor een hoge brug over het kanaal. “Ons idee om in plaats daarvan een aquaduct aan te leggen, werd door de toenmalige minister Schultz van Haegen al snel afgeschoten”, vertelt Paul van der Avort, de secretaris van de stichting. “Maar de cijfers waarop zij zich bij dat besluit baseerde, klopten van geen kanten!” De cijfers waarop Van der Avort doelt, kwamen uit een quickscan uit 2008(!), die ingenieursbureau Grontmij (tegenwoordig Sweco) had gemaakt in opdracht van de gemeente Oirschot. Daarin werden de meerkosten van een aquaduct ten opzichte van een brug becijferd op 150 miljoen euro. “Dat werd nergens serieus onderbouwd, maar omdat in mei 2013 bij de ministeriële startbeslissing over de verbreding van de A58, ook het budget werd vastgesteld, werd de optie van het aquaduct al meteen als ‘te duur’ terzijde geschoven. Wij hebben vanaf het begin de startbeslissing juridisch aangevochten én de berekende meerkosten voor een aquaduct ter discussie gesteld.”
Nieuwe normen
Het werd een strijd die inmiddels al acht jaar duurt en waarbij de stichting alle wapens heeft gebruikt die haar ter beschikking stonden, tot aan WOB-verzoeken en rechtszittingen toe. Steeds weer was het verweer van het ministerie en Rijkswaterstaat: de startbeslissing staat en de gemeente Oirschot heeft zich daarbij neergelegd. Opmerkelijk genoeg bleef ook het bedrag van 150 miljoen aan meerkosten steeds overeind staan, waar allerlei factoren van de vergelijking in de loop van tijd veranderden. Door nieuwe normen voor de doorvaarthoogte moet de nieuwe brug hoger worden dan de huidige brug. Er is besloten om ten zuiden van de huidige brug (2x2 rijstroken) een hogere nieuwe brug aan te leggen. Het verkeer naar Eindhoven kan dan over de nieuwe brug rijden en het verkeer richting Tilburg over de oude. Op termijn zou dan de

Zo zou het aquaduct in de A58 ten zuiden van Oirschot eruit kunnen zien. (Illustratie: ipv Delft)
oude brug ook vervangen moeten worden door een hogere brug. Daarmee wordt het prijskaartje voor de brug fors duurder. En een aquaduct dus relatief minder duur. Toen vervolgens naar aanleiding van een plan van Natuurmonumenten en het Brabants Landschap verderop in het traject een ontwerp werd gemaakt voor een verhoogde brug over het beekdal van de Beerze, gaf dat de stichting nieuwe munitie. Immers, als bij de Beerze kon worden afgeweken van de startbeslissing, dan moest dat ook kunnen bij het Wilhelminakanaal. “Ondertussen had Oirschot ook een nieuwe wethouder op dit dossier, die er duidelijk anders in staat dan zijn voorgangers. In plaats van te wachten op een opdracht van de gemeenteraad, ging wethouder Ad van Beek proactief in gesprek met ons”, zegt Van der Avort. “Wij opperden om een onafhankelijk bureau in te schakelen om de cijfers te laten vergelijken.” In juni 2020 gaf de gemeente Oirschot ingenieursbureau ipv Delft opdracht voor aanvullend onderzoek. Het bureau stelt dat de meerkosten van een aquaduct circa 30 miljoen euro bedragen. Het verschil in de meerkosten komt volgens de Delftse ingenieurs vooral door fors lagere bouwkosten van het aquaduct (geen 220, maar 105 miljoen euro) én een onderschatting van de kosten van de huidige voorkeursvariant met circa 5 miljoen euro (geen 70 maar 74,3 miljoen euro).
Breed gedragen
Met die nieuwe cijfers zag de gemeenteraad van Oirschot het aquaduct opeens weer als een haalbaar alternatief. Een alternatief dat bovendien breed door de bewoners wordt gedragen. De hoge brug zou immers meer visuele en geluidsoverlast geven, waar een verdiept aangelegde A58 (de aquaductvariant) de leefbaarheid in de gemeente zou verbeteren. Minder geluidsoverlast betekent bovendien meer mogelijkheden voor woningbouw. Deze argumenten haalden niet alleen de gemeenteraad over de streep, maar enkele dagen later ook de fracties van D66, CDA en Partij voor de Dieren in Provinciale Staten. Het ministerie en Rijkswaterstaat hebben nog niet gereageerd op de nieuwe cijfers. “Maar Rijkswaterstaat heeft al enige tijd de mond vol over ‘maatschappelijke kosten-batenanalyses’. Het wordt tijd dat ze dat hier in de praktijk brengen: kijk niet alleen naar de kosten, maar ook naar wat het oplevert”, besluit Van der Avort.
Portret Waterbeheer nu bovengronds
Hugo Gastkemper stopt begin volgend jaar als directeur bij Stichting Rioned. In de 22 jaar tijd dat hij deze functie vervulde zag hij het vakgebied stedelijk waterbeheer sterk veranderen en letterlijk bovengronds komen.
De in Amsterdam geboren Gastkemper (64) studeerde bestuurskunde aan Universiteit Twente. “Een sociale wetenschap in een technische omgeving dus. Die combinatie heeft altijd mijn affiniteit gehouden.” Na z’n studie was hij werkzaam bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, onder andere als hoofd van de afdeling milieu. In 1999 werd Gastkemper directeur bij Stichting Rioned, het overkoepelend orgaan voor waterbeheerders, bedrijven en onderzoeksinstellingen binnen het stedelijk waterbeheer. Zijn voornaamste opdracht was om het belang van goede riolering en de stichting beter op de kaart te krijgen. Dat lijkt alleszins gelukt. “Ons vakgebied is beter in beeld en bovengronds gekomen. Er is veel meer aandacht voor het belang van goede riolering, infiltratie van hemelwater in de bodem, hergebruik van water, blauwgroene daken en waterberging op straat. Water in de stad leeft maatschappelijk veel meer. Je hoeft ook niet onder de motorkap te kijken om te snappen dat een motor nodig is om te rijden, onderhoud nodig heeft en dus geld kost. Bij stedelijk waterbeheer gaat het om droge voeten, gezondheid en milieu. Als je dat laat zien is er meer begrip voor de rioolheffing.” Binnen het stedelijk waterbeheer zijn gemeenten onderling en met het waterschap

Hugo Gastkemper.
beter gaan samenwerken, zegt Gastkemper. “Ze zijn hun onderlinge afhankelijkheid meer gaan zien en zijn zaken veel meer gezamenlijk op gaan pakken.” Het gebruik van de bodem in bestaand bebouwd gebied neemt alleen maar toe, door onder meer aardwarmte, energietransitie, stroomkabels, verduurzaming, 5G en aanplant van bomen tegen onder meer hittestress. Het besef dat daar iets moet gebeuren groeit, ziet Gastkemper. Gemeenten moeten de regie steviger in handen nemen en kansen grijpen om zaken te koppelen. “Denk aan het vernieuwen van de ondergrondse infrastructuur, samen met de aanleg van een warmtenetwerk en een nieuwe inrichting van de openbare ruimte, die de bewoners veiliger, prettiger en toegankelijker vinden.” Stichting Rioned zelf wil vooral mogelijk maken dat overheden, onderzoeksinstellingen, producenten, adviseurs en aannemers hun werk goed kunnen doen, stelt Gastkemper. “Iedereen die binnen de keten werkzaam is, wil kwaliteit leveren. Dat is eigen aan professionals. Die houden van mooie, goed werkende dingen. Het streven naar kwaliteit is wat de partijen bij Stichting Rioned bindt. Het is heel bevredigend om bij te dragen aan de ontwikkeling van de gemeenschappelijke kennisbasis en het belang van stedelijk waterbeheer uit te dragen.”
Richtlijnen kabels en leidingen
De veelheid aan lokale voorwaarden, regelgeving, verordeningen en richtlijnen op het gebied van kabels en leidingen zorgt voor veel onduidelijkheid. In het project ‘Hulp bij richtlijnen’ onderzoekt het COB-netwerk hoe het werkelijk zit met lokale regelgeving rondom kabels en leidingen. Het doel van dit project is een representatief inzicht verschaffen in het gebruik van de verschillende soorten regelgeving en richtlijnen op het gebied van kabels en leidingen. De eerste stap in het project is afgerond: er is voor alle 355 gemeenten in Nederland in kaart gebracht welke beleidsregels zij erop nahouden voor kabels en leidingen. Dit tussenresultaat is gepubliceerd in een rapport. Hierin is onder meer te lezen en te zien dat de hoeveelheid aan regels en de verschillen daarin niet per se tot grote onduidelijkheid leiden. De veronderstelling dat er sprake is van ‘een woud aan regels’ behoeft nuancering. Het gaat namelijk niet alleen om de ‘harde’ kant van de verordeningen en richtlijnen, maar ook om de vindbaarheid, de uiteenlopende interpretaties in de praktijk en de mate van afstemming tussen gemeenten en netbeheerders. Het rapport is te vinden op de website van COB.
18 mei
Driebergen Afvalwaterketensymposium 2021: Thema ‘Gestapelde opgaven’ www.stowa.nl
20 mei
Online De oever van de toekomst www.uvw.nl
25 mei
Online Boekpresentatie ‘De Stadsgenese’ www.uvw.nl
25 mei
Online ‘Slibeindverwerking: hoe ziet de toekomst eruit?’ www.stowa.nl
27 mei
Online Grootste risico rivieren: splitsingspunt of piping? www.stowa.nl
3 juni
Online Moerasbeken www.stowa.nl
17 juni
Online Kennisdag Inspectie Waterkeringen 2021 www.stowa.nl
7 september
‘s-Hertogenbosch Waterinfodag www.waterinfodag.nl
Agenda
13 en 14 oktober
Nijkerk No-Dig Event www.nstt.nl
25 november
Lemmer Waterstaaterfgoeddag www.stowa.nl
29 maart t/m 1 april 2022
Amsterdam Intertraffic www.intertraffic.com
1 oktober t/m 31 maart 2022
Dubai Wereldexpo www.expo2020dubai.com