Cobouw Magazine Innovatie

Page 1

NEW DELFT BLUE

Over duizenden tegels worden grote bladeren gemaakt met een ingenieus nervenpatroon

INNOVATIE

WAAROM KIEZEN WE ALTIJD HET VEILIGE PAD?

“Kijk vanuit een ander perspectief naar het bouwproces en begin helemaal opnieuw”

Pagina 37
E NR. 1 2023 VMN MEDIA

Lake District Knokke

Lake District: strakke lijnen, optimale lichtinval en diverse bouwvolumes. Het markante lijnenspel van dit luxe complex zorgt voor een uniek beeld in het Belgische Knokke. Bestaande uit drie gebouwen van verschillende groottes biedt het project ruimte aan 166 appartementen, een hotel- en 600m2 kantoorruimte. In het ontwerp werd rekening gehouden met diverse omgevingsfactoren en de ligging; het gebouw bevindt zich dichtbij strand en zee. In samenwerking met Ghelamco Group België, gevelbouwer Byldis en Reynaers Aluminium werd gekozen voor de combinatie van raam- en deursysteem MasterLine 8 en hefschuifsysteem MasterPatio. De minimalistische aanzichtbreedstes, grotere afmetingen en het design geven Lake District een luxe uitstraling.

Together for better www.reynaers.nl

COLOFON

Hoofdredacteur

Eric Verweij, hoofdredacteur

Coördinatie

oos alk off a nc oo re ac e r

Medewerkers issink le e aan o eer a eroen re le o an ebbelin e ra la sc orre o as van elzen

Eindredactie en rik an r e an

Vormgeving ico rba ra sc On er

onal akker le e aan zanne van e erk ris iaan ro els ran O en ei er ies van en el e oo e o an ebbelin ean ierre ei nen

Uitgever ieke is an ikkelor iekes ikkelor v n e ia nl

CEO rik oeks ra

Advertenties n e laze a in eklaze a vak e iane nl rec se e eis

Klantenservice e ia ele oon os b s oelo aren sveen

O alle ar ikelen in obo a azine r s a e rsrec e rsrec eli k besc er e erken o en nie el ers o enbaar or en e aak earc iveer o verveelvo i zon er sc ri eli ke oes e in van e oo re ac e r o e i ever n ien bi ebr ik van ar ikelen van obo nie is vol aan aan bovens aan e is obo erec i iervoor sc a ever oe in e clai en

Turbulente tijden vragen om afgewogen beslissingen. Al meer dan 160 jaar doen we bij Cobouw ons best voor de troepen uit te lopen. Als toonaangevend informatieplatform zien we het als onze taak om de bouw te bewegen richting een duurzame toekomst. Niet door met het vingertje te wijzen, maar door betrouwbare informatie en heldere data te combineren met een scherpe en kritische blik. We willen de bouw bewustmaken van de mogelijkheden die er liggen.

ie mogelijkheden publiceren we dagelijks online en wekelijks in de krant. Daarnaast brengen we vanaf nu negen keer per jaar een magazine uit. Naast de Cobouw50 Bouwers en Cobouw50 Projecten ook vijf themamagazines, te beginnen met de editie over innovatie die nu voor je ligt. Al deze uitgaven verschijnen in een nieuwe stijl en als volwaardig magazine van 76 pagina’s.

Het leek ons wel toepasselijk om de eerste uitgave over innovatie te laten gaan. Het cliché ‘Change is permanent’ gaat namelijk zeker ook op voor de bouwsector. Veranderen omdat het niet anders kan. Veranderen omdat de opgaven simpelweg te groot en te complex zijn om op te lossen met alleen bestaande methodes en technieken. Veranderen omdat we ons motto ‘Kijk verder Bouw beter’ handen en voeten willen geven. Veranderen geldt niet alleen voor jou, maar zeker ook voor ons. Vandaar deze nieuwe opzet. En net als met alle innovaties kan het altijd weer beter, dus we zijn alweer druk aan de slag met de volgende editie over het midden- en kleinbedrijf, die verschijnt op 25 april.

REDACTIONEEL COBOUW MAGAZINE 3

Hoe innovatief zijn deze vijf directeuren?

Tunnels van de lopende band

Op de bouwplaats van de Fehmarnbelt-tunnel duizelt het je al snel bij zoveel tunnelmoten, dimensies en getallen.

Innovatief
30 BIM-tijdreizen
14
aanbesteden doe je niet via de veilige weg
door woonproject Fibonacci 37
6 INHOUD INNOVATIE-EDITIE 2023 4

Uitbundige ornamentiek uit de 3D-printer

Aan deze gevelstenen in de P.C. Hooftstraat kan zelfs Gaudí nog een puntje zuigen.

20

13

Column: Rob Roef

29

Kladblok: Schrijf de houten paal nog niet af

48

Talent: De frisse blik van Anna Buiter

65

Column: Monique Donker

72

Bouwberichten Top10: De meest innovatieve projecten

50

Digitaal krachtenspel in de ‘Robothaven’

58

Feringa Building vertrouwt op zijn melkmeisjes.

66

Eeuwig ‘gratis’ CO -neutrale warmte uit diepe reservoirs

COBOUW MAGAZINE 5

TUNNEL

MET NEDERLANDSE INNOVATIEKRACHT

INNOVATIE-EDITIE 2023 6 PROJECT

FABRIEK

Elke twee weken een tunnelelement van 210 meter lengte. Zeker drie jaar lang. Dat is de duizelingwekkende productie die de fabriek moet ophoesten van de zinkelementen voor de Fehmarnbelt-tunnel. En als die klaar is hebben Denemarken en buurlanden nog wel wat andere tunnels en caissons op hun verlanglijstje staan.

r n oveel ele en en nod voor de lan e n nnel er ereld da de o dra ever al n een vroe ad eda da een e ale nnel a r e el and o n Foto: Femern A/S

Tekst Ad Tissink
O O A A INE 7

Vijftien jaar is hij er al mee bezig. Niet altijd full-time, maar de Fehmarnbelt-tunnel tussen Duitsland en Denemarken, beheerst wel een belangrijk deel van de civieltechnische carrière van Piet Barten. En dat houdt nog wel even aan. De oplevering staat gepland voor 2029, maar niemand zal raar opkijken als het een paar jaar later wordt. Ondanks zijn lange betrokkenheid en het feit dat hij ongeveer elk instort-anker en elk voegprofiel kent, kijkt Barten vaak zijn ogen uit als hij de bouwplaats in het Deense Rodbyhavn bezoekt. Soms moet hij even te rade bij zichzelf om vast te stellen wat hij precies ziet. “Het is allemaal zó groot en zó veel en zó anders ook, als je die onderdelen die je van de tekentafel kent, ineens voor je ogen ziet verrijzen.” De projectmanager van de Nederlandse ingenieurscombinatie TEC, troost zich met de gedachte dat hij niet de enige is. Deense, Duitse, Franse, Belgische en Britse ingenieurs die betrokken zijn bij dit grootste civieltechnische project van Europa, hebben dezelfde worsteling. Honderden, misschien wel duizenden ingenieurs zijn er druk mee. En die zijn bij lange na niet allemaal dagelijks in de keet bij

VRodbyhavn te vinden. Barten werkt gemiddeld één week per maand vanuit Kopenhagen en drie weken in Nederland. Op de bouwplaats zelf, twee uur rijden van Kopenhagen, komt hij niet eens zo vaak. Al gaat dat veranderen nu de tunnelfabriek begint te draaien. Want dat is het meest in het oog springende deel van dit megabouwwerk. Er zijn zo onvoorstelbaar veel elementen nodig voor de langste zinktunnel ter wereld, 89 om precies te zijn, dat de opdrachtgever al in een vroeg stadium bedacht dat een speciale tunnel-fabriek wel handig zou zijn. Aannemingscombinatie C ( in i A nfra C Aarsleff en nog een handvol partijen) heeft die handschoen opgepakt. De eerste van de vijf fabricagelijnen is bijna klaar en ergens in de komende weken wordt daar de eerste tunnelmoot (24 bij 45 bij 9 meter) gestort. De proefsectie die afgelopen zomer is gerealiseerd wordt momenteel nog onderworpen aan de laatste tests, om te kijken of alles aan de eisen en specificaties voldoet. Die eisen zijn namelijk vrij extreem. Er mag bijvoorbeeld geen scheurvorming in het beton optreden tijdens de bouwfase. De tunnelmoten worden daarom niet gerealiseerd door vloer, wanden en dak na elkaar te storten; de hele sectie wordt in één doorlopende betonstort gerealiseerd. Op die manier ontstaan er veel minder aansluitvlakken en is ook het gevaar van temperatuurspanningen lager. Het betonmengsel wordt daar voortdurend op afgestemd en de temperatuur in de reusachtige fabriekshal wordt zomer en winter constant gehouden op 20 graden. “Nul scheurvorming is een uitzonderlijke eis”, benadrukt arten. n de betonwereld wordt s heurvorming in de verhardingsfase eigenlijk als onvermijdelijk gezien. Natuurlijk zijn er grenzen aan wat is toegestaan en wordt er geïnjecteerd of nabehandeld als de scheuren vooraf afgesproken waarden overschrijden. De betonreparatiebedrijven zijn vaak al bij voorbaat geboekt.” aar bij de ehmarnbelt tunnel is dat dus uit den boze. Het idee is dat de tunnel 120 jaar lang mee moet gaan zonder gevaar dat het zilte water van de Oostzee ooit de wapening bereikt. Terwijl er dus continu een kolom water van 45 meter

e o van de nnel a r e no n volle an e nneldelen orden o v rod el nen e or en over l anen naar en ed d Foto: Femern A/S INNOVATIE-EDITIE 2023 PROJECT 8
9 O O A A INE

Fabriek voor het hele Oostzee-gebied

Nederland ging jarenlang prat op het bouwdok Barendrecht waar caissons en zinkelementen gebouwd konden worden en te water gelaten. De tunnelfabriek van Rodbyhavn is van een compleet andere orde en kent zijn gelijke niet in de wereld. De Deense opdrachtgever ziet de potentie en maakt al plannen om de fabriek over te nemen van aannemer FLC na oplevering van de Fehmarnbelt-tunnel. Denemarken heeft

namelijk nog volop plannen voor andere tunnels. En er zijn ook ideeën om caissons als randelementen voor werkeilanden op zee toe te passen, o als n erin voor offs ore windmolens. De fabriek is natuurlijk ook niet beperkt tot projecten voor Denemarken of Duitsland, maar kunnen leveren in het complete Oostzeegebied: van Zweden en Finland tot en met de Baltische Staten en Polen.

hoogte op de onstru tie inwerkt. et een paar weken moet dus de eerste moot worden gestort die aan die extreme eis moet voldoen. De eerste van een kleine 750 stuks. Elke moot is een bouwwerk op zich, waarvan het storten 30 uur in beslag neemt. Non stop. n de andere dagen wordt de wapening gesteld, instortvoorzieningen gemonteerd en binnenen buitenkisten geplaatst. Na het ontkisten wordt de moot met vijzels vooruit geduwd. Daarbij glijdt hij over een teflon schuifbaan. Ook daarbij mogen geen s heuren ontstaan. oot voor moot ontstaat zo een tunnelelement van 210 meter (9 moten). Ter hoogte

e eer e roe or van een le ne nnel e e vond vor e o er laa

van de voegen bevindt zich het bekende W9U-profiel. Eén van die typische innovaties uit de Nederlandse zinktunnelbouw. Het faciliteert zettingen tijdens de levensduur en garandeert tegelijkertijd waterdichting. Voor de Fehmarnbelt – tunnel is een variant ontwikkeld die van twee kanten injecteerbaar is. De eerste keer injecteren gebeurt als het element buiten op de schuifbaan ligt voor de fabriek. Daar wordt ook de voorspanning aangebracht, worden de kopschotten geplaatst, het gina-profiel gemonteerd enzovoort. De vloer van het element bevindt zich al die tijd nog zo’n 4 meter boven maaiveld op de schuifbaan. Voordat het dus door een sleepboot kan worden aangepikt voor transport moet het ruim 10 meter zakken. Dat gebeurt in twee bassins die tussen de fabriekshal en de werkhaven liggen. n het eerste bassin wordt het opgedreven vanaf de schuifbaan waarna het waterpeil een paar meter wordt verlaagd. n het volgende bassin kan het element verder zakken totdat het dak nog een meter boven water uitsteekt. Barten: “Het klinkt allemaal weer zo simpel. En op de luchtfoto ziet het er ook overzichtelijk uit. aar alleen al die roldeuren zijn dus 45 meter lang en 0 meter hoog. k zal niet zeggen dat er in odb havn twee sluizen formaat zeesluis muiden verrijzen, maar het scheelt niet veel. En daar passeert elke twee weken een hagelnieuw tunnelelement richting de afzinklocatie. Dat zijn dimensies en getallen die je doen duizelen.”

De opzet was ooit om de 89 zinkelementen

INNOVATIE-EDITIE 2023 10
Foto: Femern A/S

TEC

Tunnel Engineering Consultants, TEC, is een joint venture van Royal HaskoningDHV en Witteveen+Bos. De twee ingenieursbureaus bundelen daarin sinds meer dan 30 jaar hun kennis in tunnelbouw en waren betrokken bij de bouw van tunnels bij Hong Kong, Korea, Californië, Mexico en vele andere landen. Sinds 2008 werkt TEC al voor de Deense

overheid aan het ontwerp van de Fehmarnbelttunnel. Dat gebeurt in een combinatie met Ramboll en Arup. In 2016 werd de bouw van de ruim 18 kilometer lange zinktunnel voor een bedrag van 4 miljard euro aan combinatie FLC gegund. Boskalis en Van Oord verzorgen samen het baggeren van de zinksleuf.

Europa, met één eurocode, in de praktijk houden veel landen vast aan hun eigen bouwregels. De Denen hebben hun strenge eisen ten aanzien van scheurvorming al in het eerste hoofdstuk toegevoegd. De Duitsers grijpen in hun vertaling van de Eurocode naar nationale regels ongeveer compleet terug op hun oude vertrouwde D N normen. Aangezien de helft van de Fehmarnbelttunnel komt te liggen op Duits grond gebied bereidt hij zich voor op de confrontatie met de beruchte Duitse prüfingenieurs. Bijvoorbeeld als het gaat om de noodzaak tot het bundelen van wapeningsstaven.

ompleet zonder duikers af te zinken. aar het is de vraag of dat uitgangspunt houdbaar blijft. Controle door een duiker van bijvoorbeeld het afsluitende gina-profiel ligt volgens Barten wel voor de hand. Dat er iemand meereist in het element of via een mangat toegang krijgt om de kleppen voor de ballast-tanks te openen, dat is wel definitief verleden tijd. Dat gebeurt allemaal van afstand. Barten zelf verwacht er komende jaren met zijn neus bovenop te staan. Om voor de opdrachtgever toe te zien of de aannemer bouwt wat hij heeft beloofd. Eén onderdeel waar hij afgelopen jaren veel tijd aan kwijt was, zal hem ook dan nog bezighouden. “Want we leven dan in één

Zinktunnel-elementen zijn altijd zwaar gewapend; staven rond 40 mm zijn geen uitzondering. Er zit zoveel staal in, dat er soms nauwelijks nog ruimte is voor het beton. Dus is de praktijk volgens de Nederlandse ingenieur dat je sommige van die staven bundelt. Want er moeten ook nog trilnaalden bij kunnen komen voor de verdi hting. aar de Duitse normen staan dat bundelen eigenlijk niet toe. Volgens mij zijn we er uit gekomen en is er nu één configuratie gevonden die de goedkeuring heeft, zodat de aannemer inderdaad 79 elementen kan produceren die identiek zijn en volledig uitwisselbaar. Precies zoals je wilt in een fabriek.” Voor de tien specialties, de elementen met pompkelders en andere voorzieningen, wordt een aparte fabricage-lijn opgetuigd. Helemaal gerust is Barten er nog niet op en dat verbaast hem eerlijk gezegd wel. “Deze tunnel is een uiting van het streven naar Europese eenwording. Denemarken, heel Scandinavië, krijgt een veel snellere verbinding met de rest van uropa. aar op iets lager politiek en ambtelijk niveau raakt die Europese ambitie toch weer snel uit beeld en kom je terecht in een worsteling met lokale bouwregels die soms de logica voorbijgaan. Vooraf dacht ik dat ik zo’n 9 maanden nodig zou hebben om de Duitse bouwautoriteiten op te lijnen; dat werd uiteindelijk zeven jaar. En we zijn voorbereid op nieuwe hobbels, als die fabriek eenmaal op volle toeren draait. Die langste zinktunnel ter wereld ligt er echt niet zomaar.”

IN DE BETONWERELD WORDT SCHEURVORMING IN DE VERHARDINGSFASE EIGENLIJK ALS ONVERMIJDELIJK GEZIEN.
11 COBOUW MAGAZINE PROJECT

SUPERKIST IS DE IDEALE FUNDERINGSVERSNELLER

Hij is snel en gemakkelijk te plaatsen, licht van gewicht en dus arbovriendelijk. Mede dankzij de slimme trekpennen is hij sterk genoeg om de betondruk te weerstaan. Bij De Hoop Pekso uit Terneuzen hebben ze de ideale balkbekisting ontwikkeld, die ze vervolgens met gevoel voor de bouwpraktijk ‘Superkist’ hebben genoemd. Wat is het, hoe werk je ermee en wat zijn de grootste voordelen?

De Superkist is 1800 mm lang - uit één stuk, dus in één keer te plaatsen - en verkrijgbaar in meerdere breedtes en hoogtes. Daardoor sluit de bekisting nagenoeg altijd aan op de meest voorkomende balkafmetingen. Met een wanddikte van 100 mm en bodemdikte van 80 mm is het een uitstekende isolator. EPS (geëxpandeerde polystyreen) bevat nu eenmaal veel lucht en dat zorgt voor veel overgangsvlakken om een optimale isolatiewaarde te bereiken. De Superkist wordt met name toegepast in de woning- en utiliteitsbouw, voor in het werk gestorte betonbalken bij paalfunderingen.

Wie gewend is aan de meer traditionele balkbekistingen zal blij verrast zijn om te ervaren hoe snel en gemakkelijk de Superkist in het werk te plaatsen is. Ten eerste is het aantal handelingen minimaal. De Superkist hoeft namelijk niet te worden afgeschoord en afgekranst en er komen dan ook geen beugels en houten regels aan te pas voor de onder- en bovenkransen. Dat hebben ze bij De Hoop Pekso op een veel slimmere manier aangepakt, namelijk met speciale trekpennen. Hoe werken die?

Snel werken met trekpennen

De trekpennen zijn dunne maar sterke kunstt ffen taaf e et aan bei e itein en een k n t t ffen rin n e bekiting zijn aan de bovenzijde smalle inkepingen gemaakt waar deze staafjes precies inpassen. De ringen komen aan de buitenzijde en zorgen er op die manier voor dat de EPS-kist tijdens de betonstort sterk én maatvast is en daarmee een strakke funderingsbalk garandeert. Omdat de trekpennen verdiept liggen in de Superkist, kunnen ze na het storten gewoon in het beton achterblijven. Dat heeft meerdere voordelen: in de eerste plaats kan het betonoppervlak

Totaalleverancier van ruwbouwproducten

De Hoop Pekso uit Terneuzen is producent en leverancier van een totaalpakket aan ruwbouwproducten; van het funderingselement tot en met de verdiepingsvloer. Het brede scala aan producten vindt voornamelijk toepassing in de woning- en utiliteitsbouw. De drie productcategorieën zijn: vloeren en wanden van beton, wapeningsstaal en producten van geëxpandeerde polystyreen (EPS) zoals de Superkist, de Standaardkist en de Vorstrandbekisting.

Daarnaast biedt De Hoop Pekso, samen met zusteronderneming CascoTotaal, een ultiem circulair en modulair bouwconcept aan: Circle. Dat is een 3DBetoncasco toepasbaar voor iedere woonvorm en uitermate duurzaam.

De Superkist wordt voorzien van trekpennen die ervoor zorgen dat de bekisting tijdens de betonstort sterk én maatvast is.

eenvoudig worden afgewerkt, met een superstrak eindresultaat. Ten tweede levert het werken met achterblijvende trekpennen een enorme tijdwinst op. Kortom: meer resultaat met minder materiaalgebruik.

Nog meer slimmigheden

Maar de trekpennen zijn niet de enige slimmigheden. De Wandelstokken zijn in haarspeldvorm gebogen metalen staven waarmee de Superkist aan de ondergrond wordt vastgezet. Dat is nodig op elke overgang van twee Superkisten of bij de hoeken. Dit werkt razendsnel. Een ander slimmigheidje is de standaard aanwezige tonggroefverbinding waarmee twee Superkisten gemakkelijk aan elkaar worden gekoppeld en goed uitgelijnd blijven, ook tijdens het betonstorten. Het eindresultaat is ook hier weer een strakke, maatvaste fundering met een optimale betonhechting. Hoeken en T-splitsingen zijn kwetsbare plekken. Ter versteviging is hiervoor een oplossing bedacht in de vorm van de Superbinder die verwantschap vertoont met de trekpen.

Tijdwinst door verloren bekisting De Superkist is een zogenoemde ‘verloren bekisting’. Deze blijft als isolerende schil achter na het storten van de beton. Omdat er niet hoeft te worden ontkist, levert dat een behoorlijke tijdwinst op. Om bij de wapeningskorven de juiste betondekking te garanderen, worden in de erki t k n t t ffen af tan hders gebruikt die snel in het EPSmateriaal zijn vast te prikken. Voor een vijftal kistmaten zijn trouwens kant-en-klare standaard wapeningskorven beschikbaar om het werken et e erki t n e ci nter te maken. Daarbij is Superkist zeer arbovriendelijk, want er kan gewoon op hoogte worden gewerkt met de wapening. Het wafelmotief aan de onderzijde van de Superkist zorgt voor een grote (zijdelingse) stabiliteit op het onderliggende zandbed.

SPONSORED CONTENT
Dit artikel is gesponsord door De Hoop Pekso.
INNOVATIE-EDITIE 2023 12
De trekpennen in de Superkist kunnen na het storten in het beton achterblijven.

Hé Rob, wat doe jij tegenwoordig? Die vraag heb ik de afgelopen tijd weer regelmatig gehoord. Gelukkig maar, want dat betekent dat ik weer met veel mensen in contact ben gekomen die ik lange tijd niet heb gezien. Door de pandemie was ik nog steeds op evenementen aanwezig, maar veelal en langdurig virtueel. Het informele gedeelte, de interactie met mijn zorgvuldig opgebouwde netwerk, verliep niet zoals ik gewend was. Hoewel ik werkzaam ben in een deel van de sector die de ambitie heeft om grote maatschappelijke uitdagingen (zoals krapte op de woningmarkt, industrieel en circulair bouwen en het energievraagstuk) het hoofd te bieden door onder meer een verregaande digitalisering, ben ik nog steeds niet gewend aan volledig digitaal bijeenkomen. Die interactie, die ik zo nodig heb, zorgde voorheen ook voor het ontstaan van enthousiasme over de verschillende digitaliseringsinitiatieven en -ontwikkelingen in de bouw en technieksector. Ik voelde dat ik in twee jaar veel was misgelopen, ondanks het feit dat ik wellicht meer evenementen zou hebben bezocht dan ik had kunnen doen als ik werkelijk had moeten reizen.

Diverse digitale sessies over digitalisering heb ik bijgewoond; over digital twins, smart cities, linked data N N- S - en C N standaarden federatief datadelen, artificial intelligence en parametrisch ontwerpen. Maar gek genoeg werd ik niet meer zo enthousiast als voorheen.

Nu wil het feit dat ik vier jaar geleden als business developer bij de N unit obilit uilt

Environment in een snoepwinkel terecht ben gekomen. De top van wetenschappers, consultants en experts op vele gebieden werkt hier samen aan grote maatschappelijke uitdagingen. Een van de speerpunten is digitalisering. En op vele onderwerpen van alle sessies die ik volgde ken ik wel een expert waar ik direct mee kan schakelen.

Inmiddels heb ik ook al weer enkele conferenties lijfelijk mogen en kunnen bezoeken. Wat mij opviel is dat er tegenwoordig veel meer wordt gekeken naar proces en mens. Het lijkt wel alsof de technologiepush, waar we jaren aan hebben gewerkt, nu werkelijk staat te gebeuren door intermenselijke communicatie. Interpersoonlijke communicatie in persoon biedt immers verschillende voordelen ten opzichte van digitale communicatie, vooral als het gaat om het opbouwen en onderhouden van relaties en het creëren van diepere connecties.

Non-verbale communicatie en directe feedback lijken bijna voorwaardelijk te zijn voor het slagen van een samenwerking. Door samen tijd door te brengen en face-to-face te communiceren kunnen mensen elkaar beter leren kennen en een sterkere band ontwikkelen. Bovendien; wanneer mensen elkaar in persoon ontmoeten kunnen ze elkaar beter begrijpen en makkelijker empathie tonen. Dit kan leiden tot meer respect en begrip voor elkaars standpunten en helpen om eventuele conflicten op te lossen. p de vraag wat ik tegenwoordig doe antwoord ik daarom steeds vaker: “Ik houd me bezig met intermenselijke digitalisering”.

COLUMN COBOUW MAGAZINE 13
V V
IK HOUD ME BEZIG MET INTERMENSELIJKE DIGITALISERING.

Hoe innovatief zijn de 10 meest innovatieve aanbesteders eigenlijk?

ACHTERGROND INNOVATIE-EDITIE 2023 14

Hij wil Nederland niet wegzetten als een angsthazenland, maar waarom kiezen we altijd het veilige pad als het over innovatiegericht aanbesteden gaat. Slechts twee op de honderd aanbestedingen vallen in die categorie, berekende Fredo Schotanus. De hoogleraar publieke inkoop moedigt opdrachtgevers aan de lat hoger te leggen. “In het buitenland wordt innovatief ondernemerschap als moedig gezien.”

Rijkswaterstaat gaat onbedreigd aan kop als uitsluitend naar aanbestedingsjaar 2021 wordt gekeken en je alle innovatiegerichte aanbestedingen bij elkaar optelt. Tel je de jaren 2020 en 2019 mee en kijk je naar het gemiddelde aantal innovatiegerichte aanbestedingen, dan komt Havenbedrijf Rotterdam ineens als meest innovatieve aanbestedende opdrachtgever uit de bus.

Tot zover het applaus. Want, vraag je het hoogleraar Schotanus, dan leggen de twee top 10-grafieken (zie kaders) vooral het verhaal bloot over een Nederlandse aanbestedingspraktijk waar

Rgunnen op innovatie nauwelijks een rol speelt. “In onze dataset wordt bij ongeveer twee op de honderd aanbestedingen in de bouw iets met het stimuleren van innovatie gedaan.”

Innovatief

Met hulp van TenderNed en PIANOo deed Schotanus onderzoek naar het innovatieve gehalte op de tendermarkt. De onderzoekers keken naar welke procedures opdrachtgevers hanteren, zoals innovatiepartnerschap en het voeren van dialogen met opdrachtnemers. “We keken ook naar specifieke woorden binnen aankondigingen van aanbestedingen, zoals startup, innovatie n S (Small usiness nnovation esearch). Uiteindelijk rolt daar een puntenscore uit. Die is mede afhankelijk van de mate waarin een inkooptechniek innovatie stimuleert. De maximale score die een aanbesteding kan halen is 100 punten.”

Op verzoek van Cobouw maakte Schotanus samen met TenderNed een aparte uitdraai voor ‘werken’. Wat blijkt? In die categorie wordt nog minder innovatief ingekocht dan bij diensten en leveringen. Schotanus: “In de ‘werken-dataset’ zitten 9.270 aanbestedingen. Alle innovatiescores bij elkaar opgeteld geven 10.800 punten. Dat maakt circa 1,2 innovatiepunt per aanbesteding, wat elk jaar ook nog eens een beetje afneemt. Als je specifiek kijkt naar aanbestedingen voor diensten en leveringen, dan kom je op een hogere waarde van 1,4 uit. Nog steeds laag, maar wel al zo’n 20 procent meer.”

Hij wil niet somberen. En al helemaal niet zeggen dat de bouwsector niet innovatief is. “Ik ga

Tekst Thomas van Belzen
COBOUW MAGAZINE 15

ALS IK PUUR NAAR DE AANBESTEDINGEN VAN WERKEN KIJK, DAN WORDT INNOVATIE NAUWELIJKS GESTIMULEERD VIA AANBESTEDINGEN.

straks zeggen dat er weinig gebeurt met innovatie in aanbestedingen, maar ik wil eerst benadrukken dat deze conclusies weinig zeggen over het innovatiegehalte van de bouwsector. Ook zijn er aanbesteders die ruimte geven aan innovatie voor het ontwerp of nadat aanbestedingen zijn afgerond. Maar als ik puur naar de aanbestedingen van werken kijk, dan wordt innovatie nauwelijks gestimuleerd via aanbestedingen.”

Veilige pad

Nederlandse overheidsdiensten kopen veilig in, stelt de onderzoeker. Zelfs bij grote opdrachtgevers, zoals Rijkswaterstaat. “Zij kiezen meestal het veilige pad. Dat is zonde, want binnen de aanbestedingswetgeving is veel meer mogelijk. Bij de percelenregeling bijvoorbeeld. Die biedt inkopers specifiek de mogelijkheid om een deel van een project apart te houden ten gunste van innovatie. Helaas bestaan daar geen data over, maar ik denk dat dit soort instrumenten wordt onderbenut.”

Juist in tijden van grote maatschappelijke en soms nieuwe opgaven op het gebied van milieu en mens en de toegankelijkheid van grondstoffen en materialen, is innovatief aanbesteden van belang, aldus de deskundige.

“We moeten nú gaan innoveren. Op topniveau wordt dat ook gezien, en het ontbreekt ook niet aan ambities bij gedeputeerden, wethouders of ministers.

Maar wat je vaak ziet is dat die ambities niet worden vertaald in aanbestedingen. Daar zijn ook wel verklaringen voor. Het kost vaak extra tijd en capaciteit en veel interne processen zijn juist ingericht op ‘standaard’-inkopen. En als het dan in de praktijk misgaat trekt dat de aandacht, zowel intern als in de media. Jouw carrière als projectleider of inkoper staat dan ineens op het spel. Dat verklaart mede dat risicomijdende inkoopgedrag.”

Simpel

Durven we niet? Leven we in een maatschappij van angst, waardoor innovaties bij voorbaat gedoemd zijn te mislukken? Schotanus is niet de eerste die wijst op dit culturele fenomeen. Jos Benschop, topman van ASML, deelde die observatie eerder ook al met Cobouw. Hij roemde landen als Israël, waar innovatief ondernemerschap juist wordt gezien als moedig. Het maken van fouten hoort daar juist bij, anders kom je niet verder met zijn allen.

Schotanus onderschrijft dat. Nederland weg-

oo leraar publieke inkoop redo o anus.
ACHTERGROND INNOVATIE-EDITIE 2023 16
Foto: Christiaan Krouwels

DRIE VOORBEELDEN VAN AANBESTEDINGEN MET RUIMTE VOOR INNOVATIE

Voor de A12 kondigde Rijkswaterstaat een aanbesteding aan voor het eerste grote project met CO2-zuinig en circulair asfalt. Bedrijven die meedingen worden uitgedaagd om met een zo duurzaam mogelijk voorstel te komen; de ‘koploperaanpak duurzame wegverharding’

zetten als angsthazenland, gaat hem echter te ver. Zelf haalt hij inspiratie uit Zuid-Korea en de Verenigde Staten. “In die landen moet een substantieel deel van de overheidsinvesteringen gaan naar research en development en naar het opschalen van nieuwe technieken. Gelukkig zie ik in Nederland ook een kentering. Ambtenaren die zeggen: de eerste bij wie er een rechtszaak komt omdat er een bewust risico wordt genomen, krijgt een fles wijn. Daarmee stimuleer je innovatief opdrachtgeverschap. Kennis is het probleem niet zozeer. We weten echt wel wat er wel en niet kan. Maar we hopen te veel op vooruitgang via relatief veilige pilots. Het is onmogelijk om daarmee alle duurzame en sociale opgaven waar we voor staan op te lossen. Wil je effectief innoveren dan heb je vaak schaal nodig. Dat kan via tenders.”

De Boekelose brug wordt de meest innovatieve en duurzame brug van Nederland genoemd omdat het wegdek van de brug is voorzien van zonnepanelen. In opdracht van aannemer Dura Vermeer verzorgde Geomaat de revisie van de brug in Hengelo.

Herken mislukkelingen en omarm ze, geeft hij bestuurders mee. “Want niet alle innovaties zullen succesvol zijn.” Zorg voor structuur en programma’s, alloceer budget voor innovaties en pas boeteclausules aan. “Doe je dat niet, dan laat je echt wat liggen.

OMDAT ER EEN

BEWUST RISICO WORDT

GENOMEN KRIJGT EEN

De Lekdijk wordt de komende jaren over een lengte van 55 kilometer versterkt. Het waterschap koos voor de aanbestedingsvorm Innovatiepartnerschap, waarin nauw wordt samengewerkt met drie Innovatiepartners: Mourik Infra, Van Oord en de combinatie Heijmans Infra – GMB Civiel – de Vries & van de Wiel (Lek ensemble).

FLES WIJN.

DE EERSTE BIJ
WIE ER EEN RECHTSZAAK KOMT BIJ EEN AANBESTEDING
1 2 3
Foto: Shutterstock Foto: Shutterstock
17
Foto: Dura Vermeer

ONTWIKKEL MEER INNOVATIES

CONTINUÏTEIT DOOR VERNIEUWING

Geschiedenis schrijven door naar de toekomst te kijken. Dat doen we al meer dan 168 jaar bij Dura Vermeer. We leven in een spannende tijd; verandering in onze sector is een constante en de snelheid waarmee de wereld om ons heen verandert is nieuw. Deze tijd biedt volop uitdaging, maar juist ook veel nieuwe kansen. Kansen om efficiënter, meer klantgericht en bovenal duurzamer te werken. Welke kansen zie jij? Kijk op werkenbijduravermeer.nl.

werkenbijduravermeer.nl

E IDDE DE RE(met minimaal 10 werken aanbestedingen afgerond in de periode 2019-2021)

Er zijn ook innovaties die het proces goedkoper maken. Bestraf daarnaast een innovatieve aannemer niet nog eens extra met een boete als een innovatie een keer mislukt.”

Gedrag

Schotanus ziet dat nieuwe generaties meer vertrouwen hebben. “Laatst ontmoette ik een groep nieuwe Rijksinkooptrainees. Ze zaten boordevol energie. Bij hen zie je die angst ook niet. Maar het gaat niet snel genoeg. We kunnen niet wachten op die nieuwe generaties. Het risico is ook dat ze opgaan in de heersende cultuur van risicomijdendheid en veiligheid. Dat kan jonge mensen opbreken.”

HET RISICO IS DAT NIEUWE RIJKSINKOPERS OPGAAN IN DE HEERSENDE CULTUUR VAN RISICOMIJDENDHEID EN VEILIGHEID.

Met TenderNed en PIANOo blijft hij de komende jaren de meest innovatieve opdrachtgevers in beeld brengen. “Daarmee willen we vooral aandacht vragen voor deze manier van aanbesteden.”

Bron: De top 10-rankings zijn opgesteld door Fredo Schotanus van de Universiteit Utrecht in samenwerking met TenderNed en PIANOo

Sceptici stellen dat Europees aanbesteden juist innovaties afremt. Een van hen is Philip van Nieuwenhuizen, voorzitter van MKB Infra. Schotanus is het daar niet mee eens. “Alleen al om corruptie de kop in te drukken is aanbesteden belangrijk. En als je het goed doet, draagt dat ook enorm bij aan de maatschappij en democratie in een land. Maar ik vind wel dat er in aanbestedingen meer ruimte moet komen voor innovatie. De Nederlandse overheid geeft jaarlijks 100 miljard euro uit. Stel je voor dat 5 procent daarvan is bestemd voor innovaties. Dat is 5 miljard euro. Dat kan een enorme boost zijn voor de markt.”

Naam Positie 2019-2021 Gemiddelde 2019-2021 Havenbedrijf Rotterdam NV 1 23,4 TenneT TSO 2 16,1 gemeente Nijmegen 3 13,6 Waterschap Rivierenland 4 12,5 Waterschap Aa en Maas 5 10,0 Provincie Noord-Holland 6 8,0 Rijkswaterstaat 7 7,6 Gemeente SchouwenDuiveland 8 7,1 Gemeente Schiedam 9 6,3 Twence B.V. 9 6,3
T T RE
Naam Positie 2021 Positie 2020 Totaalscore 2021 Rijkswaterstaat 11 550 Rijksvastgoedbedrijf 23 325 Gemeente Amsterdam 3 15275 Gemeente Utrecht 4- 200 N.V. Nederlandse Gasunie 55 150 Gemeente Eindhoven 5 13150 North Sea Port Flanders nv van publiek recht 7 29100 Gemeente Nijmegen 7- 100 GVB 7 30100 Provincie Gelderland 7- 100
COBOUW MAGAZINE 19

NIEUWE ORNAM

De bijna 2500 gevelstenen voor het Ceramic House in Amsterdam zijn allemaal uniek. Parametrisch ontwerpen in combinatie met digitale fabricage is de crux. En daar heeft studio RAP nog veel meeslependere plannen mee.

Tekst Ad Tissink Foto Ronald Bakker
REPORTAGE INNOVATIE-EDITIE 2023 20

ENT IEK UIT DE 3D-PRINTER

e roe va alen a e e vol en e r l l e olvende a roon van de enen en vor en een n r erende var an o de e evoe

COBOUW MAGAZINE 21

Tonnen klei zijn er doorheen gegaan. Steeds als ze dachten het proces te beheersen gebeurde er toch weer iets onverwachts. Lagen de printlaagjes wel mooi op elkaar, maar hechtten ze niet. Of ontstonden er scheuren in de droogkamer. Of bleek de steen na het bakken in de oven sterk gekrompen. “Er was altijd wel weer iets en het is onvoorstelbaar hoeveel materiaal en probeersels we hebben moeten weggooien.” Wessel van Beerendonk van studio RAP wil er liever niet aan herinnerd worden.

Klei printen, bakken en glazuren is volgens de jonge architect echt iets heel anders dan het 3D-printen van beton of kunststof, waar RAP al langer mee pioniert. Maar na jaren van vallen en opstaan, denken ze ook dit proces in de vingers te hebben.

In het atelier in Rotterdam, waar Van Beerendonk en consorten research doen, zien de proefstukken voor een nieuwe gevel in de Amsterdamse

P.C. Hooftstraat er in elk geval indrukwekkend uit. De uitbundige vormen van de grote lichtgekleurde stenen voor de plint van het winkelpand hebben eigenlijk geen precedent. De elementen hoger tegen de gevel,

Tzijn nauwelijks minder grillig van vorm, maar blijven, door de kleur en het formaat toch meer in de buurt van de klassieke baksteen.

Glazen baksteen

Voor het echte resultaat kan iedereen sinds kort trouwens ook in de P.C. Hooftstraat zelf terecht. Daar zit op nummer 32 het Ceramic House dicht tegen de oplevering aan. De gevel wedijvert met die van Crystal Houses een stukje verderop in de straat. Dat ontwerp van MVRDV trok na oplevering in 2016 wereldwijd aandacht met een gevel van verlijmde massief glazen bakstenen. Naar boven toe maken die steeds meer plaats voor normale bakstenen en lost de glazen gevel als het ware op in klassiek metselwerk.

Bij het Ceramic House zijn de gevelstenen van boven tot beneden van keramiek. Maar dat is ook de enige overeenkomst met de baksteen zoals iedereen die kent. Want er zijn geen hompen klei in een vorm geperst om waalformaten, kloostermoppen, vechtformaten of wat dan ook te produceren. Geen van de bijna 2500 stenen is gelijk aan de andere. Ze zijn overduidelijk familie van elkaar, maar toch is elke steen weer anders.

Na het printen met de robots van RAP zijn ze gestookt en geglazuurd door keramiekfabrikant Koninklijke Tichelaar uit Makkum. Tegen de gevel worden ze geplakt in een vakwerk van lasergesneden roestvaststalen cassettes. Die volgen het grillige golvende patroon van de stenen en vormen een intrigerende variant op de specievoeg. Bij de plint zijn de stenen met een open voeg gemonteerd.

De inspiratiebron voor het patroon in de stenen komt van weefpatronen van stoffen, vertelt Van Beerendonk. Net als bij veel andere winkelpanden in de P.C. Hooftstraat zal zich in het Ceramic House een bekend modemerk vestigen.

Variërende patronen

De jonge architect grijpt naar zijn mouw, trekt een stukje stof omhoog en laat zien wat er gebeurt. “Kijk, hier ontstaan grove plooien”, wijst hij. “Maar als je

ee er anen ee r n ro o neer e e elaar n a
REPORTAGE INNOVATIE-EDITIE 2023 22
Foto: RAP 23 COBOUW MAGAZINE

inzoomt, zie je op kleinere schaal nog iets gebeuren: de steek waarmee de stof is geweven wordt op de ene plek uit elkaar getrokken en uitvergroot, maar stuikt verderop juist in elkaar. Die twee variërende patronen, de grote plooien met daaroverheen op kleinere schaal de weefsteek, vinden we heel intrigerend. Dat hebben we geprobeerd te vangen in de stenen voor het Ceramic House.”

Dat hebben ze vooral niet te letterlijk gedaan. De grote plooien zijn duidelijk herkenbaar in de gevel, maar het weefsel keert meer terug in de vorm van een soort druppel. Pearl stitches noemt Van Beerendonk ze. Op de toppen van de plooi zijn de druppels vaak dik en vol, terwijl ze naar beneden toe afplatten en soms helemaal verdwijnen. Daar doorheen spelen trouwens nog de horizontale laagjes van het printproces. Het eindresultaat zijn vormen en geometrieën waar de Spaanse architect Gaudí nog een puntje aan kan zuigen.

Die hele fijne detaillering wordt mogelijk door wat Van Beerendonk noemt: digitaal vakmanschap. Parametrisch ontwerpen gecombineerd met rechtstreeks vanuit de ontwerpsoftware aangestuurde productiemachines. Dat doen ze niet alleen met kleiprinters, maar ook met betonprinters, freesmachines, zetbanken en andere apparatuur.

Voor het Ceramic House betekent de methode dat niet elke individuele druppel en elke plooi nauwgezet wordt uitgetekend. Met de software definiëren ze hoe de plooien en de steken zich precies gedragen en op elkaar inwerken. De computer vult dat vervolgens in en schrijft minutieuze instructies voor de kop van de kleiprinter. Zo ontstaat het gewenste eindbeeld, waarbij de golven en de druppels een doorgaande vloeiende beweging maken over de hele gevel. Elke steen kan dus maar op één plek worden gelijmd en mocht er ooit een steen beschadigd raken, dan kan er dus niet zomaar een andere worden geplaatst. Die individuele steen moet opnieuw gemaakt worden. Geprint, gebakken, geglazuurd en nogmaals gebakken. Maar dat is van later zorg.

IEDEREEN WEET DAT EEN

DIE EEN FATSOENLIJKE ROLLAAG KAN MAKEN

VANDAAG DE DAG BIJNA NIET

MEER TE VINDEN IS.

Complexe metselverbanden

Van Beerendonk: “Iedereen weet dat een metselaar die een fatsoenlijke rollaag kan maken vandaag de dag bijna niet meer te vinden is. Laat staan eentje die complexere metselverbanden aan kan, compleet met knipvoeg en andere effecten. Daar zetten wij deze nieuwe ornamentiek tegenover die mogelijk wordt door digitaal vakmanschap. Dat is niet simpel, verre van zelfs. Maar als je het eenmaal beheerst, kun je met weinig mensen een ongekende productie draaien. Dat is het grote verschil met vroeger. En de vormvrijheid is ongekend.”

Ze maken het zichzelf natuurlijk niet makkelijk bij RAP, beseft Van Beerendonk. “We leggen de lat

Foto: RAP
e d
era
roo
el
eerendon van d o
n ra e ron voor e a roon n de enen o van ee a ronen van o en
e vor vr
van de
enen onder
e
van
e
METSELAAR
REPORTAGE INNOVATIE-EDITIE 2023 24

hoog en je zou kunnen zeggen dat het onze eigen schuld is dat we er in de ontwikkelfase zo ongelofelijk veel klei en misbaksels doorheen moeten jagen. Maar we willen iets maken dat mensen in vervoering brengt. Dat ze zeggen: wow.’’ Iets dat ze nog nooit eerder hebben gezien.

Naast die strenge zelfopgelegde esthetisch eisen, moeten de stenen uiteraard ook voldoen aan alle gebruikelijke bouwfysische eisen. Ze moeten sterk zijn, stootvast, water tegenhouden, winddruk opvangen, noem maar op. Dat is volgens Van Beerendonk inmiddels uitvoerig aangetoond in de laboratoria van het est entrum eramis he ndustrie ( C ). e voldoen aan de zwaarste eisen.”

In de eigen ruimte in het Innovation Dock van de Rotterdamse RDM campus zijn inmiddels al weer keramische gevelelementen te bewonderen van een volgend project: voor het project Poortmeesters in Delft. De wanden en plafond van twee onderdoorgangen naar de binnenplaats van dit woongebouw worden bekleed met 3D-geprinte tegels waarvoor RAP zich door de cultuurhistorie van Delfts Blauw heeft laten inspireren. ‘New Delft Blue’, hebben ze hun moderne interpretatie gedoopt. Doorlopend over duizenden tegels worden grote bladeren gemaakt met een ingenieus nervenpatroon. Op de maat van de 10 meter hoge passage zijn die nerven behoorlijke ko-

kers geworden, die op tegels van 30 bij 30 centimeter zijn geprint. Ook hier geldt weer: geen steen is gelijk aan een andere. De passage telt straks een kleine 3000 tegels. Bij Tichelaar in Makkum zijn ze inmiddels een eind met de productie van de kenmerkende blauwe glazuurlaag. Binnen de tegel varieert de diepte van de glazuur sterk. De montage op het project is inmiddels in volle gang.

Hoekje om

De tegels zitten ditmaal gemonteerd op een systeem van aluminium regelwerk, met boutverbindingen door de achterwand van de holle stenen. Veel aandacht is uitgegaan naar de tegels ter plaatse van de randen van de poorten die de ophangconstructie aan het oog moeten onttrekken. Daar zitten stenen die een hoekje omgaan. “Niks ingewikkelds voor een kleiprinter, maar het moet allemaal wel passen en netjes op elkaar aansluiten ook na een tocht in de oven. Ook hier kwam het optimale productieproces tot stand met veel trial and error.

Van Beerendonk hoopt dat er na Ceramic House en New Delft Blue meer opdrachten komen voor geveldelen van 3D-geprint klei. RAP heeft niet voor niets permanent twee printrobots neergezet bij Tichelaar in Makkum. Die machines moeten productie draaien. Want er zijn nog eindeloos veel variaties

Beeld: RAP
COBOUW MAGAZINE 25
Foto: Ronald Bakker
26 INNOVATIE-EDITIE 2023
Foto: Ronald Bakker

op dit thema denkbaar. De ruim 450 jaar oude keramiekfabrikant heeft daar ook wel oren naar.

Tegelijkertijd benadrukt Van Beerendonk dat hij niet een carrière voor zich ziet die zich beperkt tot het leveren van façades, binnenwanden en andere franje- aan projecten van anderen. Hoe beeldbepalend de bijdrage vaak ook is, hij wil met RAP als een volwaardig architectenbureau opereren, dat verantwoordelijk is voor het ontwerp van de complete gebouwen. Recent leverden ze bijvoorbeeld een woonboot op in Leiden. Met een constructie van CLT en een gevel van massieve kurk en verder ook bijna alleen maar biobased materialen. Alles engineerden ze zelf; tot de positie van de wandcontactdozen in de wanden van kruislaaghout aan toe.

Ze konden het niet laten natuurlijk en gaven de gevel een grillige geometrie mee. Niet enkel om bijzondere ruimtes te maken, door het dak slim te vouwen werd er ruim 2000 kilo hout bespaard. Het dikke pakket kurk, dat regenjas en isolatiemateriaal tegelijk is, lieten ze frezen in een fraai kartelpatroon. “Maar we hebben hiermee laten zien dat we meer kunnen dan fascinerende gevels realiseren. En die ambitie hebben we ook.”

Enthousiast geworden van de schetsen van New Delft Blue benaderde een projectontwikkelaar Studio RAP recent voor het complete ontwerp van een 60 meter hoge woontoren. In eerste instantie dacht de ontwikkelaar ook aan een poort, maar RAP wees op het gevaar dat door de afmetingen van de toren dat wel een erg donkere tunnel dreigde te worden.

“Een spelonk bijna. Dat leek ons geen goed idee.”

Grillig en beeldbepalend

Daarop besloten Van Beerendonk en consorten eigenwijs met de geometrie van de toren zelf aan de slag te gaan. Ze lieten de gevel op sommige plaatsen wat terugspringen, waardoor openingen naar de binnentuin ontstonden en op hogere niveaus ruimte ontstond voor balkons en terrassen. Allemaal aansluitend bij de stedenbouw van de aanpalende blokken. “Daar werd het complete bouwblok veel interessanter van”,

ER KAN VEEL MEER MET DAT DIGITALE VAKMANSCHAP. EN DAT WILLEN WE OOK LATEN ZIEN.

wijst de architect bij de maquette van het complex in het atelier in de RDM campus.

De plannen zijn nog heel pril en hij mag nog niet zeggen voor welke opdrachtgever en welke locatie de toren bedoeld is. Ze zijn nu in gesprek met de constructeur. De rastergevel met veel glas krijgt wel weer fraai gedecoreerde elementen. Misschien uit geprinte keramische elementen, maar het kunnen ook gefreesde balken en kolommen worden, of gezette en geplooide platen. Dat moet zich allemaal nog uitwijzen in de rest van het ontwikkelproces. “Ik sluit niet uit dat die grillige beeldbepalende elementen dit keer deel gaan uitmaken van de draagconstructie. Dat zou wel een nieuwe dimensie zijn. Er kan veel meer met dat digitale vakmanschap. En dat willen we ook laten zien.“

Het belangrijkste blijft voor Van Beerendonk en consorten dat mensen geïnspireerd worden als ze in aanraking komen met de ontwerpen en producten van RAP. Of dat nou bij die woontoren is, bij die poort in Delft of de façade van die boetiek in de P.C Hooftstraat. “Dat ze even stilhouden als ze door de poort NewDelft Blue lopen. En naar adem moeten happen als ze het Ceramic House passeren. Natuurlijk willen we na de P.C. Hooftstraat ook flagshipstores bouwen voor prestigieuze merken in Londen, in Singapore, of Miami. Dolgraag zelfs. De productiecapaciteit hebben we en het is echt niet zo dat we dan een vertrouwd kunstje opvoeren. Er zijn nog tientallen, nee honderden, varianten op dit thema mogelijk. Maar we willen ook laten zien dat we met onze technologie slim en economisch kunnen bouwen. Digitaal vakmanschap, daar draait het echt om. Dat opent de wereld naar een hele nieuwe architectuur en bouw.”

REPORTAGE
e n d e enen orden aan e ra o de evel n de oo raa
COBOUW MAGAZINE 27

INNOVATIE E OED A EEN E VI E

Met de traditionele aanpak kan Nederland de vraag naar betaalbare woningen niet aan. Daarom introduceert De Meeuw ’Flexgoed als een service’. “Dit concept verkort de periode van initiatie tot en met realisatie tot twee jaar”, zegt Joziene van de Linde van De Meeuw.

Het nieuwe concept ‘Flexgoed als een service’ is volgens De Meeuw een uitkomst voor het woningtekort. “Opdrachtgevers als gemeenten en woningcorporaties sluiten met ons een overeenkomst voor het gebruik van de woningen die we bouwen, waarbij wij zorgen voor het beheer en de updates”, vertelt Joziene van de Linde, commercieel directeur van De Meeuw it ir ch t a a an het c ntract nemen wij de woningen terug. Dit concept verkort de periode van initiatie tot en met realisatie tot twee jaar, inclusief vergunningsverlening en andere procedures.”

Er zijn volgens Van de Linde meer voordelen e ne en e nanci le r k we r at wij zelf investeren in de platforms waaruit de woningen zijn opgebouwd. En we nemen taken uit handen waar opdrachtgevers niet op zitten te wachten. Zo zie je: de oplossing van het woningtekort vraagt niet alleen om technische innovatie, maar ook om innovatie van het businessmodel van ons als bouwers.”

Vijftig jaar flexibel bouwen

De Meeuw staat al ruim vijftig jaar beken al e in tri le r cent an e ibele circ laire eb wen

Deze gebouwen zijn altijd maatwerk, of het nu gaat om tijdelijke of permanente huisvesting. De vele voordelen van in de fabriek geprefabriceerde en op de bouwplaats te assembleren platforms zijn bekend: een hoge kwaliteit, minder faalkosten een inke ti win t na weli k of geen stikstofproblemen en gemakkelijk inspelen op de energietransitie.

Al die voordelen alleen lossen het woningtekort niet op, weet Van de Linde: “Traditioneel bouwen

Extreem duurzaam a e e onin en van e ee zo oe aak vol ens an e in e e zi n in n eeel o in on er elen keer o keer eer e ebr iken en aaree is e ree rzaa i ebben ervoor ekozen o a erialen ein eloos in oloo e o en ier ee ebben e e a vals roo al e ere ceer aar zi n e bes ro s o

vergt vele jaren van voorbereiding en alleen dat al brengt hoge kosten met zich mee, terwijl de nancierin an w nin b w r ecten al la ti genoeg is. Bij De Meeuw bewijzen we al vijftig jaar dat bouwen veel sneller en goedkoper kan.”

Nu gaat De Meeuw weer een stap verder. “Met de introductie van ‘Flexgoed als een service’ investeren wij zelf in de gebouwen voor onze opdrachtgevers. Daarmee nemen wij de nanci le r k we bi c r ratie en e eenten. Zij kunnen zich beperken tot de locatie en de vergunningverlening.”

Volgens Van de Linde kan ‘Flexgoed als een service’ een omwenteling in het bouwen op gang brengen. “We kunnen overal snel de gewenste woonruimte leveren. Net als bij software as a service betaal je voor het gebruik. Wij zorgen r het n erh en e ate a a kan het contract worden verlengd of niet. Zo niet, dan nemen we de woningen terug om ze ergens anders te plaatsen of ze te ontmantelen zodat we de onderdelen opnieuw kunnen gebruiken. Dat is onze nieuwste bijdrage om de groeiende w nin n nel en effectief te li f te aan

Investeren in flexibele gebouwen

Het verschil met het traditionele bouwbedrijf zit vooral in het businessmodel. ”Voor traditionele bedrijven is de kous af als het gebouw is opgeleer i in e teren elf in e e e ibele gebouwen die we voor onze opdrachtgevers produceren. Dat kan doordat de standaard platforms waarmee wij bouwen waarde houden. We kunnen ze verplaatsen, opnieuw gebruiken, demonteren en onderdelen recyclen. Inmiddels blijft 80 procent van de platforms waarmee wij bouwen ons eigendom. Nu gaan we weer een stap verder en nemen met ‘Flexgoed als een service’ ook de belemmerende factoren weg die opdrachtgevers ervaren wanneer zij zelf vastgoed moeten exploiteren.”

Traditionele woonprojecten worden zeer star door de lange afschrijftermijnen. Woningen zijn moeilijk aanpasbaar aan veranderende woonwensen en vaak kunnen technische installaties niet goed worden vernieuwd. Van de Linde: “Dat leidt steeds weer tot verspilling van energie en materialen, terwijl het eindresultaat het nét niet is. Het voor de eeuwigheid bouwen zit er zo ingehamerd bij de Nederlandse bouw, dat die moeite heeft met kortere gebruiksperioden.”

SPONSORED CONTENT
Dit artikel is gesponsord door De Meeuw.
INNOVATIE-EDITIE 2023 28
Joziene van de Linde, commercieel directeur van De Meeuw.

Laten we de houten heipaal vooral nog niet afschrijven

Zijn houten heipalen uit de tijd en moeten we ze voor altijd vergeten? Niet als het aan Niki Loonen van ingenieursbureau ABT adviseurs in Bouwtechniek ligt. Als je de goede houtsoort neemt en zorgt voor oplangers rond de grondwaterspiegel, is het nog altijd een fantastische fundering. Niet voor niets staat het Paleis op de Dam in Amsterdam er al zo'n 350 jaar op.

Door: Ad Tissink

Voor het Natural Pavilion op de Floriade in Almere, een project met een enorme ambitie als het ging om duurzaamheid, adviseerde Loonen daarom een houten paalfundering. Maar dan wel met een nieuw type oplangers, aangezien de standaard prefab-betonnen exemplaren ongeveer het complete CO2-voordeel van het hele paviljoen tenietdoen. Dus niet alleen van de paalfundering, maar van het complete paviljoen dat met een nieuw ontwikkelde houtbouwtechniek is neergezet. Met enkele collega's ontwierp Loonen twee nieuwe op-

langers. Eén werd gemaakt van 95 procent gerecycled zand en grind en hergebruikte binders (hoogovenslak), maar hogere verwachtingen heeft hij van het type dat werd gemaakt van gerecycled kunststof. De afvalstroom daarvan is immers nog veel groter, terwijl daar nauwelijks goede toepassingen voor zijn te vinden. Van beide typen kwamen er een paar onder het Natural Pavilion terecht. De eerste ervaringen zijn volgens Loonen goed. Jammer was wel dat het niet lukte de paal verdiept weg te slaan met de kunststof oplanger. De druksterkte van die oplanger is prima, maar voor het heiwerk bleek hij niet sterk genoeg. Daarom hebben ze nu een stalen hulpbuis bedacht waarmee de paal op diepte wordt geslagen. Daarna kan de oplanger worden geplaatst en de hulpbuis getrokken. Loonen legt het allemaal uit in een schetsje (zie boven). Hij hoopt er snel meer proeven mee te kunnen nemen, want die houten paal is wat hem betreft nog lang niet afgeschreven.

Al helemaal niet omdat je hem, zodra hij overbodig is, lekker kunt laten zitten in de bodem. In Almere mogen ze de palen zelfs niet trekken omdat het waterschap bang is dat er dan kortsluiting ontstaat tussen watervoerende lagen. Het is voorlopig trouwens nog niet aan de orde want dat Natural Pavilion mag nog een paar jaar blijven staan. Sowieso raadt Loonen aan die palen na afloop lekker te laten zitten. “Een betere methode van CO2-opslag is er namelijk niet. Als je dan toch CO2 wilt opslaan in de bodem, zoals sommigen willen, doe dat dan als houten paal.”

KLADBLOK COBOUW MAGAZINE 27

MET ZIJN TIENE

Twee keer zo snel bouwen, met minder mensen en nog beter en goedkoper ook. Dat is het idee achter een innovatieve methodiek die VORM inzet op een Amsterdams woningbouwproject. Vergaande prefabricage helpt vaart te maken, camera’s en parametrische software toetsen het bouwplaatswerk automatisch aan het BIM-model.

INNOVATIE-EDITIE 2023
PROJECT 30
Tekst Edo Beerda Foto VORM

N EEN TORENFLAT BOUWEN

O O A A INE
31

Op woningbouwproject Fibonacci loopt de uitvoerder (“assemblage-coördinator”) een paar keer per week een rondje over de bouwplaats. Met boven op zijn bouwhelm een 360-graden camera die continu beelden maakt. Even kijken of de nieuwe metalstudwandjes recht staan en alle prefab-betonelementen volgens planning zijn gemonteerd bijvoorbeeld. Op het moment dat hij klaar is met zijn ronde stuurt de camera de beelden door naar de OpenSpacecomputerapplicatie met daarin de plattegronden van het gebouw. De projectleider (“assemblage-manager”) kan de beelden vervolgens direct nakijken in de bouwkeet. Of honderd kilometer verderop in zijn kantoorkamer of thuis op de bank als dat zo uitkomt. De kersverse camerabeelden worden automatisch naast het BIM-plaatje gezet en dan kun je zoeken naar de verschillen. “Je hebt dan een extra check of het goed gaat met de voortgang, zonder er veel handelingen voor te hoeven doen”, vertelt John de Geus, directeur van VORM 2050, een van de innovatieve productiebedrijven van bouwende ontwikkelaar VORM. Als we volgens het BIM-model werken,

Ozouden er geen afwijkingen mogen zijn.”

Zijn die er toch? Dan kan de projectmanager vanachter zijn computerscherm een ‘Field Note’ plaatsen – een digitale versie van het bekende gele plakvelletje. ‘Hoe monteren we de afvoer?’, luidt de veldnotitie bij een foto van een geopende vloer, waarin een wirwar van stalen liggers zichtbaar is. Goede vraag. Mensen op kantoor kunnen er even op kauwen, zonder dat ze ervoor naar de bouwplaats hoeven. En ze kunnen er een aanvullende notitie bij plaatsen, bijvoorbeeld wie ermee aan de slag moet.

Afschaffing van de bouwplaats

ibona i is de eerste bouwlo atie waar hetvernieuwingsprogramma voor de gestapelde bouw in volle glorie tot ontplooiing komt. Vier jaar geleden kondigde de ontwikkelende bouwer de zeer ambitieuze missie daarvan aan: 20 procent goedkoper, 50 procent sneller bouwen. Vandaar de naam: VORM 2050.

Hoe je dat voor elkaar krijgt? In de eerste plaats door het aantal betrokken partijen rigoureus te verminderen. “Dat zijn er in de bestaande bouwpraktijk zomaar honderd tot honderdvijftig, van ontwikkeling tot oplevering”, constateert De Geus. “Die moeten allemaal met elkaar afstemmen en communiceren en daar gaat van alles mis. Breng dat terug naar vijftien tot twintig maakpartijen en laat hen al in de ontwikkelingsfase hun vakkenni s op een slimme manier inbrengen. Dan krijg je een gestroomlijnde communicatie en organisatie.”

Het idee is dus om er met zijn allen van tevoren goed over na te denken en het dan in één keer goed te doen. Wie mee wil doen als maakpartner moet wat in zijn mars hebben, want hij moet kunnen sparren met de architect en de constructeur over bouwdetails én die later kunnen uitvoeren. De Geus:

“De bedenker is ook de maker. Dat maakt de keten een stuk korter.”

Een ander revolutionair idee van VORM 2050 is de afschaffing van de bouwplaats. Het bedrijf wil buiten alleen nog maar halffabricaten assembleren.

“Dus we gaan daar niet meer metselen en beton-

INNOVATIE-EDITIE 2023 PROJECT 32

WAT DE BOUW IN HONDERD JAAR NIET IS GELUKT, GAAN

WIJ NIET IN ÉÉN KEER VOOR

ELKAAR KRIJGEN.

storten, dat gebeurt in de fabriek. Na just-in-time aanlevering op de montageplaats zetten onze montageploegen alles in elkaar.”

De 360-graden camerabeelden leveren een puzzelstukje dat nog ontbrak in het verhaal: automatische controle. Prefab-elementen worden gemodelleerd in BIM-modellen en daarvanuit geproduceerd. Ze zijn dus tot op de millimeter nauwkeurig terug te vinden in het model. De computerapplicatie koppelt de locatie waar de bouwplaatsbeelden zijn geschoten

Fibonacci is de eerste bouwlocatie waar het VORM-vernieuwingsprogramma voor de gestapelde bouw in volle glorie tot ontplooiing komt.

automatis h aan de lo atie in het - of evit model. Een groene lijn door het model geeft exact aan waar de assemblage-coördinator heeft gelopen. Iedere halve seconde wordt een beeld doorgestuurd vanaf zijn helm. Dat is niet alleen handig voor controle op voortgang, kwaliteit en veiligheid, het vermindert ook het verkeer van en naar de ‘assemblageplaats’ fors. Zeker in Amsterdam met zijn drukke verkeer scheelt dat tijd, uitstoot en geld. “De beeldenstroom vanaf de camerahelm geeft de projectleiding een soort Google Streetview door het project”, zegt Martijn Tijhof van techbedrijf OpenSpace, de ontwikkelaar van de ‘360° Reality Capture’ app. “Je kunt erdoorheen navigeren en weet zonder dat je ernaartoe moet hoe het staat met de voortgang.” Het is ook goed zichtbaar of er veilig wordt gebouwd. De privacy is gewaarborgd doordat de app gezichten automatisch vervaagt.

Beeldenstroom

Op het Fibonacci-project begon de beeldenstroom

COBOUW MAGAZINE 33
Foto: Eran Oppenheimer
cement free 100% 1st Gen ONDERWEG NAAR EEN CEMENTVRIJE GENERATIE Scan & ontdek

al binnen te rollen vanaf de bouw van de fundering en de parkeergarage. In de loop van het werk ontstaat op die manier een complete catalogus van bouwbeelden die ‘tijdreizen’ mogelijk maakt door het project. Handig dus met het oog op de Wet Kwaliteitsborging Bouw, die de bewijslast bij de bouwer legt en dossiervorming noodzakelijk maakt. Daarnaast geeft de app inzicht in de hoeveelheid betonelementen, plafonds en wanden die aanwezig zijn op de montageplaats. De applicatie kan aan de hand daarvan ook berekenen of een verdiepingsvloer bijna voltooid is. De OpenSpace app herkent de verschillende elementen automatisch – óók als een betonelement een andere kleur heeft na een regenbui. “Een kwestie van training met behulp van machine learning”, zegt Tijhof. Een volgende stap is dat de app leert wanneer elementen verder zijn afgewerkt, met een stuclaag of behangetje erop. Voorlopig zitten de monteurs nog niet op de app, maar dat zal op termijn ook veranderen. In de toekomst wil VORM 2050 ook toeleveranciers en onderaannemers toegang geven tot de app.

Honderd jaar

Haalt VORM alle ambitieuze VORM 2050-ambities op het project Fibonacci? Nog niet, maar de bouwers zijn een aardig eind op streek. Op de bouwplaats lopen gemiddeld zo’n tien tot twaalf monteurs rond. Dat is niet veel voor een complex met 243 betaalbare huurwoningen. Verder werken er op het project zo’n 25 bouwpartners. Die gaan het niet redden in de helft van de tijd. “Nee, wat de bouw in honderd jaar niet is gelukt, gaan wij niet in één keer voor elkaar krijgen”, lacht De Geus. “Geeft niks, we leren. Maar als we een paar projecten verder zijn, hebben we het erin. Daar ben ik van overtuigd.”

Toch hebben ze de vaart er nu al goed in, mede dankzij een snelbouwsysteem met een hoge mate van prefabricage en repetitie. Het bestaat uit prefab-gevels van Hibex, een prefab-casco van Stabiel Management, hsb-inbouwsystemen van Webo en Rutec, prefab-badkamers van Portisa en prefabinstallatiepakketten van Linthorst en Van der Pol.

VORM 2050

VORM 2050 is als nieuw VORM-productiebedrijf opgezet om het totale proces van ontwikkeling en realisatie te versnellen. Dat gebeurt vooral door parallelle ontwikkeling, digitalisering, productie en bouw, met een beperkt aantal vaste partners.

John de Geus startte deze nieuwe VORM-onderneming vier jaar geleden. “We hebben vanuit de holding het vertrouwen gekregen om dit van scratch af op te zetten en mee te bouwen aan de ambitie van VORM om jaarlijks 5.000 betaalbare, unieke woningen in leefbare buurten te realiseren”, vertelt De Geus. “Inmiddels zijn we met 24 mensen. Een teken dat we succesvol zijn.”

Een computerapplicatie koppelt de locatie waar de bouwplaatsbeelden met de camera zijn geschoten automatisch aan de locatie n e o Revit-model.

Vrachtwagens leveren al die puzzelstukjes kant-enklaar aan. Ze klimmen samen woonlaag na woonlaag omhoog richting de zeventiende etage. Alleen het inbouwen van de metalstudwanden gebeurt nog ter plekke. “Maar dat is ook verleden tijd op het volgende project”, verzekert De Geus. In het High Five complex in Utrecht (921 studentenwoningen) wil VORM 2050 straks ruw- en afbouw volledig in elkaar schuiven. Is het niet lastig om de kosten laag te houden als het aantal bouwpartners sterk slinkt en alleen een select groepje onderaannemers de klussen aankan? “Zou je denken, maar als je met vaste partijen werkt die hun beste oplossingen in jouw project kwijt kunnen, gaat de kostprijs vanzelf naar beneden”, reageert De Geus. “Een producent die weet wat en hoe hij iets mag maken, is blij om weg te zijn uit die benauwde inkoopmarkt waarmee hij altijd te maken heeft gehad.”

Foto: VORM
O O A A INE 35

NIEUW BOUWCONCEPT BLIJKT SUCCESFORMULE

Het Circle-bouwconcept heeft een zeer lage MKI van 0,13 en is daarmee, voor zover we nu weten, het meest circulaire betoncasco van Nederland. Waarschijnlijk zelfs van Europa. Circle, dat eind 2021 werd geïntroduceerd, blijkt inderdaad de succesformule waarop de gebruikers rekenden. De tijd is er rijp voor.

Om de wooncrisis het hoofd te bieden, zijn nú grote aantallen woningen nodig. “Het duurzame betoncasco van het Circlebouwconcept biedt daarvoor een snelle, hoogwaar i e en ral eer e ibele l in Voor Rob Hogendoorn, commercieel directeur van CascoTotaal in Terneuzen, is het een duidelijk verhaal. Het blijkt beleggers, corporaties, maar ook architectenbureaus, bouwbedrijven en ingenieursbureaus, zeer aan te spreken. Het circulaire bouwconcept van ingenieursbureau ABT, KAAN Architecten en betonproducent CascoTotaal is een breed inzetbaar basisproct recie wat we n n i hebben

Om het gemak van Circle te onderstrepen, reekt b an rie bbel e ibel et betoncasco voegt zich gemakkelijk naar architectonische en inrichtingswensen, is als enkele nit f r t w nc le in etbaar en bli kt ook nog eens zeer levensloopbestendig te zijn. Bovendien liggen de bouw- en installatiekosten aan de goede kant van de streep. Begrijpelijk dat er veel positieve reacties zijn en dat de eerste projecten in de pijplijn zitten.

Met een Milieu Kosten Indicator (MKI) van 0,13 euro is het betoncasco van Circle bij voorbaat een winnaar. In de zeer lage MKIscore is alles over de gehele levensduur meegerekend; van winning en transport van de

Loskoppelen drager en afbouw

O een e ibele levensloo bes en i ei e realiseren is ekozen voor een sli ere bena erin van e ins alla ie eel er en bi e eers e versies van e be oncasco no lei in en voora in es or n s aa e ins alla ie e eel los van e casco ro c ie aarvoor is on er an ere r i e ecre er ssen e n erin sbalken e e van e e a ins alla ie ec nisc e voor eel or in erne zen no aar n e be oncasco ebo i be oncasco is zo el o e be ane ron als o ver ie in snivea inze baar e aak ook e er ebr ik veel e akkeli ker

bouwmaterialen naar de fabriek, via de bouwfase en de vele gebruiksmogelijkheden als w n nit t t e ti eli ke nale waarin het wapeningsijzer wordt omgesmolten en het beton tot granulaat wordt verwerkt. Aangezien de fabriek direct naast de Zuiderkanaalhaven van Terneuzen ligt, is het zelfs mogelijk om het transport op duurzame wijze plaats te laten vinden: met elektrische binnenschepen en vervolgens met elektrische vrachtwagens.

Levensloopbestendig

Het betoncasco heeft vaste maten en grote openingen. Deze zijn enerzijds op velerlei wijze dicht te zetten en af te werken, anderzijds maken ze de koppeling tot grotere woonunits makkelijker. De inzetbaarheid als enkele unit (tiny house) of als gekoppelde en gestapelde groep woningen, geeft beleggers en corporaties een r te ate an e ibiliteit atere aan asingen zijn eenvoudig te realiseren door wanden weg te halen of juist bij te plaatsen. Compacte starterswoningen kunnen zo uitgroeien tot ruime gezinshuizen en later weer terugkrimpen om meerdere alleenstaanden (jong of oud) te huisvesten.

Rob daarover: “We maken al langere tijd een grote denkfout, namelijk om overal grote woningen te willen bouwen. Die zijn daardoor duur. Kiezen we voor een slimmere maatvoering, zoals bij ons betoncasco, dan kunnen we kleiner aar te eli kerti eel e ibeler en e k er b wen

Volwaardig en flexibel

e bet nca c l en af fabriek aan het Bouwbesluit onder andere qua bouwfysica en brandveiligheid. Ze zijn daarbij ook nog eens zeer duurzaam. “Of ze permanent of tijdelijk worden ingezet, speelt bij ons uit oogpunt van kwaliteit dus geen enkele rol. De woonunits kunnen snel op een tijdelijke locatie worden neergezet, maar als na tien of vijftien jaar wordt besloten om ze te laten staan, dan is dat techni ch een enkel r blee

De prijs van de woonunits op basis van het Circle bouwconcept spreekt beleggers en corporaties zeker aan. Rob verwacht voor een in le nit een ba i be ra e cl btw an 120.000 tot 130.000 euro en voor een grondgebonden woning iets van 170.000 tot 180.000 euro. Dat maakt ze op voorhand concurrerend.

Verdere ontwikkelingen

Eén van de volgende stappen is de ontwikkeling an eci eke w nc nce ten in a en raak met opdrachtgevers en bouwbedrijven. Daarnaast werkt CascoTotaal aan een tweede productielocatie en een dealernetwerk van b wbe ri en r eci eke el r e en

SPONSORED CONTENT
Artist impression van appartementen gebouwd met het Circle betoncasco. Beeld: Archikon.
INNOVATIE-EDITIE 2023 36
Dit artikel is gesponsord door CascoTotaal.

Een nieuw perspectief

De zoektocht naar innovatie is voor bedrijven in de bouw vooral ook een zoektocht naar strategische samenwerkingen. In je eentje gaat het niet lukken, ook niet bij de grootste bouwers van het land. Vijf directeuren over hoe vernieuwen en veranderen geen keuze is, maar wel de nodige uitdagingen opwerpt.

COBOUW
MAGAZINE
INTERVIEWS
en fotografie Johan Nebbeling 37
Tekst

Innovatie vraagt een lange adem, samenwerking - ook met niet direct voor de hand liggende partijen - en de bereidheid om risico’s te nemen en tegenvallers te accepteren, zegt Barbara Huizink, programmadirecteur Innovatie van Dura Vermeer Divisie Infra. “Het verkennen van nieuwe wegen is cruciaal om innovatie te laten slagen. Daar is lef voor nodig, want een garantie op succes is er niet.”

Innovatie volgens Barbara Huizink (Dura Vermeer Divisie Infra)

Van nut en noodzaak van innovatie is iedereen in de bouwwereld wel overtuigd, ziet Huizink.

“Het besef leeft breed dat wij een belangrijke rol hebben bij het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken, zoals de klimaatverandering en de energietransitie. Daarvoor is innovatie nodig. Niet als doel op zich, maar als middel tot verduurzaming. Er gebeurt in onze sector ook al veel op innovatief gebied, maar het kan altijd sneller.”

Want, zoals dat heet: tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Ideeën genoeg, maar de bouwsector is in de regel conservatief, aldus Huizink. “We doen het al jaren zo, dus waarom veranderen? In de bouw zijn we gewend om alles van A tot Z te controleren en elk risico uit te sluiten. Maar om te innoveren moet je soms het lef hebben om risico’s te nemen.”

Kleine marges

Succes is nooit gegarandeerd, ook financieel, zegt Huizink. “Maar je moet fouten kunnen maken en de tijd en ruimte nemen om kansen te signaleren en deze te verzilveren. Bij Dura Vermeer houden we het innovatieproces onder controle door het aangaan van kleine experimenten. Indien nodig sturen we snel bij.

Risicomijdend gedrag ziet Huizink in nog sterkere mate bij opdrachtgevers. “Vanwege de kans op mislukkingen of vertragingen kiezen veel opdrachtgevers voor oplossingen die zich lang en breed hebben bewezen. Dat staat vernieuwing in de weg. Het grootste obstakel voor snelle innovatie is volgens mij dan ook de terughoudendheid van opdrachtgevers.”

Vooral grotere partijen, zoals Rijkswaterstaat, staan niet altijd te trappelen om nieuwe technieken

en werkmethoden snel uit te proberen, weet ze uit ervaring. “Kleinere opdrachtgevers, zoals gemeenten, staat meestal meer open voor vernieuwingen. Natuurlijk ook, omdat dat meestal kleinere projecten zijn en de financiële risico’s dus beperkter.”

Certificering

Tenslotte vormen de complexe wet- en regelgeving en lange (product)certificeringsprocedures een belemmering voor de introductie van nieuwe technieken, systemen en werkmethoden. Tussen idee en introductie kan daardoor jaren zitten. Terwijl: het kán sneller, zegt Huizink. Nog dit jaar realiseert Dura Vermeer samen met partners de grootste Watthub ter wereld, ontwikkeld in een absolute recordtijd van negen maanden. De Watthub is een innovatief duurzaam ‘laadplein’ voor zwaar elektrisch bouw- en transportmaterieel bij Geldermalsen met 39 laadpalen.

Het laadplein is een stand alone-voorziening. De stroom voor het opladen van elektrische voertuigen komt van windmolens langs de A15. “Het is 100 procent groene stroom, waarmee we ook het al overbelaste stroomnet niet belasten. Al klinkt het eenvoudig, technisch is het een complex project. Het is echt een wereldprimeur.”

Windcorporatie

Innovatief is volgens Huizink ook de manier waarop het project tot stand is gekomen: in nauwe samenwerking met de Windcorporatie Betuwe Wind. “Dat is een partner buiten de bouwwereld. Zij kijken anders naar vraagstukken dan wij en dat heeft enorm geholpen bij de ontwikkeling en realisering. We moeten als bouw veel meer de blik naar buiten richten en

INNOVATIE-EDITIE 2023
INTERVIEW 38

LEF TONEN DOOR RISICO’S TE NEMEN.

investeren in samenwerking met partners van buiten de sector.”

Dura Vermeer doet dat, zegt Huizink. ”We werken samen met start-ups met vernieuwende ideeën, diensten of producten. Niet met een grote zak geld, maar door onze faciliteiten beschikbaar te stellen en gezamenlijke productontwikkeling. Soms nemen we deel in die bedrijfjes. Zij willen graag, want voor hen zijn we vanwege ons volume altijd een aantrekkelijke partner. Het gaat trouwens niet per se om grote vernieuwingen. Innovatie kan ook in kleine stapjes.”

Circulair asfalt

Innovatie is binnen Dura Infra een actueel thema, aldus Huizink. In de organisatie dragen ‘ambassadeurs’ het belang van innovatie uit en een groepje medewerkers is in de projectorganisatie NEXT vrijgemaakt voor het ontwikkelen van innovatieve ideeën.

Dat heeft, behalve tot de Watthub bij Geldermalsen, onder meer geleid tot de introductie van 100 procent circulair asfalt. Daarbij is in een traject van drie jaar nauw samengewerkt met het bedrijf Roof2Road, dat

Leeftijd: 37

Opleiding: MSc Materials Science & Engineering TUDelft

Functies:

Technical project lead & project manager

Philips, manager innovation Eneco, global material and production process manager

Bugaboo, zelfstandig innovatieconsulent en mede-oprichter Jumping Fish

afgedankt bitumen van daken hergebruikt.

Ook het project Liggers 2.0 is een voorbeeld van succesvolle innovatie. Met ingenieursbureau

RHDHV, Vlasman Sloopwerken, Haitsma Beton en SGS als toetsende organisatie heeft Dura Vermeer een betrouwbare methodiek ontwikkeld waarmee afgedankte betonnen brugliggers, die voorheen werden verpulverd, kunnen worden hergebruikt.

De 100 miljoen euro die in het kader van het Nationaal Groeifonds zijn bestemd voor innovaties in de bouw, ziet Huizink het liefst besteed aan het toekomstbestendig maken van Nederland. “Klimaatverandering gaat effect hebben op onze infrastructuur. Innovatie is nodig om klimaatbestendige oplossingen te creëren, denk bijvoorbeeld aan waterbergende wegen. Daarnaast moeten we onze projecten emissieloos uitvoeren. Ook daar is versnelling nodig.”

COBOUW MAGAZINE
CV Barbara Huizink
39

CV Berri de Jonge

Leeftijd: 43

Opleiding:

Civiele Technologie & Management, Universiteit Twente

Werkervaring:

Werkt sinds 2007 bij PlegtVos

Van een traditioneel bouwbedrijf naar een fabriek die huizen produceert: met zijn Slimme Huizenfabriek zet bouwbedrijf Plegt-Vos een grote stap naar industrialisatie en robotisering. “We benaderen het bouwproces vanuit een nieuw perspectief”, zegt Innovatiemanager Berri de Jonge van Plegt-Vos.

Innovatie volgens Berri de (Plegt-Vos)Jonge

De Slimme Huizenfabriek van Plegt-Vos in Almelo maakt mogelijk wat in de innovatieve auto-industrie al tientallen jaren gemeengoed is: geïndustrialiseerde, gerobotiseerde en gestandaardiseerde bouwproductie. Op basis van een ‘standaardchassis’ levert de huizenfabriek producten af die technisch grotendeels identiek zijn, maar qua verschijningsvormen kunnen verschillen. Afgelopen zomer rolden de eerste kant en klare houten geveldelen van de lopende band. En hoewel het productieproces nog volop wordt gefinetuned, zal de fabriek dit jaar voldoende gevels produceren voor 1.000

woningen, verwacht De Jonge.

“En dat is nog maar het begin. We hebben nu één productiehal in gebruik, waarmee we, als het hele proces goed is ingeregeld, naar schatting een jaarproductie van 4.000 kunnen halen. Maar er is op de locatie ruimte voor vijf productiehallen, waarmee we de productie zouden kunnen opschroeven naar circa 7.500 tot 10.000 per jaar.”

Anders bouwen

Een kleine tien jaar terug - de economische crisis had de bouwsector zwaar getroffen - besloot Plegt-Vos

INNOVATIE-EDITIE 2023
INTERVIEW 40

‘anders’ te gaan bouwen. “Vakmensen verlieten de bouw en keerden er niet meer terug. Daar komt bij dat de materiaalkosten fors zijn gestegen en dat duurzaamheid en circulariteit belangrijker zijn dan ooit. Continuïteit is voor ons belangrijk, daarom móesten we het wel anders gaan doen”, zegt De Jonge.

Om te beginnen viel de keuze op hout, een biobased bouwmateriaal waarmee Plegt-Vos – ook eigenaar van een timmerfabriek in Langeveen – al jarenlang ruime ervaring had. Vervolgens ontwikkelde het bedrijf het concept voor een fabriek, waar delen van woningen onder de meest ideale omstandigheden geproduceerd kunnen worden. “We hebben in het bijzonder gekeken naar de productie van vrachtwagens. De verhouding tussen geproduceerde volumes en de aangeboden variatie is vergelijkbaar met de bouw.”

BOUWPROCES BENADEREN VANUIT EEN NIEUW PERSPECTIEF.

Robots

In de Slimme Huizenfabriek van Plegt-Vos – een investering van 20 miljoen euro - voert een lopende band langs robots die de assemblage voor hun rekening nemen. Een robot brengt vervolgens steenstrips aan, wat en passant 100 tot 120 metselaars vervangt. Aan het einde van de rit rolt een kant en klaar geveldeel van de band. De andere delen van de woning worden vanuit de timmerfabriek in Langeveen als complete modules aangevoerd, inclusief kabels, leidingen en installaties. Op de bouwplaats worden de onderdelen gemonteerd tot een woning. Binnen een dag is een woning wind- en waterdicht. Maximaal vijf weken later is de woning gebruiksklaar. “De bouwplaats is voor ons het laatste station van de fabriek”, zegt De Jonge.

De voordelen van deze bouwmethode zijn navenant: snelheid uiteraard, kostenbesparing en veel grotere voorspelbaarheid op de bouwplaats. “Daarmee verhogen we de kwaliteit en kunnen we flink besparen op faalkosten.” Vooralsnog is een huis uit de fabriek in deze aanloopperiode ongeveer 3 tot 5% goedkoper dan een traditioneel gebouwd huis.

“Maar we verwachten dat we straks 10 tot 20 procent goedkoper kunnen produceren, volgens onderzoek van McKinsey.”

Procesoperators

Nog een voordeel: de productie vraagt weinig personeel en de medewerkers hoeven bovendien geen verstand te hebben van bouwen. Het zijn vooral procesoperators. “En omdat de arbeidsomstandigheden er prettiger zijn dan op een bouwplaats en bijvoorbeeld parttime werken eenvoudiger is te realiseren, is het ook voor vrouwen een aantrekkelijke baan. Ongeveer een derde van de medewerkers is vrouw. Daarmee boren we meteen ook een groot potentieel aan medewerkers aan.”

De Slimme Huizenfabriek is een voorbeeld van innovatie zoals die nog maar mondjesmaat voet aan de grond krijgt in de bouwsector. De oorzaak? De Jonge: “De bouw is een traditionele wereld. We zoeken altijd naar zekerheden. Wat jammer, maar begrijpelijk is. De strikte wet- en regelgeving werkt ook remmend. Gemeenten zijn daardoor vaak voorzichtig. We moeten soms echt moeite doen om ze te overtuigen dat onze houten woningen voldoen aan alle wettelijke eisen. Soms gaan innovatieve projecten na een lange voorbereiding en veel overleg niet door omdat de verantwoordelijke ambtenaar het uiteindelijk toch niet aandurft.”

Handling

Innovatie gaat verder dan alleen nieuwe materialen, processen of bouwmethoden ontwikkelen en toepassen. “Het raakt het hele proces. Het gaat ook om efficiënte logistiek en handling op de bouwplaats. Je kunt prachtige geprefabriceerde gevelelementen aanvoeren, maar als een timmerman er een koevoet onderzet, omdat het element niet past, gaat de boel kapot en heb je een kostenpost.”

In de bedrijven is een cultuuromslag nodig, meent De Jonge. “Je moet vanuit een ander perspectief naar het bouwproces kijken en helemaal opnieuw beginnen met de vraag: wat is er nodig om snel, duurzame, betaalbare huizen te kunnen bouwen? Daarvoor moet je ook – of misschien wel juist - mensen aantrekken die helemaal niet uit de bouwsector komen en met een frisse blik naar de bouw kijken. Op onze eigen innovatieafdeling werken mensen met allerlei achtergronden, maar geen enkele bouwkundige. De valkuil daarvan is dat je als innovatieafdeling te ver voor de troepen uit gaat lopen. Daarom is het belangrijk dat je het samen met het hele bedrijf innoveert.”

COBOUW MAGAZINE
41

Directeur Dorien Staal van Voorbij Prefab gooide op de Betondag van 2019 de knuppel in het hoenderhok met haar pleidooi voor duurzamer beton. Ongeloof en hoon waren haar deel. “Kan niet, lukt niet.” Vier jaar later zet Voorbij de toon in CO -arm beton. Niet volledig klimaatneutraal, maar wel beton met een lagere CO -uitstoot en kleinere ecologische footprint.

Innovatie volgens Dorien Staal (Voorbij Prefab)

Innovatie, weet Staal, gaat natuurlijk om techniek, maar begint bij je eigen overtuiging dat vernieuwing nodig en haalbaar is en de bereidheid daarvoor je nek uit te steken. “Na die uitspraak op de Betondag kreeg ik veel over mee heen. De heren uit de sector vonden dat ik niet wist waarover ik, een buitenstaander en vrouw nota bene, het had. Maar ik was ervan overtuigd dat het kon, duurzamer beton produceren, al wist ik alleen nog niet hoe. Een jaar na die betondag rolden de eerste duurzame prefabelementen van de band in onze gerobotiseerde fabriek.”

Sindsdien is het hard gegaan. De aanvankelijke weerstand van collega-fabrikanten verdween geleidelijk toen bleek dat Staal én haar belofte had waargemaakt én vooral toen ze bereid bleek het recept van haar duurzamer beton te delen. Nu werkt ze veel samen met andere betonfabrikanten en is ze een aanjager van innovatie in de doorgaans conservatieve betonsector.

Geen patent

“We hebben bewust geen patent aangevraagd op ons duurzame beton, zodat iedere betonfabrikant het ook kan produceren. Delen is essentieel voor succesvolle innovatie, ik doe alles in alle openheid. Mijn doel is een duurzamer betonproductie, waardoor we als sector kunnen bijdragen aan het beperken van de klimaatverandering. Dan kun je innovaties niet voor jezelf houden. Wat niet betekent dat collega-fabrikanten bij ons iets kunnen halen zonder er iets voor terug te doen. Voor wat hoort wat. We willen graag delen, maar als we niets terugkrijgen, vertraagt dat onze innovatie. En we zijn ook gewoon een commercieel bedrijf.”

Beton is een van de meest klimaatonvriendelijke bouwmaterialen. Bij de productie van met name cement, een essentieel bestanddeel, komt veel CO2 vrij. Door te experimenteren met samenstellingen en procedés wisten Staal en haar medewerkers de CO2-uitstoot in hun beton met 40 procent te verminderen, zonder de kwaliteit van het beton en productiesnelheid van de fabriek in het geding te brengen. Veel geld kostte dat niet: Voorbij deed het met een investeringsbudget van 50.000 euro uit het innovatiefonds van moederbedrijf TBI, zelf investeerde Voorbij 20.000 euro.

Specialisten

Staal: “We hebben geen aparte innovatieafdeling, maar maken gebruik van de ideeën van onze medewerkers, allen specialisten op hun vakgebied. Ze zijn trots op het bedrijf en hun bijdrage daaraan en komen vaak met goede suggesties. Het helpt dat we een platte organisatie hebben met weinig hiërarchie. Iedere medewerker wordt uitgenodigd om mee te denken. Ik word trouwens ook veel benaderd door mensen van buiten de betonsector die menen het Ei van Columbus te hebben gevonden. Veel van hun ideeën zijn nog onbruikbaar of lastig opschaalbaar, maar het geeft wel aan dat het thema duurzaam beton leeft.”

Innovatie is volgens Staal tot dusver vooral een kwestie van kleine stapjes zetten. “Wij sleutelen nog dagelijks aan ons productieproces. Kunnen we de droogtemperatuur een graad verhogen of de samenstelling van ons product veranderen, waardoor we weer iets duurzamer kunnen produceren? Dat proces houdt nooit op.”

Met het zetten van die kleine stapjes is zeker

INNOVATIE-EDITIE 2023
INTERVIEW 42

Leeftijd: 50

Opleiding:

TU/e, constructief ontwerpen

Functies:

Algemeen directeur Voorbij Prefab, voorzitter Betonvereniging, Stuurgroep Betonakkoord

nog winst te behalen, zegt Staal. “Ik schat dat we de komende twee jaar zo nog 15 tot 20 procent extra CO2-reductie kunnen bereiken.”

Op de schop

Maar daarmee is het ‘laaghangend fruit’ wel geplukt. “Om echte vooruitgang te boeken moet de betonketen als geheel drastisch op de schop. Iemand moet de regie nemen, want betonbedrijven zijn vanouds geneigd alleen naar hun eigen rol te kijken. In het recente betonakkoord zijn afspraken gemaakt over de ketenintegratie, maar het wordt een hele opgave om dat te realiseren. De betonketen is een complexe, met veel verschillende partijen en belangen.”

De overheid kan de verduurzaming van de sector stimuleren door het financieel ondersteunen van experimenten en ontwikkelingen. “We hebben als sector een voorstel ingediend bij het Nationaal Groeifonds. Hopelijk gaat een deel van de miljarden die het fonds te verdelen heeft naar de betonsector, want

DELEN IS ESSENTIEEL VOOR SUCCESVOLLE INNOVATIE.

anders komt de noodzakelijke grootschalige vernieuwing nooit van de grond.”

Maar de overheid kan ook in de regelgeving meebewegen, aldus Staal. “De huidige regelgeving is totaal niet op innovatie gericht en belemmert deze zelfs. Zo staan in het Bouwbesluit richtlijnen over de samenstelling van beton. Daar kun je van afwijken, maar dan moet je wel iedere keer aantonen dat de kwaliteit gelijkwaardig is . Dat kost allemaal veel tijd en geld en is ook de reden dat opdrachtgevers vaak toch maar voor conventioneel beton kiezen.”

Het moet, zegt Staal, mogelijk zijn om grote stappen te zetten bij de verduurzaming van de beton. “Kunnen we bijvoorbeeld een goed alternatief vinden voor wapeningsstaal, dan maak je weer een substantieel verschil. In een volledige biobased bouwsector, zoals sommigen voorstaan, geloof ik niet. En of het lukt om in 2030 volledig CO2-neutraal beton te maken, dat weet ik ook niet. Maar het is wel mijn ambitie. Hoe dan ook, er is nog een wereld te winnen.”

COBOUW MAGAZINE
CV Dorien Staal
43

CV Léon Heddes

Leeftijd: 58

Opleiding:

O cierso lei in bi e Koninklijke Marine. Na tien jaar in de projectontwikkeling terechtgekomen en vooral in de praktijk kennis en ervaring opgedaan

Functies:

Ontwikkelingsmanager, later regiodirecteur bij Amstelland Vastgoed (nu AM), regiodirecteur bij Heijmans Vastgoed, directeur projectontwikkeling bij Amvest, algemeen directeur Heembouw.

De uitdagingen waar de bouw voor staat zijn groter en complexer dan die van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en alleen op te lossen met vergaande innovaties, op elk gebied. Dat zegt Léon Heddes, algemeen directeur van Heembouw. “Ketenintegratie en structurele samenwerking zijn essentieel.”

Innovatie volgens Léon Heddes (Heembouw)

Voor Heddes staat het als een paal boven water dat het anders moet in de bouw. “Er is veel innovatie op het gebied van materialen en techniek, maar het bouwproces zelf verschilt niet wezenlijk van hoe we het vijftig jaar geleden deden. Dat kan niet meer, gezien de enorme opgave waar we als sector voor staan. We móeten innoveren, op elk gebied.”

Innovatie in de bouw heeft wat hem betreft dan ook niet alleen betrekking op de (noodzakelijke) ontwikkeling van nieuwe materialen en technieken, maar behelst vooral een radicale verandering van

het bouwproces, van ontwerp tot oplevering. Industriele bouw op grote schaal en integratie van de bouwketen zijn daarvoor essentiële voorwaarden. “Duurzaamheid is hét thema van de komende decennia. Dat is zo groot dat je het alleen kunt aanpakken door structurele samenwerking met strategische partners.”

Suboptimalisatie

De sterk versnipperde bouwketen leidt tot wat hij suboptimalisatie noemt: “Het is een van de grote ongemakken van de bouwsector dat elke aannemer alleen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen

INNOVATIE-EDITIE 2023
44

postzegel. Wat daarbuiten valt, schuift hij af. Die versnippering staat de innovaties in de weg die nodig zijn om de grote stappen te kunnen maken die vereist zijn om de enorme maatschappelijke problemen op te lossen waar we voor staan.”

Het besef dat het anders moet, is er wel, ziet Heddes. “Het wemelt van de goede bedoelingen. Maar aan goede bedoelingen heb je niets. Je moet ook daadwerkelijk stappen willen zetten. Dat loopt echter vaak vast op argwaan en onderling wantrouwen. We zijn een conservatieve sector die niet van verandering houdt.”

Financiële prikkels kunnen aannemers over de streep helpen om verder te kijken dan het eigen

op inzet is ‘parametrisch ontwerpen’, een grotendeels geautomatiseerd en op basis van kunstmatige intelligentie functionerend en zelflerend ontwerpproces. Dat komt er grofgezegd op neer dat integrale ontwerpen tot stand komen aan de hand van een groot aantal in de computer ingevoerde data en parameters.

Varianten

Door ‘aan de knoppen te draaien’ komen mogelijke varianten van het ontwerp tot stand. Doet een architect normaal gesproken maximaal een stuk of vijf voorstellen, parametrisch ontwerpen selecteert een stuk of twintig varianten waaruit de opdrachtgever een keus kan maken. “Het ontwerpproces wordt ook inzichtelijker voor de opdrachtgever. Die ziet wat de gevolgen zijn van zijn keuzes en kan de meest optimale of wenselijke oplossing kiezen.”

belang en verantwoordelijkheid te nemen voor het grotere geheel, denkt Heddes. “Aan innovaties kleven financiële risico’s. Creëer daarom een gezamenlijke pot waaruit tegenvallers kunnen worden betaald. Zo spreid je de risico’s. Leveren innovaties aan het einde van de rit geld op, verdeel dan de opbrengst onder de partijen. Met dergelijke incentives vergroot je de bereidheid tot samenwerking.”

Toeleveranciers

Samenwerking moet echter verder strekken dan die tussen aannemers en onderaannemers, maar ook betrekking hebben op bijvoorbeeld toeleveranciers. “We kunnen het probleem van het enorme plasticoverschot op de bouwplaats alleen oplossen als we samen met de producenten van bouw- en verpakkingsmaterialen innovatieve materialen en methoden ontwikkelen.”

Als ontwerpendebouwer’ eembouwheeft een eigen architectenbureau – kent Heddes de onmiskenbare voordelen van samenwerking en ketenintegratie. “Wij hebben een groot deel van de bouwketen in eigen hand, van ontwerp tot uitvoering. Door ons ontwikkelde innovaties kunnen we daardoor meteen in de praktijk uittesten en waar nodig bijstellen. Die wisselwerking telt ons in staat om grote stappen te maken op het gebied van innovatie.”

Een van die innovaties waar Heembouw stevig

Parametrisch ontwerpen maakt het ook mogelijk om specificaties voor onderdelen direct naar een leverancier te sturen. De gevelplaten van het nieuwe hoofdkantoor van de makelaarsvereniging NVM in Utrecht zijn bijvoorbeeld op deze wijze tot stand gekomen. “Perfect op maat en kleur”, aldus Heddes. Heembouw wil in 2025 volledig overschakelen op deze parametrische manier van ontwerpen en bouwen. Innovaties komen bij Heembouw – in 2022 voor het tweede jaar op rij uitgeroepen tot beste werkgever in de bouw en infra – vanuit alle lagen van de organisatie. “Afgezien van het projectteam voor parametrisch ontwerpen, hebben wij geen aparte innovatieafdeling. We hebben acht innovatiecoaches die ideeën ophalen vanuit alle lagen van de organisatie. Elke twee weken houden de coaches een innovatieoverleg, waar ze ideeën vanuit de organisatie bespreken. Medewerkers die een innovatief idee hebben krijgen vervolgens alle ruimte om dat te ontwikkelen.”

Insectenhotel

Op die manier is bijvoorbeeld het plan ontstaan om een insectenhotel te maken van de waterbuffer voor de Sprinklerinstallatie van het distributiecentrum Hydra op industrieterrein Lage Weide in Utrecht. “Een van onze medewerkers met een persoonlijke gedrevenheid voor de natuur kwam ermee. Die watertank, waar je normaal niet zoveel mee kunt, heeft nu een tweede functie die bovendien goed past bij het natuurinclusief bouwen dat we in dit project hebben toegepast. Omwonenden, die we nauw hebben betrokken bij de ontwikkeling, waren daar zo van gecharmeerd dat er geen enkel bezwaarschrift is ingediend tegen de bouwplannen.”

COBOUW MAGAZINE
45 INTERVIEW
AAN GOEDE BEDOELINGEN ALLEEN HEBBEN WE NIETS.

In de brede bouwsector zijn installatiebedrijven vaak aanjager van innovatie. Als een van de grootste installatiebedrijven en technische dienstverleners van Nederland vervult SPIE een voortrekkersrol, zegt Lieve Declercq, algemeen directeur van SPIE Nederland. “Bij ons gaat innovatie verder dan techniek.”

Innovatie volgens Lieve(SPIE)Declercq

Het is een activiteit die is opgestegen uit de diepte van de SPIE-organisatie: Greenfox.

“Een van onze medewerkers kwam in contact met een ondernemer die een technisch en sociaal innovatief concept had uitgewerkt voor het vervangen van energiezuinige led-verlichting door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat concept hebben wij geïntroduceerd als Greenfox. De armaturen zijn iets duurder dan normaal, maar Greenfox draait goed en biedt aan tientallen mensen werkgelegenheid.”

Greenfox is ook een vorm van succesvolle innovatie waar bij SPIE ruimte voor is, wil Declercq maar zeggen. “Bij ons strekt innovatie verder dan wat daar meestal onder wordt verstaan. Natuurlijk innoveren we ook op het gebied van systemen, technieken en werkwijzen. Maar wij bieden onze medewerkers de ruimte om op alle terreinen met vernieuwende voorstellen te komen. Onze mensen zijn gepassioneerd en echte doeners die boordevol ideeën zitten. Niet alle ideeën ontstijgen het hobbystadium, maar vaak genoeg komen er mooie en bijzondere innovaties uit voort die niet zelden leiden tot een succesvolle businesscase.”

Toonaangevend

Met de overname van Strukton-dochter Worksphere in 2022 is SPIE in Nederland met ruim 7.000 medewerkers toonaangevend op het gebied van installatietechniek, bij uitstek een sector waar innovatie vanouds hoog op de agenda staat. Logisch dus, dat innovatie voor SPIE een speerpunt is.

“We steken al twintig jaar veel energie in innovatie. We doen dat heel gestructureerd, van plan tot project. Onze organisatie is er op ingericht. Met het programma Aantoonbaar Groen trainen we medewerkers en managers in het zoeken naar duurzame

innovaties. Onze business units hebben innovatiemanagers die ideeën vanuit hun vestiging aandragen en inbrengen in een innovatieoverleg. Daaruit kiezen we per jaar een aantal thema’s, zoals decentrale energievoorziening, waterstof en communicatienetwerken. Die thema’s werken we uit in pilots en proefprojecten.”

Strategische thema’s Daarnaast formuleert SPIE steeds voor periodes van drie jaar vier strategische, richtinggevende thema’s. Voor de komende periode zijn dat energietransitie, digitale transformatie, duurzaamheid en cybersecurity. Met name die laatste discipline – cybersecurity - is volgens Declercq een nog vrijwel onontgonnen gebied. “De beveiliging van onze ICT-systemen hebben we in Nederland aardig voor elkaar. Maar in de beveiliging van de operationele systemen in de industrie, infra en gebouwen - de kasten langs de weg die onze vitale infrastructuur aansturen - is nog een wereld te winnen.” De gestructureerde aanpak van SPIE resulteert steevast in nieuwe, innovatieve toepassingen. Zoals een pilot met decentrale energievoorziening in samenwerking met het Ministerie van Defensie. “Voor een kazerne in Utrecht werken we aan een systeem voor het opwekken en opslaan van energie uit zonnepanelen, windmolens en afvalstromen. De aldus opgewekte elektriciteit wordt gebruikt voor verlichting en verwarming, maar ook voor het opladen van elektrische voertuigen. Het grote voordeel van een dergelijk systeem is dat het onafhankelijk van het grid functioneert. Dat maakt het ook bijzonder geschikt om bijvoorbeeld bedrijventerreinen zelfstandig van energie te voorzien.”

Broeikasgasvrije transformator

Een andere veelbelovende innovatieve toepassing, die

INNOVATIE-EDITIE 2023
INTERVIEW 46

BIJ ONS GAAT INNOVATIE VERDER DAN TECHNIEK ALLEEN.

vanuit de organisatie is aangedragen, is de ontwikkeling van eenS vrijetransformator.S ( wavelhexafluoride) is een extreem sterk broeikasgas. Een SF6-vrije transformator draagt dus bij aan het verminderen van de opwarming van de aarde.

De kleine marges waarmee ook de installatiebranche kampt, maken het niet altijd even makkelijk innovaties te ontwikkelen, te testen en te implementeren, aldus Declercq. “Innovatie vraagt financiële speelruimte. Je moet als organisatie echt leren om die te nemen. Daar zijn we de laatste vijf jaar steeds beter in geworden.”

Alle beetjes helpen en innovatie kan goed in kleine stapjes, zegt Declercq. Maar om de wezenlijke innovaties te kunnen ontwikkelen die nodig zijn om Nederland en Europa toekomstbestendig te maken, zijn echt langetermijnprojecten nodig, zegt ze. “Zoals het streven van de EU om de uitstoot van CO2 in 2030 met 55 procent te verminderen en van Europa in 2050 een volledig klimaatneutraal continent te maken. Wij zijn, samen met netbeheerder Tennet, voor elf jaar verbon-

CV Lieve Declercq

Leeftijd: 56

Opleiding: Business Engineering, Katholieke Universiteit Leuven

Functies:

Algemeen directeur SPIE Nederland, lid raad van toezicht Catharina Ziekenhuis Eindhoven, voorzitter raad van bestuur Vitens, marketingdirecteur Renewi, managing director Maltha Groep, international oiltrader Esso.

den aan dat project. Kijk, dan kún je wat. We hebben speciaal voor dit project mensen aangenomen.”

TKI Bouw en Techniek

SPIE is voorts betrokken bij het Topconsortium voor Kennis en Innovatie Bouw en Techniek waarin toonaangevende Nederlandse techniek- en bouwbedrijven en kennisinstituten werken aan een CO2-vrije bebouwde omgeving in 2050 met behulp van technische en bouwkundige innovaties.

Lieve Declercq: “60 procent van de nieuwe technieken die hiervoor worden ontwikkeld, heeft betrekking op civiele constructies en het gebruik van innovatieve bouwmethoden en -materialen, zoals CO2-vrij beton. Maar daarnaast is innovatie van technische systemen onmisbaar om de doelstellingen van TKI Bouw en Techniek te kunnen realiseren. Cybersecurity en digitalisering zullen daarbij een belangrijke rol spelen. En daar zijn wij nou net heel erg goed in. Wij willen en kunnen bijdragen aan een toekomstbestendig Nederland.”

COBOUW MAGAZINE
47

De verse blik van... Anna Buiter

Technische vooruitgang genoeg, maar de bouw moet ook de mens niet uit het oog verliezen. Anna Buiter (25) zet zich dan ook in voor sociale innovatie. “Je moet meegaan met de tijd en de behoeftes van bewoners.”

Woningtekort, klimaatproblemen en een gebrek aan grondstoffen en personeel. Buiter noemt zomaar even wat uitdagingen die de bouw raken. Zorgelijk, niet? “Ik denk dat iedereen zich zorgen maakt. Ik vind het ook lastig om naar het geheel te kijken. Dus ik kies gewoon steeds één stukje uit waar ik me op focus. Je kunt niet alles zelf oplossen.”

Voor Buiter is het duidelijk: houd de mens centraal. “Ik wil zorgen dat de bewoner en de gebruiker in beeld blijven. Dat we die niet vergeten in ons proces van mooie ideeën. We moeten dicht bij onszelf blijven.”

Via een traineeship werkt ze nu aan projecten bij woningcorporatie Eigen Haard. Het werk sluit aan bij die menselijke kant van de gebouwde omgeving die Buiter zo mateloos interessant vindt. Hoe ervaart iemand een gebouw en hoe maak je de mens blij? Dat wordt niet altijd meegenomen in ontwerpen. Daarnaast veranderen wensen ook. Ze wijst op de nieuwe manier van wonen en werken sinds de pandemie. Ook ziet ze het in de ontwikkeling van steeds kleiner wordende huishoudens. “Ik denk dat het delen van voorzieningen en ruimtes een nieuwe vorm van innovatie is.”

Dat proces is nooit af. De wereld blijft veranderen en de technologie ook. “Misschien hebben we straks allemaal wel een smart home. Je moet dus meegaan met de tijd en de behoeftes van bewoners.”

Uitdagingen

Die technologische ontwikkeling gaat ook hard, ziet Buiter. Juist alle uitdagingen in de bouw maken dat er ruimte is om nieuwe dingen te proberen en te blijven innoveren. “Ik denk echt dat we op dit moment in het walhalla zitten voor bouwinnovaties.”

Buiter richt zich via haar traineeship op de modulaire woningbouw. Ze is drie jaar lang betrokken bij de NH bouwstroom, een samenwerking tussen acht Noord-Hollandse woningcorporaties en zes bouwers. De zes bedrijven gaan jaarlijks betaalbare fabriekswoningen bouwen voor de corporaties.

Sinds de zomer is Buiter betrokken bij het uitzetten van de eerste projecten bij Eigen Haard. Na dit jaar gaat ze aan de slag bij een van de zes bouwers, in het laatste jaar loopt ze mee bij gemeenten die nu betrokken worden in het proces van de bouwstroom. Wat Buiter betreft is industrieel bouwen dé toekomst voor de bouw. Dat is noodzaak: we moeten sneller bouwen, met minder personeel en minder grondstoffen. “Minder maatwerk dus en niet steeds het wiel opnieuw uitvinden.”

Toch merkt ze in haar traineeship dat modulaire bouw nog lang niet altijd wordt geaccepteerd. Het wordt vaak over één kam geschoren met containerwoningen. “Maar dat zijn het dus echt niet. Het zijn gewoon woningen die volgens het bouwbesluit gemaakt worden. En het voordeel van het produceren in een fabriek is dat je eigenlijk heel goed kunt innoveren. Als je erachter komt dat iets niet helemaal werkt, kun je dat aanpassen."

De bekendheid mist, en de angst voor eenheidsworst of een gebrek aan ruimtelijke kwaliteit overheerst. Onterecht, vindt Buiter. “Dus we moeten het nu gaan bewijzen met projecten.”

Toekomst

De industriële bouw heeft dus de toekomst. Net als circulariteit en duurzaamheid. Buiter verwacht dat dit straks volledig geïntegreerd is in alle ontwerpen.

Tekst Petra Platschorre Foto Eran Oppenheimer
TALENT INNOVATIE-EDITIE 2023 48

Wie is Anna Buiter?

De 25-jarige Anna Buiter wilde al op haar twaalfde architect worden. Twee jaar later bezocht ze de open dag van Bouwkunde aan de TU Delft. Sindsdien heeft ze nooit meer naar iets anders gekeken. Na deze studie koos ze voor de master architectuur. Ze volgt nu een traineeship via de Construction University, een programma van Building Heroes. Ze zet zich hiermee in om het woningtekort aan te pakken en richt zich op sociale innovatie. Architect worden is niet meer per se haar doel; ze wil vooral haar bouwkundige kennis inzetten om te zorgen dat architecten de mens bij hun ontwerpen niet uit het oog verliezen.

“Ik zag dat al in de laatste twee jaar van mijn studie. Tijdens de bachelor gebruikten we voor al onze ontwerpen beton en staal. Tijdens mijn master kwam de verschuiving: bijna alle afstudeerprojecten waren in hout.”

Een circulaire bouweconomie is de enige weg voorwaarts. Op dat gebied kunnen de meer ervaren bouwprofessionals wel wat leren van de jongere generatie, denkt Buiter. “Onze kennis komt van mensen die al heel lang in het vak zitten, maar wat ik bij mijn generatie zie is een open blik en de intrinsieke motivatie om iets te doen waar we in geloven. We zijn bezig met zingeving en hoe we de wereld gaan redden. Ik denk dat de oudere professionals van ons kunnen leren door wat vaker de vraag te stellen: waarom doen we het eigenlijk al dertig jaar zo?

COBOUW MAGAZINE 49
Tijdens mijn master kwam de verschuiving: bijna alle afstudeer projecten waren in hout.

Slimme bolders en zeeën aan data

Slimme infrastructuur rukt op in de Rotterdamse haven. Nieuwe kades die erbij komen zitten bomvol sensoren, slimme bolders berekenen zelfs hoe hard een schip aan de trossen trekt. Het Havenbedrijf wil op termijn vanuit haar ‘hersencentrum’ alle infra op afstand in de gaten houden. Is het de eerste stap richting een robothaven?

50
INNOVATIE-EDITIE 2023
Tekst Edo Beerda Fotografie Ries van Wendel de Joode
ACHTERGROND
e aal roe naast de Ama-
51 O O A A INE
liahaven.

Zeven van de nieuwste kades van de uitgestrekte Rotterdamse haven zijn al volledig ‘smart’. Er zitten sensoren in de paalfunderingen, in de fenders die als stootkussen fungeren, in de bodem eromheen en zelfs in de ankers die de kadewanden op hun plaats houden. Legt een 400 meter lange containerreus met een dreun aan tegen de kademuur, dan gaat er een seintje uit een treksensor via een glasvezelverbinding naar een controlecentrum. Daar is vervolgens exact bekend hoeveel het anker is opgerekt of hoeveel een damwand is verbogen. Wat de slijtage door de jaren heen is, brengen de sensoren ook haarfijn in beeld. “De inspecteur van de toekomst is een sensor”, vertelt asset manager Henk Voogt van het Havenbedrijf Rotterdam. “Een sensor werkt zeven dagen per week, 24 uur per dag door, is nooit moe en er zijn geen problemen met interpretatieverschillen. Daar kan de mens niet tegenop.”

Tachtig kilometer kademuur

De switch naar digitaal beheer – asset management – zoals het in vakjargon heet, is in de moderne tijd

onvermijdelijk voor een haven als die van Rotterdam. Dat heeft alles te maken met de enorme schaal. Het Havenbedrijf beheert alleen al zo’n 80 kilometer kademuur. Vroeger liepen er dagelijks mannetjes rond om al die aanlegplekken in de gaten te houden. En er was periodiek onderhoud. Of een stuk kade nou in orde was of niet, de boor ging erin en de metselaar kwam langs. Dat is niet meer van deze tijd, tegenwoordig vertellen sensoren in detail wat de werkelijke staat van een object is. “We zijn een haven omdat we kademuren hebben”, zegt Voogt in een kamer met weids uitzicht over het uitgestrekte havengebied. “Het enige wat voor ons echt telt, is dat zij maximaal operationeel zijn.”

Dat lukt niet door stomweg te kijken naar een sensormelding. Het draait vooral om een goede interpretatie van data. En daarbij spelen alle gegevens die binnenrollen een rol: civieltechnische data die omgevingssensoren doorgeven over bewegingen in de funderingspalen, grondwaterstand en gronddruk spelen een rol, maar ook KNMI-gegevens over wind, temperatuur en regen. De gebruikers van terminals zijn ook belangrijke leveranciers van informatie. Zij hebben data over het gewicht van containers en bulkladingen die binnenkomen, schepen die aanmeren en kranen die voorbijrollen over de kades. “Al die data samen geven betekenis aan gegevens die we doorkrijgen uit die ene treksensor in dat grondanker”, legt Voogt uit. “Daarom zijn we gegevens steeds meer gaan koppelen. Slimme infrastructuur bestaat feitelijk uit systemen van systemen.”

Palen 81

Om niet te verzuipen in de zeeën aan data die voortdurend binnenstromen, is er in de Havenbedrijftoren op de Wilhelminapier één afdeling die als kool groeit: het data-analysecentrum. Op dit ‘vertaalbureau van

INNOVATIE-EDITIE 2023 52 ACHTERGROND
Z

WE ZIJN GEGEVENS STEEDS MEER GAAN KOPPELEN.

SLIMME INFRASTRUCTUUR BESTAAT FEITELIJK UIT SYSTEMEN VAN SYSTEMEN.

de haven’ ontwikkelen veelal jonge mensen – data scientists – algoritmes voor het detecteren van trends en grenswaarden in de databrij. Dat voorkomt dat de alarmbellen voortdurend afgaan.

Dat is bijvoorbeeld belangrijk voor de recent geplaatste ‘palen 81’ in het Calandkanaal. Deze slimme palensets zijn onderdeel van de ligplaatsen waar megaschepen hun lading kunnen overslaan op kleinere schepen of bunkerschepen langszij kunnen laten komen voor bijtanken (‘bunkeren’) van stookolie. De lieren en sliphaken op deze enorme buispalen zijn voorzien van sensoren. Die meten de hoek en de kracht die op de palen wordt uitgeoefend. De havenbeheerders kunnen aan de hand ervan in de

gaten houden of de krachten niet te hoog oplopen bij hoekverandering door de wisseling van het tij. Betekent het dat het alarm voortdurend afgaat? Integendeel, de havenbeheerder kwam er dankzij de slimme sliphaken achter dat de palen veel meer kunnen hebben dan gedacht. Je zou dit type palen dus lichter en voordeliger kunnen uitvoeren. Een goede les voor de volgende keer. Om dezelfde reden liet het Havenbedrijf in de Prinses Amaliahaven de funderingspalen voor de 1.700 meter lange kademuren al voor de bouw beproeven. Zou het niet kunnen met minder en lichtere palen dan voorgeschreven? Ja, bleek na het tot bezwijken toe belasten van een rij proefpalen vol meetsensoren. Het scheelt vele miljoenen bij de bouw van de nieuwe diepzeekades op Maasvlakte-II.

Klappen

Sensoren geven in de Amaliahaven ook een goed beeld wat er gebeurt als een kademuur zijn grootste klap krijgt: bij het vrijbaggeren na de bouw in het droge. Je kunt het wel berekenen, maar het daadwerkelijk zien kan nieuwe inzichten opleveren. Sensoren drukken straks ook de onderhoudskosten tijdens het gebruik van de nieuwe haven. Zo wordt het drainagesysteem dat grondwater achter de kademuur afvoert continu door sensoren gemonitord. Functioneert de bolvormige afsluiter nog wel die voorkomt dat zeewater terugstroomt naar het grondwater? Als dat niet zo is, komt er direct een seintje binnen. Het Havenbedrijf stuurt dan een duiker naar beneden om aangroei van de afsluiter te verwijderen. Voogt: “Het scheelt veel geld als je geen dure duiker periodiek langs elke afsluiter hoeft te sturen in die honderden meters lange kademuur.”

De slimme bolders die straks langs dezelfde kade staan, geven nauwkeurig door hoeveel trekkracht de megacontainerschepen van 24.000 TEU uitoefenen die hier straks aanmeren. Blijkt de 2.500 kN waarop de bolders berekend zijn te veel? Dan kan de havenbeheerder ze op een volgende locatie lichter uitvoeren. Daar komen geen labtests meer aan te pas, de meetresultaten komen direct uit de praktijk.

O O A A INE 53
er aa heden aan een slimme bolder.

Prefab Next Level

Compleet en efficiënt vloerconcept

Juist nu is het belangrijk om sneller, slimmer, schoner en duurzamer te bouwen, om zo de efficiëntie van de bouw te optimaliseren. De VBI Integraalvloer is een allround prefab vloer die geschikt is voor elke conceptmatige woningbouwer.

100% Plug and Play Direct klaar voor vloerafwerking

De E- en W-installaties zijn al tijdens het productieproces in de vloer geïntegreerd. Door de universele koppelingen kunnen de leidingen bij de bouw ‘plug and play’ worden aangesloten. Tevens heeft de vloer een kant-en-klaar trapgat. Hierdoor verloopt het bouwproces slim én veilig en wordt een hoge productiesnelheid behaald.

Nieuwsgierig naar sneller bouwen met de VBI Integraalvloer?

Kijk voor meer informatie op www.vbi.nl/integraalvloer

Direct na het plaatsen van de vloer kan worden doorgegaan met het plaatsen van de wanden. De vloer kent nauwelijks toleranties en is door het gladde en strakke oppervlak direct klaar voor vloerafwerking. Het aanbrengen van een deklaag is niet meer nodig.

VBI Integraalvloer

TIEN JAAR MEER OF MINDER GEBRUIKSTIJD

MAAKT NOGAL UIT IN DE ROTTERDAME HAVEN, WAAR ÉÉN STREKKENDE METER KADEMUUR

GEMIDDELD 40.000 EURO KOST.

Pioniersmarkt

Realisatie van slimme infrastructuur is een pioniersmarkt. Het Havenbedrijf werkt er veel samen met startups en snelgroeiende innovators, zoals Inventec, dat optische glasvezeltechnieken levert voor ontgrondingsdetectie en monitoring van ankerkrachten en grondwaterniveaus. De slimme sliphaken in het Calandkanaal zijn afkomstig van Straatman. Hoogfrequente tiltsensoren voor monitoring van kademuren komen van Senceive. Het Havenbedrijf heeft accelerator PortXL opgezet om innovaties een steuntje in de rug te geven.

Krachtenspel

Bij ECT in de Europahaven wordt op dezelfde manier het hele krachtenspel op de trossen in beeld gebracht. De bolders van deze terminal uit 1980 zijn destijds ontworpen voor containerschepen van 3.000 TEU. Die bestaan nauwelijks meer, tegenwoordig liggen er 12.000 TEU reuzen voor de kant. Het spant erom of de aanlegpalen het nog houden. De zes slimme bolders die hier zijn geplaatst bij één van de ligplaatsen laten zien hóe dicht ze precies bij de grenswaarde zitten. Razend interessant natuurlijk voor de civiele techneuten van de havenbeheersdienst. Verderop, op de Euromaxterminal, deden zij ook een proef met slimme fenders. Sensoren erin geven aan wanneer het rubber zijn veerkracht kwijt is. Dat maakt het mogelijk deze stootkussens helemaal ‘op’ te gebruiken.

Port Call

Rinkelt de kassa dankzij het digitaal asset management? Nog niet. Vooralsnog investeert het Havenbedrijf vooral fors in de slimme infra. Een voorbeeld: een slimme bolder is drie keer duurder dan een ‘domme’. “Maar we gaan ervan uit dat we die investeringen in de toekomst dubbel en dwars terugverdienen. Door uitge-

l e infrastructuur r o e e kades die erbij komen en o vol sensoren.

naste ontwerpen, lagere bouwkosten, intensievere benutting van infrastructuur en oprekken van de levensduur.” Tien jaar meer of minder gebruikstijd maakt nogal uit in de Rotterdamse haven, waar één strekkende meter kademuur gemiddeld 40.000 euro kost. Erachter gloort nog een hoger doel, namelijk het koppelen van alle infradata aan data van de operationele diensten binnen het digitale platform Portbase Wanneer een loods in zijn meters kan uitlezen hoeveel de omliggende kades kunnen hebben, kunnen sleepboten een containerreus misschien sneller naar zijn ligplaats brengen. Daar aangekomen kan de slimme fender geautomatiseerd een seintje geven aan slepers, roeiers en loodsen wanneer het laden of lossen is afgerond. Dat scheelt tijd en onnodige communicatie. Een volledig geautomatiseerde ‘port call’ voor alle 30.000 zeeschepen en 100.000 binnenvaartschepen die jaarlijks voorbijkomen is de natte droom van de havenbeheerders. Misschien is het straks ook wel noodzaak, want de eerste autonoom varende ‘robotschepen’ komen eraan. “Zo’n schip zal automatisch melding moeten krijgen welke bolder beschikbaar is en of de waterdiepte voldoende is”, zegt Voogt. “Het is nog niet zover, maar we gaan snel die richting op.”

COBOUW MAGAZINE 55

Must read Nieuwe editie!

Inkoop in strategisch perspectief

voor

Inspectie van elektrische installaties

Sinds 2019 produceren wij als familiale cementproducent voor verschillende markten en toepassingen. We streven naar een duurzame groei samen met onze klanten door in te zetten op onze kernwaarden:

• Service:

-24/7 open voor afhalingen op 7 verschillende laadpunten.

- Efficiënte scheepsbelading (tot max 200ton/uur)

- Opslagcapaciteit uitgebreid (110.000 ton klinker en 30.000 ton cement)

• Kwaliteit:

- CEM I 52,5 R en CEM I 52,5 N beschikbaar (KOMO gecertifieerd)

- Kalksteen attesten beschikbaar op verschillende cementen

- Gamma aan BENOR/KOMO en AFNOR gecertifieerde cementen

• Duurzaamheid:

-Nieuwe cement types met lagere CO2 voetafdruk

- MKI beschikbaar voor alle cementypes

- CSC certificaat behaald = ZILVER certificaat

Contacteer ons vrijblijvend met al uw vragen op: info@cemminerals.be of +32 471 09 17 18

Cemminerals_adv185x132_01.indd 1 2/14/23 11:24 AM installatiejournaal.nl/praktijkboeken
iedereen die professioneelinkoop in de organisatie wil verankeren!
De geheel herziene, achtste druk is uit! Alles over visueel inspecteren, meten en rapporteren
installatiejournaal.nl/praktijkboeken

BREDENOORD LOODST DE BOUWSECTOR DOOR DE ENERGIETRANSITIE

De tijd dat Bredenoord enkel met dieselaggregaten bouwplaatsen van energie voorzag, is voorbij. De multinational uit Apeldoorn ontwikkelt nu mobiele energiesystemen die amper tot geen CO2 of NOₓ uitstoten. “Met onze innovatieve producten maken wij de energietransitie van onze klanten mede mogelijk.”

Bredenoord is een internationaal verhuurbedrijf van mobiele energiesystemen. Wie voorheen energie nodig had op een locatie zonder stroom –van bouw- en infrabedrijven tot energiebedrijven en eventorganisatoren – kon rekenen op de dieselaggregaten van Bredenoord. De laatste decennia moest het schoner, dus ontwierp Bredenoord emissiearme en emissievrije generatoren en batterijen, vertelt chief commercial cer n r inin n n e ari e hitorie staan wij bekend om onze dieselaggregaten en minder om onze innovatieve producten. Maar vanaf het prille begin hadden we al een windmolen op ons terrein staan. Met de steeds scherpere milieu- en klimaateisen uit Brussel en Den Haag, de stikstofcrisis en de verplichte r cent re ctie in i echter eer nodig, zag Bredenoord de afgelopen jaren in.”

Methanol en waterstof

De geleidelijke technische vernieuwing heeft onder invloed van de klimaatcrisis plaatsgeaakt r een er nellin e t r inin e hebben nieuwe investeringsplannen gemaakt die zijn afgestemd op de energietransitie. Zo hebben we een derde generatie waterstofaggreaat ntwikkel n hebben we e eer te methanol-brandstofcel-aggregaat gerealiseerd, waarbij bio-methanol wordt omgezet in elektriciteit. Dit proces is schoon, stil en emissievrij doordat er geen verbrandingsmotor nodig is. Bouwbedrijven die nabij natuurgebieden werken, stellen we zo in staat emissievrij projecten te realiseren. Maar dat zijn veelal kleine projecten r t chali e k tene ci nte biele energieopwekking met volledig fossielvrije bran t ffen li kt eker t t n niet elijk. We hebben echter wel ruimschoots de beschikking over emissiearme oplossingen en kunnen met onze batterijen in volledig emmisie ri e l in en r ien k lanceren we binnenkort een biogasgenerator.”

t an li t e l in el er er l t techni ch irecte r l teent e illen we r te projecten emissievrij maken, hebben we batterijen nodig. We hebben meer dan tien jaar geleden al een mobiel batterijsysteem ontwikkeld. Nu werkt Bredenoord aan een versnelde doorontwikkeling van een veiliger batterijsysteem met een betere energiedichtheid en een groter la er en at en we an it het lab ew ech ark at re en r et ereni in ew ech ark heeft ericht

Smartgrid op AC en DC at i l en teent e het ee t inn atie e r ect an re en r at i e ntwikkeling van een smartgrid – een slim energiesystee wel wi el tr al eli k tr la en n e klanten h n accupakketten vaak op met wisselstroom, wat veel ruimte in beslag neemt en relatief traag aat n el i it k ni ea eli k te aken er enkele aren enken we een volledig ontwikkeld eindproduct te hebben gerealiseerd. Een smartgrid dat ons in staat stelt machines aan elkaar te koppelen, waar we zonnepanelen en laadpalen op kunnen aansluiten en waarin batterijopslag centraal staat. Hiermee kunnen we bouwplaatsen volledig elektri ceren an b wlift en b wkraan t t bouwmachines.”

Internet of things

et ei en internet f thin tee at Bredenoord recent heeft ontwikkeld, speelt hierin een belan ri ke r l erklaart teent e i n we er in n e hele l t te integreren. Moesten we eerst de urentellers in n e a re aten han ati a e en n aat dat automatisch. Een ander mooi voorbeeld is het automatisch inchecken van een generator of batterijsysteem als deze vanaf een bouwplaats of evenementenlocatie terug naar een e ti in aat k n e klanten r teren an n e e ci ntere be ri f erin ank i machine learning kunnen we bovendien voorspelbaar onderhoud gaan doen en uit de datastr en k nnen we trak recie a e en welk tr erbr ik een r ect heeft eha k wordt het mogelijk om op afstand onze generatoren en batterijsystemen aan te sturen.”

Partnerships

ercieel irecte r r inin reekt an r te win t l e e ebr iker ata le eren een ebr iker r el ier ee k nnen we per klant de beste, schoonste en energiezuinigste energiecombinatie bepalen. Bovendien bereikt Bredenoord hiermee een belangrijke stap in de totaalontzorging van onze klanten in hun energievraagstuk.

Toon Bruining De waterstofaggregaat van Bredenoord Noël Steentjes
COBOUW MAGAZINE 57 SPONSORED CONTENT
Dit artikel is gesponsord door Bredenoord.
INNOVATIE-EDITIE 2023 58

De Groningse onderzoeker Ben Feringa won een Nobelprijs met een moleculair machientje, dat in al zijn nietigheid net zo groots is als het naar hem vernoemde laboratoriumcomplex in Groningen. Met een inhoud van 350.000 m3 is het lab niet alleen een van de grootste ter wereld, het is door diverse noviteiten ook nog eens volledig aardbevingsbestendig.

DE MELKMEISJES VAN FERINGA

O O A A INE
59 PROJECT
Tekst en fotografie Alex J. de Haan

Dagelijks doorkruist projectdirecteur Marc Harks van hoofdaannemer Ballast Nedam ‘hét visitekaartje van de exacte wetenschappen’ in Groningen. En het valt hem elke weer op: ‘’alles is groot’’ aan de Feringa Building. Bovendien zit het vol vernuftige bouwoplossingen. Zo zijn drie V-vormige vleugels met elk vijf verdiepingen en daarboven een grote technieklaag zo geschakeld dat laboratoria aan de noordzijde geen hinder van direct zonlicht hebben en de kantoren aan de andere kant van de gang juist zoveel mogelijk daglicht vangen.

‘’Het is immens’’, beaamt ook Henk Broekmans, bouwplaatsmanager van hoofdaannemer installatie De Groot-Lammerink installatiecombinatie, een samenwerkingsverband van twee installateurs speciaal voor dit project. ‘’Dit kom je zelden tegen in Nederland.” Beide aannemers bouwen al sinds de zomer van 2019 aan de eerste fase. Dagelijks zijn bijna vierhonderd mensen op de bouwplaats te vinden, van wie tweehonderd alleen al van De Groot-Lammerink.

De oplevering van de eerste fase van het Groningse lab wordt na vier jaar bouwen deze zomer

Dverwacht. Deze eerste fase vormt verreweg het grootste deel van het complex en bestaat uit vijf van de in totaal zes bouwdelen. De oplevering van het zesde en laatste bouwdeel wordt in de tweede helft van 2025 verwacht.

Aardbevingsbestendig

De bouwers van Feringa Building staan voor een grote uitdaging in het aardgaswingebied van Groningen, het moet bevingsbestendig. Het ontwerp van architect Ector Hoogstad Architecten, dat werd doorgerekend door ingenieursbureau abtWassenaar, kreeg opvallend zware seismische poeren toebedeeld, die de krachten afleiden. Zware stabiliteitswanden staan in alle richtingen opgesteld: horizontaal, verticaal en diagonaal.

De verdiepingen zijn daarentegen zo licht mogelijk uitgevoerd. Aluminium puien, stalen dakopbouw voor de technische ruimte en houtskeletbouw helpen daarbij. Daarmee wordt voorkomen dat het gebouw tijdens een aardbeving topzwaar wordt en heftig in beweging komt.

Melkemmers

De constructie van de voorzijde van Feringa Building wordt gevormd door zes zogeheten melkmeisjes. Net als de melkemmers aan het juk van de melkmeid, zijn de verdiepingsvloeren opgehangen aan kolommen die door een vakwerkconstructie in de dakopbouw worden gedragen. Via twee kolommen in het midden worden de krachten weer afgedragen naar de fundatie.

‘’De tweede vloer hangt dus aan het juk op de vijfde vloer’’, doceert projectdirecteur Harks, die een soortgelijke constructie eerder op onder meer het station van Breda toepaste. De kolommen in het midden staan hier op zware seismische poeren. ‘’De architect wilde op de begane grond en de eerste verdieping geen draagconstructie in het zicht. Tijdens de bouw hadden we wel tijdelijke kolommen nodig om de constructie op te kunnen bouwen, maar die zijn inmiddels allemaal verwijderd.’’

Op meer fronten is in Feringa Building reke-

INNOVATIE-EDITIE 2023 PROJECT 60

ZELDEN KOM JE IN NEDERLAND TEGEN WAT WE HIER HEBBEN. HET IS EXTREEM.

ning gehouden met aardbevingen. De zes gebouwdelen worden met dilatatienaden van 30 centimeter breedte gescheiden. De horizontale bewegingen van het gebouw worden daarmee tijdens een beving opgevangen.

Repeteerwerk

In de bouw zit relatief veel repeteerwerk, constateert Marc Harks van de hoofdaannemer. In elke vleugel en op alle vijf de verdiepingen komen veel van dezelfde ruimtes voor. Op de bovenste verdieping slingert de in staal uitgevoerde technische ruimte met de V-vormi-

Het atrium van Feringa Building met uitzicht op kantoren en laboratoria. Op de vloer komen een koffiebar, zitjes en expositieruimte. Onder de vloer bevindt zich het auditorium van twee verdiepingen hoog met 420 zitplaatsen.

ge gebouwen mee. Bouwkundig zijn de meeste labs grotendeels gelijk qua materialisatie, alleen de dertig laserlabs worden afwijkend uitgevoerd. Wanden en plafonds zijn hier deels zwart en verduisterd ontworpen, omdat ‘’reflecties van laserstralen het onderzoek anders kunnen storen’’.

Atrium

Het atrium, de ruimte tussen twee van de V-vleugels, vinden Harks en Broekmans een van de mooiste onderdelen. De hoge vliesgevel, de vakwerkspanten en een luchtkussen als dak - dat tegelijkertijd als zonwering functioneert - vormen straks het hart van het gebouw. Studenten en medewerkers kijken vanuit een koffiebar met terras of de expositieruimte uit op de vijf verdiepingen met labs en collegezalen, die worden gescheiden door gevels met glas. Achter de vliesgevel aan de voorzijde van Feringa Building komt een over de gehele lengte van het gebouw doorlopende passage met natuurstenen en eiken vloeren

COBOUW MAGAZINE 61

Motief

201-23

Merkkwaliteit voor de utiliteitsbouw

● Technische oplossingen voor industriedeuren en dockequipment voor veilige bedrijfsprocessen

● Dockleveller HTL2 ISO met tot 55% verbeterde warmte-isolatie

● 24/7 service voor controle, onderhoud en reparatie

Alle soorten tijdelijke huisvesting

algeco.nl/nl/branches/bouw
Bouwkeet, schaftwagen, opslagcontainer, schottenkeet, varianthal - wij hebben het allemaal! Of het nu gaat om een klein project of een langdurig project. Onze specialisten staan voor u klaar! Industriële eindklanten
www.hormann.nl

en diverse zitjes. Zes ‘gele huisjes’, zoals ze inmiddels worden genoemd, poppen uit de voorgevel. De omvang van Feringa Building was reden voor de installatiebedrijven De Groot en Lammerink om samen te werken. ‘’We hadden nog niet eerder zo’n groot project bij de hand gehad’’, vertelt Henk Broekmans van de speciaal voor de klus opgerichte DGL Installatiecombinatie. ‘’Na een verschrikkelijk korte voorbereiding van de engineering zijn we aan de slag gegaan. Als we dit project op de traditionele manier hadden aangepakt, was het niet gelukt. We zijn daarom modulerend aan de slag gegaan.’’

Aorta

In de fabriek van De Groot in Hengelo zijn zo’n achthonderd verschillende modules voor alle E en W-installaties in elkaar gezet. Broekmans: ‘’Daarmee hebben we een flinke slag geslagen. Het ging om modules voor de aorta van de installatie. Van daaraf konden we alle labs, collegezalen, kantoren en andere ruimten aansluiten’’. In Hengelo waren zes tot zeven man met niets anders bezig dan het monteren van de modules en het prefabriceren van verdelers en het leidingwerk.

Voor het monteren van de modules gebruikte De Groot-Lammerink een boorrobot, die dagelijks zeshonderd tot zevenhonderd gaten boorde. De precieze locatie van elk boorgat kwam uit het BIM-model,

Het bouwbord

• Opdrachtgever: Rijksuniversiteit Groningen (RUG)

• Bouwkundig: Ballast Nedam

• Installaties: De Groot-Lammerink is een samenwerking tussen De Groot Installatiegroep (hoofdvestiging Emmen) en Lammerink Installatiegroep (hoofdvestiging Ootmarsum).

• Labmeubilair: Wesemann GmbH

• Cleanroom: Kelvin

• Constructie: abtWassenaar

• Architect: Ector Hoogstad Architecten e oo e kamer van Feringa Building. Aldus Henk Broekmans van e roo Lammerink Installatiecombinatie (rechts) en Marc Harks van Ballast Neda e vloer hangt aan de kolommen van het melkmeisje.

waarin de complete Feringa Building was gegoten. Een operateur liep met een tablet mee om de robot instructies te geven. De robot werkt drie keer sneller dan monteurs, terwijl bij het boren in plafonds fysieke belasting wordt voorkomen, aldus Broekmans. Opvallend is ook het stickeren van alle leidingen. ‘’Eén van onze mensen is al een tijd dagelijks bezig om de juiste etiketten op elke leiding te plakken. Hij noteert alle informatie en brengt alles ook in kaart.’’ Met een trapje gaat de medewerker niet alleen door de 500 meter lange technische ruimte op het dak, maar ook het hele gebouw door.

Schachtkooien

Na de toepassing ervan in het Forum in Groningen heeft Broekmans de geprefabriceerde schachtkooi voor leidingwerk ook in Feringa Building geïntroduceerd. Voor de - ook geprefabriceerde - wko-installatie waren kilometers aan zware stalen buizen van 32,5 cm doorsnee nodig. ‘’Als we al het leidingwerk ter plekke hadden moeten monteren, waren we veel meer tijd kwijt geweest en had de opslag ervan op de bouwplaats ook voor overlast gezorgd.’’ De acht meter hoge kooien werden in Hengelo gemonteerd, via het dak in de schacht gehesen en ter plekke op elkaar aangesloten. ‘’We waren in een dag klaar.’’

Henk Broekmans vergelijkt het nieuwe laboratoriumcomplex met een ziekenhuis. ‘’Daar heb je maar een aantal behandelruimtes, maar hier bevinden zich alleen maar behandelruimtes. Als je alle lab-meubels op een rijtje zet, dan ben je 6 kilometer verder. Daar bovenop komen nog eens 450 zuurkasten. Het is allemaal groot, veel en immens.’’

COBOUW MAGAZINE 63 PROJECT

APPARTEMENTEN SUPERSNEL GEBOUWD MET GEVELKLAAR

Voor Woningcorporatie Stek heeft Ouwehand Bouw in Voorhout een appartementencomplex met 61 appartementen gerealiseerd met het Gevelklaar-systeem van Spaansen Bouwsystemen. “Het gebouw van in totaal vijf bouwlagen is in acht weken tijd gebouwd; van begane grond tot en met dakvloer. Hierna is direct de afbouwfase gestart.”

Het bestaande betoncasco van Spaansen, inclusief instortvoorzieningen zoals elektra- en waterleidingen, vormt de basis voor het appartementencomplex dat Ouwehand Bouw voor Woningcorporatie Stek heeft gerealiseerd. Het prefabsysteem is verder uitgebreid door de kozijnen tijdens de fabricage in te storten en de wanden te voorzien van isolatie. Daarna worden keramische steenstrips – strip voor strip – met het RoboBrick-systeem op de isolatie verlijmd.

Naast een snelle bouwtijd zijn er meer grote voordelen aan deze manier van werken. Martin Ouwehand: “Wij kunnen steigerloos werken, zijn productiever en hebben minder faalkosten. Ook zorgt dit voor een betere logistiek op de bouwplaats en schone gevels. Maar vooral speelt het duurzaamheidsaspect mee. Hiermee verlagen wij de CO -uitstoot op de bouwlocatie enorm.”

Toegevoegde waarde

Spaansen Bouwsystemen ontwikkelde het Gevelklaar-systeem pas een paar jaar geleden. “Wij wilden meer dan alleen prefabbetoncasco’s

‘Learning by doing’

Project Hooghkamer Voorhout is het grootste complex tot nu toe dat is gerealiseerd met het Gevelklaar-systeem. “Inmiddels hebben wij al diverse projecten met grondgebonden woningen en kleinschalige appartementencomplexen naar tevredenheid gerealiseerd en zien we door ‘learning by doing’ steeds meer mogelijkheden”, vertelt Martin Ouwehand, directeur van Ouwehand Bouw.

leveren en ook een buitenschil kunnen aanbieden”, vertelt groepsdirecteur Ab Knook van Spaansen. “Sinds de crisis in 2012 zijn er veel bouwplaatsmedewerkers vertrokken. Er zijn dus steeds minder arbeidskrachten die het handwerk kunnen doen. Zo zijn wij op het idee gekomen. Samen met onze vier grootste klanten – waaronder Ouwehand Bouw – hebben wij het Gevelklaar-systeem ontwikkeld. Met het dit systeem leveren wij meer toegevoegde waarde aan onze klanten. Binnen twintig maanden stond er een werkende fabriek waar robots miljoenen steenstrips per jaar plakken. Ter vergelijking: een metselaar metselt gemiddeld 600 stenen op een dag, wij plakken er 1.400 per uur.”

Authentiek

Juist de input van de aannemers vindt Knook heel waardevol. “Welke detailleringen zijn belangrijk, hoe ga je met voegen om? Zij zijn de specialisten. Het is een continu proces. Het metselwerk moet er zo authentiek mogelijk uitzien. Je kunt variëren in kleuren, maar ook in diktes om zo reliëf in de gevel te creëren. En plakken kan op allerlei manieren: er kan gestapeld worden, in halfsteens verband, maar ook uitkragingen. Inmiddels zijn er dertig verschillende kleuren in steen en zijn er ook ecostrips toegevoegd aan het assortiment.”

De ontwerpvrijheid is gekaderd waardoor het voortraject om tot een VO te komen heel belangrijk is. Ouwehand: “Mits de engineering in een vroeg stadium bij de aannemer wordt neergelegd, kan er met het Gevelklaar-systeem goed aan de wensen van de klant worden voldaan. Het is wel van belang om van binnen naar buiten te ontwerpen in plaats van buiten naar binnen. Hiermee maak je ook budgettair het verschil. Essentieel is daarbij ook dat de vloeren ‘kant en klaar’ worden gemaakt, met eventueel ook de prefab-balkons in deze vloer en daarbij just in time worden geleverd zodat de doorlooptijd in de planning goed in elkaar valt.”

Woningcorporatie Stek wilde innovatiemogelijkheden op de markt ontdekken. “Samen met de opdrachtgever, gemeente en architect hebben wij daarom in een vroeg stadium gekeken naar de mogelijkheden om met het Gevelklaar-systeem te bouwen en gekeken hoe we de gevel helemaal naar wens konden maken”, zegt Ouwehand. “Hiervoor zijn minimale concessies gedaan aan het ontwerp. Er staat nu een duurzaam gebouw met verschillende metselpatronen, rollagen, kleuren en gevelverfraaiingen. Het heeft een mooie authentieke uitstraling, net alsof het is gemetseld. Het sluit daarmee zeer goed aan op de bestaande wijk Hooghkamer in Voorhout.” Knook en Ouwehand geven elkaar de hand: “Prachtig werk.” En doorontwikkeling van Gevelklaar is alweer in zicht.

SPONSORED CONTENT
Dit artikel is gesponsord door Spaansen.
INNOVATIE-EDITIE 2023 64
Het gebouw van woningcorporatie Stek telt vijf bouwlagen en is in acht weken gebouwd

Zijn ze gek geworden in de Brainport Regio?

Daar waar andere gemeenten (onder meer vanwege de hoge prijzen en toenemende complexiteit) hun verduurzamingsambities wat los lijken te laten, kiezen gemeente Eindhoven en Helmond een andere koers. Zij hebben de ambitie om in 2030 klimaatneutrale steden te zijn. Onlangs was ik in dit kader bij de doorbraaksessie Wat als het ons lukt?’ Aan het begin van de sessie vroeg de moderator: ‘Wie denkt dat dit ons gaat lukken?’ Hij kwam al snel tot de conclusie dat ongeveer 75 procent van alle aanwezigen denkt dat de ambitie niet haalbaar is. Oei, wat nu?

INNOVATIE LUKT NIET ZONDER EEN GEZONDE DOSIS NAÏVITEIT.

Als drie kwart niet gelooft… Betekent dit ook dat maar liefst 25 procent van de aanwezigen (net als ik) wél denkt dat het lukt om in 2030 een klimaatneutrale stad te zijn. Daar word ik erg blij van. Ken je de innovatietheorie van Rogers? Hij stelt dat de doorsnede van een gemeenschap bestaat uit 2,5 procent innovators en 13,5 procent early adaptors. De kunst van succesvolle innovatie is om een innovatie voorbij deze groep Early Adaptors naar de Early Majority te krijgen. Tussen deze twee groepen zit een innovatiekloof en die moet worden overwonnen om tot succes en opschaling te komen. Met de 25 procent die wel gelooft in de ambitie zijn we over de kloof en hebben we draagvlak om samen impact te maken!

De ruime meerderheid die niet gelooft in de ambitie, had toch de agenda vrijgemaakt om bij de sessie aanwezig te zijn. Zij waren er niet om te benadrukken dat het een zinloze ambitie is. Deze middag klonk er dan ook geen ‘ge-ja-maar’ en geen ‘kan niet’. Er is niet met de vinger gewezen naar de ander. Eindhoven zet met de ambitie een stip op de horizon die we al over zeven jaar bereiken. Met de lange doorlooptijd van gebiedsontwikkelingen en bouwprojecten betekent dit dat we vandaag andere keuzes moeten maken. Het diverse gezelschap (bouwprofessionals, zorginstellingen, woningcorporaties, financiers, ambtenaren, buurtinitiatieven, etc.) was nieuwsgierig om samen te ontdekken wat er nodig is om deze ambitie wel te laten slagen. En, zijn ze gek geworden? Nee, zeker niet, als je het mij vraagt. Alleen door het stellen van torenhoge ambities dagen we elkaar uit om een extra stap te zetten. We hebben meer gezonde naïviteit en lef nodig. Alleen zo winnen we de wedstrijd met alle uitdagingen waar we voor staan. Mijn gedachte: stop met het toestaan dat we waarde zien als een businesscase die zich vertaalt naar harde euro’s op de bankrekening. De waarde ligt namelijk in de toekomst. Ga niet alleen het echte gesprek voeren met elkaar, maar ga doen. Durf je kwetsbaar op te stellen en durf eerlijk te zeggen dat je niet alles weet. En stel je voor, wat als het wél lukt?

V V COLUMN COBOUW MAGAZINE 65
INNOVATIE-EDITIE 2023 66

ONDIEPE BRONNEN, HOGE PIEKEN

De exploderende energieprijzen maken geothermie interessanter dan ooit. Waarom niet het hele land aansluiten op een warmtenet gevoed uit diepe reservoirs? Dan heb je eeuwig ‘gratis’ CO -neutrale warmte. De praktijk is weerbarstiger, toch kan geothermie een sleutelrol spelen in de energietransitie. Ondiepe bronnen kunnen veel stedelijke gebieden voorzien van warmte, blijkt uit nieuw onderzoek.

O O A A INE
Foto ANP REPORTAGE 67
Tekst Edo Beerda

De branchevereniging van geothermie rekende vijf jaar geleden al voor dat met een flinke inspanning in 2030 zo’n 700.000 huizen op warmte uit de diepe ondergrond zouden kunnen draaien. Je zou er 175 aardwarmtedoubletten voor moeten aanleggen, samen goed voor ongeveer 50 PJ aan warmte. De miljardeninvestering die daarvoor nodig is, leek toen nog een veel te grote hindernis. Nu het halve land met dikke truien aan thuis zit en menig huishouden de energierekening met angst en beven afwacht, lijkt dat een koopje.

TNO had toen ook al een oplossing in het vizier die de kosten flink zou kunnen drukken: tijdelijk bufferen van opgepompt warm water in ondiepe reservoirs. Warmteopslag maakt volcontinu produceren van warm water mogelijk – dus óók in de zomer wanneer er weinig warm water wordt afgenomen. Daarmee komt het verre toekomstperspectief in beeld waarin geothermie ongeveer een kwart van de Nederlandse warmtevraag voorziet met 700 doubletten. Geothermie zou ook een goedkoop, nagenoeg CO2-vrij alternatief

Dkunnen zijn voor de warmtepomp. “Zevenhonderd doubletten kosten ongeveer 15 miljard euro.

Waar práten we in ’s hemelsnaam over?”, lacht TNO-onderzoeker en hoogleraar Geothermie Jan-Diederik van Wees. “Nee, de kosten voor het aanboren van bronnen is niet meer het grootste probleem. De bottleneck zit ‘em vooral in de aanleg van de bijbehorende warmtenetten en de vergunningverlening. Dat kost nog te veel tijd en geld en is logistiek ingewikkeld.”

Zijn die hobbels eenmaal genomen, dan kan de aannemerij ook haar borst natmaken. De aanleg van duizenden kilometers warmtenet zou een megaoperatie vergen. Omdat warmtenetten op een relatief lage voedingstemperatuur (50-70°C) worden ontworpen is daarnaast een kosteneffectieve isolatie op industriële schaal nodig van miljoenen woningen. Dat vermindert de energievraag en maakt inpassing van andere lagetemperatuurbronnen mogelijk.

Geothermiegolfje

TNO is de afgelopen jaren een van de aanjagers geweest van het onderzoek naar geothermie. Logisch, vindt de kennisinstelling, want de helft van de Nederlandse energievraag komt voort uit de vraag naar warmte. Oplossen van de warmtevraag is cruciaal als we Nederland aardgasvrij willen maken. Met geothermie kan het zonder dat je het moet hebben van weersafhankelijke pv-panelen en windmolens en van Russisch gas.

Maar we zijn nog lang niet zover. Nederland heeft pas een luttele 31 aardwarmtedoubletten, vrijwel allemaal in de glastuinbouw. Ze produceren samen zo’n 6,3 PJ warmte. Dat is het equivalent van 175 miljoen kuub gas, oftewel het gasverbruik van 175.000 huishoudens.

Er zitten nog eens 70 projecten in de pijplijn, dus er komt wel een klein geothermiegolfje aan. Niet zo gek ook, want de doubletten kunnen de redding betekenen voor glastuinbouwers in tijden van extreem hoge gasprijzen.

Het betreft hier allemaal bronnen op een diepte van 2 tot 4 kilometer. Deze lagen zijn in Neder-

INNOVATIE-EDITIE 2023 REPORTAGE 68

land uitzonderlijk goed bekend, want de olie- en gasindustrie heeft ze allemaal in kaart gebracht. Voordeel van deze diepe bronnen is de hoge temperatuur van zo’n 80°C. Nadeel zijn de hoge boorkosten.

Visualisatie

Over de ondiepere lagen tussen 0,5 en 2 kilometer is veel minder bekend, terwijl die juist qua kosten interessant zijn. Het WarmingUP-programma onderzoekt wat de potentie hiervan is én bekijkt hoe je warmtenetten kunt opzetten en voeden vanuit ondiepe bronnen.

Het onderzoek is bijna afgerond en nu al is duidelijk dat het potentieel ervan veel groter is dan gedacht. “De impact van WarmingUP is heel erg groot”, vertelt Van Wees. “De onderzoeksresultaten tonen aan dat we grote stedelijke gebieden kunnen gaan ontsluiten met geothermie. Eerder dachten we dat daar geen geschikte lagen waren.”

TNO-onderzoeker en projectmanager Lies Peters van WarmingUP thema Geothermie haalt er

Foto openingspagina: De aanleg van een nieuw ondergronds warmtenet in Rotterdam. De enorme buis (1500 meter lang) wordt op de Wilhelminapier in de grond getrokken, onder Katendrecht door, naar de Brielselaan.

↓ Voordeel van diepe bronnen is de hoge temperatuur van zo’n 80°C. Nadeel zijn de hoge boorkosten.

een computervisualisatie bij. Die geeft een beeld van de potentie van geothermie: grote groene vlekken in dichtbevolkte gebieden in de Randstad, maar ook in de Flevopolder en grote delen van Brabant. “De vlekken tonen aardlagen, zogenoemde aquifers, waar het water goed doorheen kan stromen”, legt Peters uit. “Nadat je een put hebt geslagen pomp je warm water er aan de ene kant uit. Aan de andere kant pomp je het afgekoelde water terug, na gebruik bovengronds.”

Volcontinu produceren

De temperaturen uit die ondiepe bronnen zijn tussen de 35 en 40°C. Dat is een prima voeding voor een warmtepomp. Meteen boren dus in al die gebieden? Dat kan, hoewel er investeringsrisico’s blijven. Als je net niet helemaal goed zit met een boring kan een put een lager debiet halen dan gedacht. Ter vermindering van dat risico is ook daar een onderzoek voor opgezet. De Seismische Campagne Aardwarmte Nederland

Foto: ANP COBOUW MAGAZINE 69

Actieplan versnelling geothermie

Brancheorganisatie Geothermie Nederland heeft vorig jaar een actieplan Versnelling Geothermie gepresenteerd. Dat bevat handreikingen om de aanleg van bronnen en distributienetten voor aardwarmte op te voeren en een oproep tot oprichting van een Taskforce.

Het plan pleit voor stroomlijning en voorspelbaarder maken van het vergunningenproces. De geothermiesector wil daarnaast een stabieler investeringsklimaat en meer duidelijkheid over de subsidiebudgetten. Zonder duidelijkheid durft niemand de grote investeringen aan te gaan die nodig zijn voor aanleg van warmtenetten en aardwarmtebronnen.

Volgens Geothermie Nederland is een verviervoudiging (40-50 PJ) in 2030 mogelijk van de bijdrage van aardwarmte in de energievoorziening.

(SCAN) brengt met geluidsgolven in heel het land in kaart waar het zin heeft om te boren.

Het internationale Heatstore-project is een ander belangrijk, recent onderzoek. Als onderdeel daarvan is in Nederland grootschalige seizoensopslag van heet water in ondiepere grondlagen gedemonstreerd. Het maakt volcontinu produceren van geothermiebronnen mogelijk. Dat kan nu niet, omdat de warmtevraag ‘s winters veel hoger is dan ’s zomers. Volgens berekeningen van TNO is warmteopslag cruciaal om aan de seizoensfluctuatie in warmtevraag te kunnen voldoen met geothermische bronnen. Daarnaast kan het de prijs van geothermische warmte met een kwart verlagen. Dergelijke buffers zijn ook bruikbaar voor seizoensopslag van heet water uit andere bronnen. Met een fijnmazig netwerk van bronnen verspreid over het hele Nederlandse grondoppervlak van 30.000 vierkante kilometer zijn de potentiële vermogens enorm. “De winbare warmte in geschikte aardlagen is voldoende voor honderden jaren voor 5 miljoen huishoudens”, rekent Van Wees voor. “Meer kan ook, maar als je het hele land erop aansluit zal de warmtebron sneller afkoelen” Dan moet je mogelijk na honderd jaar op zoek naar iets nieuws, maar je mag ervan uitgaan dat we dan wel weer iets anders hebben bedacht.

Geen Groningse toestanden

Klinkt allemaal prachtig, maar toch zit in de praktijk nog niet iedereen te wachten op aansluiting op een warmtenet. Het idee van ‘gedwongen winkelnering’ stuit sommigen tegen de borst. Mensen die net geïnvesteerd hebben in zonnepanelen en een warmtepomp zitten niet te wachten op energie tegen

Tuinbouwbedrijven rond Luttelgeest zijn met Europees geld gestart met boren naar warm water op 2200 meter diepte om een groot deel van de kassen te verwarmen met groene duurzame energie.

een vaste prijs uit een buis. En als je in een slecht geïsoleerd huis zit kan de temperatuur van water uit geothermie te laag zijn om de boel warm te krijgen. TNO pleit daarom ook voor een industriële aanpak van woningisolatie. In de afgelopen jaren zijn op dat gebied aardige stappen gemaakt.

Spanningen

Dan is er nog de angst voor aardbevingen door al dat gewroet in de ondergrond. Is die terecht? “Tot nu toe zijn er geen voelbare bevingen geweest bij geothermieprojecten in Nederland en elders”, zegt Van Wees. “Geothermie heeft een heel andere invloed op de spanningen in de ondergrond dan gaswinning, maar theoretisch zijn aardschokjes niet 100 procent uit te sluiten. Goede monitoring is daarom belangrijk.” Geen Groningse toestanden dus. Het échte probleem is wat hem betreft van praktische aard: hoe krijg je voldoende warmtenetten aangelegd? Is er geen snelle aanleg van duizenden kilometers buizenstelstel mogelijk, vergelijkbaar met de nationale operatie die Nederland in de jaren zestig opzette voor het uitrollen van het gasnet? “Ja, dat kan wel, maar boren van een bron kost drie tot vier jaar, inclusief voorbereidingen. Aanleg van en aansluiting op een warmtedistributienetwerk vergt nog eens een paar jaar”, zegt Van Wees. “Die snelheid opvoeren laten wij over aan de politiek en belangenorganisaties. Als wetenschappers kunnen wij alleen maar zeggen: de kansen zijn er.”

Foto: ANP COBOUW MAGAZINE 71

1. PARKEREN IN BIOTOOP

Een parkeergebouw ontworpen als een kleine biotoop: zo omschrijft ontwerpbureau wUrck de onlangs opgeleverde parkeergarage op de campus van de TU Delft. De gevel bestaat uit houten cassettes en lamellen. Het is gebouwd volgens het modulaire ModuPark-systeem, met prefab betonnen en stalen elementen. Ballast Nedam Park & Connect realiseerde het parkeergebouw met 600 plaatsen.

Opmerkelijke projecten

Cobouw Bouwberichten selecteert dagelijks actuele en kwalitatieve bouwinformatie. Op de projectenportal staan 400.000 projecten. Naast data over wie, wat, waar en wanneer gebouwd wordt, is hier ook taktische informatie beschikbaar. Op deze pagina enkele opvallende innovatieve projecten.

123

5. INSTALLATIEARM KANTOOR

Aanvankelijk had Deltawind het idee een volledig installatievrij kantoor in Oude-Tonge te bouwen, maar dat bleek niet mogelijk. Het gebouw - met kasgevel - krijgt uiteindelijk een warmtepomp, PV-panelen en laadpalen. Het duurzame, grotendeels circulaire en dus installatiearme kantoor is ontworpen door RO&AD Architecten. Vis á Vis tekende voor de buitenruimte.

67

6. EIGEN HUIS BESTUREN

SlimWonen, zo heet het huisbesturingssysteem dat Heijmans toepast in vijftien koopwoningen in Den Haag. Zo kunnen bewoners het huis besturen en monitoren: van verlichting en zonwering tot beveiliging. Het biedt op een laagdrempelige manier oplossingen op het gebied van comfort, sfeer, gemak en veiligheid. Het Energiekwartier bestaat uit De Verademing en de Elektriciteitsfabriek.

7. THEATER OP FUNDAMENTEN

In Den Bosch verrijst op dit moment het nieuwe Theater aan de Parade. Na ruim veertig jaar trouwe dienst is het oude theater deels gesloopt.: de kelder en de constructie van de grote zaal zijn behouden gebleven. Ook andere oude materialen worden hergebruikt. Voor het ontwerp heeft NOAHH zich laten inspireren door de eeuwenoude patronen in de karakteristieke Bossche metselwerken.

BOUWBERICHTEN TOP 10 INNOVATIE-EDITIE 2023 72
Tekst Cobouw Bouwberichten Meer informatie over deze tien geselecteerde projecten? Ga naar bouwberichten.nl

2. HOUT-HYBRIDE KANTOOR

In opdracht van DPG Media bouwt

Besix aan Mediavaert, een groot hout-hybride kantoorgebouw. Het verrijst op Amstel Business Park Zuid in Amsterdam. Flexibiliteit, gezond werken, innovatie en creativiteit vormen belangrijke speerpunten in het door Team V Architecture ontworpen gebouw. Nooit eerder werd in Europa een hout-hybride- kantoor van deze omvang gebouwd.

3. CIRCULAIR OP LLOYDPIER

Op de Rotterdamse Lloydpier is TBI-onderneming ERA Contour eind vorig jaar begonnen met de bouw van SAWA, het allereerste circulaire woongebouw van 50 meter hoog in Nederland. Het gebouw – dat bestaat uit 109 woningen – krijgt liefst 700 strekkende meter aan plantenbakken. SAWA bestaat voor 90 procent uit CLT (cross laminated timber). Alleen al met de bouw wordt 5000 ton CO2 opgeslagen.

4. ROND WOONGEBOUW

Een natuurinclusief en rond woongebouw als verbindende schakel tussen wonen en groen in Eindhoven: dat is het door LEVS ontworpen ROOT in een notendop. Door de ronde vorm kan volgens de architect met één krachtig gebaar een aantal kwaliteiten worden gerealiseerd: behoud van oude bomen, brede woonkamers met panoramische balkons en terrassen.

8. BIO-BEESD

Als er een prijs bestaat voor de leukste naam van een bouwproject, dan zou Bio-Beesd een hele goede kans maken om als winnaar uit de bus te komen. Het is de naam van een nog te bouwen Brede School in het Gelderse dorp, met plek voor twee basisscholen, kinderopvang en bibliotheek. De gemeente West Betuwe, opdrachtgever van dit project, wil dat het een biobased en natuurinclusief gebouw wordt.

9. GASLOOS CENTRE

Het is bijna klaar, Utrecht I Logistics Centre in Maarssen, op een zogenaamde ‘last mile’- locatie. Het is een hypermodern en gasloos distributiecentrum met kantoorruimten en een Breeam Excellent-certificering. Goodman is de opdrachtgever, Archicom heeft het ontwerp gemaakt. Bouwbedrijf Vrolijk is de aannemer. De kavel is optimaal benut door het parkeerdek boven het laden en lossen te plaatsen.

10. STARTEN IN OLST

Betaalbare, duurzame woningen voor starters in Olst: daar staat House2Start voor. DCK Vastgoed is de initiatiefnemer. House2Start heeft drie belangrijke uitgangspunten: door compact te bouwen minder materiaal gebruiken, door collectieve tuinen kan er slimmer verkaveld worden en als industrialisatie van het bouwproces met een hoge mate van automatisering en robotisering.

COBOUW MAGAZINE 73
89 10 45

ENERGIEPOSITIVITEIT HÉT ULTIEME DOEL VOOR BREMAN

De Breman Installatiegroep heeft het motto ‘energiepositief’ hoog in het vaandel staan. Dat uit zich niet alleen in het adviseren en installeren van energiepositieve oplossingen, maar ook in het begeleiden van klanten gedurende de totale levenscyclus van producten, legt Manager Kenniscentrum energietransitie Mark Sprenkels uit. “Zo vergt een zuinige installatie misschien een grote investering, maar over de totale levenscyclus levert het altijd een besparing op.”

Sprenkels legde eerder al uit dat energiepositief een belangrijke kernwaarde is die verankerd is in het DNA van Breman. De term spreekt aan, maar hoe geef je die handen en voeten in de praktijk? Sprenkels geeft een voorbeeld: “Je kunt het aantal reisbewegingen van en naar de bouwplaats reduceren. Een oplossing daarvoor is bijvoorbeeld kiezen voor prefab. Wij hebben een aantal fabrieken waar we halffabricaten maken die daar al in elkaar worden gezet, zodat de spullen op dagproductie naar de bouw kunnen worden gebracht en kunnen worden geïnstalleerd. Zeker bij renovatie is er een continue stroom van producten. We hebben daardoor geen afval op de bouw; op de werkplaats pakken we de producten al uit en monteren we voor zover mogelijk.

Recycling

Met leveranciers maakt Breman afspraken over de te gebruiken materialen. “Wij dagen ze uit om zoveel mogelijk recyclebare producten te leveren of tenminste producten met een lange levensduur. Wij willen producten die tijdens de volledige levensduur goed blijven werken. In overleg met de klant kiezen we soms ook voor refurbished materialen. Dat groeit vooral in de utiliteitsmarkt, denk aan schakelkasten of kabelmateriaal. We zien het ook terug in het serviceonderhoud. Een onderdeel van een cv-ketel kan vervangen worden, maar wordt dan gerepareerd en weer opgenomen in de stroom van vervangingsonderdelen. Wij respecteren altijd de keuze van de klant, dus als die alleen nieuw materiaal wil, dan leveren wij dat. Hierover in gesprek gaan met de klant is vaak al

Materiaalgebruik

Bij installatieproducten komt nog steeds veel kunststof kijken, maar daar wint het gebruik van gerecycled kunststof ook terrein, zegt Sprenkels. “Datzelfde geldt voor de metalen die we gebruiken; dat zijn omgesmolten metalen. Daarnaast streven we ernaar zo min mogelijk verpakkingsmaterialen te gebruiken. Ook onze leveranciers beseffen steeds meer dat de energietransitie niet alleen gaat over energieverbruik, maar ook over materiaalgebruik.”

winst. De klant gaat er dan een volgende keer toch over nadenken.”

Levenscyclus

Meer energie teruggeven dan je gebruikt, is dat wel haalbaar op dit moment? Sprenkels is stellig: “Technisch is het zeker haalbaar. De producten zijn er. Wij kunnen aan onze klanten installatieconcepten bieden die energiepositief zijn. Ze leveren dus meer energie aan het gebouw dan het nodig heeft. Dat is niet zo moeilijk, zowel in nieuwbouw als bestaande bouw. Maar het betekent voor de klant een extra investering, denk aan meer zonnepanelen. We adviseren over het investeringsniveau, maar geven ook aan wat de totale kosten van een concept zijn. Het kan best zijn dat een concept aan de voorkant een grote investering vraagt, maar over de hele levensduur gerekend juist een grote besparing oplevert.”

Dat gegeven kan een klant overtuigen dat verduurzaming zeker wat oplevert. “We kunnen de klant nooit dwingen, maar we kunnen wel inzicht geven in de kosten en baten. En het is altijd mogelijk om het in stappen te realiseren. We zien dat het steeds vaker in fases gebeurt bij projecten: eerst de schil van het gebouw aanpakken en dan overstappen op een andere energiebron. Wij helpen klanten dan met de vraag hoe ze die stappen makkelijker kunnen maken. Dat doen we bijvoorbeeld door trainingen en kennissessies aan te bieden.”

Advies

Breman is volgens Sprenkels steeds meer naar de adviesrol opgeschoven. “We adviseerden al op operationeel niveau, dus over producten en diensten. Nu adviseren we ook over het proces; we denken vooraf al mee met de klant over verduurzaming. Wij kiezen voor de totale levenscyclus van de installatiecomponent. We adviseren onze klant over de beste productkeuze en installeren het product. Na verloop van tijd vervangen we het product misschien en nemen het beheer en onderhoud voor onze rekening. Aan het eind van de levensduur komen we de boel vervolgens ook weer ophalen. Met dit levenscyclus-denken wil Breman zich onderscheiden in de markt. “Wij vinden het belangrijk dat producten worden geïnstalleerd op een manier die goed te onderhouden is. Bijvoorbeeld doordat de monteur er goed bij kan, in een zo ergonomisch mogelijke houding. Wij proberen er bij installatie al rekening mee te houden dat het product ooit vervangen moet worden. Zo kunnen we de volledige levenscyclus garanderen.”

SPONSORED CONTENT
Dit artikel is gesponsord door Breman.
INNOVATIE-EDITIE 2023 74
Breman adviseert klanten over productkeuze en installatie, maar kan ook het beheer en onderhoud verzorgen.
VOOR DE VOETEN WELLNESS
48
ELTEN-DEALER
ONLINE
ELTEN-STORE.NL.
TERENCE XXG PRO BOA® BLACK MID ESD HI S3 ART. NR.: 768641 | MAAT: 39 T/M
DE ZOOL MET INFINERGY ® VAN BASF ZORGT VOOR EEN AANGENAAM DRAAGGEVOEL. NU VERKRIJGBAAR BIJ DE
OF
VIA

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.