Kerncijfers 2012
55
F I Onderwijs Het onderwijsniveau van Opleidingsniveau van de Belgische de Belgische bevolking is de bevolking vanaf 15 jaar laatste 25 jaar sterk toege70% 1990 2011 nomen. In 1986 had 68% van 60% de bevolking van 15 jaar en 50% ouder hoogstens een diploma van het lager secundair 40% onderwijs. Dit percentage 30% laaggeschoolden bedroeg 20% in 2011 nog slechts 38%. Daarentegen is het aandeel 10% 65% 38% 21% 34% 14% 27% hooggeschoolden sterk 0% toegenomen. In 1986 was Laag Gemiddeld Hoog 12% van de bevolking van 15 jaar en ouder houder van een diploma van het hoger onderwijs. 25 jaar later is het percentage hooggeschoolden opgelopen tot 27%. 34% van de bevolking was in 2011 in het bezit van een diploma van het hoger secundair onderwijs zonder hogere studies te hebben afgerond. In BelgiĂŤ was in 2010 meer dan 44% van de 30- tot 34-jarigen in het bezit van een diploma van het hoger onderwijs. BelgiĂŤ scoort hiermee ruim boven het Europese gemiddelde, dat 33,6% bedraagt. Vrouwen scoren hier beduidend beter dan mannen. De helft van de vrouwelijke 30- tot 34-jarigen bezat een diploma van het hoger onderwijs tegenover 39% van de mannen van 30 tot 34 jaar. Aan de hand van deze indicator gaat Eurostat na of de belangrijke Europese doelstelling dat in 2020 40% van de 30- tot 34-jarige Europeanen een diploma van hoger onderwijs of gelijkgesteld op zak hebben, door alle lidstaten gehaald wordt. Ons land heeft de doelstelling al bereikt, net zoals de meeste ons omringende landen. Aandeel 30-34-jarigen dat een diploma van het hoger onderwijs heeft behaald 2000 Europese Unie BelgiĂŤ
2005
2008
2009
2010
22,4
28
31,1
32,2
33,6
35,2 (b)
39,1
42,9
42
44,4
Duitsland
25,7
26,1 (b)
27,7
29,4
29,8
Frankrijk
27,4
37,7
41,2 (p)
43,2 (p)
43,5 (p)
Luxemburg
21,2
37,6
39,8
46,6 (p)
46,1 (p)
Nederland
26,5
34,9
40,2
40,5
41,4 (b)
29
34,6
39,7
41,5
43
Verenigd Koninkrijk (b): breuk in de reeks
(p): voorlopige waarde