Prof mr verstijlen, cursusdocumentatie 20 12 2013

Page 221

huurder en een derde, ook niet waar zij hun rechtsverhouding mede laten bepalen aan (het bestaan van) de huurovereenkomst. Er is — ook hier — onvoldoende rechtvaardiging een inbreuk te maken op de partijautonomie van de partijen, inclusief de schuldenaar c.q. huurder vóór diens faillissement. Het staat deze laatste vrij vermogen weg te schenken, over te dragen, met beperkte (zekerheids)rechten te belasten en bedragen schuldig te verklaren, ook ten behoeve van derden die daar niets tegenover stellen (de toepassing van de faillissementspauliana daargelaten). Waarom zou dat niet mogen ten behoeve van de verhuurder, die daar wel degelijk een prestatie tegenover stelt? 7.Tot slot In het voorafgaande stond de regeling van art. 39 Fw centraal. De door de wetgever gehanteerde argumentatie voor invoering van art. 39 Fw achten wij ondeugdelijk. Deze belangenafweging pakt in de huidige tijd geheel anders uit. Al tijdens de parlementaire behandeling stuitte de regeling van art. 39 Fw op fel verzet, in het bijzonder van het lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, tevens oud-Deken van de Orde van Advocaten, B.M. Vlielander Hein, die opmerkte: ‘Wij hebben hier alzoo in art. 39 te doen met eene bepaling die hoogst willekeurig is, allerlei ongerechtigheid kan uitwerken en die vervallen kan, zonder dat ooit eenig curator of verhuurder er iets minder door zal worden.’[60] Anno 2011 sluiten wij ons hierbij aan, althans bij het zinsdeel voor de laatste komma. Want de curator zal in de huidige verhoudingen door schrapping van art. 39 Fw mogelijk wel ‘iets minder […] worden’, met name in gevallen als in Aukema q.q./UniInvest aan de orde, maar er is geen goede reden waarom hij vergelijkbare rechtshandelingen bij andere (duur)overeenkomsten tegen zich zou moeten laten gelden en tegenover de verhuurder zou moeten worden beschermd. Het gaat hier niet om het belang bij het gebruik van het gehuurde maar louter om de vraag wie de negatieve gevolgen draagt, gegeven het einde van de huurovereenkomst.

Voetnoten Voetnoten Gelieve dit artikel aan te halen als: T.T. van Zanten & F.M.J. Verstijlen, ‘Beëindiging van de huurovereenkomst in het faillissement van de huurder. Over schadevergoeding, bankgaranties en het gelijk van Vlielander Hein’, TvI [1] 2011/17.Thijs van Zanten is advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en daarnaast als buitenpromovendus verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Frank Verstijlen is lid van de redactie van dit tijdschrift. De belangrijkste publicaties die in de twintigste eeuw op dit terrein zijn verschenen, zijn: C. van Nievelt, De invloed van het faillissement op het voortbestaan van overeenkomsten (diss. Leiden), Leiden: Eduard IJdo 1907, en N.J. Polak, De invloed [2] van het faillissement op gesloten overeenkomsten, Preadvies voor de Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1963, p. 3-31. [3] Zie HR 3 november 2006, NJ 2007/155, m.nt. PvS. Zie over dit arrest onder andere:

217


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.