Opschorting en Verrekening

Page 7

Boek 6, p. 195 e.v., 992–1001. Ten aanzien van deze regelingen zijn geen wijzigingen voorgesteld. Vgl. Voorstel van Invoeringswet Boeken 3–6 (vijfde gedeelte), nr. 17 541. 16 Ofschoon de Rb. haar in cassatie bestreden overweging (zie 10 hierboven) stelde in algemene termen, die meer passen bij de thans verouderde rechtspraak, bedoeld in de aanhef onder 14 hierboven, is het de vraag, of de Rb. het naar huidig recht geldende uitgangspunt — zoals uiteengezet — in dit bijzondere geval inderdaad miskende. De Rb. reageert immers op het geval, zoals dit aan haar is voorgelegd. 17 Het volgende is in dit kader van belang. 18 De Rb. werd in de eerste plaats geconfronteerd met een situatie, waarin een mogelijke tekortkoming van Bekaert in de nakoming van zijn verplichtingen uit de omstreden overeenkomst niet meer herstelbaar was. Vgl. voor het belang hiervan HR 4 maart 1977, NJ 1977, 337 (m.nt. GJS). De inzet van het geschil is immers een stand op de huishoudbeurs, die van 16–25 april 1982 (zie 2 hierboven) werd gehouden. 19 Deze situatie sluit echter — ook al heeft de exceptie een dilatoir karakter — op zichzelf een beroep op opschorting van de eigen verplichting niet uit (vgl. ook slot onder 20), indien het — zoals i.c. — gaat om ‘tegenover elkaar staande verbintenissen uit wederkerige overeenkomsten, omdat opschorting dan kan worden gebruikt als inleiding tot ontbinding van de overeenkomst, waardoor de schuldenaar van zijn verbintenis wordt bevrijd’; aldus Asser-Hartkamp 4.I* (1984), nr. 271, p. 184/185, waarbij diens ‘Compendium’(1984), nr. 385, p. 288. Vgl. art. 60106A03 onder b en art. 6050404a NBW, Van Zeben, ‘Parlementaire Geschiedenis’ Boek 6, p. 212, 213, 1001 bovenaan; Schoordijk, ‘Het algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht naar het NBW Boek 6 (1979), p. 148/149; Streefkerk, ‘Opschortingsrechten en schuldeisersverzuim’ (Mon. NBW 32b, B-serie; 1987), p. 51. 20 Zoals uit voormelde literatuur ook blijkt, kan het opschortingsrecht ook worden gehanteerd op de grond dat hij niet voldoet aan een (daarnaast) tegenover van de eiser verlangde nakoming van een eventueel ontstane verplichting tot vervangende of aanvullende schadevergoeding. Vgl. ook HR 31 jan. 1958, NJ 1958,97 (m.nt. LEHR), AA 1957/58 (jrg. 7), p. 233 (m.nt. JHB), Hofmann-Abas I, 2 (1977), p. 335, 336, Asser-Rutten 4, II (1982), p. 347. De beide laatste schrijvers nemen aldaar stelling tegen Beekhuis in zijn aangehaalde noot op de grond dat de exceptie een opschorting is en geen beroep op een ‘verval’ inhoudt, waarbij Abas wijst op de betekenis van het huidige art. 1302 BW, hieronder onder 28 besproken. 21 Uit het onder 8 hierboven uit de memorie van grieven geciteerde volgt evenwel dat Droog geen ontbinding wenste, terwijl hij — ofschoon hij stelde schade te hebben geleden (memorie van grieven, p. 3 onderaan) — evenmin zodanige schadevergoeding verlangde. 22 Tegen deze achtergrond moest nu de Rb. beoordelen, of het beroep van Droog op de door hem gestelde tekortkomingen van Bekaert (wanprestatie) met betrekking tot de overeenkomst, die tot prestaties van dag tot dag gedurende de tijd van de huishoudbeurs verplichtte, zonder meer aan toewijzing van de door Bekaert van Droog gevorderde betaling over de gehele periode in de weg stond. 23 Hierbij is van belang de aard van de ingeroepen wanprestatie. Zoals uit de memorie van grieven, hierboven onder 8 geciteerd (vgl. voorts 5 hierboven), volgt, beriep Droog zich niet op nietnakoming maar op gedeeltelijke — wat de gordijnen betreft tot enkele dagen beperkte — of niet behoorlijke nakoming door Bekaert. Droog motiveerde dit met nadruk (vgl. 8b hierboven); hij had ook in de stand gewerkt en goederen van Bekaert verkocht. Hij wenste echter niettemin algehele afwijzing van de vordering van Bekaert. Vgl. art. 6050402 lid 2 NBW, Van Zeben, ‘Parlementaire

5


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.