abc-tjes-issuu

Page 6

DE VOLKSKRANT WOENSDAG 9 JANUARI 2013

27

Wetenschap

Aarde-achtige planeten te over in heelal Het kan nog jaren duren voordat een bewoonbaar tweelingzusje van de aarde opduikt. Van onze verslaggever Govert Schilling

long beach Het moet in het heelal wemelen van de planeten zoals de aarde. Vrijwel elke zonachtige ster in het heelal heeft een planetenstelsel, en maar liefst één op de zes wordt vergezeld door een planeet ter grootte van de aarde. Die conclusie trekken sterrenkundigen op basis van de nieuwste resultaten van de Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler die deze week gepresen-

Op de meeste planeten is het te heet voor het bestaan van leven

teerd worden op de 221ste bijeenkomst van de American Astronomical Society in Long Beach, Californië. Kepler heeft het afgelopen jaar 461 nieuwe exoplaneet-kandidaten ontdekt, waarmee de teller nu op 2.740 staat. Van 105 staat met zekerheid vast dat het om een echte planeet gaat. Inmiddels is duidelijk dat kleine planeten talrijker zijn dan grote, en dat er in veel gevallen sprake is van een stelsel met twee of meer planeten. Erik Petigura van de Universiteit van Californië in Berkeley en François Fres-

sin van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, deden onafhankelijk van elkaar statistisch onderzoek aan de Kepler-resultaten. Ze komen tot precies dezelfde conclusie: 17 procent van de zonachtige sterren in het heelal heeft een planeet die ongeveer zo groot is als de aarde. Dat wil overigens niet zeggen dat die ook bewoond zijn. Verreweg de meeste van de aarde-achtige planeten draaien op heel kleine afstand rond hun moederster, zodat het er te heet is voor het bestaan van leven. ‘Het is nog te vroeg om te zeggen hoeveel aardeachtige planeten zich in de bewoonbare zone bevinden’, aldus Fressin. De bewoonbare zone van een ster is het gebied waar de temperatuur geschikt is voor het voorkomen van vloeibaar water. Overigens blijkt uit Fressins onderzoek ook dat aarde-achtige planeten even frequent voorkomen bij verschillende soorten sterren. Bij zwakke rode dwergsterretjes zijn ze alleen gemakkelijker te vinden dan bij grotere, fellere sterren zoals onze zon. Volgens Christopher Burke van het SETI-instituut in Mountain View, Californië, kan het nog wel een paar jaar duren voordat er een echt tweelingzusje van de aarde is gevonden: een aarde-achtige planeet in de bewoonbare zone van een zonachtige ster. ‘We hebben nu op zo’n locatie wel een kandidaatplaneet gevonden die slechts anderhalf keer zo groot is als de aarde’, zegt hij, ‘maar dat resultaat is nog buitengewoon voorlopig.’

Energiedrankjes halen weinig uit bij jongeren, blijkt uit onderzoek.

Foto Fabian Brennecke

‘Voor jongeren lijkt het gebruik van energiedrankjes onzinnig’ Van onze verslaggever Hidde Boersma

amsterdam Van het drinken van energiedrankjes gaan jongeren het niet beter doen op school. Na het nuttigen van een glas energy drink presteren ze niet beter op allerlei testen die concentratie, geheugen en rekenkunsten meten, blijkt uit Nederlands onderzoek. Dat onderzoek vond plaats onder de vleugels van de Twentse universitair docent psychologie Pascal Wilhelm, maar werd bijzonder genoeg uitgevoerd door drie vwo-scholieren. De leerlingen deden de experimenten voor hun zogenoemde meesterproef. De opzet van het onderzoek was echter zo professioneel, dat de resultaten zijn gepubliceerd in het Tijdschrift voor Psychiatrie. Voor jongeren lijkt het gebruik van

ABC van denkfouten

energiedrankjes onzinnig, is de conclusie. ‘In onderzoek met volwassen vonden wetenschappers vooral positieve effecten bij heel fijne aandachtstaken en taken die uithoudingsvermogen vroegen’, zegt Wilhelm. ‘Wij gebruikten echter specifiek testen die verband houden met schoolse taken, zoals reken- en woordenschattesten. En dan blijken energiedrankjes niks toe te voegen.’ Wilhelm denkt bovendien dat er leeftijdsgebonden effecten zijn. ‘Volwassenen slapen vaak korter en zijn vaak minder lichamelijk actief. Dan werken energiedrankjes wellicht sterker.’ Energiedrankjes zijn populair onder scholieren. Naar schatting drinkt zeker 30 tot 50 procent van de middelbare scholieren meerdere keren per week een blikje. Gesterkt door de aanspraken van de fabrikanten hopen de scholieren dat de drankjes een goed effect hebben op het hu-

meur, leerprestaties en alertheid. Maar de wetenschap twijfelt. Er zijn her en der wel wat positieve effecten te vinden van energiedrankjes, maar de meeste onderzoeken zijn kleinschalig van opzet en laten geen grote effecten zien. Bovendien is bijna al het onderzoek gedaan onder volwassenen; bij jongeren zijn de effecten grotendeels onbekend. Om in dat laatste verandering te brengen, splitsten de vwo’ers van het Bonhoeffer College in Enschede hun schoolgenoten in drie groepen op. Een controlegroep kreeg water voorgeschoteld, een volgende groep het energiedrankje, terwijl de laatste groep een drankje kreeg dat smaakte als een energiedrankje maar waar de oppeppende stoffen cafeïne, taurine en de suikers in ontbraken. Bij geen van de tests was er een verschil tussen wie het energiedrankje en wie het nepdrankje dronken.

A BC D E FG HIJK LMNO PQRSTUV WXYZ

Representativiteitsfout:stereotypen vertroebelen ons oordeel en 42-jarige hardloper meldde zich in het ziekenhuis. Hij had onder het lopen pijn op zijn borst gekregen en maakte zich zorgen. De afgelopen week had hij al vaker dezelfde pijn gevoeld, maar niet zo erg als vandaag. De dienstdoende arts onderzocht de man. Hij stelde hem vragen over levensstijl, over ziektes in zijn familie en concludeerde dat er niets aan de hand was. ‘U hebt te hard getraind’, zei hij, waarop de hardloper gerustgesteld naar huis ging. De volgende dag werd de hardloper opgenomen met een acute hartaanval. De arts was verbijsterd. Hoe was het mogelijk dat hij dit niet had voorzien? Waar had hij een fout gemaakt? Het antwoord is simpel. De gezonde en fit ogende patiënt die niet rookte en een rustige levensstijl had, paste niet in het stereotiepe beeld van een patiënt met een hartprobleem. En dus, zo dacht de arts, was de pijn waarschijnlijk veroorzaakt door de te intensieve looptraining. De denkfout die de arts maakte in deze werkelijk gebeurde casus, wordt beschre-

E

ven in How doctors think van de arts en schrijver Jerome Groopman, en staat bekend als de representativiteitsfout. We maken deze fout doordat we waarschijnlijkheid verwarren met aannemelijkheid. Oppervlakkig bezien is het aannemelijker dat de hardloper te hard getraind had, dan dat hij een hartkwaal had. Door zijn vooroordeel – fitte en sportieve mensen krijgen geen hartaanval – werd de arts blind voor de mogelijkheden die dit vooroordeel zouden tegenspreken. De representativiteitsfout werd voor het eerst in de jaren tachtig aangetoond door de psychologen Daniel Kahneman en Amos Tversky, in een klassiek geworden experiment dat de geschiedenis is ingegaan als het Linda-probleem. De psychologen legden proefpersonen het volgende vraagstuk voor. Linda, is 31 jaar oud, ze is single, openhartig en heel slim. Ze is afgestudeerd in de filosofie. Als student maakte ze zich druk over discriminatie en sociaal onrecht en nam ze deel aan demonstraties tegen kernenergie. Wat is volgens u waarschijnlijker? a. Linda werkt bij een bank

b. Linda werkt bij een bank en is actief in de vrouwenbeweging Het juiste antwoord is a, omdat de kans dat Linda bij een bank werkt groter is dan de kans dat ze bij een bank werkt en actief is in de vrouwenbeweging. Hier conflicteert ons intuïtieve oordeel van representativiteit met de logica van de kansinschatting. De groep feministische bankmedewerkers is onderdeel van de groep bankmedewerkers en is kleiner dan de totale groep. In het oorspronkelijke experiment koos 85 tot

90 procent van de proefpersonen – studenten van verscheidene grote universiteiten – voor alternatief b. Waarom? Omdat, in weerwil van de logica, alternatief b representatiever is voor een feministische bankmedewerker dan voor een bankmedewerker sec. Degenen die het destijds in 1999 aannemelijker vonden dat de moordenaar van Marianne Vaatstra eerder in het asielzoekerscentrum moest worden gezocht dan in de totale Friese populatie, maakten ook een representativiteitsfout. Ook hier leidden vooroordelen tot een grote denkfout. Overigens overleefde de hardlopende patiënt uit het begin van dit verhaal de hartaanval. En leerde de arts dat hij bij zo’n belangrijke diagnose zijn vooroordelen opzij moest zetten. Dit is de achttiende aflevering van een 26-delige serie over denkfouten. Suzanne Weusten is directeur van De Argumentenfabriek Denkacademie.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.