ik geloof wel dat er iets is zucht de man die niets is in een zee van sterren
Meewerkenden aan dit nummer: Irene Siekman Arinka Linders Alja Spaan Ita Froneman Pieter Zandvliet (art piereneters.nl) Joran Jambe Marije Hendrikx Magdalena de Coninck (art M. de Coninck) Bert Deben (foto B. Deben) Gert-Jan van den Bemd Arie Vuyk Frank Vingerhoets Rudolf Wouter van Heiningen Elbert Gonggrijp Sven de Swerts Gert Vanlerberghe Lieneke Derks Carl Nel Kees van Meel Jan Anton Gilles Bart Pinnoo Gerda Hulsebos (foto G. Hulsebos) Barend van der Merwe Ingrid Schrijfkunst René Maagdenberg (artwork & layout)
Po-e-zine is een elektronisch magazine over alles wat met poëzie te maken heeft... waar diversiteit in het spelen met woorden en taal voorop staat... Verschijnt 6 maal per jaar, met bijdragen in het Nederlands, Afrikaans en Engels. © NIETS uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en- of openbaar gemaakt worden op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs!
Voor de g el eg enhei d
Je zult m e niet hor e n , maar tegenover elka a r a ls ma gn et en . D ie man zul j e zij n.
Je zult s taan in het gat dat ik voor j e m o et grav en e n alleen m et de blauwe lucht leer j e ki j ken .
D ie man zul j e zij n e n ik zal j e ver geten
Š Ir e n e S ie k ma n
I k zocht niet naar per fect i e d oor er var ing en de cep t i e Toch had ik m eer verwa cht dan dit gevoel van o n ma cht
Ni et per fect maar w el go ed dat is wat er echt toe do et I s dat dan teveel gev ra a gd iets waar niemand zi ch a a n wa a gt ?
H et is zo makkelij k o m s lecht t e zi j n e l k m ens doet de an der p i j n Men weiger t nog te lu i s t eren maar wor dt steeds bet er i n o n t lu i s t eren . . . Š A r i n k a L in d e r s
h et g el oof in het ve r h a a l Je s loop binnen en legde het li cha a m n eer Zodat ik kon voelen ho e wa rm het wa s en Tegelij ker tij d zo ziello o s Zo zonder j ou, j e gleed u i t j e fla n ken zo a ls Je uit m ij gleed, j e tro k j e t eru g zo n der t e Bewegen, daar buite n S t ond j e dan, j e liep de t ra p a f, j e deed de D eur open en weer di cht , j e pa s s eerde wa t Mensen die niets zei den Je r eed naar h uis , j e legde de i n ho u d o p ta fel Zoals j e een bor d zou v u llen v o o r een ma a l Je at zonder te pr oev en E r zat niemand om de ta fel, het v u i le bo rd Ver dween onder h et a a n recht , j e s p o elde a lleen Je m ond Je zei dat er een m o m en t wa s da t j e echt ho nger H ad, ik zei niets, ik legde a lleen m i j n ha n dpa lm Op j e lege plek (17- 0 1- 20 14 , h ttp : //a l ja spa a n .n l )
Liefhê is visueel jou veervat aan my skugter heup is miswit borrelend in donkerroos ondertone jou tong teen my mondhoek verf my opaal met turkoois golfspat skadu’s jou vingerpunte talmend onder my naeltjie ontplof in jakaranda en bougeanvilla violet waar my dennekone vol in jou palms rus smeer jy my oker sienna met tangerien vlamgenot jou asem mos oor my varingwoud my fontein reënboog in lemmetjiegroen en olyf jou lyf toor my kleurpalet tot prisma van volkleur HD jubelontvangs © Ita Froneman
Verloren, Verloren zoeken maar niet vinden want wij zijn opa verloren Een groot verlies viel in de krant te lezen
Š Pieter Zandvliet Painter/illustrator P: +31 (0)6 29 78 64 21 E: pieterzandvliet45@gmail.com W: www.pieterzandvliet.com
Ontl uisteren
O ntboezem ingen Ni emand die weet da t i k (rep els t eelt j e heet ) Toonvast schatter lach Levens wij n br ouw va n de v res eli j ks t e s o o r t U wil toch ook het eeu wi g lev en v ro eg m en m i j o o i t I k antwoor dde wij s eli j k n een S t roomafwaar ts gr o ei de de lev en s bro n Titanen over leefden (de ba r s t e t i j den ) o p s lecht s één e n k e l e sl o k E er lij kh eid gebiedt m i j da t t e m elden Ror s chach testen zij n n i et v lekkelo o s o p t e lo s s en E ilanden in h et ver dwa a lde ho o fd bi eden een o p lo s s i ng Ni emand vr eest h et gehei m © JJ
Bezopen leven men zevert en zuipt en men lalt en bedruipt er het eindeloos falen drinkebroers verhalen en geile Bas hengelt met gore poten de as uit zijn glas e n d a n i s d a a r n o g Tr e e s die feest als een beest dat overvloedig tot zich neemt en ook veelvuldig wordt genomen men schenkt in hoofdzaak blond en maakt het elke nacht te bont valt er nog wat te palen en alle schapen achter ‘t glas lopen te pas en te onpas zij blaten t lied eenstemmig vals en walsen dan dezelfde wals al waggelend van bar naar plee steken hun kop in de wc en als de eerste hanen kraaien kwelend nog boven schuiftrompet zwalken zij lallend door lege straten op zoek naar de kater in het stinkende bed Š marije hendrikx maryama37@hotmail.com
Wat er g ebeurde… Lu ist er naar j e har t m ij n ki n d Na ar de wind en de zee en de p i j n . Gestolde gebeur tenis Ve r st eend ver dr iet H a r t klop t zich te buite n ha pt naar luch t lu ist e r t zich te pletter fladder t in het wildewe g . Zo had ik het nu ook weer n i et bedo eld. Ge e n houden aan ga ik alle per ken te buit en e r is geen baan d e he kken sluiten. In bar ens weeëen tr eed i k b u it e n m ij n oever s b re k e n m ij n vliezen ik he b h ier niets te kiezen . Vrijheid knar s t zich een s la ga derbreu k Ik e indig als een schelpen pa d z o d ich t bij de zee ho o r r itm e van branding ha r t gaat niet langer m ee. © M a g da l e na d e Co n in c k w w w.d e c o n i n c k .e x to.n l
D e i j sbeer zwemt De ijsbeer zwemt al dag e n la ng zo ver hij zien kan niets da n g r i j s g e e n land in zich t en ook geen i j s sle c ht s water hier als s a m en ha ng hij zwemt van uit een le v e n s d ra ng van uit zijn muil een do f g e k r i j s de ijsbeer zwemt al dag e n la ng zo ver hij zien kan niets da n g r i j s he t e conom ische belang he t re kent h em een dure p ri j s de zwemtocht wordt zij n la a t s t e r e i s het zwemmen zelf een ma r t e l ga ng de ijsbeer zwemt al dag e n la ng . © bert deben ‘De IJsbeer zwemt ’ werd verkozen tot ‘Beste FB-beeldgedicht 2013’ in een wedstrijd georganiseerd vanuit de Facebook groep ‘Beeld en Gedicht ’, een initiatief van MartsArts PoetryPictures.
Familietraditie De schalen dampten gedwee Spruitjes van alle tijden Terwijl mijn vader traag zijn woorden sprak En zijn zus, mijn dronken tante Lettervermicelli schikte tussen vette ogen En tegendraads vlees Ze spelde: N-E-U-K en kraste venijnig Met haar lepel een vreugdeloze lach Mijn oom ontbrak en deed het met een ander Vandaar Buiten schaterde meedogenloos de zon En braakte ik plichtsgetrouw Over het gesteven laken Š Gert-Jan van den Bemd
Toen Jezus met zijn vinger in het zand zat te schrijven en op die manier Moeder Aarde vingerde, moet hij hebben opgemerkt dat hij zand wegschoof en zo woorden achterliet waardoor de paradox zichtbaar werd dat een tekst er pas kan zijn als er iets - in dit geval zand voor verdwijnt, terwijl datzelfde zand nodig is om een tekst leesbaar te maken, hetgeen koren op de molen is voor een beetje wijsgeer met een poëtische inslag die, als we de evangeliën mogen geloven, Jezus niet vreemd was, waardoor op basis van dit gegeven met zekerheid valt te reconstrueren met welke woorden Jezus moeder Aarde vingerde: Overal is nergens. Eeuwen later roept de kerk: God is overal. © Arie Vuyk
Deel 1 : De Geboorte Opeens was daar het licht, of beter gezegd : een licht dat mij dwong om naar buiten te komen De weerstand was groot, maar het verzet klein; net zo klein als ik toen was Een roep; een schreeuw viel uiteen in talloze spetters van indrukken ( of zoiets ) Ik, die niets kende; niets wilde kennen werd gebracht en gehaald naar...... ( waar was ik nu!?) Gedreven door een hand van.......van wie was dat die mij daar duwde en haalde? Ik wist niet dat ik niet wilde en greep met zinloze vingers in de lucht Hoe kon ik , zou ik kunnen zijn zonder weten; zonder geweten!? Ik had mezelf niet bedacht!!!
Deel 2 ; De Dood Benauwd drukt de lucht op de sfeer van aceton met witte muren Een rolstoel met daarin verstopt mijn moeder wacht daar ergens In een vage herkenning valt een zoen in het niet tussen gekuch en gerochel Innig omklemt zij de laatste resten van haar leven in knoestige knuisten De zintuigen zijn uitgeschakeld in een opmaat tot haar finale Een laatste buiging voor de tijd ontdaan van de mogelijkheden die ze eens had Tussen haar vingers verblijven de overblijfselen van een leven; samengevat in een handtasje. Š Frank Vingerhoets www.123website.nl/frankvingerhoets
Een weeklacht e n va l s e a d e m een hem eling de m oeder s choo t week kon een leegte ni et m eer v erdra gen zij zocht en von d maar h ij las haar va gi na hard tot ver ben e d e n d e ra n d godver geten beschet en wa ren haar volges chr ev en pa gi na ’s maar geen man n o g za l ha a r kra ken geen kr entenkakker n o g za l o o i t va ngen haar ogen haar twee arme n haar naïef wezen
© Rud o l f
Sleeptouw Beroving van zijn glans Het thema van deze Poëzine is ontluistering. Nu had ik meteen wel een beeld bij ontluistering maar voor de zekerheid heb ik toch nog even de betekenis van het woord opgezocht: Aantasting, ontsiering, beroving van zijn glans. Dat impliceert dat er iets van glans, iets sierlijks is of moet zijn geweest waarna er iets gebeurd is waardoor deze sierlijkheid of glans verdwijnt. In veel poëzie vindt je dit gegeven terug. Er zijn zelfs dichters van wie het een handelsmerk is geworden. Zo lees ik op cobra.be dat Herman Leenders is uitgegroeid tot de Vlaamse dichter van de ontluistering. Als voorbeeld wordt het gedicht ‘Sleeptouw’ genoemd.
Het is van weelde Dat wij elk In een warme luchtbel Terugrijden Ik in de spiegel kijk of zij ook Naar het lied luistert Ziet hoe de wind de bomen kaalplukt De mercurochroom in de gapende Lucht achter haar Dat ik zou kunnen bellen Om het te vragen Breng ik je van streek Naar stad naar straat naar huis Dat ik een omweg maak Om te zien Of zij volgt
Winterpijn Zelf heb ik ook regelmatig over ontluisterende situaties geschreven. Een goed voorbeeld vind ik nog steeds mijn gedicht ‘Winterpijn’ dat het leven van iemand in een rolstoel beschrijft en het verlangen naar de situatie toen dit nog niet het geval was.
Dubbel glas, omrand door het hardste hout genoeg bescherming zou je zeggen toch doet het uitzicht hem pijn maagdelijk wit, de wollige wattendeken knisperend fris lijkt het hem te roepen sneeuw als de eeuwige sirene
zijn gezicht vertrekt, zijn handen grijpen de wielen hij zet zit schrap en draait zijn rolstoel hij voelt de warmte van de kachel en ervaart de leegte van de kleine woonkamer als nooit tevoren
In alle poëziestromingen vindt je eigenlijk ontluistering wel terug als thema, waarmee het duidelijk iets universeels is, iets waarmee iedereen op een of ander moment mee te maken krijgt. Mensen kunnen hun glans verliezen, situaties kunnen als ontluisterend worden ervaren, gebouwen en fysieke producten kunnen vergaan feitelijk is alles wat wij kennen aan aantasting onderhevig. Dat maakt het ook zo’n mooi thema voor dit nummer van Poëzine. Natuurlijk kun je ontluistering ook op een letterlijke manier opvatten, net als Ongehoord! (de stichting met de gelijknamige naam) een
dubbele betekenis heeft. Dan is het (net als ontlezing) het gegeven dat er minder geluisterd wordt. En dat geeft weer een hele variatie aan mogelijkheden. Kinderen die niet naar ouders luisteren, overheden die niet naar burgers luisteren en dictators die naar niemand luisteren (behalve naar zichzelf). Op mijn blog heb ik een categorie Dichters in verzet die juist vaak over deze vorm van ‘ontluistering ’ schrijven. Hier een prachtig voorbeeld over de ontluistering van Auschwitz door Maurits Mok.
The face of god after Auschwitz . Al die zielen die goden aanhangen, speeksel omzetten in gebeden, dromen verwarmen tot mythen, mythen verkillen tot stenen grondslagen van een geloof – ik schuif de mist van hun visioenen weg en ben alleen; een ijskoud waaien staat op, een vleugelslag van horizon tot horizon die vormen oproept en verslindt, en enkel leegte achterlaat, sneeuwvelden over de aarde, een met zwarte, uitgegloeide zweren overdekte zon.
Na zoveel ontluistering wil ik eindigen met een hoopvol en positieve kijk. Waar glans verdwijnt ontstaat vaak een andere vorm van glans. Uit een vreselijke of slechte situatie worden vaak de mooiste gedichten geboren. En zo is de cirkel rond.
Š Wouter van Heiningen
Ongehoord Heeft aandacht, kent grijs het bezadigde vermoeden als gekluisterd. Ik bezoek de stugge winter, weet heg noch steg. Zij verhindert mij het ongeduldig willen kijken. Als er taal is dan vlug en niet een achterhalen. Ik wil het weten, maar het trekt zich steevast terug. In alles ontluistert het zich verloren. Zou ik de takken verspoedigen? De eerste vorst maakt de lente mismoedig. Ontluister mij niet, mijn lief, ik wil de verheugende feiten. Dat jij weer in mijn tijd en fluistert bovendien – Š Elbert Gonggrijp
D e o cht e nd m eemaken, d o o r u ha re n str ij ken als zonglo ed de t i n t en i n kleu r t . a l s g rijs o pf lakker t door m isco m m u n i ca t i e. We d wa le n ver keer d geor ganiseerd & v erwa rd D o o r b lad e ren dar telen als oc ht en da u w. Ko ffie ademen door frisse luch t a l s d o e m ho o f d en niet bewus t ver wa a i en . D e e e r st e b los.de eer s te vinge r t i k . o gen di e v u u r va tt en . T i n te lt z o ng loed over ber gen.lo o p t li efde o p . A l l e s drijft in houding en het h elde r st e g e sp r ek s nij dt woor den a ls v o eds el. L ee gg e scho nken. L ev en hu ist in een voets tap. t o t d ru k t e kom t en niemand e lka a r n o g v er s ta a t . Ve r g ru ist t o t een duister nis. E n w ij we e r in slaap vallen als i n een li efdev o lle s t ro p . Š sv e n d e sw e r ts
Na c ht s chad e Tot we o pb randen in de ster ven de na cht Z u l l e n k wad e gees ten blij ven da n s en I n o ns a ang e dikte bloed, Be do lv e n o nder lava uit ontku rkt e v u lka n en . J i j b e lo o f t m e, ik geloof j e E n pro e f je paar s gewass en lipp en Wa ar d e waar bor g van een toeko m s t Z i c h in d e ker ker van m ij n kee lga t s t o r t . E e n la at st e stuiptr ekking Va n d e nac ht s p uwt ons uit E n we t u ime len tus s en h em el en a a rde, We k u sse n, we str elen. I k wac ht o p bevelen E n o p o rd e r s die nooit kom en. M e t d e zo mer ben ook j ij ver dwen en E n i k mis je ver wij ten Wa arva n d e kr uim els blij ven dwa r s li ggen O p d e ba rricades van m ij n bed dengo ed, Wa ar e lke nieuwe p oging op s t u k lo o p t E n e e n t o e k om st ooit binnen berei k N u o nt b o nd en en ver zwolgen.
Ec h ter nach Al s e e n g ro t e gr oene draak M e t he r f st k leur en geschubd E n u it za nd steen opgetr okken L i gt d e he u v elr ug langs het M e er t e ro nken nauwelij ks Wa ke nd o v e r de tand des tij ds O p d e o e v e r zwij gen zwanen G i l l en ganzen r eiken der tien Wi tte z u ile n als klauwen in H et ijle d e o ngr ij p bar e Wolk e n e e n illusie r ij ker E n i k e r e e n minder in m ’n S t e kje a an het m eer doe ik M i jn ant ie ke ver leden in h et O ra nje st o f bij ten m ij m er ik M e t Ro me inen over vluchtige T i jd e n nu alweer ver dwenen
E en g e sc h ie d e n is to t g r ui s Gedwo ng e n e n mij n o o g r e ik t No g v er d e r to t d e to r e n s a a n D e Sû re da t k o p e r e n l i n t in h e t R o o db r uin e A r d e e n se w o ud Wa a r a b d ij e n wa a r k a ste l e n Wa a r bo sse n p o i n ti l l i stisc h e n Scha tt i g a l s o p e e n sc h i ld e r ij Wa n t zo h o o r t da t in n o v e mb e r E cht er na g r ui s v r e te n v o l g t O n herro epe l i j k h e t sc h r ij v e n e n Terwi j l de z wa a n h e t me e r me t Wi tt e v leu g e l s sla a t k r ui p t mi j n Pen o v er h e t v e l pa p i e r me t h e t Gru i s z wa a r o p d e ma a g e n H e t ha r t i n h e t Wa te r
G e vallen B e n g el Z e da nst me t fluwelen bliksem s , S c h ie t ha ar vuilnis naar de zon E n o nt wa pe n t kleine br ogels, Wormt z e zom p ig uit haar neu s : E e n mo e ras van h er s encellen, G r i jze v lind er s , doof en dood. S c h imme nsp el ver s neld ver slo n den , R e k ba ar a ls een palindr oom ,
O n tha a st sy n d r o o m Va n o n tste md v r ij e n . I eder v e r z a a k t a a n e e n p l ic h t, A a n een bre e k p un t a l na a r k e uz e , Ma a r, zeg i k , b ij ha a r l ie f k o z i ng , E r zi t echt g e e n a a i in f uc k y o u, Ni et i n ha a r sc ha a ml i p o g ra m, Vi o let doo r d ra n k v e r sn ip p e r d . Ka t er kra b t a a n ma a n v e r ba n d ,
M a ar mijn z alf ontwij kt de won de. M o o rd nie t !, lapt ze m e er bij . Z a l d e kle ine dood ver wekken Wa t he t le v en haar ontnam , M a g d e hamer in haar sikkel, Ka n d e k o mmer in haar kwel. Ad f u nd u m van liter s diesel Bra nd t haa r op, s neller dan koo l. P la nt he t ho uten bor d vanbin n en , H a al he t st of eer st van de sloga n . H ei mwe e naar een pas s ie ar m er, Ve r sling e rd aan haar lus tver dun n er.
B e r o e r d e wa l l e n B e sp e e l d e wa a n z in Ve r g e e t d e pa ssie Ve r g e e f d e misda a d Verha ng j e l ic ha a m, c o n se q ue n t, Bedri j f de d o o d me t a l wa t r e st. F li n k v erma g e r d d o o r v e r g e e tl ust, Z e herkent d e stra a t n i e t me e r. R ed de a a r d e , sc h r ij f ik sn e l n o g O p de wi n d e l s v o o r ha a r mo n d , R o n d ha a r a rme n , b ui k e n b o r ste n . Verd ra g i n d e sp ie g e l z a a l , Ma a r ha a r o g e n l e z e n sl e c h ts n o g Bu i t en c o n te x t, v e r va n ta a l . Š G e r t Va n l e r b e r g h e
Wilde tongen Toen de bloem en bl o ei den e n h et bij na Pinkste ren wa s g ingen we s am en nog een s na a r het wa t er D e tongen die r ond di e t i j d aller lei talen gewoo n zi j n t e s p reken v uur den geen evangeli e di e da g Wel wild, heel wild maaide ik m et m ij n a rm en Of in elk geval voeld e het zo Maar h et baatte niet H et was al ges chied en i k heb het wel gewet en H et is al te laat en je hebt het m e t o egebet en Maar ik was er en ik ko n n i et a n der s E n j ij deed niks Š L ie n e k e D e r k s
Fl aming S words I would draw m y fla m i ng s wo rd a n d battle your angeli c gua rds t o for ce m y way in to your Paradis e. I would s lice and sla s h t he downy feather s jus t to see th e p r ize wi t hi n . But once inside I shudder and sigh . For blood and violen ce Can never draw t he flowing water s . The pr ize without t he pr ize it was : t he h ope of paradis e wi t hi n . Š Carl Nel
Ontluisterend Z ij n ogen hadden zi ch geru i s lo o s v o o r het zo n li cht a fg e sl o te n e en maan bes cheen hem va n n u a f a a n in de gr oeven van zi j n u i t geblu s t e brei n ver fletsten de kleur e n i n a l ba s t e n s c h i j n maar h ij had eens gewet en da t hi j o o i t elder s in een ander e tij d z o u zi j n gebo rgen b innen de ver lor en t i j d di e hem t o en a l res tt e a ls zij n nageboor te
het strak ges pannen la ken o n der s t reep t n u d e s chraalh eid van de hu i d a an de voeten vangt het la bel va n de do o d d e ver gr oeide kalkna gels Š Ke e s va n M e e l
Nooit gr oet ik nog d e di ngen Want het opgestuwd e za n d glo ei t va n s chu ld Z war te tulp en ver dr i ngen kleu ren va n v ro eger gelu k I k heb gelop en langs zi j deli ngs e s t ra t en Gehuild in godver ge t en wa n delga ngen M et een ziel als bloedges t elp t e ki n derli p p en Z ag de tam m e duif, wi lde du i f Dan een m er el, gekwet s t e m erel Dan een wilde vr ouw, i ngeli j s t Tam m e vr ouw m et g ri j ze v ri j hei d I n haar ogen, die ze ggen S t i l maar, want ik verli es na a rma t e i k wi n . B e r th e l e v il l e 20 1 3 Š J a n A n to n G il l e s
Verdring en H et dagboek m et dro m en bli j kt eerlo o s v erv lo gen : v er m oeide zinnen verli et en het kna r s en de gewelf. M i j n em oties voch te n o n der de kra ken de bo gen ; d e tr ed der stilte lui s t er t n u do o rheen m ezelf. M i j n h or izon kan zi ch n i et m eer o p en s t rekken daar niets in h et leven m e n o g la nger a a n s p reekt . I k wil “eindelij k r ust ” do o r wo n den t e bedekken a l bloedt h et wat verdri ngen ka n s lo o s wegs t eekt . M i j n h oofd lij kt op een ha a s t i g v o lgep ro p t e ka s t ; o mdat ik m ezelf verga t werd het lev en a ls lo o d. I k s tr uikelde al te va a k , v o n d wei n i g ho u va s t e n ik zoek de laatst e ha lt e, het ei la n d i n n o o d. Af duwen wor dt slecht s v er t ra a gd do o r m o o i e fo t o ’s ; ze vouwen om beur t o p en a ls i n een ri t u eel. E en grauw gor dij n verp u lv er t v o o r wo o rden fres co ’s ; d uldt de ranze leegte wel p la a t s v o o r een p en s eel? Waar om ontwar en we geen bo dem i n dro efhei d; e nkel m ij m er ingen o v er v ro eger lo u t eren de zi n n en . O f is het er m ee zoa ls m et gebo rgen hei d, e rvar en we die ook a lleen di ep va n bi n n en ? © Bart Pinnoo
het zij n niet de blauwe p lekken en rauwe s tr iem en van har de hande n m et ler en r iem en het zij n de wonden , onzichtbaar, onui t wi s ba a r , s chr ij nend van s ma r t , wra ng in h et har t gegr i ft , lev en s la ng elk ontluis ter end wo o rd tot een kinder ziel geri cht ber ooft het van z ’n wa a rde in ’t zelfver tr ouwen v er s t o o rd als een foss iele a fdru k ligt het litteken in een har t van s t een geplet, in angst g es m o o rd het blij e kind verdwi j n t kwij nt weg , onze ker door angst bezet en , nooit m eer gehoo rd Šgerda h ul se b o s 1 8 -0 1 -20 1 3
v erg ewe en on thou Daar h et ’n bos p r ot ea ’n vuil h uis ver s ier waar ’n ges in ges wo eg het t e en die lewe – o so du u r E n eendag h et die hu i s ho u er d ie p rag nie m eer ges i en d ie lewe was te bes i g o m na plante om te s i en ‘ Jy het m os – o p r ot ea d ie s onlig wat j ou vo ed e k br ing j ou nie m eer wa t er jy s taan op eie voet D ie p lante het toe u itgedr oog di e selletjies v er har d maar niks kon h ul fi na a l v erwo es nie eens die dood se s ma r t D ie blom m e s taan no g a lt yd da a r maar m et nuwe h uis ho u er in beh eer d ie p r oteas lyk wel a n der s maar is s teeds die e n e kleu r M y ver s ie ‘ ver gewe en o n t ho u ’ i s ‘n s i n s p eli ng o p di e o u v e r s va n To tius ‘ v er gewe en ver geet ’. Vergewe en v ergeet di en a s a llegor i e va n d ie A ng l o Boereoorlog (1899 - 1 9 02 ) . M y v e r s i e ‘ v e r g e w e e n o n t h o u ’, i s v e r w y s e n d na d ie p ost-19 94 Suid-A fri ka . © B a r e n d va n d e r M e r w e
zie me zoals ik ben, lijn tussen punt & punt tekening zonder dat pen papier verlaat kijk dan zeg ik mezelf schrijf ik m, roep ik mij overmoedig in spiegel & gezicht raap mijn woorden op, wik & weeg & besef;te veel tijd rekt elastiek geeft mee universum expandeert zoek -nog steeds- dat ene woord gedicht, bladzijden terug moeder van dit alles, een sprookje met een baard leeg doek waarover ik kleuren blaf, nuances loei, details tjirp ze laat zich zingen, mam natuur doet zich zingen dwingt handen tot klank in kleuren, leven verzint niet maar staat toe ootmoed er is ĂŠĂŠn stoel in een willekeurig multiversum nooit bewegend
niet eens precies in het midden, te makkelijk belediging voor evolutie, hoewel niet snel beledigd staat daar, of hangt, zo u wilt, of zal zijn, in andere zienswijze neemt vormen aan, over grenzen van verstand -natuurlijk- geen pluche zitting hard hout versteend zou ‘k zeggen krukje is het, onwrikbaar krukje Alles is er alweer zo’n 365 x langs getuimeld negeren is vaak het makkelijkst ver buiten de kracht van het woord, niet alle woorden leven adem heel zacht klank door de mens als dat helpt klinkt daar een nul? hoor ik daar een één? meer vragen zijn er eigenlijk niet… klinkt? aan of uit. puberlevens worden erdoor beheerst. doof mij ridder, schreeuw satijn…
© René Maagdenberg
Ontluisterd
Voor zomerjurken valt de deur in slot kraakt wollen goed over hoofd en knokkels knopen het gestolde bloed
in winterweb spint zij zich in haar hartenklop verstomd het dove woord in hart en oren
Š Ingrid Schrijfkunst (Facebookaccount)