1 Petrus

Page 1

Petrus was een van de twaalf leerlingen die ooggetui-

luisterend

ge waren van Jezus’ weg, zijn kruis en opstanding. Het is deze leerling die als apostel van Jezus de nog jonge gemeente aanspoort om het vol te houden op lijk: christenen waren vreemden, mensen die anders waren, anders dachten, anders leefden. Ze vormden een kleine minderheid. Daardoor werden ze vaak niet geaccepteerd en kregen ze allerlei vormen van lijden

leven

1 Petrus

de weg achter Jezus aan. Die weg was niet gemakke-

en discriminatie te verduren. In de brief gaat Petrus er op in hoe de gemeente daarop kan reageren. Opvallend is de hoopvolle toon en het missionaire verantwoorden, ook en juist in moeilijke omstandigheden! De bijbelstudies lopen de brief vers voor vers langs en willen de lezer uitnodigen in persoonlijke meditatie en op de kring te ontdekken wat het vandaag betekent: vreemdeling te zijn in deze wereld, en toch hoopvol te leven.

Ds. Nelly van Kampen-Boot studeerde theologie en was betrokken bij toerustingswerk en theologisch onderwijs in de Torajakerk in Indonesië. Ook werkte ze een aantal jaren als staflid voor vorming en toerusting bij de IZB, vereniging voor zending in Nederland. Momenteel is ze predikante van een PKN-gemeente te Pijnacker. ‘Luisterend leven’ is een reeks bijbelstudieboeken voor zowel persoonlijke stille tijd als voor gebruik in de bijbelkring en staat onder redactie van drs. A. Romkes en ds.ir. N.M. Tramper.

NUR 707

www.uitgeverijboekencentrum.nl

Nelly van Kampen-Boot

karakter van deze brief: wees steeds bereid om je te

P

1 etrus Vreemdelingen ver van huis Nelly van Kampen-Boot


Luisterend leven De reeks ‘Luisterend leven’ brengt mediteren over en bestuderen van de Schrift bij elkaar. De serie begeeft zich in het spoor van het belijden van de kerk-der-eeuwen; in de gekozen opzet is aansluiting gezocht bij de Apostolische Geloofsbelijdenis. Zo komen de hoofdthema’s aan de orde, waarin het hart van het christelijk geloof klopt. De studies zijn eerst toegesneden op de persoonlijke overdenking en vervolgens op het gebruik in bijbelkringen. Ook bij de voorbereiding van preken bieden deze studies veel aanknopingspunten. ‘Luisterend leven’ staat onder redactie van drs. A. Romkes en ds.ir. N.M. Tramper. Reeds verschenen: Niek Tramper, Psalmen. Dicht bij God wonen (3e druk) Age Romkes, Matteüs. Thuiskomen in het Rijk van God (2e druk) Bernhard Reitsma, Romeinen. De kracht van Gods genade (2e druk) Drs. Pieter L. de Jong, Genesis. Het begin van alles Harald Overeem, Kolossenzen. Met Christus geborgen in God Hetty Lalleman-de Winkel, Ezechiël. Van dood naar opstanding


Nelly van Kampen-Boot

1 Petrus Vreemdelingen ver van huis

Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer


Voor Pieter

www.uitgeverijboekencentrum.nl

Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken ISBN 978 90 239 2190 5 NUR 707 Š 2007 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Inhoud

Woord vooraf

7

I

9

Aanwijzingen voor het luisterende leven

II Inleiding op de Eerste brief van Petrus

14

1. Hoopvol leven 1:1-12

17

2. Opnieuw geboren 1:13-2:3

25

3. De rots, de steen en de stenen 2:4-10

34

4. Vreemdelingen ver van huis 2:11-20

42

5. Onder de hoede van de goede herder 2:21-3:7

50

6. Steeds bereid 3:8-22

59

7. Het einde is dichtbij 4:1-11

68

8. Wees niet verbaasd 4:12-19

78

9. Eind goed al goed 5:1-14

85

Literatuur

94

5


Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde; En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft, onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, die op de derde dag is opgestaan van de doden, die is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest; ik geloof de heilige, algemene kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van de zonden, de wederopstanding van het vlees en het eeuwige leven.


Woord vooraf

‘The people of God is a group of persons whom God has called together, whom God will keep together, who will survive by God’s grace.’ Eugene Peterson In dit deel van de serie ‘Luisterend leven’ staat de belijdenis van de kerk centraal: ‘Ik geloof de heilige algemene kerk, de gemeenschap der heiligen.’ Ik had het voorrecht om tijdens een studieverlof intensief kennis te maken met de situatie van kerk en christenen in India en Sri Lanka. Hun geloofskracht en overtuiging in een dermate complexe samenleving waren een echte bron van inspiratie. Ook in ons eigen land zijn we steeds meer aan het leren wat het betekent om als kerk tot een kleine minderheid te behoren. Vanuit die ervaring doe je verrassende ontdekkingen in die oude woorden van de brief van Petrus. Je raakt daar niet gauw op uitgekeken en je voelt: wat hier gezegd wordt, is (opnieuw) actueel. De brief gaat volgens de tekst (1:1) en de kerkelijke traditie terug op de apostel Petrus, een van de twaalf leerlingen die ooggetuige waren van Jezus’ weg, zijn kruis en opstanding. Het is deze leerling die als apostel van Jezus de nog jonge gemeente aanspoort om het vol te houden op de weg achter Jezus aan. Die weg was niet gemakkelijk: christenen vormden een kleine minderheid. Op hun leven als gemeente gaat de brief in op een heel praktische manier. Het is mijn verlangen dat de brief over de eeuwen heen ook ons zal helpen om in een veranderende tijd met elkaar te ontdekken wat navolging van Christus voor ons hier en nu betekent. Met elkaar: in de gemeenschap der heiligen, op een kring bijvoorbeeld. De bijbelstudies lopen de brief vers voor vers langs en willen de lezer uitnodigen in persoonlijke meditatie én met elkaar te ontdekken wat het vandaag betekent: vreemdeling te zijn in deze wereld, en hoopvol te leven.

7


Met het oog op de leesbaarheid wordt in deze uitgave de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) gebruikt. Als daarvan wordt afgeweken, geef ik dat in de tekst aan. Graag wil ik de redactie, en met name Niek Tramper, bedanken, die minutieus door de kopij is heen gekropen en allerlei voorstellen tot wijziging en verbetering deed, waar ik mijn winst mee kon doen. En last but not least bedank ik mijn geliefde Pieter, die het hele wordingsproces van nabij meemaakte, met me meedacht en me inspireerde. Vaak door zijn brede kennis van kerk- en zendingsgeschiedenis, maar ook door eenvoudig de nodige ruimte en tijd te geven. Nelly van Kampen-Boot Pijnacker, januari 2007

8


I

AANWIJZINGEN VOOR HET LUISTERENDE LEVEN

De mantel van God God spreekt op allerlei manieren. Hij is hoorbaar en zichtbaar in de wereld om ons heen. De natuur is ‘Gods mantel’. Het kleine insect onthult de ragfijne precisie van de instrumentmaker. Sneeuwtoppen reflecteren zijn grootheid en zuiverheid. Storm en bliksem herinneren aan zijn verwoestende kracht. In de natuur zien we God als in een gebroken spiegel. We weten nog niet wie God werkelijk is. Is Hij een mystieke gloed die door alles heen gloeit, de hemel, de aarde, de mensen en de bomen? Of is Hij de oneindig verre en ondoorgrondelijke, die op afstand zijn wil aan mensen oplegt? Niet alleen de natuur, ook de geschiedenis laat ons iets van God zien. Maar wat in de geschiedenisboekjes staat, is lang niet altijd het spoor dat Gods vinger door de tijd trekt. De geschiedenis onthult niet alleen Gods daden, maar ook de hoogte en diepte van de mens en de afgronden van demonische machten. In wat wij persoonlijk ervaren, mogen we dikwijls de hand van God zien. Maar er is geen isgelijkteken tussen onze ervaringen en gevoelens en Gods spreken. God spreekt in wat Hij eenmaal sprak We moeten gespitste oren krijgen voor het spreken van God. Dat kan alleen als we leren luisteren. God spreekt tot ons in wat Hij eenmaal heeft gesproken. Hij heeft zich in de loop der geschiedenis geopenbaard aan mensen, tot hun verbazing en soms verbijstering. Hij kwam het leven van mensen binnen, zoals Abraham, Mozes, David, Jesaja, Matteüs, Paulus en veel andere profeten en apostelen. Zíj zijn getuige geweest van Gods spreken en zijn er diep door aangeraakt. Onder de leiding van de Heilige Geest is de openbaring van God door de eeuwen heen opgeschreven. De verzameling boeken die zo is ontstaan, noemen wij de Bijbel. In de Bijbel ontmoeten we God zoals Hij werkelijk is, maar ten diepste kunnen we Hem niet begrijpen. We kunnen Hem loven en 9


aanroepen, of over Hem nadenken. God is echter veel groter dan wij met het verstand of gevoel kunnen bevatten. Naarmate Hij zich meer laat kennen, naar die mate groeit het ontzag voor Hem. Dit boekje is een handreiking voor het luisterende leven. Het wordt op twee manieren uitgewerkt: Persoonlijk luisteren Aan elk bijbelgedeelte is een aantal meditatieve momenten gewijd, aangegeven met dagen. Die zijn bedoeld voor de persoonlijke ‘stille tijd’, een afgezonderde tijd op een stille plek om alleen te zijn met God, om Hem te laten spreken door zijn Woord, om te bidden en na te denken. Het is niet eenvoudig om los te komen van de dagelijkse beslommeringen, om de stroom van gedachten in te dammen. Elk stil moment met het Woord is echter een stukje sabbat in de drukte van de week, een oase in de wildernis van verantwoordelijkheden die soms zwaar op ons drukken. Er wordt tijd uitgetrokken om na te denken over het leven, om te horen wat God van ons vraagt, om te belijden wat scheef getrokken is in ons bestaan. Het is goed om iets van wat we belijden en van wat we horen, op te schrijven. Augustinus heeft schrijvende de omgang met God verwoord. Daaruit zijn de Belijdenissen voortgekomen, die tot op de dag van vandaag een bron van troost zijn. Gebedshouding Het gebed is niet het gemakkelijkste onderdeel van de ‘stille tijd’. Vaak worden onze gedachten afgeleid. Om de concentratie te bevorderen moeten we een goede lichaamshouding aannemen: rechtop zitten of staan, eventueel de handen gevouwen. Open handen, met de handpalmen naar boven zijn een teken van afhankelijkheid en verwachting. Als we de pijn en schuld van ons leven voor God neerleggen, kunnen we eventueel onze handen samengeknepen houden. (Zie voor meer aanwijzingen R. Foster, Het feest van de navolging.) Het is goed om van te voren kort over ons 10


gebed na te denken. Een goed middel om geconcentreerd te bidden, is het gebed opschrijven. De eeuwen door hebben mensen de omgang met God op schrift gezet. Ze zijn tot op de dag van vandaag een bron van onderwijs en inspiratie. Voor elk meditatief moment worden enkele aanwijzingen gegeven. Men kan voor elke aangegeven dag een half uur à drie kwartier uittrekken, en dat bijvoorbeeld eenmaal per week doen. Men kan er drie keer per week of zelfs dagelijks een kortere tijd aan besteden door telkens een van de vragen bij ‘overdenken’ of één gebedspunt te nemen. Het is wel belangrijk om een goed plan te ontwikkelen met vaste momenten in de week en zich er dan ook aan te houden. De meditatieve momenten vormen de stille, persoonlijke voorbereiding op het samen luisteren. Overdenking en studie sluiten elkaar niet uit, maar in. Persoonlijke overdenking effent de weg naar meer intensieve studie. In beide wil God zijn stem laten horen. De gezamenlijke studie hóeft niet te volgen op de stille meditatie. Beide studies kunnen los van elkaar worden gebruikt. Gods stem zal echter duidelijker en krachtiger tot ons doordringen wanneer de persoonlijke en de gezamenlijke luisterhouding met elkaar verbonden worden. Leren mediteren Mediteren, overdenken betekent dat we onze gedachten laten gaan over een woord of een stukje tekst. We gaan daarbij na wat voor associaties het oproept, welke beelden, welke gevoelens, welke situaties in ons leven. Hebben we er moeite mee? Worden we er blij van? Hoe klinkt Gods stem erin door? * mediteren over een woord of stukje tekst Laten we als voorbeeld nemen een stukje uit Psalm 63:2 (SV), ‘U zoek ik in de dageraad’. Naar aanleiding van ‘zoeken’: ben ik pas nog iets kwijt geweest wat ik hartstochte11


lijk heb lopen zoeken? Wat deed het mij? Ben ik wel eens langere tijd naar iets of iemand op zoek geweest? Heeft iemand wel eens naar mij gezocht, gezocht om mij te bereiken? Ben ik God wel eens kwijt geweest? Hoe heb ik Hem gezocht? Ben ik ervan overtuigd dat Hij mij zoekt? Naar aanleiding van dageraad: waar denk ik het eerste aan als ik ’s morgens wakker word? Welke gevoelens brengt de dageraad voor mij met zich mee? Waarom zoekt de dichter God in de dageraad? Maakt de morgen me blij of juist niet? Hoe kan ik God zoeken in de morgen? Opschrijven van gedachten en gevoelens helpt om je beter te concentreren. Dat kan met korte woorden, bijvoorbeeld: zoeken → kwijt → verdriet, onrust → waarom zoekt de dichter? → wat, wie zoek ik? → wie zoekt mij? → ben ik God kwijt? → zoek ik Hem? → waarom? dageraad → wakker worden → drukte van het werk valt op me → ochtendhumeur → waar is God? → dankbaar dat ik er ben? → dankbaar voor mensen om mij heen? → moet ik God meer zoeken in de morgen? → hoe? → enzovoorts. * mediteren door vragen te stellen over een groter gedeelte We kunnen ook mediteren door onszelf vragen te stellen. Bijvoorbeeld: hoe komt God in dit gedeelte naar voren? Of: welke gedachten en gevoelens van de dichter kan ik ook op mezelf toepassen? * schrijvenderwijs bidden of zingen Een andere vorm van mediteren is een stukje tekst in eigen woorden weergeven. Zo kun je een gedeelte van een psalm gebruiken om gedachten en gevoelens voor God neer te leggen. Opschrijven is hierbij een goede hulp. Door te schrijven kun je ook bidden of zingen!

12


Samen luisteren In het tweede deel van elke studie wordt een handvat gegeven voor het samen luisteren naar het Woord van God, in het verband van een bijbelstudiekring. Een verhaal of een stukje bezinning dient als binnenkomer. Het is als het ware het voorportaal waardoor we de studie worden binnengeleid. Aantekeningen helpen bij de voorbereiding van de kringstudie en vragen dienen om het gesprek op de kring op gang te brengen. In het luisteren naar het Woord van God en naar elkaar ontdekken we Gods stem. Die stem kan snel het zwijgen worden opgelegd wanneer eigen meningen, ervaringen of de sfeer van de kring bepalend worden. Samen luisteren kent daarom drie fasen: 1. Luisteren en kijken: onze eigen gedachten zo veel mogelijk tot zwijgen brengen en ontvankelijk worden voor de woorden en zinnen in de tekst. 2. Luisteren en horen: ontvankelijk worden voor de boodschap van het gedeelte. Wat heeft de schrijver, en daarachter, wat heeft de Heilige Geest er in dĂ­e omstandigheden mee willen zeggen? 3. Luisteren ĂŠn gehoorzamen. Wat wil de Heilige Geest ons nĂş laten horen? Wat wil Hij dat we met het gehoorde doen? In de studievragen zijn de drie stappen teruggebracht tot twee: luisteren naar de tekst (vooral fase 1 en 2) en luisteren en horen (vooral fase 2 en 3). Zie voor meer aanwijzingen bij het lezen en bestuderen van de Bijbel in kringverband: N.M. Tramper, Het Woord in ons midden. In de smidse De studies kunnen ook worden gebruikt als voorbereiding op een preek of een bijbelstudie voor een groep. Al mediterend en studerend komt de prediker de smidse van de Geest binnen en vindt er het nodige gereedschap om zich voor te bereiden op de verkondiging. Hij kan pas gaan spreken nadat hij intens geluisterd heeft.

13


II INLEIDING OP DE EERSTE BRIEF VAN PETRUS

Boeken kunnen je leven beïnvloeden, soms zelfs ingrijpend veranderen. Mensen die van lezen houden, kunnen zich meestal nog wel het jeugdboek voor de geest halen dat de liefde voor het lezen in hen opwekte. Sommige boeken doen iets met je: ze roepen een sfeer op, ze zetten je gedachten op een bepaald spoor, ze kunnen je dingen leren die je een leven lang bijblijven. Als dat al voor gewone boeken geldt, dan toch zeker voor dit kleine boekje, deze brief van Petrus. Het is geschreven om mensen te veranderen. Wie dat niet wil, kan het beter dicht laten. Maar wie verlangt naar nieuwe hoop, wie ernaar verlangt om antwoorden te vinden, die vindt in de brief van Petrus een bron van moed en vreugde. Je kunt erdoor geholpen worden. Je kunt, voor het eerst of opnieuw, op het spoor gezet worden van de navolging van Jezus. En dat is een hoopvol spoor! De eerste lezers De eerste lezers van de brief zijn ‘de uitverkorenen die als vreemdelingen verspreid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië verblijven’ (1:1). We moeten deze geadresseerden zoeken in het noordelijk deel van Klein-Azië, verspreid over een groot gebied. Ze waren christenen met veelal een heidense achtergrond. In de brief wordt heel duidelijk dat deze gelovigen het niet gemakkelijk hadden. Ze zijn veranderd: ze hebben hun vroegere manier van leven achter zich gelaten en de doop heeft dit nieuwe begin gemarkeerd. Deze overgang brengt lijden met zich mee. Hoewel er nog geen sprake was van door de overheid georganiseerde christenvervolging, begon de gemeente toch al te ervaren dat ze leefde in een vijandige omgeving. De vervolging komt niet van de kant van de staat; het waren de buurt, de kleine kring, de familie en soms zelfs de partner (3:1-6) die het de gelovigen moeilijk konden maken. In sociaal opzicht was er diversiteit in de gemeente: slaven worden apart genoemd, en ook vrouwen. Dat kan erop wijzen dat zij een belangrijk deel 14


van de gemeente uitmaakten, maar er is niet veel met zekerheid over te zeggen. De schrijver Sommige nieuwtestamentici hebben eraan getwijfeld of de apostel Petrus wel echt de auteur is van deze brief. De brief is gesteld in uitstekend Grieks en dat kan je toch van een eenvoudige Galilese visser niet verwachten. Verder laat de schrijver nauwelijks merken dat hij zelf ooggetuige was van het leven van Jezus. We lezen geen verhalen van wat Petrus als leerling van Jezus zelf met Hem meegemaakt heeft. Als Petrus echt de auteur was, zou hij toch zijn persoonlijke kennis van het leven van Jezus meer hebben kunnen uitbuiten? Deze argumenten zijn echter niet doorslaggevend. Het goede Grieks kun je verklaren uit het feit dat Petrus de brief met behulp van een secretaris (Silvanus; 5:12) heeft geschreven. En dat Petrus niet zoveel over het leven van Jezus zegt, heeft weinig betekenis: de aard van de brief gaf er geen aanleiding toe. Het is dus veel waarschijnlijker dat de brief inderdaad van de discipel/ apostel Petrus is: hij heeft de brief aan het eind van zijn leven geschreven; wat we in de brief lezen, past bij die tijd. En wie goed leest, ziet op verschillende plaatsen in de brief (bijvoorbeeld hoofdstuk 5) noties die duidelijk herinneren aan de Petrus uit de evangeliĂŤn. Structuur 1:1-2, Groet en adressering 1:3-12, Dankzegging voor de gemeente 1:13-2:10, Kenmerken van het leven als christen 2:11-3:12, Als vreemdelingen in de wereld 3:13-5:11, Omgaan met vervolging en vijandschap 5:12-14, Groeten en slot Kernpunten De brief concentreert zich op Jezus Christus als degene die aan het kruis heeft geleden en in zijn opstanding heeft overwonnen. In 15


Hem is de gemeente uitverkoren tot volk van God. Het is opvallend dat de gelovigen worden beschreven in termen die ontleend zijn aan het Oude Testament: de kerk deelt in de voorrechten van Israël, wat voor Israël geldt, geldt voor haar. De oudtestamentische begrippen die door de brief heen zijn geweven, willen de gemeente ervan overtuigen dat ook zij nu volkomen deelt in Gods ontferming. In verbondenheid met Christus draagt de gemeente ook zelf het teken van het kruis. De kerk is per definitie de lijdende kerk. Ze volgt Christus in zijn lijden en ervaart als gevolg daarvan vijandschap van haar omgeving. Christus is echter ook de Opgestane: door zijn opstanding is de gemeente opnieuw geboren en deelt ze nu al in Christus’ nieuwe leven. Vandaar dat de gerichtheid op de wederkomst van Christus door de hele brief heen heel sterk is: dan zal zijn overwinning openbaar worden en zal de gemeente die nu nog lijdt, daarin delen. Hoop is een kernwoord! Het leven in hoop maakt de gemeente tot vreemdeling in deze wereld: ze leeft naar de grote toekomst toe, en voelt aan den lijve de vervreemding van haar omgeving, die deze hoop niet deelt. Vreemdelingschap is een notie die als een rode draad door de brief heen loopt. In zo’n omgeving legt Petrus een sterke nadruk op de levensstijl. De gemeente draagt de naam van Christus, een heilige naam. Christenen vormen een heilig volk, en moeten in de verbanden waarin ze staan, laten zien wat dat betekent. Daarin ligt de kracht van hun getuigenis.

16


1. Hoopvol leven 1:1-12 I PERSOONLIJK LUISTEREN Vooraf – Adres en Afzender Wij kunnen het ons in het computer- en e-mailtijdperk nauwelijks meer voorstellen, maar ooit was een gewone, geschreven en vervolgens per post bezorgde brief de ideale manier om contact te houden met elkaar. Eigenlijk is het wel jammer dat de brief verloren is gegaan in deze tijd van haastig en snel. Een brief vraagt om ruimte en tijd, om zorgvuldigheid en bezinning. Je kunt niet zomaar wat schrijven. Je moet degene die je boodschap krijgt goed voor ogen houden, woorden wegen, zinnen maken, je inleven in de ander. En dan zie je Petrus voor je: hij heet Simon, maar hij noemt zich Petrus, want zo noemde Jezus hem. Petrus, apostel van Jezus Christus, ooggetuige van Christus’ lijden (5:1), geroepen mens. En de gemeente. Wie is zij? Wat heeft ze nodig? Wat wenst Petrus haar ten diepste toe? De toon is die van een herderlijk schrijven, een pastorale brief aan de gemeente, namens de Goede Herder. De eerste dag – De groeten (1:1-2) Informatief ‘Mazzeltov!’ zeggen sommige mensen, bij wijze van groet. Het goede! Want dat doe je als je groet. Voor je gevoel is het soms een formaliteit, maar er kan ook zoveel meer in zitten: een laatste groet voor heel lange tijd, wat een lading heeft die! Een open blik en een handdruk als je mensen voor het eerst ziet. Een herkenning: goed je te zien! De vroege christenen zeiden tegen elkaar: ‘Ik wens je veel vreugde.’ En dat is ook de toon waarmee Petrus zijn brief inzet: Sjaloom! Genade en vrede in overvloed! Het is een groet die klinkt als een zegen. Je wordt vriendelijk gegroet, je bent gezien met ogen van genade en vrede. Genade en vrede voor jullie, vreemdelingen! 17


Probeer je eens voor te stellen wat het inhoudt om als vreemdeling te leven, misschien weet je het uit ervaring. Je hebt geen eigen huis, geen status, je hoort hier niet en mensen laten je dat goed voelen. Je hebt geen rechten, je wordt in het gunstigste geval gedoogd, en zodra er iets verkeerd gaat in de samenleving, ben jij de zondebok en hoor je mensen hardop denken: ‘Ga dan terug naar je eigen land!’ want je bent hier niet thuis. Dan wordt het wereldje erg klein. Je kunt bijna niemand vertrouwen. Je bent aan het overleven. Dan weet je niet wat je overkomt als je door de apostel neergezet wordt in het weidse perspectief van Gods werk in deze wereld. De Vader heeft jullie, vreemdelingen, nu net uitgekozen. Het doel van zijn keuze is: de gehoorzaamheid aan Christus en de reiniging, de besprenkeling door zijn bloed. De laatste uitdrukking herinnert aan de verbondssluiting op de Sinaï (Ex. 24:8), waar Israël besprenkeld werd met het bloed van het offer en waar het volk beloofde: ‘Alles wat de Heer heeft gezegd, dat zullen wij doen.’ Ook Petrus legt hier de lijn van besprenkeling met het bloed naar gehoorzaamheid, dus we kunnen er wel van uitgaan dat hij hierbij aan de verbondssluiting gedacht heeft. Petrus zegt hiermee dus tegen deze vreemdelingen in de diaspora, die allochtonen zonder status: jullie zijn Gods eigen volk. Je krijgt een naam, een identiteit. En dat niet alleen: je bent geliefd. Je wordt aangesproken als degene die je in de ogen van de Ander bent. En de stem van die Ander heeft de klank van de liefde. Hij noemt hen: mijn uitverkorenen. Overdenken a. Petrus ziet de lezers van zijn brief zoals God ze ziet. Hoe anderen over hen denken, is in dit verband niet belangrijk. De basis van onze identiteit is hoe God over ons denkt. Wie ben ik in zijn ogen? Weeg de woorden uit deze groet eens rustig en herhaal ze voor jezelf: gekozen, geheiligd, om gehoorzaam te zijn… genade, vrede, in overvloed… b. God heeft ons uitgekozen om Hem gehoorzaam te zijn. Wat hoor jij vooral in het woord ‘gehoorzaamheid’? Een voorrecht? Een opdracht? Een beperking?

18


Gebed ✓ Dank God dat Hij weet waar je woont, hoe je omstandigheden zijn, en prijs Hem dat Hij in liefde aan ons denkt. ✓ Bid om een open hart als je deze brief gaat lezen, dat we niet alleen zullen begrijpen wat er staat, maar bereid zijn om het ook in gehoorzaamheid te doen. De tweede dag – Toen, dan en nu (1:3-9) Informatief Een vriend van mij, nog niet zo lang geleden tot geloof gekomen, kwam een gemeente in Engeland binnen, maakte kort kennis met een tot dan toe volslagen onbekende man, die meteen vroeg: ‘When were you saved?!’ Want oké, je bent gered, maar vertel eens, wanneer was dat dan? Mijn vriend was nogal uit het veld geslagen door deze directe vraag en wist zo gauw niet wat te antwoorden. Hij vertelde het voorval later aan iemand anders, die toen helder en duidelijk zei: ‘Als ze je zoiets vragen, dan zeg je maar: op vrijdagmiddag, in het jaar 33, toen Jezus riep “Het is volbracht”, toen ben ik gered.’ Petrus zegt ook zoiets. Wanneer zijn wij wedergeboren? Toen Jezus het graf achter zich liet, op die eerste paasmorgen, toen het licht werd, toen zijn wij wedergeboren. Pasen is het keerpunt. Jezus leeft, en ik met Hem. En dan komt Petrus in het heden terecht. Op bijna dramatische wijze switcht hij van hoge tonen naar diepe, lage tonen: het heden, dat is het heden van beproeving en aanvechting, van lijden en verdriet. Maar, zegt hij dan bemoedigend, dat is maar een korte tijd. Wij zijn met de beproevingen en aanvechtingen van nu opgenomen in het heil dat toen door Christus is gerealiseerd, en in de zekerheid van de komende erfenis. Verheug je! Overdenken a. God werkt niet aan ons comfort, Hij werkt aan ons karakter. Op welke momenten ervaar ik dat vooral? b. Het heden is niet onze bestemming; het heden is de voorbereiding op wat God voor ons in petto heeft. c. Datgene wat het waard is om voor te leven, kan niemand ons 19


afnemen. Dus daarin moet je investeren. Waaruit blijkt dat ik dat doe? Gebed ✓ Bedenk een of twee mensen in je omgeving bij wie het geloof zwaar op de proef gesteld wordt. Bid voor hen. ✓ Spreek je vreugde over wat de Here God ons ‘toen en dan’ gaf en zal geven, voor Hem uit. Als je het moeilijk vindt om daarmee echt blij te zijn, belijd dan voor Hem wat je daarbij in de weg staat. De derde dag – Nieuwsgierige engelen (1:10-12) Informatief Op middeleeuwse afbeeldingen van de geboorte van Jezus zie je ze nogal eens: de engelen. Je ziet dan Maria met het Kind, bijgestaan door een Jozef die duidelijk veel ouder is dan zijn aanstaande vrouw, en aan de rand van het schilderij een paar engelen. Nieuwsgierige engelen. Ze horen er niet echt bij, maar ze mogen even om het hoekje kijken en dat doen ze dan ook, met grote ogen. Ze kijken vol verbazing naar wat zich daar afspeelt: het Kind, God die mens werd, een groot geheim dat ze maar niet klein kunnen krijgen. Het zou best eens kunnen zijn dat de makers van dit soort schilderijen aan deze tekst van Petrus hebben gedacht: de engelen die ernaar verlangen om inzicht te krijgen in het geheimenis van God. Maar God openbaart het niet aan de engelen (vgl. Hebr. 2:16). Hij kiest ervoor om dat grote geheim aan mensenkinderen bekend te maken. Het zijn mensen die het te horen krijgen: de boodschap van de gekruisigde en verrezen Christus. Dat geheim van het evangelie is nu aan ons toevertrouwd. Dit goede nieuws is nu door de Geest uit de hemel gezonden en waar gemaakt aan mensen. De engelen verlangen ernaar om er inzicht in te krijgen. De profeten hebben gepoogd vast te stellen wanneer en voor wie deze boodschap bestemd was. En nu, in het midden van de tijd, is zij gegeven aan de gemeente. Er kunnen momenten zijn dat je geen zin of bedoeling meer in je eigen leven kunt ontdekken. Je kunt vastlopen en geen toekomst meer voor ogen zien. Dat was zeker het geval bij de ‘vreemdelingen in de verdrukking’ aan wie deze brief gericht is. Maar ook de 20


kleine details van ons leven krijgen zin in het Grote Verhaal van God uit de hemel. God is al veel eerder met ons begonnen. De profeten hadden het er al over. In het Oude Testament gaat het al om de gemeente, die later de blijde boodschap zou horen. In die zin is het Oude Testament deel van onze biografie. Om je eigen kleine leven opgenomen te zien in dat Grote Verhaal, daar mogen we ons naar uitstrekken, nieuwsgierig als een engel! Overdenken a. God heeft ons heil op het oog, al ver voordat wij er waren. Wij waren al in zijn gedachten voor wij ooit aan Hem konden denken. Overdenk dit en dank Hem daarvoor. b. Zending, evangelisatie, verkondiging komt rechtstreeks voort uit het hart van God. God is een zendende God. Denk erover na hoe ook jij in die zending mee betrokken bent. Gebed ✓ Bid om geestelijk groei, zodat je meer gaat begrijpen van wat Christus heeft gedaan. ✓ Bid dat je gemeente zich betrokken weet bij de zending van God. ✓ Dank God voor het geheim van zijn liefde voor mensen, door heel de geschiedenis heen. II SAMEN LUISTEREN Reisgids voor onderweg Gods uitverkorenen, dat zijn ze, de geadresseerden. Ze zijn ook ‘vreemdelingen in de verstrooiing’. Veel mensen ervaren geloof als een zoektocht. Het is een weg die je gaan moet. Je weet het immers nooit zeker, je hebt het nooit in je zak… Want het is onze ervaring dat we veranderen in denken en voelen, en ook in geloofsbeleving. Dus vandaag denk je er zus over, maar je bent in ontwikkeling, dus morgen kan dat best weer anders zijn. En inderdaad, de vreemdelingen en pelgrims zijn mensen die onderweg zijn. Op reis gaan is loslaten. Je koffer pakken, niet te veel meenemen, kunnen onderscheiden wat je nodig hebt en wat niet. Zo zijn 21


de gemeenteleden onderweg. Ze zijn hier niet thuis, ze wachten op een erfenis die ze nog niet in hun zak hebben. Toch heeft dat voor hen blijkbaar niets te maken met het voortdurend cultiveren van twijfel of eindeloos relativeren van wat je gelooft. Ze zijn op reis, maar de zekerheid van het doel wordt voorop gesteld. Hun wacht een grandioze toekomst. De erfenis is veilig bij God, en ook de gemeente zelf is beveiligd, hoe de ontwikkelingen verder ook maar gaan mogen. We zijn onderweg, en onderweg krijgen we deze gids mee, zodat we het doel bereiken: onze redding. En dat doel ligt bij God al vast. Goede reis! Aantekeningen 1 Petrus schrijft aan christenen in Klein-Azië. Er was daar in die tijd waarschijnlijk nog geen sprake van georganiseerde christenvervolging door het Romeinse Rijk, maar wel van moeilijkheden en intimidatie die de gemeente plaatselijk ondervond. 2 Gehoorzaamheid, zie ook vs. 14 en 22. Waarschijnlijk doelt de auteur op beginnende gehoorzaamheid, de gehoorzaamheid van opnieuw geboren kinderen, de wending van leugen naar waarheid, toen ze in Christus gingen geloven. 3 Opnieuw geboren door Christus’ opstanding. Het is in dit vers het feit van de opstanding, waardoor wij wedergeboren zijn. Vergelijk vs. 23, ‘wedergeboren door het levende woord’, daar is het de boodschap van de opstanding. Het woord dat hier voor wedergeboorte gebruikt wordt, duidt op de creatieve, scheppende activiteit van God. Hij heeft ons (opnieuw) gebaard. Het zou kunnen zijn dat Petrus hier ook aan de doop als bad van de wedergeboorte denkt (3:21). Het is in elk geval goed mogelijk deze brief te lezen als dooponderricht, al is het niet zeker of hij hiervoor is bedoeld. 4 Erfenis. Zoals het beloofde land Israëls erfdeel was, zo is het beloofde heil het erfdeel van de gemeente. Dat erfdeel is in één woord: redding. De erfenis is ‘onvergankelijk, ongerept, onverwelkelijk’ in tegenstelling tot Kanaän (vgl. Jes. 24:3-4; Jer. 2:7; Jer. 23:10). 6-8 Vormt de kern van de perikoop. Het lijden is nu, de overwinning komt. Petrus wil de gemeente die het lijden ervaart, moed 22


geven door ze de komende glorie te binnen te brengen. Vergelijk Petrus’ eigen reactie op Jezus’ kruisweg (Mat. 16:22). 3-8 Eigenlijk is deze passage één grote ‘toen-dan-nu’-zin. Verleden, toekomst en heden worden op elkaar betrokken in één grootse openingszin. Die zin heeft de vorm van de lofprijzing. Toen is Hij opgestaan en daarom hebben we hoop voor de toekomst. Hoop is per definitie toekomstgericht. De erfenis wacht en erfenissen hebben de eigenschap dat je ze pas in de toekomst krijgt. Je moet er op wachten. Het komt nog. Een kostbare erfenis wordt voor je bewaard op een veilige plaats, in de hemel bij God. Wat die erfenis precies inhoudt, gaat ons verstand te boven, daar zijn we nu nog niet op gebouwd om dat te bevatten, maar hij ligt al klaar, en in de grote toekomst, dan zal het ons geopenbaard worden. Toch zou dat alles nog maar een kleine troost zijn, als wij op onze beurt nu niet zelf bewaard werden, want wij zijn van die wiebelige mensen, ons verlangen kan verflauwen, wij kunnen grote dingen te horen krijgen van God en ons toch maar weer zo uitleveren aan de waan van de dag. Maar God bewaart ook ons. Petrus gebruikt hier een heel scherp woord. Het betekent: wij worden onder arrest gesteld, in verzekerde bewaring gesteld. We kunnen er niet vandoor. We worden beschermd, want de erfenis mag ons niet ontgaan, wij mogen niet ontkomen aan het grote dat God voor ons heeft weggelegd. In zijn toekomst. 10-12 ‘Profetie’ verwijst naar het Oude Testament als geheel. De profeet Jesaja schrijft over de Knecht des Heren, in de psalmen horen we de roep van de lijdende Rechtvaardige, Job lijdt onschuldig. De gemeente wordt beproefd in het lijden en getroost met de komende heerlijkheid. Hun lijden is een teken van gemeenschap met de Heer die voor ons heeft geleden om daarna (vs. 11) in Gods luister te delen. Zie bijvoorbeeld hoe Petrus zelf volgens Handelingen de profetieën op Christus betrok (Hand. 2:25-32; 10:43). Vragen voor bespreking in de kring Luisteren naar de tekst 1. Stel je eens voor dat je een brief zou krijgen met als aanhef: ‘mijn uitverkorene’, of ‘mijn enige geliefde’. Hoe, denk je, zou de toon van die brief zijn? 23


2. Vs. 3: Wij zijn wedergeboren. Probeer in eigen woorden weer te geven wat die wedergeboorte volgens de tekst tot gevolg heeft. 3. Vs. 8. Hoe is het mogelijk om Christus lief te hebben zonder Hem ooit te hebben gezien? 4. In vs. 10-12 keert steeds weer terug: ‘voor u’. De genade die u ten deel valt (vs. 10), niet voor hen, maar voor u (vs. 12), de boodschap is u verkondigd (vs. 12). Jij bent een ‘gemarginaliseerde’, een asielzoeker in de verstrooiing; wat werken deze zinnen bij jou uit? Luisteren en horen 5. ‘Verheug je hierover!’ (vs. 6). Wat zou er veranderen (of wat is er al veranderd) in ons leven als we gehoor geven aan deze oproep? 6. Als je te maken hebt met geloofstwijfel, welke aspecten van de tekst kunnen jou dan daartegen helpen? 7. Zou je desgevraagd van jezelf durven zeggen dat je wedergeboren bent? ‘Het is zoals het tweede-eeuwse geschrift Aan Diognetus zegt: “Christenen wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben in alles te lijden als vreemdelingen. Elk vreemd land is hun vaderland en elk land is hun vreemd.” Je ware identiteit is in de Heer. Dat maakt dat je je altijd een vreemdeling voelt. Je voelt je vreemdeling in de cultuur. Je voelt je vreemdeling in de wetenschap. Je voelt je vreemdeling in de kerk. Je voelt je vreemdeling in je eigen lijf en in je eigen geest. Nooit vind je rust. Alleen in de Heer is rust. Dat is mijn enige troost, dat ik in het leven en het sterven beide niet van mijzelf ben, maar van mijn getrouwe Zaligmaker. Maar dat is geen zaak van fasen na elkaar, zoals Augustinus nog in zijn Belijdenissen suggereert: “Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U.” Veeleer is het omgekeerd. Naarmate Christus meer in ons gaat leven, des te meer voelen we ons vreemdeling in de wereld.’ Uit: A. van de Beek, Ontmaskering. Christelijk geloof en cultuur, Zoetermeer 2001, 83-84.

24


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.