Synaps 83, april 2014

Page 1

Synaps is het wetenschapsmagazine van VU medisch centrum

83

april 2014

Thema voeding

Angst voor gluten – onzin? Voeding en depressie, een complexe relatie Jaap Seidell: ‘Maak gezond gedrag vanzelfsprekend’

Sterker van start met chemokuur

TE LAATS EDITIE E T K GEDRU E ONLIN T AA SG SYNAP ? NNEN I W R DE E-REA NEER ABON U NÚ!


02

inhoud

Synaps 83, april 2014, negentiende jaargang 04 Een sterke start voor chemopatiënten

Colofon

Voedingswetenschappers Marian de van der Schueren en Peter Weijs onderzoeken of chemopatiënten weerbaarder kunnen worden met gerichte voeding.

Dit is het laatste gedrukte nummer van Synaps, het medisch-wetenschappelijke tijdschrift van VU medisch centrum. Het verschijnt in een oplage van 10.000 exemplaren. Abonneer u via www. vumc.nl/wetenschap op het online wetenschapsmagazine van VUmc.

08 Ouderen verleiden om zich in te spannen Goede voeding en flink bewegen helpt ouderen om spiermassaverlies tegen te gaan. Hoe krijg je hen zover?

10 Portret Voedingshoogleraar Jaap Seidell over de veranderde ideeën over de aanpak van overgewicht.

04

13 Glutenangst De discussie over zin en onzin van een glutenvrij dieet is in volle gang. Drie reacties in Uitgelicht.

14 Weten wat Europeanen eten Een nieuw Europees kennisnetwerk met als spreuk: ‘a healthy diet for a healthy life’

18 Onbekend hormoon FGF23 Klinisch chemicus Annemieke Heijboer onderzoekt de rol van FGF23 in botstofwisseling, bij nierziekten en in de glucosehuishouding.

20 Depressiviteit en voeding 10

Ageeth Hofsteenge houdt van dwarse pubers

07 Kort en Synaps gaat online 16 Kort en agenda

Voeding en geheugen

22 Kort GGZ inGeest 24 Toen & Nu

Moedermelkbank

14

Opmerkelijk Wetenschapsmagazine Synaps gaat online. Voortaan kunt u op uw e-reader, tablet of iPhone lezen over het werk van enthousiaste VUmc-onderzoekers. Abonneer u vóór 31 mei 2014 en maak kans op een Kobo Aura HD e-reader, inclusief een tegoedbon van 100 euro! Ga naar www.vumc.nl/wetenschap Lees meer op pagina

Redactieadres dienst communicatie VU medisch centrum Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam Tel: (020) 444 3444 Fax (020) 444 3450 E-mail: synaps@VUmc.nl Adreswijzigingen communicatie@VUmc.nl

19 Samenwerking

Nummer 83

Verder werkten mee Gerd Bouma, Kenneth Fine en Bianca Rootsaert

Druk Boom Verweij GrafiServices

Synaps

Coverfoto: Harry Meijer

23 Coachingstraject tegen eetbuien

03 Eureka!

14

Beeld Rhonald Blommenstein, Mark van den Brink, Kay Coenen, DigiDaan, GGZ inGeest, Aad Goudappel, Harry Meijer, Nationale Beeldbank, Shutterstock, Rode Kruis Nederland.

Vormgeving Studio Corina van Riel, Amsterdam

EN VERDER:

16

Tekst Hidde Boersma, Rob Buiter, Liesbeth Kuipers, Barbara van Male, Wilma Mik

Verkleint verandering van eetpatroon de kans dat je depressief wordt?

Prezens biedt hulp aan emotie-eters

16

Redactie Caroline Arps (eindredacteur), Ellen van den Boomgaard, Jim Heirbaut, Jan Spee

07

Een selectie van de artikelen uit Synaps staat ook op: www.VUmc.nl/synaps VU medisch centrum en GGZ inGeest zijn partners. VU medisch centrum maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl © VU medisch centrum. issn: 1381-0812. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.


03

EUREKA!

Jaarlijks promoveren ruim honderd wetenschappers aan VUmc. Wie zijn deze mensen en wat hebben ze bestudeerd? Ageeth Hofsteenge onderzocht het effect van groepssessies op het overgewicht van pubers.

<tekst Rob Buiter foto Mark van den Brink>

‘ Voedingsadvies aan kinderen? Hoe dwarser, hoe beter!’

H

Hoe ben je tot jouw promotieonderzoek

Waar begin je aan, een studie met pubers

gekomen?

over gezond eten …

‘Ik ben sinds 2000 diëtist in VUmc. Het was

‘Dat vond ik juist het uitdagende aan deze

mij en mijn collega’s al opgevallen dat er op

studie. Wat mij betreft is het: hoe dwarser hoe

de diabetespoli vrij veel obese kinderen

beter, met kinderen in dit soort programma’s.

kwamen, nog zonder diabetes, maar al wel

En het leuke is: we hebben nog wat bereikt

met een verhoogde insulineresistentie.

ook, hoe bescheiden ook. Met name bij

Daarom hebben we in 2004 een pilot opge-

westerse kinderen konden we zelfs

zet om te kijken of we met een groepspro-

18 maanden na de start van het pro-

gramma een betere leefstijl konden berei-

gramma een bescheiden daling van

ken bij deze kinderen. Daar bleek nog

de BMI zien. Bij kinderen met een

verrassend weinig over gepubliceerd. Na de

andere etnische achtergrond

succesvolle pilot hebben we in 2006 met

was dat lastiger. Een van de

steun van ZonMw het grotere project Go4it

dingen die we in dit project

opgezet.’

ook hebben geleerd is dat je dit soort programma’s heel specifiek op de etnische achtergrond moet

moet je heel specifiek

ontwerpen.’

op de etnische achter-

Wat was je Eureka-

grond ontwerpen.’

‘Veel van deze kinderen wer-

moment? den naar ons doorverwezen omdat ze volgens de huisarts of de

Wat is Go4it?

JGZ-arts problemen hadden met over-

‘Gedurende drie maanden krijgen jongeren

gewicht, maar wellicht ook een stofwisse-

van 11 tot 18 jaar met obesitas begeleiding

lingsprobleem. De meesten zeiden namelijk

in zeven groepssessies met groepjes van

‘dat ze helemaal niet zo veel aten’. Als ik

ongeveer tien kinderen. We vertellen daarin

vervolgens op basis van objectieve maten

over gezond eten, bewegen, zelfbeeld, pes-

uit de zogenoemde calorimetrie kon

ten en over de risico’s van overgewicht. Na

laten zien dat er met hun stofwisseling

een jaar zijn er nog vier vervolgsessies. Ook

helemaal niets mis was kwam er vaak

de ouders krijgen twee sessies aangeboden,

wel een eerlijk verhaal over hun eet-

waarin ze wordt verteld over gezonde voe-

gedrag. Als je vervolgens na 18

ding en over ondersteuning van hun puber-

maanden een bescheiden resultaat

kinderen. Op 0, 6 en 18 maanden na het

kunt bereiken in de afname van hun

begin van de studie meten we onder andere

BMI, dan is dat wel een succesmo-

BMI, heupomvang en bloedglucose.’

mentje!’

Ageeth Hofsteenge 1 mei 1975, Emmen Opleiding diëtetiek aan de Hanzehogeschool, Groningen en Voeding aan de Landbouwuniversiteit Wageningen Promotieonderzoek Het effect van een groepseducatieprogramma op leefstijl en BMI van adolescenten met obesitas Datum najaar 2014 Promotor Professor Henriëtte Delemarre – Van de Waal † Co-promotoren Dr. Mai Chinapaw en Dr. Peter Weijs Ambitie ‘Ik hoop dat ik met mijn onderzoek een aanzet heb gegeven voor goede begeleidingsprogramma’s voor jongeren met obesitas in de eerste lijn.’ Naam

Geboren

APRIL 2014

Paspoort

‘ Dit soort programma’s

Synaps


04

Diëtetiek en voedingswetenschappen

CT-scan belangrijk instrument van de diëtist

Focus op spiermassa, niet op BMI meer spiermassa hebben, blijken die behandeling beter te doorstaan

hadden. Ook toxische complicaties na een chemokuur treden minder op. Bovendien is de overleving van patiënten beter naarmate ze meer relatieve spiermassa hebben. Dat kan onder andere komen doordat er minder uitstel van behandeling optreedt wanneer iemand in een goede conditie is. Als iemand te zwak is om een zware behandeling te ondergaan kan die behandeling enige tijd worden uitgesteld. Dat uitstel komt minder voor bij mensen met meer relatieve spiermassa.’

en leven ook langer. ‘Wij willen daarom onderzoeken of we met

Vreemde gewaarwording

Mensen met kanker die vóór een zware chemokuur of bestraling

behulp van de juiste voeding en beweging patiënten weerbaarder kunnen maken’, zegt dr. Marian de van der Schueren. Samen met dr. Peter Weijs is zij onderzoekscoördinator bij de afdeling diëtetiek en voedingswetenschappen.

E

Een dwarsdoorsnede door de buik, ter hoogte van de derde lendewervel, ‘L3’, met behulp van een CT-scan. Daar draait het onder andere om in de diëtetiek anno 2014. Niet meer zo zeer om de Body Mass Index of het gewicht. ‘Het is misschien wat cru gesteld, maar ik denk dat de weegschaal langzaam ‘uit’ begint te raken’, zegt dr. Marian de van der Schueren. ‘Op deze scan zie je bijvoorbeeld in rood de spiermassa ter hoogte van de buik van een patiënt met kanker. Daaruit kunnen we een goede indruk krijgen van de relatieve spiermassa in het hele lichaam. En die relatieve spiermassa is weer een belangrijke maat voor de weerbaarheid van een patiënt vóór een zware behandeling. Door aanwezigheid van een tumor heeft het lichaam al de neiging om versneld spiereiwit af te breken. Daarnaast kunnen chemokuren, bestraling of een grote operatie een behoorlijke aanslag zijn op het lichaam.

Synaps

Nummer 83

<tekst Rob Buiter foto Harr y Meijer>

Om daarvan te herstellen zijn eiwitten nodig en die haalt het lichaam behalve uit de voeding ook uit de afbraak van spieren. Wie dus meer spiermassa heeft, heeft ook meer reservecapaciteit om te herstellen van een belastende behandeling.’

Minder complicaties Het idee van de CT-scan als belangrijk instrument van de diëtist is afkomstig uit Canada, vertelt de onderzoekster. ‘Onder andere uit onderzoek van Canadese collega’s is gebleken dat patiënten met een hogere relatieve spiermassa minder complicaties ondervinden bij behandeling tegen kanker. Eén van de dingen waar mensen na bestraling bijvoorbeeld veel last van hebben is aantasting van de slijmvliezen, de zogenoemde mucositis. Die blijkt meetbaar minder op te treden bij mensen die vooraf een hogere relatieve spiermassa

De afdeling diëtetiek van VUmc heeft nu ruim een jaar ervaring met het meten van de relatieve spiermassa door middel van een ‘L3-CT-scan’ bij kankerpatiënten. En ook in andere Nederlandse umc’s wordt de methode in toenemende mate toegepast. De van der Schueren en haar collega’s willen de bestaande bewijslast nu dan ook proberen om te draaien. De patiënten die met meer spiermassa beginnen doen het beter, die associatie is inmiddels wel aangetoond. Maar kun je de patiënten ook echt meetbaar weerbaarder maken door hun hoeveelheid spiermassa vóór of tijdens de behandeling te behouden, of zelfs te vergroten? ‘We gaan dat, in nauwe samenwerking met de afdeling medische oncologie, de komende jaren onderzoeken bij mensen met dikkedarmkanker’, vertelt De van der Schueren. ‘We stellen vooraf vast hoeveel spiermassa mensen hebben en vervolgens proberen we die te behouden en waar mogelijk te verhogen door middel van gerichte voeding. Een andere

‘ Ik denk dat de weegschaal langzaam ‘uit’ begint te raken’


05

APRIL 2014

Synaps


06 Intervention

Synaps

Control

20

PAM score

diëtetiek en voedingswetenschappen

25

15 10

*

5

Dat daarnaast wordt ingeteerd op de vetmassa vinden wij minder belangrijk. Patiënten blijven dan misschien per saldo op gewicht, maar wij hopen dat zij wel een stuk beter bestand zijn tegen de behandeling.’

Spieren op de IC

0 0 -5

3

5

Time (weeks)

Dr. Barbara van der Meij onderzocht het effect van drinkvoeding verrijkt met visolie bij patiënten met longkanker. In de grafiek is te zien dat patiënten met een voeding met visolie (Intervention) - vergeleken met patiënten die een identieke voeding zonder visolie tot zich namen (Control) – beter scoorden op fysieke activiteit (PAM-score). N=12 (I), N=16 (C) bij aanvang; N=13 (I) en N=17 (C) in week 3; N= 8 (I) en N=13 (C) in week 5. Gepubliceerd in: European Journal of Clinical Nutrition (2012) 66, 399-404.

groep behandelen we ‘normaal’, dat wil zeggen: zonder extra aandacht voor het behoud van de spiermassa.’ De strategie van de diëtisten bij het oncologie-onderzoek lijkt veel op die voor topsporters, beaamt De van der Schueren. ‘Om heel gericht de spiermassa te verhogen heb je verspreid over de dag eiwitrijke voeding nodig, met name kort na training of beweging. Normaal eten mensen de bulk van hun eiwitten in de vorm van vlees of vis rond de avondmaaltijd. Voor dit onderzoek is het belangrijk dat die eiwitopname over de dag wordt gespreid.’ De onderzoekster heeft in de kliniek gemerkt dat het voor sommige patiënten een vreemde gewaarwording is, die focus op spiermassa en niet op gewicht. ‘Veel mensen die hier binnenkomen zien er niet heel ondervoed uit, sommige zijn zelfs een beetje te zwaar. Er zijn ook mensen die het wel prima vinden dat ze door hun behandeling wat afvallen. Maar recent onderzoek bij patiënten van de afdeling medische oncologie heeft laten zien dat toch een aanzienlijk deel van deze mensen een relatief lage spiermassa heeft. Wij streven er met onze aanpak naar de spiermassa te behouden of zelfs te laten toenemen. Nummer 83

De meting van de hoeveelheid spiermassa in een lichaam is niet alleen zinvol voor patiënten die een zware behandeling tegen kanker moeten ondergaan. Dat zegt onderzoekscoördinator dr. Peter Weijs, collega van de afdeling diëtetiek en voedingswetenschappen. ‘Vergelijkbaar met het onderzoek bij kankerpatiënten hebben wij ook op de IC kunnen vaststellen dat de spiermassa ten tijde van de opname een voorspeller is voor de overleving. En ook hier willen we nu proberen die bewijslast om te draaien. Belangrijke vragen daarbij zijn hoe we de spiermassa van deze patiënten gericht kunnen opkrikken. Want dit zijn uiteraard niet de mensen die je even een biefstukje voorzet. Bovendien willen we onderzoeken of we de hoeveelheid spier op een eenvoudiger manier kunnen meten dan met een CT-scan, want dat is meestal een niet erg praktische methode op de IC. We willen onder andere kijken naar een echometing van de dijbeenspier en naar de elektrische weerstand van het lichaam, de impedantiemeting. Dat laatste kun je doen door een heel zwak stroompje van de voet naar de hand te laten lopen en dan de weerstand van het lichaam te bepa-

‘ Door aanwezigheid van een tumor heeft het lichaam de neiging om versneld spiereiwit af te breken’ len. Maar daarbij spelen nog allerlei praktische problemen. Zo krijgen sommige patiënten op de IC een hoop vocht toegediend. Dat zou op de meting van de elektrische weerstand dan onterecht voor ‘spier’ kunnen worden aangezien.’

Evidence based diëtetiek De aanpak van de diëtisten in dit onderzoek is volgens De van der Schueren een goede illustratie van de moderne evidence based manier van werken in dit nog relatief jonge wetenschapsgebied. ‘Vaak merken we nog dat diëtetiek alleen wordt geassocieerd met het samenstellen van een gezond en lekker menu voor ziekenhuispatiënten. Maar we hebben meer dan dat in huis. Door onze fundamentele kijk op de lichaamssamenstelling van een patiënt en op de manieren hoe je die samenstelling kunt optimaliseren, bieden wij als diëtisten de randvoorwaarden voor herstel of voor betere kwaliteit van leven van patiënten.’ 

Van weegschaal, via CT, naar weerstandmeting Waar een patiënt thuis of bij de huisarts nog makkelijk op een weegschaal kan gaan staan, is de hypermoderne, wetenschappelijke aanpak van de diëtisten in VUmc niet meteen laagdrempelig te noemen. ‘Een CT-scan om de relatieve spiermassa te bepalen is inderdaad niet eenvoudig’, beaamt onderzoekster Marian de van der Schueren van de afdeling diëtetiek en voedingswetenschappen. Ook de ‘gouden standaard’ voor de meting van vet versus spiermassa via een zogenoemde dexa-scan is niet echt geschikt voor de eerste lijn. ‘Maar in het onderzoek rond de patiënten met dikkedarmkanker willen we ook andere, eenvoudiger methoden valideren. De elektrische weerstand van een lichaam zegt bijvoorbeeld ook iets over de hoeveelheid vet en vetvrije massa. Als blijkt dat deze simpele, zogenoemde impedantiemeting bij deze patiëntengroep de veranderingen in spiermassa ook adequaat kan oppikken, kan dat wellicht een instrument worden waarmee ook een diëtist in de eerste lijn of een huisarts zinvolle metingen kan doen’, aldus De van der Schueren.


07 Laatste gedrukte editie

Wetenschapsmagazine Synaps gaat online Synaps gaat online. Voortaan kunt u via uw e-reader, tablet of iPhone kennismaken met het werk van enthousiaste VUmc-onderzoekers. Lees wat de patiënt heeft aan medischwetenschappelijk onderzoek en technische innovaties in de zorg. Hoe veranderen onderzoeksresultaten het werk van artsen en verpleegkundigen? Ervaar het in het nieuwe online wetenschapsmagazine van VUmc. U krijgt toegang tot filmpjes en kunt doorklikken naar nóg meer achtergrondinformatie. Wilt u direct een reactie geven of vragen stellen aan de onderzoekers? Ook dat kan.

Abonneer u en win een e-reader!

Kort Actie voor proeverij actie opgezet om de Proeverij van de poli

Eiwit voor dialysepatiënten

van VUmc CCA te behouden. Deze was des-

Diëtiste Trudeke Struijk-

tijds opgezet om chemopatiënten eetlust-

Wielinga van VUmc ont-

opwekkende gerechten te serveren, zoals

wikkelde voorlichtingsma-

Ex-chemopatiënt Roel Rovers heeft een

teriaal voor hemo-diayse-

diepgekoelde yoghurt met gemengd rood fruit. Door de che-

patienten om ondervoeding te voor-komen.

mokuur verliezen

Ondervoeding komt voor bij één op de drie

Eten om niet te vergeten

patiënten vaak hun

hemodialysepatiënten. Het eten van een

Drie studenten, Luuk Eliëns, Rachelle

eetlust terwijl het

eiwit- en energierijk tussendoortje tijdens of

Elshout en Iris de Groot, verzamelden infor-

juist dán erg belang-

direct na de dialysebehandeling kan bijdra-

matie over eten en dementie. Philip

rijk is om goed te

gen om ondervoeding op de lange termijn

Scheltens, hoogleraar cognitieve neurologie

eten. Vanwege

te voorkomen. Daarnaast ontwikkelde zij

en directeur van het VUmc Alzheimer-

bezuinigingen was er

materialen voor de diëtist ter ondersteuning

centrum, vertelt over de beste voeding voor

helaas geen ruimte

van het voedingsbeleid en voedingsvoorlich-

gezonde hersenen. Verder blijken 'ouder-

meer voor deze

ting op de dialyseafdeling. Het pakket

wetse' gerechten door dementerenden

extra service. Roel Rovers, inmiddels gene-

bestaat uit een stappenplan dat helpt bij het

beter als voedsel te worden herkend dan

zen, is zó enthousiast over de Proeverij dat

implementeren, criteria waar deze eiwitrijke

'nieuwigheden' als courgettes. Het boek

hij fondsen werft voor het behoud van dit

en energierijke tussendoortjes aan moeten

bevat ook recepten van kok Geert Ameel,

initiatief.

voldoen en patiënteninformatie.

gespecialiseerd in koken voor ouderen.

Kijk op roelroverssteuntdeproeverijvan-

Meer op

Eten om niet te vergeten.

vumc.alvarum.com/roelrovers

www.nierstichting.nl/alles-over-eiwit

ISBN: 9789021552729. €14,95. Een deel

nieuws

Via www.vumc.nl/wetenschap kunt u zich (gratis) abonneren op het online wetenschapsmagazine van VUmc. Doe dat vóór 31 mei 2014, en u maakt kans op een Kobo Aura HD e-reader, inclusief een tegoedbon van 100 euro!

van de opbrengst gaat naar onderzoek

Té kort door de bocht voor u?

door het VUmc Alzheimercentrum.

Meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo

APRIL 2014

Synaps


08

ouderengeneeskunde

Hoogleraar ouderengeneeskunde Andrea Maier:

‘ W ees zuinig op uw spieren!’ Goede voeding en een strak bewegingsplan kunnen ouderen behoeden voor ernstig spiermassaverlies. Maar hoe zorg je dat mensen zich aan het advies houden? Hoogleraar ouderengeneeskunde Andrea Maier hoopt daar de komende jaren achter te komen. <tekst H i d d e B o e r s m a foto's Mark van den Brink en Nationale Beeldbank>

E

‘Er is geen enkel orgaan dat zoveel kleiner wordt bij het oud worden als de spieren.’ Andrea Maier, hoogleraar gerontologie en internist ouderengeneeskunde aan VUmc maakt direct duidelijk waarom haar onderzoeksveld zo urgent is. ‘De afbraak van de spieren begint al op iemands dertigste’, zegt ze. ‘Vanaf dan verliezen we gemiddeld 1 procent spiermassa per jaar. Dat betekent dat op ons 80ste nog maar iets meer dan de helft van onze spieren over is.’ Het verloren gewicht wordt opgevuld met vet, waardoor we niet het equivalent aan gewicht verliezen tijdens het oud worden. Wanneer iemand bovengemiddeld veel spiermassa verliest, dan heet zo iemand sarcopeen, het onderzoeksveld van Maier. ‘Omdat de aandacht voor sarcopenie nog relatief recent is, is er nog geen vaststaande definitie voor de aandoening. Een veelgebruikte definitie is of iemand meer dan twee maal de standaarddeviatie afwijkt van de gemiddelde spiermassa op jonge leeftijd. Naar schatting is ongeveer 30 procent van alle 65-plussers sarcopeen’, zegt ze. De diagnose sarcopenie gaat gepaard met verminderde mobiliteit en kwaliteit van

Synaps

Nummer 83

leven, maar ook met andere ziektes. ‘Uiteindelijk overlijden mensen met sarcopenie eerder dan mensen zonder.’

Geen controle Bij veel ouderdomsaandoeningen als sar-

Sportschool

copenie is het moeilijk om te controleren

Het is dus zaak zuinig te zijn op onze spieren. ‘Uiteraard zijn we op zoek naar een medicijn om de grote groep die al sarcopenie heeft, te genezen. Maar het zou nog veel beter zijn als we al heel vroeg in ons leven beginnen met preventie, zodat we voorkomen dat mensen sarcopenie ontwikkelen en immobiel worden’, zegt Maier. De beste manier om spieren in vorm te houden is een combinatie van goede voeding en beweging, dat is al langer bekend. ‘Oudere patiënten die drie tot zes maanden een streng programma van beweging krijgen, inclusief voedingsadvies, maken grote stappen vooruit als het gaat om toename van spiermassa. Ook de toevoeging van aminozuren en eiwitten aan het dieet laat goede resultaten zien’, zegt Maier. Probleem is echter dat zulke studies alleen gedaan zijn bij gezondere en zeer gemotiveerde patiënten. ‘Het gros van de patiënten dat ik zie, heeft nog nooit een sportschool van binnen gezien, ter-

of patiënten het advies om hun levensstijl aan te passen, ter harte nemen. ‘We zijn grotendeels afhankelijk van wat patiënten ons vertellen, maar vaak ligt overschatting op de loer: ze eten slechter en bewegen minder dan ze denken’, zegt Andrea Maier. Om de hoeveelheid beweging te controleren is er tegenwoordig de accelerometer, voor voeding bestaat zoiets helaas nog niet. ‘Er zijn wel manieren om in de urine te kijken wat iemands eetpatroon is, maar dat is nogal omslachtig en experimenteel. Wij investeren in steeds betere manieren om mensen bij te sturen om hun spiermassa te verbeteren.’


wijl er een flinke motivatie voor nodig is om drie keer per week fikse bewegingsoefeningen te doen.’ Het is een van de belangrijkste speerpunten van Maier: hoe zorg je ervoor dat mensen zich houden aan wat ze voorgeschreven wordt. ‘Het gebeurt vaak dat mensen terugkomen in het ziekenhuis en zeggen dat ze gezond geleefd en veel bewogen hebben, terwijl uit spiermassametingen blijkt dat dat niet waar kan zijn. Ik zou graag willen weten wat mensen ervan weerhoudt om actie te ondernemen, terwijl ze weten dat het niet volgen van het advies slecht voor ze is? En hoe kunnen we de adviezen dan beter inrichten zodat ze wel worden opgevolgd?’ Maiers onderzoek behoort tot een nieuwe vorm van geneeskunde, die niet in, maar buiten het ziekenhuis plaatsvindt.

Stadsplanning Maier mikt sowieso op een cultuurverandering binnen de geneeskunde. ‘Veel patiënten verwachten dat ze naar het

‘ We moeten ouderen verleiden om zich in te spannen. Hoe moeten wij de wijken inrichten, waar moeten de bankjes komen te staan?’ ziekenhuis komen om vervolgens naar buiten te lopen met een medicijn dat ze geneest.’ Met sarcopenie, maar ook met veel andere ouderdomsaandoeningen, kan dat niet. Daar moeten mensen zélf actief voor aan de slag. De cultuurverandering nog een stapje verder doortrekkend, zou Maier zelfs bij stadsplanning rekening willen houden met ouderdomsaandoeningen als sarcopenie. ‘We moeten ouderen verleiden om zich in te spannen, dat is het gezondst. Hoe moeten wij de wijken inrichten, waar moeten de bankjes komen te staan? Oefeningen moeten in het dagelijkse leven geïntegreerd wor-

den. Stilzitten is het gevaarlijkste voor de conditie’, zegt ze. Het zijn ambitieuze plannen, die Maier heeft. ‘Het onderzoek naar sarcopenie staat nog vrij aan het begin. Het is pas sinds een jaar of 15 echt duidelijk hoeveel spiermassa we verliezen en wat het effect daarvan is’, zegt ze. ‘VUmc doet duidelijk pionierswerk op dit gebied. Op onze gespecialiseerde polikliniek proberen we steeds effectievere manieren te vinden om sarcopenie te voorkomen en te behandelen.’ 

APRIL 2014

ouderengeneeskunde

09

Synaps


10

Voeding en gezondheid

hoogleraar Jaap Seidell over de aanpak van overgewicht

‘Een probleem van mensen met een laag inkomen en een lage opleiding’ Slechts twee procent van de kinderen in achterstandswijken in Amsterdam en in andere grote steden eet voldoende groente. Dat moet veranderen, vindt voedingshoogleraar Jaap Seidell, want dáár ligt de sleutel tot de aanpak van overgewicht. ‘Bietjes? Geen idee wat het zijn en wat je ermee moet. En dat je ze kunt eten is al helemaal ondenkbaar.’

H

Hij swicht even makkelijk van het wereldtoneel en besprekingen met een speciale commissie van Ban Ki-moon voor landbouw, duurzaamheid en gezondheid naar het microniveau: de wijk. ‘Als je van Amsterdam-Zuid naar West fietst, kom je ineens terecht tussen een bevolking die vijftien jaar langer ongezond is en acht jaar korter leeft.’ Na 35 jaar gezondheidsonderzoek hoopt Jaap Seidell het recept te hebben gevonden om die ongelijkheid aan te pakken. Samen met de gemeente is een veelomvattend plan bedacht: Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. Als resultaat daarvan moeten in 2033 alle kinderen op een gezond gewicht zijn. En dat niet alleen, denkt Seidell. Als je een wijk meer stimulerend maakt voor gezond gedrag, los je méér problemen op. De

Synaps

Nummer 83

verkeersveiligheid neemt toe, het leefmilieu wordt gezonder, de schoolprestaties stijgen en je krijgt meer sociale integratie en participatie. ‘We willen weer de verbinding aanbrengen tussen de mens en zijn voedsel, bijvoorbeeld door in stads- en schooltuinen samen te zaaien, te oogsten en te koken. Diverse waterpunten in scholen aanbrengen, zodat kinderen frisdrank laten staan. Maak gezond gedrag vanzelfsprekend! Open een trapveldje en kinderen gaan ballen.’

Eenvoudig probleem Seidell studeerde humane voeding in Wageningen. Het vak was tweede keus – geneeskunde was eerste – maar kreeg hem volkomen in de greep. ‘Het was een kleine opleiding met vermaarde en veel-

< t e k s t W i l m a M i k f o t o's H a r r y M e i j e r >

belovende docenten, onder wie Martijn Katan. We hadden het over ondervoeding en overvoeding in de wereld. En dat speelt nog steeds. Anderhalf miljard mensen hebben honger, en inmiddels hebben zo'n anderhalf tot twee miljard mensen obesitas en verwante aandoeningen als diabetes en hart- en vaatziekten.’ Hoe dat precies komt en wat je er tegen kunt doen, zou Seidells levenswerk worden. Al in 1983 begon hij als obesitasonderzoeker. Een paar jaar later richtte hij de Nederlandse associatie voor de studie naar obesitas op. Met pijn en moeite werden er twintig leden voor gevonden. Van oorzaken en aanpak wist men nog weinig. Het leek zo eenvoudig: mensen eten meer dan ze nodig hebben, dus moeten ze minder eten. 


Voeding en gezondheid

11

‘ Als je een wijk meer stimulerend maakt voor gezond gedrag, los je méér problemen op’

april 2014

Synaps


12

Omslag in denken Dat inzicht had Seidell al in de jaren tachtig verworven en in 1986 in zijn proefschrift verwoord. Toch duurde het nog tot begin jaren negentig eer de echte omslag in zijn denken plaatsvond. ‘We benaderden het probleem tot dan als een abnormale respons op een normale omgeving. We moeten het omdraaien, zei een Australische collega: het is een normale respons op een

' Waarom eten kinderen van bijstandsmoeders geen groente?' abnormale omgeving. Want je zag het gebeuren, en niet alleen in de VS of in Nederland, maar ook in Azië. Er kwamen minder fietsen en meer auto's. Steeds meer mensen kregen zittend werk. De inactiviteit is enorm toegenomen en het voedingspatroon grandioos gewijzigd. Het werd me steeds duidelijker dat chronische ziekten hun oorsprong hebben in sociale en economische omgevingen. Maar ik had nog geen idee wat je eraan kunt doen. Daar ben ik pas naar gaan kijken toen ik in 1999 naar VUmc kwam.’

Contextuele factoren

OUTPUT

Politiek-Bestuurlijk Draagvlak

Lokale organisatie

Lukt dat niet, dan kun je geneesmiddelen voorschrijven die de eetlust remmen. Seidell: ‘Maar dat werkt niet en is te simplistisch. Achterhaal je waarom mensen zo ongezond eten, waarom ze zo weinig bewegen en waarom ze zo veel drinken, dan zie je dat het vooral een probleem is van mensen met een laag inkomen en een lage opleiding.’

Landelijk JOGG-bureau

Voeding en gezondheid

INPUT

Intersectorale samenwerking

OUTCOME

Veranderingen in de omgeving Wijk School Thuis Zorg

Publieke-Private Samenwerking Versterken van de community Sociale Marketing

Verbinding Preventie en Zorg

Gedrag van het kind

Veranderingen in het kind Activiteiten bewegen en voeding

Attitudes Bewustzijn Vaardigheden Kennis

Wetenschappelijke Begeleiding en Evaluatie

Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). De JOGG-aanpak richt zich op wijken in gemeenten. JOGG wil gezond eten en drinken, dagelijks bewegen en sporten voor kinderen en jongeren de gewoonste zaak van de wereld maken. De essentie van de aanpak is dat onder regie van de gemeente publieke én private partijen in een wijk langdurig samenwerken en alle activiteiten op het gebied van bewegen en gezonde voeding op elkaar afstemmen.

invloed van prijs, gemaksvoeding, gezond gedrag en de hoeveelheid tijd die ze eraan besteden. Je komt dus in andere vakgebieden terecht. Chronische gezondheidsproblematiek kun je alleen begrijpen vanuit verschillende disciplines, zoals sociologie, psychologie, economie, genetica, ruimtelijke ordening en verkeer.’ Het leidde uiteindelijk tot de komst van EMGO+, waarvan Seidell een van de oprichters was. Tal van disciplines werken in dit onderzoeksinstituut

samen. Tot vreugde van Seidell: ‘EMGO+ is zo'n instituut waar we het bestrijden van armoede - want daar gaat het in feite over – in samenwerking met de gemeente kunnen aanpakken. We zetten in op het veranderen van de omgeving. In Utrecht-Overvecht heeft een dergelijke aanpak geleid tot een enorme afname van het overgewicht bij kinderen. Dat heeft ons gestimuleerd om op dit pad door te gaan, in plaats van in te zetten op het ontwikkelen van nieuwe eetlustremmers.’ 

Oorzaken en gevolgen van overgewicht Jaap Seidell is sinds 2002 hoogleraar Voeding en Gezondheid aan zowel VUmc als de VU. Zijn onderzoek is gericht op de rol van leefstijl bij het voorkomen van chronische ziektes. Daarbij verdiept hij zich met name in de oorzaken en gevolgen van overgewicht. Op dit gebied adviseert hij nationale en internationale wetenschap-

Synaps

Determinanten van gedrag

pelijke organisaties, waaronder de World Health Organization en de

De reis ging van obesitas als biofysiologisch verschijnsel dat met een energiedisbalans samenhangt naar gedrag en determinanten van gedrag. ‘We zijn allerlei studies gaan opzetten: waarom eten kinderen van bijstandsmoeders geen groente? We onderzochten de

Gezondheidsraad.

Nummer 83

Gezond Gewicht

In 2013 is Seidell aangesteld als universiteitshoogleraar VU. Hij is een van de initiatiefnemers van het Amsterdams wetenschappelijk onderzoeksinstituut voor volksgezondheid: het Sarphati Institute. In eerste instantie zal het Sarphati Institute zich vooral richten op het bevorderen van een gezonde leefstijl en het voorkómen van overgewicht bij de Amsterdamse jeugd.


Steeds meer mensen beginnen aan een glutenvrij dieet. De discussie over de zin en onzin van het mijden van gluten in onze voeding is ondertussen in volle gang. Drie reacties op de stelling:

‘Angst voor gluten is onzin’ Reageren? Mail naar synaps@VUmc.nl

uitgelicht

13

Gerd Bouma, MDL-arts bij VUmc ‘Tot voor kort was het leven overzichtelijk. Patiënten met coeliakie en de huidziekte dermatitis herpetiformis verdragen geen gluten, wat voorkomt in de meeste granen. Voor hen is een levenslang glutenvrij dieet bittere medische noodzaak. Maar steeds meer mensen geven klachten aan na het eten van glutenbevattende voeding zonder dat zij coeliakie hebben. Kan dat? Daarnaar wordt momenteel veel onderzoek gedaan. Voorlopig zijn er meer vragen dan antwoorden. En dan is er de populaire theorie dat glutenbevattende voeding ongezond is en dik maakt. Moeten we met onze eetgewoonten terug naar de tijd dat we in berenvel over de steppe zwierven, een bokje schoten en dat met een handvol noten en vruchten oppeuzelden? Een romantische gedachte. Nu het wetenschappelijk bewijs nog. Eet smakelijk!’

Kenneth Fine, M.D. oprichter en directeur van het Intestinal Health Institute en het EnteroLab.com referentielaboratorium Dallas ‘Gedrag dat is ingegeven door angst kan nooit tot optimale resultaten leiden. Gezondheidsdoelen moeten gebaseerd zijn op feiten, niet op emoties. Het is een feit dat gluten, de oorzaak van coeliakie en glutenintolerantie, het meest antigene voedingsmiddel is dat in de Westelijke wereld op grote schaal gegeten wordt. Dat kan een reden zijn om te beslissen preventief glutenvrij te eten. Andere redenen voor zo’n dieet zijn: het feit dat gluten (en alle granen) obesogeen, immunostimulerend en voedingsarm zijn; als er sprake is van glutengerelateerde antilichamen in serum of ontlasting, of als zo’n dieet beter aansluit op bepaalde symptomen of aandoeningen. Dit laatste bracht dr. Willem Dicke indertijd op het spoor van de rol van gluten bij coeliakie. Nu de immunologische reactie op gluten objectief meetbaar is, kan het vermijden van gluten in een bepaalde voedingscontext alleen maar worden beschouwd als verstandig en niet als onzinnig.’

Bianca Rootsaert, Directeur Nederlandse Coeliakie Vereniging ‘Gluten is het nieuwe gevaar, zoals e-nummers, kleurstoffen, genetische manipulatie. Geheimzinnig, niet tastbaar, en het zit overal in. Voor wetenschappers is het moeilijk te geloven dat mensen dit geloven. Maar dat is het: geloven. De meeste bestsellers over eten/ gezondheid/angst zijn opgebouwd als een evangelie, zendelingen die het nieuwe geloof prediken en volgers ontstaan.

<illustratie Aad Gou dapp el>

Je hoeft maar 1 ding te doen (geen gluten eten) en het leven wordt geweldig. En ach, baat het niet dan schaadt het niet…. Maar durf als coeliakie- patiënt straks nog maar eens te zeggen dat je een glutenvrij dieet volgt (‘dat was toch ‡ iets uit 2014?’). En ook; een glutenvrij dieet zonder goeie vervangers kan schadelijke tekorten opleveren. (www.glutenvrij.nl/goedglutenvrij). Zonder voldoende wetenschappelijk bewijs is die volkorenbol voor iedereen zonder coeliakie, dermatitis of non celiac glutensensitivity zo gek nog niet.’

april 2014

Synaps


14

Publieke gezondheidszorg

Kennisnetwerk verzamelt levensstijlen

Weten wat Europeanen eten <tekst Barbara van Male

illustratie Rhonald Blommenstein>

Sinds kort is Europa een kennisnetwerk rijker. Een ambitieus netwerk dat uiteindelijk Europeanen ertoe zet gezonder te eten, meer te bewegen en minder te zitten, met drie gedreven VUmc-onderzoekers aan het hoofd. ‘Hoe kunnen we leefstijlproblemen oplossen? Wat moet je doen om ervoor te zorgen dat gezond gedrag standaard gedrag wordt?’, aldus coördinator Hans Brug over de kennis die dit netwerk over voeding en beweging wil verzamelen.

O

‘Obesitas, hart- en vaatziekten, diabetes … grote gezondheidsproblemen die allemaal, in verschillende mate, in Europa voorkomen. Wat zit daarachter? Wat eten we, wanneer, waarom, en welk gedrag bepaalt dat? Hoe vaak bewegen we, en hoe vaak niet? Wat zijn de gewoontes in Noorwegen, Polen of Italië? Om dat te onderzoeken is Europa een erg interessant laboratorium’, aldus Jeroen Lakerveld, epidemioloog en senior onderzoeker bij EMGO+ van VUmc. Samen met Hidde van der Ploeg, senior onderzoeker bij de afdeling sociale geneeskunde en EMGO+, en Hans Brug, vicedecaan bij EMGO+, vormt hij de leidende trojka van DEDIPAC, voluit Determinants of Diet and Physical Activity. Een Europees consortium dat life sciences, social sciences en fundamenteel en toegepast onderzoek bij elkaar brengt. Hans Brug: ‘Een kersvers programma dat de ambitie heeft dat elke Europeaan in 2030 weet hoe hij of zij goed voor zijn of haar eigen gezondheid kan zorgen, én dit in de praktijk kan brengen.’

Synaps

Nummer 83

Knooppunt van kennis Gezonde voeding, meer bewegen en minder zitten: in onze samenleving is er steeds meer aandacht voor, en voor de ziekten en aandoeningen die daaruit voortvloeien als we dit allemaal niet doen. Zeker in een samenleving waarin we steeds ouder worden, en gezond ouder willen worden. Dat vereist kennis – kennis over welke biologische, ecologische, psychologische, en sociaal-economische factoren onze levensstijl beïnvloeden. En kennis over welke interventies het meest effectief zijn. ‘Elk land doet nu ongeveer hetzelfde, binnen de eigen grenzen. Maar om de academisch-medische kennis over voeding en beweging te versterken, en om van elkaar te leren, kun je

maar beter bij elkaar zitten’, licht Hans Brug de noodzaak van de Europese aanpak toe. De eerste stap in DEDIPAC is dan ook de Knowledge Hub, het kennisknooppunt, dat de heren in drie maanden – samen met meer dan 50 partners uit 12 landen – hebben ontworpen. Jeroen Lakerveld: ‘Complex, want alle partners moeten het over hetzelfde hebben, als het over voedings- en bewegingsonderzoek gaat, als je het over interventies en maatregelen hebt. Maar het betekent dat we straks grote internationale datasets kunnen gebruiken, met variabelen die veel beter te vergelijken zijn. Als onderzoeker beschik je dan over grotere studies met meer variatie. En niet onbelangrijk: landen leren van elkaar, onderzoekers

‘ Je voelt aan alles dat we de eerste stappen aan het zetten zijn… hier komt nog veel moois uit’


Publieke gezondheidszorg

15

praten met elkaar.’ Hidde van der Ploeg: ‘Voedingsonderzoek is het vertrekpunt van DEDIPAC. Maar voeding, beweging en zittend gedrag horen bij elkaar, ook in onderzoek. Want uit wat we nu weten, vormen die een samenspel in iemands gezonde of ongezonde levensstijl.’

Slimmeriken 12 EU-landen – dat wil zeggen: de ministeries van Volksgezondheid – hebben zelf om het programma verzocht. ‘Deze zomer zijn we ermee begonnen, in Berlijn. Een verzameling onderzoekers en beleidsmakers bij elkaar, zonder leiding, zonder al te veel structuur en organisatie. Een geweldig, en langzaam, proces. Iedereen nam aardig de tijd om te spreken. Wij ook, goed voorbereid natuurlijk. En toen zijn we in alle openbaarheid verkozen tot leidende club – dat is heel nieuw in deze wereld.’ Niet zo vreemd dat Nederland de leiding heeft gekregen, het staat aan de Europese top in toegepast voedings- en bewegingsonderzoek. Bovendien heeft DEDIPAC hierdoor een sterk EMGO+stempel gekregen, het grootste multidisciplinaire onderzoeksinstituut op het

gebied van beweging en voeding in Nederland. Andere Nederlandse deelnemers zijn: AMC, Hanzehogeschool Groningen, HAS Den Bosch, RIVM, TNO, Universiteit Maastricht, Universiteit Utrecht, Windesheim hogeschool en Wageningen UR. Hidde van der Ploeg is vooral enthousiast over de Europese kant van DEDIPAC: ‘Europa heeft zoveel potentieel, en al dat Europese voedings- en bewegingsonderzoek is nu grotendeels gefragmenteerd. Als dat geharmoniseerd is, kun je zoveel meer.’

Jeroen Lakerveld verheugt zich op de uitwisseling: ‘Het is erg leuk en leerzaam om in een netwerk verzeild te raken met de hoofdrolspelers op dit onderzoeksterrein. En je voelt aan alles dat we de eerste stappen aan het zetten zijn… hier komt nog veel moois uit.’ Hans Brug: ‘Nu hebben we drie jaar de tijd om een goed geolied kennisknooppunt op te zetten, met inzichten over eten en bewegen dwars door Europa heen. En wie weet een pilot met beleidsinterventies. Dit betekent dat ik met alle slimmeriken van Europa mag samenwerken. Wie wil dat niet?’ 

Gezonde keuze, makkelijke keuze In Nederland wandelen en fietsen we veel naar werk, school en winkels, waardoor obesitas hier minder voorkomt. In Scandinavische landen is de publieke gezondheidszorg sterk. In andere Europese landen is er veel aandacht voor gezonde schoollunches. Die variatie binnen Europa – en die variatie gebruiken voor effectieve interventies – ligt aan de basis van het onderzoeksconsortium DEDIPAC dat als spreuk voert a healthy diet for a healthy life. Of: hoe maak je van de gezonde keuze de makkelijke keuze?

APRIL 2014

Synaps


Kort

Té kort door de bocht voor u?

Een selectie uit opvallend nieuws op medischwetenschappelijk gebied

Meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo

Voeding en behandeling alvleesklierkanker

van kanker, maar zij winnen tijd en de kwali-

In VUmc loopt een onderzoek naar behande-

voordelen van het NanoKnife is dat het

ling met een zogeheten NanoKnife bij patiën-

gezonde weefsel rondom de tumor niet wordt

ten met een niet-opereerbare tumor in de

beschadigd.

alvleesklier. Daarbij maken stroomstoten via

Het NanoKnife lijkt derhalve een veelbeloven-

lange naalden kleine gaatjes in de wanden

de techniek voor alvleeskliertumoren die niet

van de tumorcellen, waarna de cellen afster-

te opereren zijn. Maar voordat de techniek

ven en door het lichaam kunnen worden

breed voor patiënten beschikbaar komt, moe-

opgeruimd.

ten eerst de veiligheid en effectiviteit afdoen-

Kwaliteit wetenschappelijk onderzoek VUmc aan de top

Omdat de alvleesklier een centrale rol speelt

de zijn aangetoond.

Het wetenschappelijke onderzoek van VUmc

<fot o V Um c>

teit van leven neemt toe. Eén van de grote

in de spijsvertering werken interventieradiolo-

is van hoge kwaliteit. Dit blijkt uit een inter-

gen samen met collega's van de afdeling voe-

nationale analyse van de wetenschappelijke

ding en diëtetiek van VUmc. Die kijken nauw-

literatuur door het Centrum voor

gezet naar het effect van een behandeling

Wetenschap- en Techniekstudies (CWTS) in <beeld ShutterStock>

nieuws

16

met het NanoKnife op de algehele conditie, lichaamsgewicht, voedingstoestand en voedselabsorptievermogen van de darmen. Patiënten genezen met deze behandeling niet

Leiden. Dat telde het aantal keren dat artikelen, gepubliceerd tussen 2008 en 2011, werden geciteerd. Hieruit bleek dat publicaties van onderzoekers van VUmc tot eind 2012 gemiddeld 70% vaker werden geciteerd dan

<be eld S hut t erS t ock>

publicaties in hetzelfde vakgebied van onder-

Amsterdams onderzoeksinstituut volksgezondheid

zoekers van andere universiteiten.

Wetenschappers van VUmc gaan samenwerken

‘We hebben ervoor gekozen om ons onder-

met collega’s van VU, UvA en AMC in een nieuw

zoek te richten op een beperkt aantal

onderzoeksinstituut voor volksgezondheid: het

medisch-wetenschappelijke deelgebieden.

Sarphati Institute. Het college van B&W van

Gezien het feit dat de score voor alle vijf de

Amsterdam heeft acht miljoen euro beschik-

VUmc-onderzoeksinstituten positief is en al

baar gesteld om het instituut op te starten.

jaren stijgt, lijkt mij dat een goede keuze.’

Decaan Wim Stalman is trots op het resultaat.

Het Sarphati Institute zal zich richten op het bevorderen van een gezonde leefstijl en het

Baby’s vanaf vier maanden gebaat bij fruithap

jeugd. Hiermee wordt een basis gelegd voor

Wat eten de inwoners van de Randstad?

het bestrijden van welvaartsziekten als obesi-

Het blijkt dat overgewicht in sommige buurten

Allergieën kunnen worden voorkomen door

tas, diabetes en hart- en vaatziekten. Jaap

veel vaker voorkomt dan in andere buurten.

kinderen vanaf vier maanden kleine hoeveel-

Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid bij

Om de redenen hiervan te ontdekken hebben

heden bijvoeding te geven. Eerst met groente

VUmc, is een van de initiatiefnemers. Lees een

de bewoners van twaalf willekeurig geselec-

en fruit, later ook met producten als ei, vis,

interview met hem op pagina 10 van dit blad.

teerde buurten in de Randstad in februari een

voorkómen van overgewicht bij Amsterdamse

uitnodiging voor een online vragenlijst ontvan-

voedselrichtlijn die is ontwikkeld door VUmc

gen. Deze vragenlijst gaat over de buurt, eet-

in opdracht van het ministerie van

gewoonten, bewegen en gezondheid.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ZonMw.

Het onderzoek is onderdeel van het Europese

Vroeger werd juist gedacht dat het uitstellen van bijvoeding allergieën kon voorkomen. Nu blijkt dat bijvoeding kan bijdragen aan het voorkomen van bijvoorbeeld glutenovergevoeligheid.

Synaps

Nummer 83

<be eld Shu tterS toc k>

pinda en granen. Dit staat in een nieuwe

Spotlight-project waar acht landen aan meedoen. In Nederland voert VUmc het project uit, dat loopt tot 2016 en wil vaststellen hoe menselijk gedrag, de fysieke omgeving en de sociale omgeving elkaar beïnvloeden bij het ont-


Een selectie uit cursussen, symposia, congressen, promoties en oraties.

Vitamine A goed voor ongeboren kind

Cursussen/symposia

17 april 2014

Een hogere inname van vitamine A tijdens de

15 april 2014

Oratie: prof.dr. N. van Royen

zwangerschap kan het immuunsysteem bij de

Nascholing orthopedie

Titel: Bloedend hart

nakomelingen beter laten werken. Omgekeerd

Locatie: De Waver VUmc

Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit

kan te weinig vitamine A tijdens de zwanger-

Meer info: www.VUmc.nl/nascholing-

schap leiden tot een verminderde afweer bij

huisartsen

nieuws

agenda

17

22 april 2014 Promotie: M. Mollers

volwassen nakomelingen. Dat concluderen onderzoekers van VUmc op basis van studies

25 april 2014

Titel: Monitoring the impact of HPV vaccina-

met muizen. De onderzoeksresultaten zijn

Symposium actualiteit

tion: pre- and early post-vaccination data

gepubliceerd in het wetenschappelijke tijd-

Jeugdgezondheidszorg VUmc

Aanvang: 11.45 uur, Aula Vrije Universiteit

schrift Nature.

Locatie: Amstelzaal VUmc

Vitamine A zit onder meer in vis, lever en mar-

Meer info: www.VUmc.nl (agenda)

25 april 2014 Promotie: H. de Waal

garine. Van vitamine A was al bekend dat het belangrijk is voor de werking van het afweer-

10 mei 2014

Titel: Understanding heteroneity in

systeem in de darmen en dat het ook betrokken

Alumnidag VUmc

Alzheimer's disease: A neurophysiological

is bij de embryonale ontwikkeling van het

Symposium voor alumni in het teken van

perspective

afweersysteem. Nu blijkt dat een te lage inname

de acute zorg

Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit

van vitamine A door de moeder leidt tot een ver-

Locatie: Amstelzaal VUmc

stoorde ontwikkeling van de lymfeklieren van

Meer info: www.VUmc.nl/alumnidag2014

30 april 2014 Afscheidsrede: prof.dr. E. Boven

de embryo's. Eenmaal volwassen is de werking van hun afweersysteem sterk verminderd.

16 mei 2014

Titel: Leven voor de patiĂŤnt

Hogere inname van vitamine A tijdens de zwan-

Symposium on silicone breast implants

Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit

gerschap kan juist leiden tot een beter werkend

Locatie: Aula, Vrije Universiteit

afweersysteem. Dat komt door de werkzame

Meer info: silicone.implant@VUmc.nl

2 mei 2014 Oratie: prof.dr. L.M. Bouter

stof, retinolzuur, die wordt gemaakt uit vitamine A. Als daarvan meer beschikbaar is tijdens de

20 mei 2014

Titel: Perverse prikkels of rotte appels?

zwangerschap, kunnen de lymfeklieren van de

Nacholing kinderchirurgie

Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit

nakomelingen groter worden, waardoor tijdens

Locatie: Amstelzaal Vumc

volwassenheid de afweer efficiĂŤnter verloopt.

Meer info: www.VUmc.nl/nascholing-

7 mei 2014

huisartsen

Promotie: L. Koopmans Titel: Measuring Individual Work Performance

staan en in stand houden van overgewicht.

16, 17 en 18 juni 2014

De onderzoekers hopen met deze vragenlijsten

Cursus klinimetrie: het ontwikkelen

te ontdekken wat de invloed van de buurt is op

en evalueren van meetinstrumenten

9 mei 2014

de leefstijl en gezondheid van de bewoners.

Locatie: Soesterberg

Afscheidsrede: prof.dr. V.W.M. van Hinsbergh

Uiteindelijk willen zij dan bijdragen aan de ont-

Meer info: www.epidm.nl

Titel: Bloedvat-communicatie

Aanvang: 11.45 uur, Aula Vrije Universiteit

Aanvang: 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit

wikkeling en implementatie van effectieve campagnes om overgewicht te voorkomen. Meer

PROMOTIES EN ORATIES VUMC

dan de helft van de volwassenen in Europa

17 april 2014

kampt met overgewicht, van wie een groot deel

Promotie: J. van Berkel

ernstig overgewicht (obesitas) heeft.

Titel: Worksite health promotion. Development and evaluation of a mindfulness-based intervention and ethical considerations Aanvang: 11.45 uur, Aula Vrije Universiteit

Voor meer inschrijvingen, nascholingscursussen, congressen en symposia, kijk op: www.VUmc.nl/paog Voor actuele informatie over promoties en oraties kijk op: www.VUmc.nl/onderzoek APRIL 2014

Synaps


18

endocrinologie

FGF23 ‘jong hormoon’ met grote gevolgen ‘Er is vooral nog heel veel níet bekend’, zegt Annemieke Heijboer, hoofd van het endocrinologisch laboratorium van VUmc bijna verontschuldigend als zij wordt bevraagd over de Fibroblast Growth Factor 23, kortweg: FGF23. ‘Dit hormoon is pas een jaar of tien geleden ontdekt. Het vervult een rol in de botstofwisseling, bij nierziekten en mogelijk ook in de gezondheid van hart en vaten en in de glucosehuishouding.’

F

FGF23 heeft ook een belangrijke plek in het werk van Heijboer, net als vitamine D. Samen met het schildklierhormoon PTH regelen deze twee stoffen de calcium- en fosfaatopname uit voeding, de uitscheiding via de nieren en de opslag in bot. Vitamine D wordt, behalve via de aanmaak in het eigen lichaam met behulp van zonlicht, ook uit de voeding opgenomen, maar dan in een inactieve vorm. De activatie van vitamine D wordt vervolgens weer beïnvloed door FGF23. Klinisch chemicus Heijboer richt zich in haar werk onder andere op een goede meting van al deze stoffen in het bloed. ‘Voor vitamine D zijn er heel veel verschillende bepalingsmethoden in omloop, maar die zijn bijna allemaal gevalideerd in normale, gezonde mensen. Wij weten dat ze bijvoorbeeld bij dialysepatiënten en zwangere vrouwen een aanzienlijke meetfout laten zien. Een goede meting van de vitamine D is uiteraard wel belangrijk. Niet alleen om een eventueel tekort bij patiënten te kunnen constateren, ook voor de betrouwbaarheid van studies naar vitamine D.’

Synaps

Nummer 83

<tekst R o b B u i t e r b e e l d M a r k v a n d e n B r i n k >

Loepzuiver Het endocrinologisch lab van Heijboer is een van de weinige plekken in Nederland waar een loepzuivere meting van vitamine D wordt uitgevoerd, met behulp van zogenoemde vloeistofchromatografie gekoppeld aan ‘tandem massaspectrometrie’. Daarnaast is het lab het enige expertisecentrum in Nederland op het gebied van de FGF23bepaling. Heijboer: ‘De stof wordt aangemaakt in het bot. We hebben samen met de afdeling nefrologie gekeken naar de invloed van de hoeveelheid fosfaat in de voeding op de concentratie FGF23 in

‘ Een hoger niveau van FGF23 lijkt gepaard te gaan met een groter risico op hart- en vaataandoeningen’

het bloed. Het blijkt dat – binnen de normale spreiding van de hoeveelheid fosfaat in de voeding – een hogere fosfaatinname gepaard gaat met meer FGF23 in het bloed. Bij nierpatiënten is een hoog niveau van FGF23 de belangrijkste risicofactor voor sterfte. Ook in de algehele bevolking lijkt een hoger niveau van FGF23 gepaard te gaan met een groter risico op hart- en vaataandoeningen. Een grote inname van fosfaat, bijvoorbeeld uit zuivel en vlees, lijkt vanuit het oogpunt van FGF23 dus niet zo gunstig.’ Binnen het onderzoeksinstituut MOVE heeft Heijboer grote plannen met het FGF23-onderzoek. ‘We hebben al aanwijzingen dat een hogere belasting van het bot tot meer FGF23 leidt. Dat willen we graag verder onderzoeken. Ook de rol van FGF23 binnen het glucosemetabolisme is onderwerp van onderzoek. Er valt sowieso nog veel te ontdekken aan dit hormoon, wat het werk uitdagend maakt.’ 


VUmc streeft naar samenwerking tussen disciplines en onderzoekers, tussen wetenschappers en andere partijen. Het VUmc Alzheimercentrum en Nutricia doen een gezamenlijke studie naar de relatie tussen voedingsstoffen en geheugenklachten bij mensen in de vroege (voor)stadia van de ziekte van Alzheimer.

Stof tot nadenken

samenwerking

19

<tekst Caroline Arps beeld S h u t t e r S t o c k >

Philip Scheltens,

Patrick Kamphuis,

neuroloog en directeur VUmc

directeur Research Disease Targeted

Alzheimercentrum:

Nutrition, Nutricia Research:

‘De studie houdt in dat wij in hersenvocht en

‘De samples met bloed en hersenvocht van

bloed kijken naar de waarden van verschillen-

de groepen die we onderzoeken zijn uniek en

de nutritionele elementen, zoals bijvoorbeeld

afkomstig uit de biobank van VUmc. Het is niet

uridine, omega 3-vetzuren en vitamines. We

bekend van wie dit lichaamsmateriaal is, wel

bekijken dat bij drie verschillende groepen:

weten we uit welke van de drie groepen de

‘gezonde’ mensen met geheugenklachten;

samples afkomstig zijn. Nadat is vastgesteld

mensen met geheugenproblemen, maar nog

hoeveel uridine, omega 3-vetzuren en vitami-

geen dementie; en bij patiënten met de ziekte

nes er in het bloed en het hersenvocht zitten,

van Alzheimer. In verschillende eerdere studies

worden de klinische gegevens van de drie

is vastgesteld dat Alzheimerpatiënten lagere

groepen erbij gehaald. Deze studie kan eer-

bloed- en breinwaarden hebben van nutriën-

dere studies bevestigen en bovendien meer

ten die belangrijk zijn voor het brein. Onze

inzicht geven in een mogelijke nutritionele

hypothese is dat er behalve bij mensen met de

behoefte bij verschillende stadia van geheu-

ziekte van Alzheimer, wellicht ook al bij men-

genklachten/dementie. De analyses van de

sen met het voorstadium van de ziekte minder

samples worden uitgevoerd door verschillende

van deze belangrijke voedingsstoffen in de

laboratoria, waaronder de afdeling klinsiche

hersenen aanwezig zijn. Als dat inderdaad zo

chemie van VUmc en Maastricht UMC. De

blijkt te zijn, is het misschien mogelijk daar

coördinatie van deze studie ligt voor een groot

iets aan te doen in de vroege fase van het

deel bij Nutricia. De verkregen gegevens ana-

ziekteproces.

lyseren, interpreteren en rapporteren we

De onderzoekers van Nutricia Research heb-

samen met statistici van VUmc en UMCM.

ben veel kennis over de effecten van nutriën-

Een wetenschappelijk artikel wordt samen

ten op de hersenen en in de ziekte van

geschreven en ter peer review aangeboden

Alzheimer. Bij patiënten met Alzheimer blijken

aan een tijdschrift.

ontbrekende of te laag aanwezige voedings-

Klinisch onderzoek – met academische part-

stoffen aangevuld te kunnen worden. Als onze

ners zoals VUmc – is voor Nutricia nood-

hypothese juist is, opent dit de weg tot inter-

zakelijk om producten te ontwikkelen die een

ventie in voorstadia van de ziekte, zodat

toegevoegde waarde hebben en veilig zijn

geheugenklachten of andere symptomen ver-

voor patiëntgroepen met specifieke voedings-

beteren zoals eerder is gevonden voor patiën-

behoeften.’

ten met Alzheimer.‘

APRIL 2014

Synaps


20

voeding en gezondheid

Kun je door het veranderen van voeding of voedingsgedrag het ontstaan van depressiviteit bij mensen voorkomen? Onderzoekers van VUmc en de VU startten 1 januari jl. het grote Europees onderzoek MooDFOOD om het antwoord te achterhalen.

Europees onderzoek over relatie voeding en depressiviteit

Gaat depressie door de maag? < teks t Liesbeth Kuiper s Illus tratie Kay Coenen>

Synaps

Nummer 83


Dicht bij huis Samen met collega en projectmanager Ingeborg Brouwer initieerde en schreef Marjolein Visser het projectvoorstel. Zij trokken dertien partners, vooral universitaire onderzoeksgroepen, aan uit diverse landen. In Nederland zijn GGZ inGeest en het AMC van de partij. Verder zijn België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en IJsland betrokken. Visser: ‘We keken wie er data in huis heeft die we al kunnen gebruiken. Op basis daarvan maakten we onze Europese selectie. Veel expertise vinden we al dicht bij huis. Zo beheert VUmc belangrijke cohorten als LASA (Longitudinal Aging Study Amterdam) en NESDA (Nederlandse Studie naar Depressie en Angst) en heeft GGZ inGeest expertise rond depressie en het vinden van onderzoeksdeelnemers. De VU-afdeling psychologie heeft veel ervaring met gedragsinterventie via internet en de afdeling gezondheidswetenschappen met voeding. Het is uniek dat zoveel partijen op de campus betrokken zijn!’

‘ Depressie staat wereldwijd in de top 3 van de ziekten met de hoogste impact’ de informatie uit deze cohorten, waarbij grote groepen mensen langdurig gevolgd worden, willen wij diverse vragen beantwoorden. Zoals: worden mensen depressief door veel eten of door dik zijn? Van welke nutriënten worden zij juist wel of juist niet depressief? Hoeveel mensen eten om emoties te onderdrukken? En: welke keuzes maken mensen rond de bereiding en het nuttigen van maaltijden?’ In het tweede deel van het onderzoek staan kortdurende experimenten op het programma. Visser: ‘Daarin krijgen deelnemers acht weken via internet adviezen van voedings- en gedragswetenschappers over eetgedrag. Bijvoorbeeld het advies om maaltijden te plannen, want we weten dat een regelmatig leefpatroon depressie kan verminderen. De deelnemers vullen ondertussen vragenlijsten in. En met hun antwoorden kunnen wij conclusies trekken over welke gedragsinterventies wel en niet werken.’

Duizend mensen Dan volgt de interventiestudie, volgens Marjolein Visser ‘de klapper van het onderzoek’. ‘Daarin testen we onder

duizend mensen op vier plekken in Europa de nutriënten en gedragsinterventies die tijdens de cohortstudies en experimenten de beste resultaten gaven.’ De onderzoekers hanteren hiervoor het ‘2x2 factorial design’. Marjolein: ‘We maken vier groepen: een controlegroep die placebo’s krijgt, een groep die nutriënten krijgt, een groep die gedragsinterventies op het gebied van voeding krijgt en een groep die nutriënten en gedragsinterventies krijgt. Het lot bepaalt wie in welke groep komt. Een heel gerenommeerd, solide instrument voor dit soort onderzoek.’ Mensen die (te) zwaar zijn en mensen die al wat depressieve symptomen hebben, kunnen deelnemen aan het interventieonderzoek. De deelnemers worden een jaar behandeld, vullen ondertussen vragenlijsten in en geven bloed af. Vervolgens wordt gemeten wie na dat jaar een depressie heeft ontwikkeld en wie niet. In de laatste fase van het project richten de onderzoekers zich, naast de analyse van de gegevens, op kennisverspreiding en het ontwikkelen van praktische richtlijnen.

voeding en gezondheid

N

Nooit eerder is er zo’n omvangrijk onderzoek geweest naar de relatie tussen voeding en depressie, vertelt projectcoördinator Marjolein Visser, professor Gezond ouder worden aan zowel VUmc als de Vrije Universiteit. ‘Al jaren neemt het aantal mensen met depressie toe. De aandoening staat inmiddels wereldwijd in de top 3 van de ziekten met de hoogste impact. De Europese Unie wil die ontwikkeling een halt toeroepen en financiert onderzoek naar het voorkómen van depressiviteit op diverse terreinen. Een belangrijk terrein is voeding: wellicht kun je door het veranderen van voeding en/of voedingsgedrag het ontstaan van depressie tegengaan. Met een Europese subsidie van in totaal 8.930.500 euro gaan we dit binnen de EU voor het eerst onderzoeken bij mensen die niet - of nog niet - depressief zijn.’

21

Gericht advies Het onderzoeksproject duurt vijf jaar. Marjolein: ‘Het zou natuurlijk fantastisch zijn als we kunnen aantonen dat je met voeding zo’n ingewikkeld proces als depressie wel of niet kunt beïnvloeden. Zo ja, dan kunnen artsen, psychiaters, patiëntenorganisaties en andere hulpverleners een gericht leefstijladvies rond voeding geven. Dan weten zij eindelijk wat ze daarover kunnen zeggen.’ 

Voeding en depressie Uit wetenschappelijk onderzoek is al duidelijk dat voeding en depressie iets met elkaar te maken hebben, vertelt VU/VUmc-onderzoeker prof.dr. Marjolein Visser. ‘Zo weten we dat mensen met obesitas een grotere kans hebben op het ontwikkelen van een depressie dan slanke mensen. In het MooDFOOD-onderzoek gaat het dus niet om de vraag óf maar hóe depressie en voeding precies samenhangen. Worden mensen door bepaalde stoffen van vitaminen tot verzadigde vetzuren – of door ‘zwaar zijn’ depressief? Is het uitsluitend voeding of spelen ook factoren als beweging en een gezonde leefomgeving een rol? En wat is de invloed van voeding op het ontstaan van

Keuzes

de twee types depressie: depressie bij mensen die zwaar zijn, nauwelijks

Het MooDFOOD-onderzoek start met de analyse van zes bestaande cohorten, waaronder LASA en NESDA. Visser: ‘Met

bewegen en veel slapen en depressie bij mensen die weinig slapen? Over vijf jaar weten we het.’

APRIL 2014

Synaps


22

nieuws

Kort

Een selectie uit opvallend nieuws vanuit GGZ inGeest

Té kort door de bocht voor u? Meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo

Jongeren met een persoonlijkheidsstoornis

voor jongeren bij wie verslavingsproblematiek op de voorgrond staat.

Ouder en kind samen behandeld

Het circuit jeugd- en jongerenpsychiatrie van

Meer informatie: secretariaat jeugd- en

GGZ inGeest heeft een speciale familiepoli

GGZ inGeest biedt, behalve een poliklinische

jongerenpsychiatrie, T (020) 788 5600.

opgericht. Centraal hierin staat dat zowel

behandeling, ook twee driedaagse dagbehan-

ouder als kind gelijktijdig worden behandeld

delingen voor jongeren met een persoonlijk-

voor hun eigen problemen. Het is bekend dat

heidsstoornis of jongeren die gestagneerd

ouders van kinderen met psychische proble-

zijn in hun ontwikkeling. Daarnaast biedt GGZ

men zelf ook een verhoogde kans op psychi-

inGeest als enige in de regio dialectische

sche problemen hebben. Er kan sprake zijn

gedragstherapie (DGT) aan voor jongeren

van erfelijke aandoeningen, maar problemen

van 18 tot 23 jaar met een borderline per-

kunnen ook ontstaan door stressfactoren

soonlijkheidsstoornis. De DGT bestaat uit een

waar zowel ouder als kind aan worden bloot-

intensieve groepstraining en een wekelijks

gesteld. Uiteraard is het ook mogelijk dat je

individueel therapeutisch contact. De training

je als ouder zorgen maakt over je kind met

geeft de jongere meer grip op gedachten,

psychische klachten en daardoor bijvoor-

gevoelens en gedrag. Het doel is om emoties

beeld last krijgt van somberheid.

met crisismomenten en meer vaardigheden te ontwikkelen om vriendschappen en andere relaties aan te gaan en te behouden. Juist bij jongeren lijkt een behandeling in groepsverband goed te werken. De DGT is niet geschikt

<beeld ShutterStock>

te leren reguleren, beter om te kunnen gaan

Gesprek via de computer GGZ inGeest heeft de eerste stappen gezet in de implementatie van e-health bij patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening. Dat gebeurt door middel van het zogeheten ‘videobellen’ waarbij patiënt en behande-

Hoewel de oorzaken verschillen, is wel duide-

laar via internet contact hebben in beeld en

lijk dat het behandelen van het probleem bij

geluid. Ze kunnen met elkaar praten zonder

de ouder of het kind positieve effecten heeft

dat de patiënt naar GGZ inGeest hoeft te

op de psychische klachten van de ander.

Nieuwe soma-psycheprojecten

Verreweg het beste resultaat wordt bereikt

hoeft te komen. Videobellen werkt met een gewone computer met internetaansluiting.

De samenwerking van GGZ inGeest en VUmc

kind en de ouder gelijktijdig worden behan-

Het heeft wel wat weg van Skype. Met

op het gebied van soma-psyche heeft in de

deld. Daarom heeft GGZ inGeest de familie-

afgelopen jaren al verschillende succesvolle

poli opgericht, zodat behandeling van ouder

en behandelaar elkaar via

projecten opgeleverd. Beide organisaties

en kind zoveel mogelijk parallel lopen. Het is

een beveiligde verbinding.

behoren tot de landelijke top in soma-psyche-

dus geen systeemtherapie waarbij het pro-

Daarom is het volkomen

onderzoek. De resultaten van de onderzoeken

bleem van het kind wordt benaderd vanuit

<be e ld Sh utt erSt ock>

komen of de behandelaar op huisbezoek

videobellen spreken patiënt

veilig informatie over

komen rechtstreeks ten goede aan dagelijkse

het gezin, het gaat om twee aparte behande-

de aandoening en behan-

patiëntenzorg. De raden van bestuur van GGZ

lingen met vaak ook aparte behandelaren.

deling te delen.

inGeest en VUmc hebben nu financiering

Vanzelfsprekend bestaat de mogelijkheid tot

vrijgemaakt voor de ontwikkeling van nieuwe

systeemtherapie wel als dat nodig is.

innovatieve soma-psycheprojecten.

Meer informatie: www.ggzingeest.nl

Meer informatie: www.ggzingeest.nl

Synaps

Nummer 83

wanneer de psychische problemen van het


23

Prezens

Eten om je beter te voelen Naar schatting 75 procent van de mensen met overgewicht zijn ‘emotie-eters’. Zij eten niet omdat ze honger hebben, maar omdat ze zich rot voelen. Een coachingstraject van Prezens helpt hen van hun eetbuien af te komen.

A

<tekst L i e s b e t h K u i p e r s foto S h u t t e r s t o c k >

‘Als emotie-eters bijvoorbeeld uit hun werk komen, kan het al beginnen: de gedachte aan eten. Hun lichaam bereidt zich al voor en thuis aangekomen gaan zij zich dan te buiten aan typisch ‘eetbuivoedsel’, zoals chocola, snoep, koek of chips. Dat heeft de functie om geen emoties te hoeven voelen’, legt Madeleine de Vilder uit. Zij werkt als preventiewerker bij Prezens, onderdeel van GGZ inGeest. ‘Door te eten krijgen ze dan even een wat prettiger gevoel.’ Madeleine ziet vooral vrouwen die emotie-eten. ‘Maar er zijn zeker ook mannen die hier last van hebben. Vaak hebben zij een negatief zelfbeeld. Zij vinden zichzelf niets waard en slap omdat afvallen en stoppen met eten maar niet lukt.’ Emotie-eters bezoeken de huisarts uiteindelijk met diverse klachten. Madeleine: ‘Ze hebben overgewicht, diabetes, last van hun gewrichten of voelen zich erg vermoeid. Als de huisarts hen dan alleen naar een diëtist doorverwijst, dan is dat niet voldoende want het gaat ook om een psychisch probleem.’

chingstraject aan. Madeleine: ‘Daarin leren zij weer greep te krijgen op hun eetgedrag.’ Het gaat om vijf bijeenkomsten en een terugkomsessie. ‘De eerste sessie geef ik met name psycho-educatie. Ik leg onder meer de ‘Pavlovreactie’ uit: dat hun lijf, zodra ze bijvoorbeeld uit hun werk komen, zich gaat opladen om te eten. En dat, als ze daar niet op reageren, de eetbehoefte vanzelf wegzakt. De deelnemers registreren ook wanneer en wat ze eten en de aanleiding daartoe, zoals verveling, kritiek, eenzaamheid, angst of stress. Zodat ze gaan herkennen

Coachingstraject emotie-eten in het kort • Wat is emotie-eten? • Inzicht in emotie-eten en bewust worden van de risicosituaties • Veranderen van eetgedrag • Constructief denken

‘ Ik leg de ‘Pavlovreactie’ uit: dat hun lijf, zodra ze bijvoorbeeld uit het werk komen, zich gaat opladen om te eten’ wanneer ze eetbuien krijgen. De laatste bijeenkomsten help ik hen beter met deze voor hun negatieve gevoelens om te gaan. Ook leer ik hen methoden om hun eetbehoefte af te remmen, zoals langzamer eten of een kleiner bord nemen. Emotie-eters hebben vaak het gevoel dat het hen overkomt. Ik maak ze bewust van de vicieuze cirkel en laat ze zien hoe ze weer een regelmatig en gezond eetpatroon kunnen ontwikkelen en terugval kunnen voorkomen.’ 

• Winst behouden en terugvalpreventie De coachingsgesprekken vinden plaats

Aanmelden

in Haarlem, Hoofddorp en Amstelveen.

Secretariaat Prezens:

Coachingstraject

Cliënten hebben een verwijzing nodig.

T (023) 518 7640

Op verzoek van huisartsen biedt Prezens emotie-eters sinds een jaar een kort coa-

De zorg van Prezens wordt door de zorg-

E infopreventie@prezens.nl

verzekeraar vergoed.

Aril 2014

Synaps


Melk is goed voor… <tekst Caroline Arps foto’s Archief Rode Kruis Nederland>

Vlak na de Tweede Wereldoorlog bedacht dr. G.G.A. Mastenbroek een manier om moedermelk lang te bewaren. Hij was biochemicus bij de bloedtransfusiedienst van het Nederlandsche Roode Kruis en werkte ook bij Simon van Creveld, hoogleraar kindergeneeskunde te Amsterdam. Tijdens de oorlogsjaren was er sprake van een hoge zuigelingensterfte. Door gebrek aan goede voeding was de productie en de kwaliteit van de melk van de Nederlandse moeders naar beneden gegaan. Mastenbroek probeerde op moedermelk hetzelfde droogproces toe te passen dat gebruikt werd voor bloedplasma, namelijk door vriesdrogen. En dat lukte. In 1947 kwam er zelfs een Moedermelk Centrale. Moeders die teveel melk hadden konden dit doneren aan het Rode Kruis, die de melk pasteuriseerde en vriesdroogde. Te vroeg geboren baby’s of jonge kinderen met darmstoornissen konden de lang houdbare poedermelk op doktersvoorschrift krijgen. Omdat zowel het aanbod van moedermelk als de vraag naar de gevriesdroogde melk sterk terugliep, werd de moedermelkcentrale in 1973 opgeheven. De opmars van de kunstvoeding was begonnen. De Nederlandse Moedermelkbank in VUmc kan altijd donoren gebruiken. Kijk op www.moedermelkbank.nl

<f ot o M ark van de n Brink >

Toen & Nu

24

Drs. Marita de Waard, artsonderzoeker bij de Nederlandse Moedermelkbank in VUmc: ‘Het is bewezen dat te vroeg geboren kinderen er veel baat bij hebben om direct vanaf de geboorte moedermelk in plaats van kunstvoeding te krijgen. Maar meestal hebben de eigen moeders van de kindjes in het begin nog niet genoeg moedermelkproductie. Daarom is in 2011 de Nederlandse Moedermelkbank opgericht. Het principe is hetzelfde als bij de moedermelkcentrale van ruim 60 jaar eerder. Moeders die teveel melk hebben, kunnen dit doneren aan te vroeg geboren baby's die minder dan 1500 gram wegen bij de geboorte. Verschil is dat de moedermelk niet wordt gevriesdroogd, maar na pasteurisatie wordt ingevroren. En we doen nu onderzoek naar het effect van deze donormelk. Eerdere studies hiernaar zijn al oud en betreffen kleine aantallen. In ons onderzoek volgen we vierhonderd baby’s. De helft van hen krijgt de eerste 10 dagen van hun leven gedoneerde moedermelk, de andere helft kunstvoeding als aanvulling op eventuele eigen moedermelk. Wij volgen de kinderen de eerste zestig dagen van hun leven. Het is een blind onderzoek, dus niemand weet welk kind donormelk krijgt en welke kind kunstvoeding. Pas eind van dit jaar verwacht ik de eerste voorzichtige resultaten te kunnen zien. Als inderdaad blijkt dat donormelk beter is voor de te vroeg geboren kinderen, dan is het denkbaar dat dit als standaard alternatief voor eigen moedermelk zal worden ingevoerd op de afdelingen neonatologie. Spannend!’

Synaps

Nummer 83


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.