Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3 - Voorbeeldmateriaal

Page 1

accent

Spelling

Handleiding 3 Herlinde Roose Annelore Tanghe Coรถrdinatie Jan Seys Pieter Van Biervliet

Met medewerking van Filip Casier Maarten Dumoulin Tine Geenen Myriam Monstrey Stijn Storme Karolien Willems Peter Willems


Tijd voor Taal accent - Spelling 3 - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - handleiding met cd - stappenblok - stappenblok correctiesleutel - Z-blok - Z-blok correctiesleutel - oefenkaarten - wandplaten Tijd voor Taal accent – Spelling – Handleiding 3 Herlinde Roose, Annelore Tanghe met medewerking van: Filip Casier, Maarten Dumoulin, Tine Geenen, Myriam Monstrey, Stijn Storme, Karolien Willems, Peter Willems

Coördinatie: Jan Seys, Pieter Van Biervliet Omslag: Nancy Kers Illustraties: Madeleine van der Raad Lay-out: CAT, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden.

© Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.

Eerste druk 2013 ISBN 978-90-306-5603-6 D/2013/0078/37 Art.nr. 513815/01 NUR 191


accent

Inhoud

cd met spelliedjes (bijlage) Bladwijzer: beschrijving van een gewone spellingweek (bijlage)

Inhoud Inleiding

5

Overzicht van de strategieĂŤn

27

Lesbegeleiding

29

Kopieerbladen - Correctiesleutel oefenkaarten

177

- ei- en au-kaart

197

- Wandplaten

199

- Spelliedjes met akkoorden

207

- SIP-bladen

213

Woordfrequentielijst

231

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Inhoud

3



accent

Inleiding

ALGEMEEN De spellingmodule is een vernieuwde versie van Tijd voor Taal Spelling en maakt inherent deel uit van de totale taalmethode Tijd voor Taal accent (TvT’). De spellingmodule start vanaf het midden van het eerste leerjaar en loopt tot en met het zesde leerjaar. Voor de derde kleuterklas en het eerste semester van het eerste leerjaar zijn in de nieuwe spellingmodule voorbereidende activiteiten voorzien: de fonowaaier. Voor spellingzwakke leerlingen is een speciale zorgeditie ontwikkeld. Aan de hand van enkele vragen gaan we dieper in op de overeenkomsten en verschillen tussen TvT Spelling en TvT’ Spelling. Die vragen maken ook nieuwe TvT-gebruikers wegwijs. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Wat is gelijk in TvT’ Spelling en TvT Spelling? Waarin verschilt TvT’ Spelling van TvT Spelling? Hoe werkt de directe instructiemethode? Wat is de bedoeling van het (wekelijkse) dictee? Hoe werkt het leerlingvolgsysteem (LVS) van TvT’ Spelling? Voorziet TvT’ Spelling voldoende differentiatiemogelijkheden? Zijn er voldoende zorgmaatregelen in TvT’ Spelling opgenomen? Heeft TvT’ Spelling voldoende oog voor de automatisering? Hoe zijn de woordpakketten samengesteld? Vanwaar de keuze voor sobere, duidelijke regels en andere strategieën? Hoe zien de regels eruit? Hoe is de relatie tussen spelling en taalbeschouwing (taalsystematiek)? Worden kleuters en eersteklassers op het leren spellen voorbereid?

1 Wat is gelijk in TvT’ Spelling en TvT Spelling? De gelijkenissen tussen TvT Spelling en TvT’ Spelling zijn treffend. - Er is een handleiding (met kopieerbladen), een werkschrift voor alle leerlingen en een stappenboek met differentiatieoefeningen. De opbouw in de handleiding, het werkschrift en het stappenboek is gelijk gebleven maar opgefrist, onder andere met totaal nieuwe oefeningen en stappenblokken. - Er zijn dezelfde media voor klassikaal gebruik: wandplaten, cd met liedjes enz. - Zoals in TvT kan de nieuwe spellingmodule in scholen van zowel het VVKBaO (katholieke net), het OVSG (gemeentelijk onderwijs) als het GO! (gemeenschapsonderwijs) worden gebruikt. Als gevolg van de verschillende leerplannen worden sommige lessen alleen in een school van het VVKBaO, GO! of het OVSG gegeven. In die uitzonderlijke gevallen wordt in de handleiding precies aangeduid wat je dan moet doen. Oefeningen in het werkschrift die bijvoorbeeld voor een OVSG-school niet van toepassing zijn, kunnen uitgescheurd of gewoon niet ingevuld worden. Een VVKBaO-school doet dan precies hetzelfde voor de OVSG-pagina’s. - Ook TvT’ Spelling is volgens het directe instructiemodel uitgewerkt.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Dat model biedt de beste methode om het spellen op een systematische wijze aan te leren. De aanpak via directe instructie is in TvT door ons al wat aangepast. Zo is er in de fase van de verwerking van de directe instructiemethode aandacht voor differentiatie. Dat gebeurt via het zogenaamde bhv-model (basis-herhalingverdieping) of model van het beheersingsleren. Het door ons aangepaste directe instructiemodel blijkt nu perfect aan te sluiten bij het meer recente IGDI-model. IGDI staat voor: interactief, gedifferentieerd, directe instructie. - Zoals in TvT gebeurt de differentiatie voornamelijk op basis van een wekelijks dictee. Maar ook die dictees zijn nu opgefrist: nieuwe woorden en zinnen, en altijd dezelfde maximumscore (in TvT was de eindscore telkens anders). - De controledictees van TvT’ Spelling (en het daaraan gekoppelde leerlingvolgsysteem of LVS) zijn identiek aan de controledictees van TvT Spelling (vijf per leerjaar). De normering van de controledictees is evenwel geactualiseerd. Om na de tussentijdse controledictees te differentiëren, zijn opnieuw – weliswaar andere – oefenkaarten voorzien.

Inleiding

5


accent

Inleiding

- De woordpakketten zijn onveranderd. Een zeer beperkt aantal woorden is gewijzigd (waaronder enkele zogenaamde banaanwoorden), maar de keuze van woorden blijft ‘normaalfunctioneel’. Dat wil zeggen: de woorden staan in relatie tot iets wat de leerlingen echt nodig hebben of appreciëren in het dagelijks leven. - De woordpakketten worden net als in TvT opnieuw recto in het werkschrift weergegeven. Het terugkeren naar de vorige bladzijde tijdens de inoefening (om een pakketwoord te kiezen), nodigt de leerling uit om het woordbeeld van dat pakketwoord eventjes visueel vast te houden.

Van Hell, Bosman & Bartelings (2003) vinden in hun onderzoek bewijzen waaruit blijkt dat die aanpak zeer effectief is. - ‘Gemengde spellers’ blijven ons doel. We reiken de leerlingen zoveel mogelijk verschillende strategieën aan: hoorweg, onthoudweg, regelweg, net-als-weg en zoekweg. Bij de regels blijven we kiezen voor sobere, duidelijke regelmethodieken (bijvoorbeeld geen ellenlange algoritmes voor het verdubbelen/ verenkelen of voor het schrijven van de werkwoorden). Uit een enquête bij TvT-gebruikers blijkt immers dat men zeer tevreden is over de gebruikte regels.

2 Waarin verschilt TvT’ Spelling van TvT Spelling? In TvT’ Spelling worden nieuwe ACCENTEN gelegd. Zo is er meer zorg voor de zwakkere, maar ook voor de sterkere leerling. - De lesgang in de handleiding is beknopter. Ben je met TvT vertrouwd, dan hoef je niet telkens de handleiding te raadplegen. De ‘Bladwijzer’ als wegwijzer op de lessenaar is meestal voldoende. Er is in de lesgang meer aandacht voor specifieke zorginitiatieven: suggesties voor pre-instructie, voor begeleidende (verlengde) instructie, voor sticordi-maatregelen. - In de woordpakketten van het werkschrift staat voor elk zelfstandig naamwoord nu ook een lidwoord. Vooral leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen, zouden van die aanvulling moeten profiteren omdat zij vaak problemen hebben met de juiste keuze van het lidwoord (bijvoorbeeld: ‘de’ of ‘het’ boek?). - De oefeningen in het werk werkschrift zijn vernieuwd. Je start zoveel mogelijk NIEUWE ACCENTEN! met pakketoefeningen: oefeningen waarin alleen n pakketwoorden aan bod komen (ze zijn met een ‘strikje’ aangeduid). In de resterende oefeningen zijn ook transferwoorden opgenomen. Hier kun je al tussen zwakkere en sterkere spellers differentiëren. Oefeningen zoals in TvT waarbij foute woorden moeten gecorrigeerd worden, tref je niet meer aan. Er zijn twee redenen: ten eerste blijkt uit enquêtes dat TvT-gebruikers die oefeningen liever niet tegenkomen, omdat leerlingen door de foute woordbeelden in de war geraken. Ten tweede is er momenteel geen onderzoek dat

6

Inleiding

-

-

-

-

-

-

eventuele voordelen van zulke oefeningen hard maakt. Er zijn in het werkschrift meer extra oefeningen voorzien. De ‘ga-door-oefening’ van TvT is nu vervangen door meerdere ‘vervolgoefeningen’ (tot het derde leerjaar) of door ‘vervolgopdrachten’ (van het vierde tot het zesde leerjaar). Vervolgoefeningen en -opdrachten zijn achteraan in het werkschrift gebundeld. Vooral sterkere leerlingen komen hier aan hun trekken. De oefeningen in het stappenblok of stappenboek zijn vernieuwd: aangepaste herhalingsoefeningen voor de zwakkere leerlingen, uitdagende verdiepingsoefeningen voor de sterkere spellers. Voor het wekelijkse dictee is er altijd dezelfde maximumscore. Vanaf het vierde leerjaar kunnen zorgleerlingen een invuldictee maken. Ze maken dan hetzelfde dictee als de grote groep, maar moeten alleen de pakketwoorden invullen. Er zijn andere en bijkomende oefenkaarten ontwikkeld. Op basis van analyses van foutenroosters is rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de spellinginhouden. Voor de meest voorkomende spellingfouten zijn bijgevolg ook extra oefenkaarten ontwikkeld. Het hele ICT-oefenpakket wordt vervangen door bingeloefeningen, die online worden aangeboden. Voor de werkwoordspelling in het vierde, vijfde en zesde leerjaar is NIEUWE telkens een extra ACCENTEN! (facultatieve) oefenbundel voorzien.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

een werkschrift dat naadloos aansluit bij het werk- TvT’ Spelling wil kleuters s schrift voor de grote groep kinderen maar waar de en eersteklassertjes NIEUWE opdrachten eenvoudiger geformuleerd zijn, oefenbeter voorbereiden op ACCENTEN! vormen aangepast zijn en de lay-out veel het spellingonderwijs. soberder is. Stappenboeken en stappenblokken In de fonowaaier tref je leuke, euke, worden vervangen door Z-blokken. gevarieerde voorbereidende activiteiten aan. - Alle genoemde zorginitiatieven (directe instructie, - Aan TvT’ Spelling is ook een nieuw evaluatiepre-instructie, begeleidende (verlengde) instructie, instrument toegevoegd om de zogenaamde bhv-model, sticordi-maatregelen, pakketoefenin‘output’ te meten. Dat betekent dat we op het gen, de invuldictees, de speciale zorgeditie) einde van de basisschool de beheersing van worden gekaderd binnen het zogenaamde alle leerinhouden van het eerste tot het zesde ‘zorgcontinuüm’ (zie verder bij vraag 7). leerjaar – en dus van de eindtermen – via het De spellingstrategieën worden overzichtelijk 100 woordendictee meten. weergegeven in zogenaamde spellingweters. - TvT’ Spelling houdt ook rekening met de nieuwe Die staan achteraan in het werkschrift en vervantermen die je in de eindtermen en de leerplannen gen de leerbladen uit TvT. In de lesgang is telkens Nederlands (taalbeschouwing) terugvindt. gelet op een meer functioneel gebruik van de - Ten slotte is voor de spellingzwakke leerlingen spellinstrategieën via die spellingweters. een speciale zorgeditie (de Z-editie) ontwikkeld:

3 Hoe werkt de directe instructiemethode? Excellente instructie is de sleutel voor het voorkomen van spellingproblemen. Bij het leren spellen blijkt het directe instructiemodel de beste resultaten op te leveren (Veenman, 1998; Leenders e.a., 2002). Het model is al in TvT door ons aangepast en blijkt nu perfect aan te sluiten bij de uitgangspunten van het meer recente IGDImodel, wat staat voor: Interactief, Gedifferentieerd, Directe Instructie. Binnen IGDI zijn de fasen van de directe instructie aangepast, zodat er meer differentiatie in uitleg en instructietijd tussen de leerlingen ontstaat. We onderscheiden de volgende stappen (zie ook de ‘Snelstart’): - een terugblik, waarin je de leerinhouden van de vorige lessen herhaalt; - de presentatie van de nieuwe leerinhouden, waarbij het ‘oriënteren’ heel centraal staat; - de verdere automatisering of inoefening (met mogelijkheden tot verlengde instructie); - een evaluatiemoment, waarin je de beheersing van het geleerde controleert; - de verwerking, waar je gedifferentieerd werkt (herhaling/verdieping); - de procesevaluatie/reflectie, waarbij je de leerlingen uitnodigt om na te denken over hun vorderingen, ervaringen e.d. tijdens het leerproces. De verschillende stappen worden in TvT’ Spelling als volgt in lesblokken van 25 minuten geordend:

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

- lesblok A (25’): 1 2 - lesblok B (25’): 3 - lesblok C (25’): 4 - lesblok D (25’): 5

Terugblik Presentatie/oriëntatie Automatisering Evaluatie Verwerking (herhaling/verdieping) 6 Procesevaluatie/reflectie De lesblokken A en B kun je telkens samenvoegen. Zo verkrijg je een blok van 50 minuten (bijvoorbeeld in de hogere leerjaren).

Typisch voor de terugblik (lesblok A) is het werken met de schrijflei. De schrijflei is een bordje Met een schrijflei kun met een stift (of krijtje). je op de meest efficiënte Als je een woord uit manier directe feedback een vorige les dicteert, geven. Dat blijkt uit een noteert elke leerling recent onderzoek van dat woord op de professor D. William. individuele schrijflei. Het grote voordeel van het werken met zo’n schrijflei is dat het directe feedback mogelijk maakt. Met andere woorden, als de schrijflei in de lucht wordt gestoken, kun je eventuele fouten direct analyseren en remediëren. Recent onderzoek van de Londense professor Dylan William leert dat je met de schrijflei (‘mini-whiteboard’) de werkhouding en betrokkenheid van alle leerlingen zeer sterk verhoogt. Via het internet kun je de BBCdocumentaires over zijn Classroom Experiment bekijken (zie Gilbert, 2010).

Inleiding

7


accent

Inleiding

In plaats van op een schrijflei kunnen de leerlingen ook in een oefenschriftje noteren. Die manier van werken is omslachtiger, waardoor ook de feedback uitgesteld en dus minder efficiënt wordt. Als de leerlingen niet over een schrijflei beschikken of als je het werken met een oefenschriftje te omslachtig vindt, kun je de woorden ook letter voor letter laten spellen. Dat wil zeggen: je dicteert bijvoorbeeld auto en je vraagt een leerling dat woord letter voor letter te spellen: a-u-t-o. Zo weet je onmiddellijk of de leerling de au met a-u of o-u schrijft. In de presentatie/oriëntatie van hetzelfde lesblok A moeten de leerlingen zo goed mogelijk op het spellingprobleem en de oplossing ervan georiënteerd worden: wat is het probleem en hoe kan ik het aanpakken? Gebruik je de Beertjes van Meichenbaum, dan kun je die zeker in deze lesfase ten tonele voeren. De oriëntatie gebeurt zoveel mogelijk op inductieve wijze. Je laat bijvoorbeeld de leerlingen zelf ontdekken hoe ze kunnen verlengen om te weten of een woord op d of t eindigt. Je zegt de regel dus niet voor! Bij sommige leerinhouden, vooral in de derde graad, is een inductieve aanpak evenwel onmogelijk. Bijvoorbeeld: leerlingen kunnen onmogelijk zelf ontdekken waarom de woorden apotheek, katholiek, thee met th worden geschreven. Je kunt de leerlingen die woorden wel laten rubriceren en vragen welk spellingprobleem ze gemeen hebben. Dergelijke rubriceeroefeningen zijn typisch voor de derde graad.

Meestal wordt een kapstokwoord aangeboden om de schrijfwijze van die woorden te onthouden (zie verder: de analogiestrategie of net-als-weg). Na lesblok A wordt het spellingprobleem verder ingeoefend. We spreken over automatisering (lesblok B). In het werkschrift zijn daarvoor leuke oefeningen voorzien. Typische oefeningen zijn bijvoorbeeld het hakken en plakken, waar de leerlingen eerst de kop, vervolgens de buik en ten slotte de staart van een woord moeten schrijven. Bijvoorbeeld: g-ooi-t = gooit. Via hak- en plakoefeningen (kopje-buikje-staartje) leren de kinderen de structuur van een woord kennen. Via letter-voor-letter-oefeningen (mondeling spellen) wordt de lettervolgorde geautomatiseerd. Naast de hak- en plakoefening leren ze in andere oefeningen ook alle letters los te schrijven. Bijvoorbeeld: g-o-o-i-t = gooit. Uit onderzoek is gebleken dat dergelijke letter-voor-letteroefeningen zeer belangrijk zijn, vooral voor leerlingen met spellingproblemen of dyslexie (Van Biervliet, 2003). Met andere woorden: via hakken en plakken (kopje-buikje-staartje) leren de kinderen de structuur van de te schrijven woorden kennen (g-ooi-t); via het letter-voor-letterschrijven leren ze vooral de lettervolgorde in die woorden (g-o-o-i-t). Op basis van de scores voor een wekelijks dictee in lesblok C worden in lesblok D twee groepen gemaakt. De ene groep maakt in het stappenboek (of stappenblok met scheurbladen) herhalingsoefeningen, de andere groep verdiepingsoefeningen.

4 Wat is de bedoeling van het (wekelijkse) dictee? 4.1 Pakketwoorden, maar ook transferwoorden Preventie en vroegtijdige interventies zijn duidelijk effectiever en efficiënter dan late interventies of leerhulp. Daarom moeten de leerlingen in hun leerproces ook nauwkeurig worden gevolgd. Om dat mogelijk te maken, voorzien we elke week een kort evaluatiemoment (lesblok C). Via een dictee wordt de beheersing van het woordpakket gecontroleerd. Meestal zijn in het dictee ook transferwoorden voorzien. Transferwoorden zijn woorden die niet in het woordpakket staan, maar wel hetzelfde spellingprobleem hebben. Zo voorziet het dictee voor het pakket met woorden met eind-t of -d ook

8

Inleiding

andere woorden dan de pakketwoorden om te zien of de verlengingsregel wel echt beheerst wordt. Ook in een dictee bij een woordpakket met onthoudwoorden staan soms transferwoorden. Het zijn dan vooral samengestelde woorden, waarbij een deel ervan een geleerd onthoudwoord is. Bijvoorbeeld: in het woordpakket staat saus, in het dictee pepersaus. In de handleiding staat precies aangeduid wat geëvalueerd moet worden. We gaan er telkens van uit dat het geleerde spellingprobleem wordt getoetst (1 punt per woordfout, hoofdletterfout of fout tegen het leesteken). Dat neemt echter niet weg dat alle andere spellingfouten in het dictee aangeduid kunnen worden.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

4.2 Aandacht voor leestekens In het dictee worden af en toe ook de leestekens geëvalueerd. Die worden in de spellinglessen niet expliciet aangebracht (1), tenzij bij speciale gevallen zoals de aanhalingstekens. 4.3 (Voorlopig) niet te beheersen leerinhouden Leerinhouden die nog niet beheerst moeten zijn, worden wel geëvalueerd maar niet extra geremedieerd. Leerinhouden die volgens de leerplannen niet beheerst moeten zijn, maar waar gedurende een zekere tijd wel aan gewerkt moet worden (2), zijn ook in de evaluatie opgenomen (evenals in de grote controledictees: zie verder). Het is dan niet de Leerinhouden die nog niet bedoeling om te beheerst moeten zijn, worden controleren of die wel geëvalueerd maar niet spellinginhouden extra geremedieerd. (zoals de regel van het verenkelen of het verdubbelen, de werkwoordspelling enz.) verworven zijn, maar wel om regelmatig te toetsen in welke mate de leerlingen inzicht hebben verworven in die inhouden. Op die manier beogen we een permanente evaluatie, die ons in staat stelt snel in te grijpen als er zich spellingproblemen voordoen. Het is evenwel niet de bedoeling leerlingen die de leerinhouden nog niet beheersen, naar de taakklas (A-klas), zorgbegeleider e.d. door te verwijzen.

Je kunt bijvoorbeeld beslissen om zeer spellingzwakke leerlingen vanaf het vierde leerjaar tijdens het dictee alleen de pakketwoorden te laten schrijven. Voor die leerlingen is een invuldictee voorzien (je vindt ze in de kopieerbladen). Ze krijgen hetzelfde dictee als de andere leerlingen maar moeten dus niet alles opschrijven, enkel de in te vullen pakketwoorden. 4.7 Verbetering Het wekelijkse dictee verbeter je het best onmiddellijk. Uitgestelde feedback heeft geen zin. In de hogere leerjaren kunnen de leerlingen eventueel zelf het dictee verbeteren. Bij het begin van lesblok D (verwerking) geef je de leerlingen hun dictee terug. Ze kopiëren de fout geschreven woorden drie keer in een oefenschrift (kladblok, apart blaadje …). Het kopiëren gebeurt het best naast elkaar. niet: thee thee thee wel: thee, thee, thee Het onder elkaar kopiëren nodigt de leerlingen al te vaak uit tot een blindweg kopiëren van de aparte letters (bijvoorbeeld: eerst alle t’s, dan alle h’s enz.). Het naast elkaar overschrijven verplicht de leerling het woord telkens goed te analyseren. 4.8 Controledictees

4.4 Controleattitude Ten slotte staat tijdens het dictee ook het aanleren van een goede controleattitude centraal. De leerlingen worden uitgenodigd om na het dictee het geschrevene te controleren en een kruisje te plaatsen bij de woorden waarvan ze niet zeker zijn dat ze juist geschreven werden. 4.5 Uitgebreider dictee Wil je een uitgebreider dictee geven (d.w.z. met meer woorden dan in de handleiding is voorzien), dan vind je in de handleiding ook een uitbreidingslijst met frequente woorden (zie ook verder: Normale functionaliteit). 4.6 Invuldictees

NIEUW ACCENT:

INVULDICTEES Voor sommige zwakke spellers zijn zogenaamde de sticordi-maatregelen genomen (zie ook 7.3).

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Naast de wekelijkse evaluatie zijn er ook vijf grote controledictees voorzien: twee in het eerste trimester, drie in de volgende trimesters. (In de methode is er voor het eerste trimester van het eerste leerjaar evenwel geen spelling voorzien!) Die dictees controleren de beheersing van de geleerde inhouden over een langere periode. Ook dat is belangrijk. We stellen immers vast dat vele leerlingen de aparte spellingproblemen wel goed beheersen, maar er niet in slagen ze te integreren. Het controledictee vindt meestal plaats in een week waarin een gemakkelijk woordpakket aan bod komt. In zo’n week vallen – indien mogelijk – de herhalings- en verdiepingsoefeningen van lesblok D weg omdat we verwachten dat klassikale inoefening dan voldoende is om het spellingprobleem van dat pakket te beheersen. Toetsbladen voor de grote controledictees vind je als kopieerblad in de handleiding.

Inleiding

9


accent

Inleiding

De herhalings- en verdiepingsoefeningen worden dus door een groot controledictee vervangen. In sommige weken, bijvoorbeeld in proefwerkweken net voor grote vakantieperiodes, is er alleen een groot controledictee. Er wordt dan geen nieuwe leerinhoud aangebracht. Voor elk controledictee is een toetsblad voorzien. Je vindt het als kopieerblad in deze handleiding. De controledictees werden tijdens het schooljaar 2008-2009 opnieuw genormeerd. Dat gebeurde op basis van een ruime steekproef

in heel Vlaanderen, rekening ng houdend met een goede NIEUWE ACCENTEN! spreiding over de provinciess heen, de onderwijsnetten, de geografische spreiding (landelijk versus stedelijk) en klassengrootte (klein/middelmatig/groot). De nieuwe normering laat ons toe om beheersingszones te berekenen (A-B-C-D-E). Zo kun je niet alleen de mate van spellingbeheersing nagaan, maar ook de vorderingen van de leerlingen gemakkelijker in kaart brengen.

5 Hoe werkt het leerlingvolgsysteem (LVS) van TvT’ Spelling? 5.1 Foutenroosters De motor van het LVS wordt aangedreven door de controledictees. Aan de hand van een rooster maak je van elk controledictee een foutenanalyse. Je noteert per leerling niet alleen de totaalscore, maar ook de deelscores voor het woorddictee en voor het zinnendictee. De namen van de leerlingen kun je in alfabetische volgorde of volgens klasnummer noteren. Wij stellen echter voor de namen te sorteren op basis van de behaalde resultaten: eerst de leerling met de hoogste score enz. Via het foutenrooster Ervaring leert dat krijg je een mooi overzo’n ordening tot een zicht van elke leerling grotere overzichtelijkapart, maar ook van de heid en dus ook aandacht voor de zwakke hele klasgroep. spellers leidt. Met kruisjes duid je vervolgens per leerling aan welke fouten zijn gemaakt. Let wel: in hetzelfde woord kunnen verschillende fouten staan (bijvoorbeeld: kabbauter i.p.v. kabouter); die worden ook aangestipt. Van elke foutencategorie tel je ten slotte het aantal leerlingen. Op die manier verkrijg je een goed overzicht van de leerinhouden die

met de hele klas nog eens extra geoefend moeten worden. Bewaar de foutenroosters zorgvuldig, want ze maken deel uit van het leerlingvolgsysteem (LVS). 5.2 Digitaal LVS Het LVS kan ook online worden ontwikkeld. Bij het begin van het schooljaar voer je de namen van alle leerlingen in. Na een groot controledictee tik je de resultaten in en duid je ook de fouten via een simpele klik in het foutenrooster aan. Vervolgens druk je één klassikaal takenblad af waarop de kinderen kunnen zien welke oefenkaarten en/ of ‘bingeloefeningen’ ze tijdens de herhalingsweek moeten maken (zie verder). Naast het klassikale foutenrooster kan ook een individueel handelingsplan worden opgevraagd. Op dat plan staan de resultaten en de fouten die de individuele leerling heeft gemaakt en is er ook ruimte voorzien voor opmerkingen, afspraken enz. in verband met verdere remediëring e.d. Na elk controledictee wordt het individuele handelingsplan automatisch aangevuld, zodat je op het einde van het schooljaar een mooi overzicht per leerling hebt.

6 Voorziet TvT’ Spelling voldoende differentiatiemogelijkheden? 6.1 Tempodifferentiatie In het werkschrift staan extra oefeningen voor de vluggerds: vervolgoefeningen (tot het derde leerjaar) en vervolgopdrachten (van het vierde tot het zesde leerjaar). De vervolgoefeningen en -opdrachten zijn achteraan in het werkschrift gebundeld. De vervolgoefeningen zijn voor elk woordpakket anders. De vervolgopdrachten zijn daarentegen telkens dezelfde. Leerlingen vanaf

10

Inleiding

het vierde leerjaar kiezen zelf een opdracht (of opdrachten) en voeren die uit, aan de hand van de pakketwoorden die op dat moment aan de orde zijn. Spreek met de leerlingen goed af waar ze de antwoorden moeten noteren. n. Niet elke opdracht past bij NIEUWE elk woordpakket. ACCENTEN! De leerlingen moeten dus goed nadenken over de keuze van de vervolgopdracht:

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

ofwel kiezen ze een opdracht die ze individueel volbrengen (‘Met deze oefeningen kun je snel aan de slag …’), ofwel een opdracht waarvoor de samenwerking met een andere leerling is vereist (‘Met deze oefeningen zoek je een klasgenoot …’), ofwel een heel creatieve opdracht (‘Met deze oefeningen maak je je eigen taalspel. Voorzie wel de nodige tijd…’), ofwel een opdracht die uitsluitend voor de werkwoordspelling is bedoeld (‘Met deze oefeningen train je de werkwoordspelling…’). Je kunt een leerling ook vragen een ander woordpakket te oefenen (anders dan het woordpakket van de week). 6.2 Gedifferentieerde oefeningen in het stappenboek of -blok Met het bhv-model (ook beheersingsleren of mastery learning genoemd; b = basis, h = herhaling, v = verdieping) willen we binnen een klasgroep zo goed en zo uitgesproken mogelijk tegemoetkomen aan de individuele verschillen tussen de leerlingen (Block, 1971). Het is een populair model omdat ook rekening gehouden wordt met de differentiatiecapaciteit van de leraar. Volgens Bosker (2005) zijn er immers grenzen aan dat differentiëren. Zo leidt te vergaande differentiatie niet tot betere resultaten bij de leerlingen precies omdat de instructierol van de leraar dan kleiner wordt (Allington, 1995). Het bhv-model voorziet in een meer gematigde differentiatievorm: na de klassikale instructie (lesblok A) en inoefening (lesblok B) van de basisleerstof (= b) voor alle leerlingen wordt een klein wekelijks dictee (lesblok C) afgenomen. Op basis van de resultaten voor dat dictee worden twee groepen onderscheiden: afhakers, die minder dan 80 % behalen, en koplopers. De 80 %-grens is niet normatief. Je kunt de grens zelf Koplopers behalen verhogen of verlagen. minstens 80 % voor Let op: hanteer nooit het wekelijks dictee. Ze de termen ‘afhaker’ maken zelfstandig de en ‘koploper’ in het verdiepingsoefeningen bijzijn van de en corrigeren zelf. kinderen!

de leerlingen de oefeningen in een oefenschrift of iets dergelijks. De koplopers werken zelfstandig aan de verdiepingsoefeningen. Die zijn niet eenvoudig, omdat we hen blijvend willen uitdagen. Panikeer dus niet als ze met een oefening wat moeilijkheden hebben. Na het zelfstandig werk kunnen ze via de correctiesleutel zelf de juiste oplossing vinden en aanduiden welke fouten ze gemaakt hebben. Spreek met de leerlingen precies af hoe ze moeten corrigeren. De afhakers groepeer je het best rond een zogenaamde instructietafel. Eerst herhaal je de instructie (zie lesblok A) kort en krachtig. Laat de leerlingen de geleerde strategie(ën) nog eens een voor een duidelijk verwoorden. Gebruik daarvoor de spellingweters. Afhakers maken onder jouw begeleiding de herhalingsoefeningen. Dat gebeurt aan de instructietafel. Vervolgens maken die leerlingen onder jouw begeleiding de herhalingsoefeningen. Heb oog voor de leerprincipes die verder worden beschreven. 6.3 Remediërings- en verrijkingsweek 6.3.1 Mijn moeilijke woorden Naast het wekelijkse differentiatiemoment is er ook de remediëringsweek, die telkens op een groot controledictee volgt. Analyseer vooraf zeer grondig het foutenrooster. Orden de meest voorkomende fouten. Laat de leerlingen bij de start van de remediëringsweek eerst de fout geschreven woorden correct noteren op het blad ‘Mijn moeilijke woorden’ achteraan in hun werkschrift. Bij heel zwakke spellers kan het evenwel nuttig zijn dat je zelf het blad ‘Mijn moeilijke woorden’ aanvult. Op die manier ben je er zeker van dat de woorden juist zijn geschreven (zie verder: leerprincipe compenseren). 6.3.2 Klassikale remediëring en spellingweters

In lesblok D krijgen afhakers herhalingsoefeningen (= h) en koplopers verdiepingsoefeningen (= v) aangeboden. Herhalings- en verdiepingsoefeningen staan niet in het werkschrift maar in het stappenboek of -blok. Voor het eerste leerjaar wordt het stappenboek in de vorm van kopieerbladen aangeboden. Voor het tweede, derde en vierde leerjaar zijn scheurblokken voorzien. In de derde graad maken

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Als blijkt dat het NIEUW ACCENT: merendeel van SPELLINGWETERS de leerlingen van de e klasgroep een bepaalde alde leerinhoud onvoldoende nde beheerst (zie de resultaten onderaan op het foutenrooster), kun je de remediëringsweek starten met een klassikale herhalingsles omtrent die leerinhoud.

Inleiding

11


accent

Inleiding

Heb daarbij oog voor de leerprincipes die verder worden beschreven. Bekijk met de leerlingen ook de spellingweters. Ze bieden een mooi overzicht van de geleerde strategieën. 6.3.3 Groepsgewijze en/of individuele remediëring Na de (eventuele) klassikale herhalingslessen begin je met de remediëring van kleinere groepjes met hetzelfde spellingprobleem. Begeleid die groepjes telkens aan de instructietafel terwijl de andere leerlingen verrijkingsstof (in verband met spelling of andere vaardigheden zoals rekenen, stellen, lezen enz.) aangeboden krijgen en zelfstandig verwerken (bijvoorbeeld via contractwerk, hoekenwerk enz.). De begeleiding aan de instructietafel start je het best met een herhaling van de instructie omtrent het betreffende spellingprobleem. Voor verdere inoefening na de herhaalde instructie kun je een beroep doen op speciaal ontworpen oefenkaarten. Die zijn genummerd. Onderaan op het foutenrooster tref je per foutencategorie het nummer van de corresponderende oefenkaart aan. Bij elke kaart hoort ook een correctiesleutel. Werk met een vast systeem. Je laat bijvoorbeeld de leerlingen de oefeningen met blauwe pen maken, de zelfcorrectie gebeurt met groen en de verbeteringen worden door jou met rood aangebracht.

Op school kun je een databank met alle mogelijke categorieoefeningen aanleggen. Ook de oefenkaarten van TvT Spelling kunnen hier een plaats krijgen. Niets belet je om zelf nog kaarten te maken. Zo kun je op termijn een interessante databank met categorieoefeningen opbouwen. Je kunt zelfs een kopie van elke kaart in een centrale databank (bijvoorbeeld in de lerarenkamer) stoppen. Op die manier kunnen ook je collega’s van andere leerjaren aangepaste oefeningen vinden, als ze bijvoorbeeld geconfronteerd worden met ‘oudere’ spellingproblemen, die al in een vroeger leerjaar beheerst moesten zijn. 6.3.5 Bingeloefeningen

NIEUWE In plaats van te werken ACCENTEN! met oefenkaarten kun je ook een beroep doen op de bingeloefeningen, die online worden aangeboden. De bingeloefeningen vervangen het ICT-pakket van TvT Spelling. De organisatie van de remediëring wordt met de bingeloefeningen veel gemakkelijker, omdat ze in de oefeningen zelf is ingebouwd. Op het takenbord hoef je slechts aan te duiden welke leerling naar welke bingeloefening moet. 6.3.6 Verrijkingsopdrachten: enkele suggesties

Je kunt ook op een eenvoudigere wijze te werk gaan. In plaats van een groepsgewijze begeleiding te bieden, ga je direct individueel te werk. Eerst bepaal je op basis van het foutenrooster welke leerlingen welke oefenkaarten moeten maken. Op een takenbord (met klaslijst) noteer je naast de namen van de leerlingen de nummers van de kaarten. De leerlingen kunnen dan zelfstandig aan het werk, terwijl jij alles nauwgezet opvolgt. Je begeleidt de leerlingen die ‘vastlopen’, individueel of groepsgewijs. Goede spellers krijgen intussen verrijkingstaken of kunnen zelfs zwakkere spellers helpen. 6.3.4 De oefenkaarten Er zijn andere oefenkaarten dan in TvT Spelling. Op basis van foutenanalyses is bovendien rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de spellinginhouden en zijn bijgevolg voor de meest voorkomende spellingfouten ook extra oefenkaarten ontwikkeld.

12

Inleiding

- Sterke spellers begeleiden zwakke spellers bij het maken van de oefenkaarten. - Bij een evaluatie op het einde van de remediëringsweek dicteren sterke spellers enkele woorden aan de zwakke spellers (d.i. partnerdictee). - Je geeft de sterke spellers de opdracht zelf oefeningen omtrent een bepaalde spellingcategorie te maken: woordslangen, rebussen enz. Die oefeningen kun je dan in een oefenkaart opnemen. - Je geeft sterke spellers uitdagende schrijfopdrachten (bijvoorbeeld: schrijf een brief aan de burgemeester voor meer groen in de stad …). - Sterke spellers mogen zelf een bingeloefening kiezen om te oefenen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

7 Zijn er voldoende zorgmaatregelen in TvT’ Spelling opgenomen? Bij de ontwikkeling van zorgmaatregelen in TvT’ Spelling lieten we ons vooral inspireren door de denkkaders en begrippen vanwaaruit het zogenaamde zorgcontinuüm is ontstaan (zie www.prodiagnostiek.be). In de zorg voor leerlingen worden de volgende fasen onderscheiden: de preventieve basiszorg, de verhoogde zorg, de uitbreiding van de zorg, de overstap naar een school op maat. Schematisch wordt het zorgcontinuüm als volgt voorgesteld: zorgcontinuüm FASE 0

PREVENTIEVE BASISZORG

- de instructie verloopt volgens een vast patroon NIEUWE (instructie die klassikaal ACCENTEN! is gegeven, nog eens herhalen; terugkoppelen en feedback geven tijdens de inoefening); - de instructie sluit naadloos aan op de groepsinstructie; - de instructie is zeer intensief; - de instructie is motiverend; - de instructie maakt het volgen van de volgende groepsinstructie mogelijk; - de instructie gebeurt voor maximaal vijf leerlingen, het liefst door de groepsleerkracht. 7.1.3 Pre-instructie

FASE 1

VERHOOGDE BASISZORG

UITBREIDING VAN ZORG

OVERSTAP NAAR SCHOOL OP MAAT

FASE 2

FASE 3

7.1 De preventieve basiszorg (FASE 0) 7.1.1 Directe instructie en beheersingsleren Zorg begint met goede instructie en voldoende oefening. We kiezen voor de directe instructiemethode en het bhv-model (met gedifferentieerde inoefening) omdat volgens wetenschappelijke inzichten alle leerlingen daarvan het meest profiteren. De combinatie van directe instructie en bhv wordt ook wel eens met het letterwoord IGDI aangeduid: interactief, gedifferentieerd, directe instructie. 7.1.2 Verlengde instructie In de handleiding in lesblok B (automatisering) zijn bovendien systematisch suggesties voor verlengde instructie opgenomen. Verlengde instructie betekent dat je kinderen die ‘vastlopen’ individueel of groepsgewijs helpt en extra instructie geeft bij het oefenen (in het werkschrift). Dat gebeurt het best aan een instructietafel die een centrale plaats in de klas heeft. De kenmerken van een goede verlengde instructie zijn:

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Als je de klas goed kent, dan weet je vooraf welke leerlingen bij een nieuwe spellinginhoud extra instructie nodig zullen hebben. Bij die kinderen kun je NIEUWE pre-instructie geven. ACCENTEN! Dat betekent dat je die leerlingen voor de eigenlijke les met een nieuw woordpakket al informatie en instructies geeft, zodat ze tijdens de les zelf beter kunnen volgen. Ook in dat verband vind je in de handleiding telkens suggesties terug. Je treft ze aan op het einde van de lesgang van een voorgaand woordpakket. 7.1.4 Sti/r van sticordi Al in 1989 werd het letterwoord sticordi door de Nederlandse dyslexiedeskundige Koos Henneman bedacht (Paternotte, 207, 13). Die maatregelen hebben betrekking op het stimuleren (sti), het compenseren (co), het remediëren, relativeren en relateren (r), en het dispenseren (di). In de fase van de preventieve basiszorg ligt het NIEUWE accent vanzelfsprekend ACCENTEN! op het stimuleren. Met stimuleren bedoelen we dat ervoor gezorgd wordt dat de spellingzwakkere leerling toch succeservaringen kan opdoen. Suggesties in dat verband zijn systematisch in de handleiding bij de sticordimaatregelen opgenomen (bijvoorbeeld via tempodifferentiatie). Ook voor het remediëren zijn er voorstellen.

Inleiding

13


accent

Inleiding

7.2 Verhoogde basiszorg (FASE 1) 7.2.1 Sti/r van sticordi na zorgoverleg Ondanks de preventieve basiszorg gebeurt het dat de klassenleerkracht ervaart dat de problemen niet worden opgelost. Hij/zij zoekt hulp binnen de school en treedt in overleg met een collega, de zorgleerkracht, de taakleerkracht, de directeur … Vanuit die gedeelde deskundigheid kunnen oplossingen worden gezocht en acties worden ondernomen. Ook voor die fase van verhoogde zorg tref je in de handleiding sticordimaatregelen aan. We leggen dan zoals in fase 0 het accent op het stimuleren en het (vooral individueel) remediëren, maar ook op het relativeren (bv. niet altijd focussen op het probleem van de leerling maar ook de talenten benadrukken) en het relateren (de lesdoelen in overeenstemming brengen met de evaluatievorm). 7.2.2 Compenseren ‘light’: de zorgversie van TVT' Heel wat kinderen met leer- en lees/spellingproblemen (vermoedelijk zo’n 15 %) hebben het moeilijk met het oefenen in een gebruikelijk werkschrift. Voor die kinderen is een zorgeditie ontwikkeld: de Z-editie.

NIEUW ACCENT: ZORGVERSIE

De oorzaken van de problemen kunnen zeer verschillend zijn: - De leerling is regelmatig afgeleid door de veelheid aan tekeningen, door te veel (vaak niet ter zake doende) informatie, door de drukke lay-out van het werkschrift … - De leerling begrijpt de opdracht niet omdat die te moeilijk is geformuleerd, te veel van het abstractievermogen vraagt, een uitvoering vergt die te moeilijk of verwarrend is ... - Oefeningen op de verso kant van het woordpakket vragen extra handeling en concentratie. - Nieuwe oefeningen/aanpakken/uitleg vergen telkens opnieuw veel energie en concentratie. Leerlingen die dergelijke problemen hebben, zijn vaak kinderen met dyslexie, met autisme/ASS (Autisme Spectrum Stoornis), met AD(H)D, met DCD (Developmental Coördination Disorder) en andere motorische problemen, met een beperkte taalbeheersing enz.

14

Inleiding

Tijdens de spellinglessen, en vooral tijdens lesblok B (inoefening), vragen die leerlingen doorgaans extra ondersteuning van de leerkracht. Ze hebben immers moeite met het volgen van het strakke klassenritme (omwille van de zeer beperkte tijd), hebben meer uitleg nodig en ze zijn moeilijk te motiveren om met spelling bezig te zijn. Voor die kinderen is het gebruik van een speciale zorgeditie van het werkschrift een interessante compenserende maatregel. De zorgeditie wijkt slechts op deze punten af van de gewone editie: - Omdat het werkgeheugen van zorgkinderen doorgaans beperkt is, staan de woordpakketten links (verso). - Ook voor het hele tweede leerjaar zijn dubbele spoorlijntjes met aanzetpunt voorzien. In het derde en vierde leerjaar zijn er nog enkele spoorlijntjes. - De woordpakketten worden altijd als overschrijfoefening aangeboden (toe te passen in hoekenwerk/contractwerk of als huiswerk, en dat ter voorbereiding van lesblok A). - De vraagstelling is: • vereenvoudigd, kernachtig herleid tot de essentie, namelijk ‘wat moet er gedaan worden?’ (de vragen zijn dus NIEUWE niet gemakkelijker, ACCENTEN! wel duidelijker); • korter; • ondubbelzinnig; • waar nodig opgesplitst in meer directe instructies. - Sommige oefenvormen zijn aangepast (meer overschrijf-, verbindings- en rubriceeroefeningen). Je kunt met de zorgeditie werken zonder de vertrouwde TvT'-aanpak aan te passen: de lesstructuur blijft immers dezelfde! De zorgeditie is geen ‘gemakkelijkere’ versie van TvT': de leerlingen werken aan dezelfde doelen en vaardigheden. De weg ernaartoe is evenwel soberder (wat een betere concentratie mogelijk moet maken) en gerichter. Er wordt dus niet 'zwaar' gecompenseerd of gedispenseerd, hooguit krijgen kinderen extra ondersteuning. Het is met andere woorden een compenserende 'light'maatregel. Er moet dus goed worden nagedacht over het moment waarop een leerling beter met de zorgeditie werkt. Dat is een beslissing van het zorgoverleg en niet van een leerkracht alleen. Het is zelfs mogelijk dat een leerling het ene jaar met de zorgeditie werkt, maar een jaar later niet meer.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

7.3 Uitbreiding van de zorg (FASE 2) Als preventieve basiszorg en ook verhoogde zorg niet meer helpen, zullen meer doortastende compenserende hulp en zelfs dispenserende maatregelen moeten worden ingeroepen. Dat is alleen maar mogelijk na een grondig multidisciplinair overleg (MDO) met het zorgteam, de CLB-medewerker e.a. Er wordt dan naar de beste ondersteuning voor de betrokken leerling gezocht: compenserende maatregelen zoals het gebruik van computerprogramma's die de kinderen helpen bij het correct schrijven, dispenserende ‘light’maatregelen zoals het werken met invuldictees, met pakketoefeningen. Compenserende en dispenserende ‘light’-maatregelen moeten het mogelijk maken dat een leerling vooralsnog naar leerjaar 1A van het secundair kan doorstromen. Pas in laatste instantie kan worden gedacht aan doorgedreven dispensatie waarbij het MDO beslist om bij de leerling een aantal basisdoelen niet meer na te streven. 7.3.1 Compenseren: ICT-middelen Er zijn heel wat compenserende ICT-hulpmiddelen op de markt die ondersteuning bieden aan kinderen met spellingproblemen (en ook leesproblemen). Maar het kan ook eenvoudig. Zo kun je een leerling oefeningen of dictees aan de computer laten maken. In alle tekstverwerkers is een spellingcontrole voorzien. Je kunt instellen dat de spellingcontrole automatisch verloopt tijdens het typen. Als een woord foutief gespeld is, wordt het onderstreept. De leerling kan proberen om zelf tot een correcte spelling te komen of hij kan via een klik op de rechtermuisknop een lijst met mogelijke suggesties oproepen. Je kunt er ook voor kiezen om de tekst na het schrijven op spellingfouten te controleren. Het gebruik van dergelijke doortastende compenserende maatregelen is een beslissing van het MDO en niet van een leerkracht alleen.

7.3.2 Dispenseren ‘light’: invuldictees en pakketoefeningen De laatste twee letters di van sticordi verwijzen niet naar differentiëren maar naar dispenseren: er wordt beslist dat van de leerling niet langer wordt verwacht dat hij of zij bepaalde doelstellingen beheerst.

NIEUWE ACCENTEN!

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Zo kan worden beslist dat een leerling alleen de pakketwoorden moet kunnen schrijven en bijgevolg alleen de pakketoefeningen in het werkschrift moet maken. Die oefeningen worden met een strikje aangeduid. Bij het wekelijks dictee krijgt deze leerling ook een invuldictee waar alleen de pakketwoorden moeten geschreven worden. Zo’n invuldictee is pas mogelijk vanaf het vierde leerjaar. 7.3.3 Doorgedreven dispensatie Bij doorgedreven dispensatie zitten we voornamelijk in de derde graad. Het MDO beslist dan om een aantal basisdoelen met betrekking tot het spellen niet meer na te streven. We spreken dan over curriculumdifferentiatie. We waarschuwen er evenwel voor om zeer behoedzaam met dit soort maatregelen om te gaan. Op het dyslexiesymposium van 17 september 2009 aan de K.U.Leuven waarschuwde professor Wim Van den Broeck (VUBrussel) voor het veel te vroegtijdig treffen van dispenserende en compenserende maatregelen. Hij vroeg zich zelfs af of die wel in de basisschool thuishoren. Hij verwees daarvoor naar onderzoek van Francis e.a. (1996) en Shaywitz e.a. (1999). 7.3.4 Externe hulp Het MDO kan ook beslissen om externe hulp in te schakelen (revalidatiecentrum, logopedist e.a.). Tijdens het MDO denk je ook aan een goede afstemming met klassenexterne leerhelpers, over curriculumdifferentiatie … Een zeer belangrijk aspect in de verdere hulp aan spellingzwakke leerlingen betreft de goede afstemming tussen die hulp en de aanpak in de klas. Met andere woorden: bij de extra hulp worden dezelfde spellingregels gebruikt, wordt de controleattitude op dezelfde manier verder gestimuleerd enz. Let op: leerlingen kunnen problemen hebben met leerinhouden die volgens de leerplannen niet beheerst moeten zijn, maar waar gedurende een zekere tijd wel aan moet worden gewerkt (in het leerplan VVKBaO met o aangeduid, in het leerplan OVSG met een grijze balk). Die problemen kunnen tijdens het MDO ter sprake komen, maar kunnen geenszins aanleiding zijn tot verdere doorverwijzing.

Inleiding

15


accent

Inleiding

7.4 Zorg die de school overstijgt (FASE 3)

FASE 1: verhoogde zorg

Ook hier wordt door de klassenleerkracht een hulpvraag gesteld die op een MDO beantwoord dient te worden. Een mogelijke oplossing is een oriëntering naar een meer aangepaste onderwijsvorm (zoals het buitengewoon onderwijs).

De leerkracht én het zorgoverleg

7.5 Overzicht Alle beschreven zorgmaatregelen in TvT’ Spelling kunnen we als volgt samenvatten.

Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + compenseren ‘light’ + remediëren + relateren + relativeren FASE 2: uitbreiding zorg

FASE 0: preventieve zorg

De leerkracht én het MDO

De leerkracht: + directe instructie + bhv-model (beheersingsleren) + IGDI + verlengde instructie + pre-instructie

Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + compenseren: ICT-middelen + remediëren, relateren, relativeren + dispenseren ‘light’: invuldictees en ‘strikjes’oefeningen + doorgedreven dispenseren: curriculumdifferentiatie

Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + remediëren

FASE 3: zorg die de school overstijgt

8 Anderstalige leerlingen Voor anderstalige leerlingen zijn in TvT’ Spelling de volgende maatregelen genomen. - Voor elk woord van een woordpakket staat nu ook een lidwoord (of een persoonlijk voornaamwoord bij NIEUWE ACCENTEN! werkwoorden). Anderstalige leerlingen maar ook taalzwakke autochtone leerlingen hebben vaak moeite met de keuze van het juiste lidwoord. - Er is de suggestie om ook bij het wekelijkse dictee de lidwoorden bij de losse woorden

telkens te dicteren en bijgevolg te laten opschrijven. Trek evenwel geen punten af voor fouten. - In de oefeningen zijn interculturele elementen opgenomen (zoals ‘anderstalige’ voornamen). - Bij de oefeningen is veel aandacht besteed aan de keuze van tekeningen om de woordenschat te ondersteunen. - De pakketwoorden van het tweede en derde leerjaar worden ook in de leesteksten van TvT’ (leerdomein: voortgezet lezen) gebruikt.

9 Heeft TvT’ Spelling voldoende oog voor het automatiseren? 9.1 Automatisering aan de hand van leerprincipes Automatisering wordt slechts bereikt als je altijd een aantal belangrijke leerprincipes voor ogen houdt (Billiaert & Grysolle, 1997). Zo moet je bij aanvang altijd isoleren, d.w.z. je concentreren op één welomschreven leerinhoud. Met andere woorden: de woordpakketten beperken zich zoveel mogelijk tot een

16

Inleiding

klein aantal (meestal zelfs één) spellingproblemen. Soms is dat niet mogelijk als gevolg van de vele leerinhouden die in een leerjaar aan bod moeten komen (zoals in het vijfde en zesde leerjaar). De woordpakketten beperken zich – indien mogelijk – tot één spellingprobleem.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

Een ander belangrijk leerprincipe is het goed oriënteren: samen met de leerlingen het probleem grondig bekijken. Dat gebeurt zoveel mogelijk op inductieve wijze. Herhalen is een oud maar heel waardevol leerprincipe. Er zijn telkens veel herhalingsoefeningen voorzien en bovendien wordt bij de aanvang van een nieuwe lessenreeks altijd teruggeblikt op de voorgaande spellingproblemen. Identificeren is een vrij nieuw principe. Vele leerlingen kennen bijvoorbeeld de verenkelings- en verdubbelingsregel, maar weten niet bij welke woorden ze die moeten toepassen. Een identificatieoefening kan die leerlingen helpen (bijvoorbeeld: duid de woorden in de zinnen aan waar je die regels moet toepassen). Oefeningen waar het versnellen een grote rol speelt (tempo-oefeningen), zijn bij leerlingen zeer geliefd. Bijvoorbeeld: hoor je een lange klank en moet je dus verenkelen, dan steek je zo vlug mogelijk het rode kaartje omhoog; bij een korte klank, waar je dus moet verdubbelen, het groene kaartje. Verkorten en verinnerlijken betekenen dat stappen of hulpmiddelen worden overgeslagen, waardoor je sneller tot een oplossing komt. Zo moeten de leerlingen bijvoorbeeld zonder zichtbare regels voor de werkwoordspelling de pv.’s correct kunnen schrijven. Integreren bereik je als in de voorziene herhalingsweken de verschillende spellingproblemen door mekaar worden geoefend. Naast de geïsoleerde woordpakketten zijn er af en toe ook integratiepakketten, die bedoeld zijn om aanvankelijk geïsoleerde spellingproblemen na een zekere tijd samen te oefenen. Generaliseren wil zeggen dat je de leerlingen aanmoedigt het geleerde ook in andere lessen dan de spellingles toe te passen. In sommige lessen sporen we je aan om dat ook expliciet te doen. Als het automatiseren niet lukt, kunnen we nog altijd compenseren: leerlingen met ernstige spellingproblemen krijgen dan hulpmiddelen aangeboden, bijvoorbeeld een kaartje met de regels voor het verenkelen en verdubbelen, dat ze te allen tijde mogen gebruiken (zie ook 7.3 Sticordi-maatregelen). 9.2 Automatisering met doordachte, leuke, gevarieerde oefeningen Van de beschreven leerprincipes is herhaling het belangrijkste. Daarvoor zijn allerlei oefeningen voorzien. In TvT’ Spelling is grondig nagedacht over NIEUWE de keuze en de opbouw ACCENTEN! van de oefeningen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

De eerste oefeningen in het werkschrift zijn doorgaans pakketoefeningen, d.i. oefeningen waarin alleen de pakketwoorden worden geoefend. Die pakketoefeningen zijn met een strikje aangeduid. In de volgende oefeningen is ook aandacht voor het schrijven van transferwoorden. Alle oefeningen van het oude werkschrift zijn vernieuwd. We hebben gezorgd voor een evenwichtig aanbod van oefeningen. • Met accent op het schrijven: + overschrijven van letters (letter-voor-letter; bv. v-l-o-e-k-e-n) van lettergroepen (bv. vl-oe-ken) van lettergrepen (bv. vloe-ken) van woorden van zinnen + in(aan-)vullen van woorden met een letter (bv. z . s wordt zus) met lettergroep (bv. . im wordt slim) van zinnen (bv. Heb ... ook een koek voor mij? Kies uit: de, je, me, te) • Met accent op het ordenen: + rubriceren (spellingproblemen ordenen; bv. Schrijf in de juiste kolom.) + identificeren (spellingproblemen herkennen; bv. Onderstreep de woorden waar je moet verdubbelen.) Vooral met deze identificatieoefeningen willen we ons van andere spellingmethoden onderscheiden. + verbinden (bv. Verbind het buikje – au of ou – met de juiste woorden.) + associëren tekening-woord (bv. Schrijf het juiste woord onder de tekening.) • Met accent op het luisteren: + auditieve analyseoefeningen (bv. Welke letter hoor je vooraan?) + rijmoefeningen (bv. Zoek telkens twee rijmwoorden en schrijf ze op.) + substitutieoefeningen (bv. Vervang de pv. door werken.) • Met accent op spellingbewustzijn (bv. Noteer minstens vijf pakketwoorden die jij moeilijk vindt.)

Inleiding

17


accent

Inleiding

• Met accent op de expliciete toepassing van strategieën: + regels e.a. + zoekstrategie

9.3

Voor de automatisering kun je ook een beroep doen op de zogenaamde SIP-bladen (kopieerbladen met de woorden van elk woordpakket).

• Met accent op toepassingen vanuit andere taaldomeinen: + zinnen maken + enkelvoud – meervoud (bv. stok, meerdere stokken) + tegenovergestelde (bv. Het tegenovergestelde van links is … ) + alfabetiseren (bv. Schrijf deze woorden in de juiste alfabetische volgorde.) + andere • Met accent op transfermogelijkheden vanuit andere leerdomeinen (bv. Schrijf de woorden op de juiste plaats: West-Europa, Sint-Niklaas enz. Stad: ... Provincie: … Land: … Werelddeel: ... ) • Met accent op fun: voorbeelden: + rebus + kruiswoordraadels + woordraadels (bv. Rara, welk woordpakket ben ik?) + geheimschrift (a is 1, b is 2 enz.; ook morse … maar met mate) + strips

Automatisering met SIP-bladen

De woorden van elk woordpakket kunnen met behulp van SIP-bladen worden uitgeknipt en verder ingeoefend. SIP staat voor systematisch inprenten. Het is een aanpak waarbij de te leren woorden (die uit de kopieerbladen worden geknipt) in twee doosjes worden verdeeld. Jij, een medeleerling of zelfs een ouder dicteert de woorden een voor een. De juist geschreven woorden komen in het ‘goede’ doosje (met bijvoorbeeld een lachend gezichtje op het deksel) terecht, de fout geschreven woorden in het andere doosje. Bij een volgende oefenbeurt wordt eerst de schrijfwijze van de ‘goede woorden’ opnieuw gecontroleerd. Daarna dicteer je de ‘foute woorden’. Op die manier wordt de schrijfwijze van de woorden telkens ingeprent. Let wel, met ‘inprenten’ bedoelen we niet het louter memoriseren van het visuele woordbeeld, maar wel het onthouden van alle mogelijke woordkenmerken (via de hoor-, onthoud-, regel- of analogiestrategie: zie verder).

...

10 Hoe zijn de woordpakketten samengesteld? Onderwijs moet normaal functioneel zijn, d.w.z. dat de leerstof in relatie moet staan tot iets wat de leerlingen nodig hebben of appreciëren in het dagelijks leven. Dat geldt ook voor het spellingonderwijs. Ten eerste wil dat zeggen dat we ons bij de samenstelling van de woordpakketten baseren op woorden die kinderen frequent schrijven in hun spontane eigen schrijftaal. We deden daarvoor een beroep op twee frequentieonderzoeken, uitgevoerd door Jos Tubbax (o.a. auteur van Spelweg, een uitgave van Van In) en door Pieter Goessaert (Vrij CLB – Oostende). Met andere woorden, de woordpakketten beperken zich tot woorden die van praktisch belang zijn: je kunt er iets mee doen in het dagelijks leven.

18

Inleiding

De woordpakketten van TvT zijn behouden. Voor nieuwe TvT-gebruikers leggen we hier nog even uit hoe de woordpakketten zijn samengesteld. Iets is normaal functioneel als het ook aan een andere voorwaarde voldoet, namelijk als het intrinsiek interessant is (Griffioen & Damsma, 1978). Een woord als ‘jongleren’ is misschien niet direct van praktisch belang, maar het is wel interessant om de schrijfwijze ervan te kennen, aangezien vele leerlingen uitermate geboeid zijn door het circus (zie het succes van de circusscholen).

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

Er zijn ook spellingproblemen die volgens de leerplannen aan bod móéten komen, maar waarvan er heel weinig woorden bestaan, die bovendien ook niet hoogfrequent zijn. In die gevallen beperken we ons tot de (relatief) frequentste woorden, omdat het spellingprobleem volgens de leerplanmakers toch moet worden gezien. Zo treffen we in het woordpakket met o.a. het spellingprobleem van k als cc geschreven (zesde leerjaar) als enige woorden accordeon en accu aan. Het woordje accu kan trouwens interessant zijn voor leerlingen die na het zesde leerjaar naar de technische school gaan. Dan wordt het toch weer normaal functioneel. Bovendien is wat voor de ene leerling normaal functioneel is, dat niet per se voor de andere. Alles hangt bijvoorbeeld samen met de interessevelden van de leerling. Ook religie kan een rol spelen. Bijvoorbeeld: ‘Suikerfeest’ is in onze cultuur geen hoogfrequent woord, maar toch zul je het in onze woordpakketten aantreffen. Ten eerste omdat er in de scholen ook leerlingen van een andere origine zitten, ten tweede omdat het voor autochtone leerlingen interessant kan zijn om

te weten dat er ook andere kerkelijke feestdagen dan de katholieke zijn, waarvan de naam óók met een hoofdletter moet worden geschreven. In die zin wordt spellingonderwijs niet alleen ervaringsgericht maar ook ervaringsverruimend. Naast de woordpakketten zijn in de methode ook uitbreidingslijsten met eveneens frequente woorden voorzien. Daar kun je uit putten om de wekelijkse dictees eventueel uit te breiden of om extra oefeningen te maken, waarbij je vooral de transfer van de spellingleerinhoud wilt bevorderden (bijvoorbeeld voor sterke spellers). Voor de uitspraak van de woorden deden we een beroep op Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal (cd-rom, versie 1.0). Schenk vooral aandacht aan de betekenis van bepaalde pakketwoorden. De schrijfwijze van goed begrepen woorden wordt beter onthouden. De verklaring kan via lexicologische vragen gebeuren, bijvoorbeeld: ‘Waartoe dient propaganda?’, ‘Geef een voorbeeld van propaganda?’, ‘Wanneer is er sprake van propaganda?’ enz.

11 Vanwaar de keuze voor sobere, duidelijke regels en andere strategieën? 11.1 Regelmethodiek in ere hersteld ‘Gemengde’ spellers wenden verschillende strategieën aan. Zo spellen ze vanuit: - een hoorstrategie (‘je schrijft wat je hoort’); - een onthoudstrategie (‘je onthoudt de schrijfwijze van het volledige woord’); - een regelstrategie (‘je past een regel toe, bijvoorbeeld: hond met d want honden’); - een analogiestrategie (‘je schrijft bijvoorbeeld schip net als school’); - een zoekstrategie (‘je zoekt de schrijfwijze van het woord op in een woordenboek’). Tot de jaren 1980 stond vooral de analogiestrategie centraal. We schreven bijvoorbeeld latten net als potten of ik verbrandde net als ik antwoordde. Zwakke leerlingen werden de dupe van deze aanpak: ze snapten de analogie niet of waren de kapstokwoorden gewoon vergeten. Regelmethodieken waren – althans officieel – vrijwel uit den boze. Toch stellen we vast dat vele leerkrachten hun leerlingen ‘heimelijk’ enkele regeltjes aanleerden. Vanaf de jaren 80 werd onder invloed van de beruchte geïntegreerde woordpakketten vooral

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

de onthoudstrategie populair. Het woordpakket werd aan het bord gebracht, de vele verschillende spellingproblemen werden kort besproken, de leerlingen moesten nog eens goed naar het bord kijken en er volgde een dictee. Regelmethodieken bleven uit den boze. Soms trof men wel zogenaamde algoritmes aan, d.i. ellenlange beslissingsschema’s met vele stappen die gevolgd moesten worden om zo tot de juiste schrijfwijze te komen. Maar ook hier bleven zwakke leerlingen in de kou staan. Het inprenten van alle mogelijke woorden was te belastend voor hun geheugen en ze konden ook niet loskomen van die algoritmes (zolang ze binnen handbereik lagen, konden ze het woord weliswaar correct schrijven). Vanaf het midden van de jaren 90 werden de kritische geluiden vanuit remediërende hoek (taakleerkrachten, CLB-medewerkers …) alsmaar luider. Meer en meer deden eenvoudige regelmethodieken hun intrede in de klas. Het waren niet de oude regeltjes, want die waren vaak te moeilijk (leerlingen kwamen bijvoorbeeld in de oude werkwoordspelling al te vaak in een terminologisch doolhof terecht: 1e persoon, 2e persoon, imperatief, stam, ’t kofschip, ’t fokschaap enz.) of onvolledig (een leerling schreef pard

Inleiding

19


accent

Inleiding

eigenlijk correct omdat de meester de volgende regel aanleerde: ‘Alle lange klinkers hebben pech, we schieten er een weg.’). Men opteerde voor eenvoudige, sobere regels. Sommige didactici spreken over schrijfvoorschriften. Ook onze methode kiest voor het in ere herstellen van sobere regelmethodieken.

Ten slotte is er de zoekweg. Vooral in de hogere leerjaren krijgen de leerlingen oefeningen voorgeschoteld waarbij het woordenboek moet worden gebruikt. 11.3 Metacognitieve vaardigheden 11.3.1 De voorkeurstrategieën

11.2 Gemengde spellingstrategieën Bij de ontwikkeling van Tijd voor Taal accent duidelijke, sobere regels kiest voor sobere regels. ging onze grootste zorg uit naar de volledigheid van die regels. Ook het aantal stappen is tot een minimum beperkt. Aangezien de leerplannen spreken over ‘gemengde spellers’, hebben we bovendien geprobeerd om ook de analogiestrategie aan onze regels te koppelen. Met andere woorden, de speller kan kiezen: voor de toepassing van de regel, voor de analogie met een kapstokwoord, of voor beide. Voor de regels van het verenkelen en verdubbelen worden de kapstokwoorden via onthoudzinnetjes aangeboden: Zatte vette kippen stoppen bussen en Apen zweven over muren. Voor het schrijven van de werkwoorden staat de analogie met de werkwoorden werken (tegenwoordige en verleden tijd) en spelen (enkel in de verleden tijd) centraal. Voor de analogiestrategie (net-als-weg) bij het schrijven van alle andere belangrijke spellingproblemen ontwikkelden we ook kapstokwoorden. Die zijn zelfs vanuit didactisch oogpunt interessant. Als een leerling bijvoorbeeld meisje schrijft, kun jij eenvoudig vragen: met de ij van blij of met de ei van trein? Kinderen leren onder Om de onthoudweg te andere via liedjes ondersteunen, ontwikkelden correct spellen! we alle mogelijke materialen: ei- en au-platen, ei- en au-kaarten in de Z-editie, ei- en au-verhalen, spelliedjes enz. Die werken bijzonder motiverend. De hoorweg is vooral in de eerste leerjaren zeer belangrijk. Voor leerlingen die met de lettervolgorde problemen hebben, zijn speciale oefeningen ontwikkeld. Bij die oefeningen moeten ze dus eerst alle letters van het woord los noteren en daarna het woord weer aaneenschrijven. Bijvoorbeeld: g-e-e-u-w-t wordt geeuwt. Daarnaast is er via hak- en plakoefeningen (kop-buik-staart) ook aandacht voor de structuur van het woord zelf: g-eeuw-t.

20

Inleiding

In de spellingweters (ook die achteraan in het werkschrift) is telkens aangeduid op welke strategieën een beroep wordt gedaan: de hoorweg, onthoudweg, regelweg, net-als-weg of zoekweg. In de spellingweters worden de strategieën met pictogrammen weergegeven: - hoorweg: - onthoudweg: - regelweg: - net-als-weg: - zoekweg:

Eigenlijk is de leerling vrij om een strategie te kiezen. Toch wordt bij elke spellinginhoud een voorkeurstrategie naar voren geschoven. Voor het bepalen van de voorkeurstrategieën volgen we deze hiërarchie: hoorstrategie, regelstrategie, analogiestrategie, onthoudstrategie, opzoekstrategie. De volgende criteria hebben de keuze voor deze ordening beïnvloed. De hoorstrategie is de belangrijkste voorkeurstrategie omdat ze de eenvoudigste is. Eenvoudige instructieregels (tips) kunnen de hoorweg ondersteunen; bijvoorbeeld: ‘Er bestaan geen sw-woorden!’ of ‘Vergeet bij ieuw en eeuw de u niet!’ enz. De leerlingen zullen echter ontdekken dat de hoorstrategie niet altijd kan worden toegepast. Voor de schrijfwijze van een groot aantal woorden gelden namelijk regels. Kan de hoorstrategie niet worden toegepast, dan schakelen we over op het gebruik van regels: de verlengingsregel, de regels voor het verenkelen en verdubbelen, de regels voor de werkwoordspelling …

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

We verkiezen regels boven de analogieaanpak omdat die voor spellingzwakke kinderen minder geschikt is. Zij kunnen de analogie niet vlot vatten of vinden niet altijd het passende kapstokwoord (bijvoorbeeld: latten schrijven we net zoals ?). Ook bij de werkwoordspelling is de analogieaanpak niet zo eenvoudig. Stel dat men de volgende kapstokwerkwoorden hanteert: werken, spelen, lopen, vinden, rusten, antwoorden; welk kapstokwoord moet men dan kiezen om hij wordt te schrijven? Voor woorden die niet volgens de hoor- of regelweg kunnen worden geschreven, valt men uiteindelijk toch terug op de analogiestrategie. Een voorbeeld daarvan zijn de ‘politie-woorden’: natie, actie, demonstratie …; die worden net als politie geschreven. De analogie kan ook als aanvullende strategie bij de hoor- en regelweg worden gebruikt. Woorden met achteraan lijk of ig die je normaal volgens de hoorweg schrijft, worden dan bijvoorbeeld heerlijke- resp. rustige-woorden genoemd. Woorden waarbij de verenkelings- of verdubbelingsregel wordt toegepast, zijn woorden net als poten resp. potten. Bij werkwoorden: hij wordt is dan stam + t net als hij werkt. Vooral sterke spellers gaan misschien eerder de analogie dan een regel gebruiken. We verkiezen de Bij de keuze van een analogiestrategie voorkeurstrategie houd je boven de rekening met de voorgestelde onthoudstrategie hiërarchie. Die wordt door de omdat er minder volgende ordeningsprincipes woorden, met bepaald: de complexiteit en de name alleen de belasting voor het geheugen. kapstokwoorden, moeten worden ingeprent. De onthoudstrategie reserveren we dan voor woorden die weinig voorkomen en waarvoor dus – als gevolg van hun beperkte aantal – geen analogische woordenreeksen kunnen worden opgebouwd. In vele gevallen zijn er voor die woorden zelfs geen woorden met een gelijkaardig probleem: show, toilet, skeeleren …

11.3.2 Duidelijke keuzes Bij vele woorden is de keuze van de strategie duidelijk. Zo volg je bij woorden met ou/au de onthoudweg: het ene woord schrijf je met ou, het andere met au. Eventueel kan ook de net-als-weg (of analogiestrategie) gevolgd worden: het is een woord als kous of een woord als saus. Anderzijds is er wel discussie mogelijk over de te volgen strategie bij woorden als gemakkelijk, moeilijk, nodig, rommelig … Je kunt al die woorden laten inprenten (onthoudweg) of naar analogie van heerlijk of rustig schrijven (netals-weg). Wij kiezen echter voor de hoorweg als voorkeurstrategie omdat het klankbeeld van lijk en ig slechts in één schrijfwijze kan resulteren, namelijk lijk en ig; er is met andere woorden geen alternatief! Dat geldt ook voor de schrijfwijze van woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw, uw, ueel … Het zou volgens ons niet verstandig zijn alle woorden met die spellingproblemen te laten inprenten. De leerlingen moeten gewoon de hoorstrategie toepassen: je hoort aai, dus je schrijft aai enz. De hoorstrategie kan Vermijd eventueel met een tip ‘Schrijf zoals je hoort’ worden ondersteund, bijvoorbeeld: aai schrijf en zeg: ‘ Schrijf wat je hoort’. je altijd aai, zonder j! Aan leerlingen die het onderscheid tussen hooren onthoudweg moeilijk begrijpen, kun je de volgende uitleg geven. Het is echt niet nodig alle woorden met aai te onthouden, je moet gewoon goed luisteren: je hoort aai, dus schrijf je aai. Vermijd de uitdrukking ‘Schrijf zoals je hoort’ want die suggereert een strikte teken-klankkoppeling. Het gevaar bestaat dan dat leerlingen aai met j schrijven. Trouwens, bij woorden met bijvoorbeeld eu is er ook geen strikte teken-klankkoppeling: eu schrijf je met e en u. Toch passen we ook hier de hoorstrategie toe. Beter is dus: ‘Schrijf wat je hoort.’

12 Hoe zien de regels eruit? Tijd voor Taal' Spelling kiest voor sobere regels. De regels van TvT zijn behouden. Voor nieuwe TvT’-gebruikers leggen we hier nog even uit hoe die regels er concreet uitzien.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

De belangrijkste regels zijn die van het verenkelen en verdubbelen en die van de werkwoordspelling. We kiezen niet voor uitgebreide algoritmische aanpakken.

Inleiding

21


accent

Inleiding

Zo’n algoritme is eigenlijk wel een regel, maar één die via vele denkstappen wordt weergegeven. De leerlingen moeten die denkstappen heel nauwgezet volgen om tot de juiste schrijfwijze te komen. Een voorbeeld in verband met verenkelen of verdubbelen: Wat hoor ik? Een lange of een korte klank? Indien een lange klank: hoeveel medeklinkers hoor ik na de lange klank? Eén? Twee of meer? Of geen? Indien één: volgt er nog een woorddeel na de medeklinker? Indien ja: ik schrijf de lange klank met één teken (bv. peren). Indien nee: ik schrijf wat ik hoor (bv. peer). Hoor ik na de lange klank twee of meer medeklinkers, dan schrijf ik wat ik hoor (bv. paarden). Hoor ik geen medeklinkers na de lange klank ee, dan schrijf ik wat ik hoor (bv. zee); hoor ik geen medeklinkers na de lange klank aa, uu of oo, dan schrijf ik de lange klank met één teken (bv. ja). Indien een korte klank enz. Zo volgen nog verschillende denkstappen voor de schrijfwijze van deze woorden. Het probleem met de meeste algoritmen is dat er te veel denkstappen zijn. In het voorgaande voorbeeld tellen we elf verschillende denkstappen of beslissingen die kunnen worden genomen. De meeste leerlingen slagen er niet in die denkstappen te verinnerlijken en komen dus moeilijk los van de voorstelling met het algoritme. Bovendien komen de leerlingen dikwijls in een terminologisch doolhof terecht met begrippen als klinkerdief, luistervink, verdubbelen, verenkelen, (open of gesloten) lettergreep, klinker, medeklinker, (twee)klank, lange of korte klank, stukjeswoord, doffe e enz. Ook algoritmes voor de werkwoordspelling zijn veel te uitgebreid en moeilijk om te verinnerlijken.

En dát moeten ze precies leren! Daarom hanteren we ook liever de termen verenkelen en verdubbelen in plaats van ‘de regel voor het schrijven van woorden met een open of gesloten lettergreep’. De volgende stap is het identificeren van de klank van de klinker (een klinker kun je roepen; een medeklinker niet!). Is die ‘kort’ (a, e, i, o, u), ‘lang’ (aa, ee, oo, uu) of geen van beide, dus ‘anders’? Korte, lange en andere klanken worden ook geleerd via de onthoudzinnetjes: Zatte vette kippen stoppen bussen, Apen zweven over muren en Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … Scholen die al met TvT Spelling werkten, zijn zeer lovend over deze aanpak. Vooral de leuke zinnen met de klanken worden door de leerlingen goed onthouden en betekenen een echte hulp bij het schrijven. In sommige scholen worden de onthoudzinnen zelfs via een dramaoefening aangebracht. De onthoudzin Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … is niet af omdat er nog zoveel ‘andere’ klanken zijn: eeuw, ie, ei, ij enz. De afspraak is heel eenvoudig: Wat niet lang of kort is, is anders! Na het identificeren van de klank volgt de juiste schrijfwijze: na een korte klank schrijf je 1 klinker en 2 medeklinkers, na een lange klank 1 klinker en 1 medeklinker en bij een ‘andere’ klank doe je gewoon. Eenvoudig toch? Leerlingen die per se de analogie willen toepassen, kunnen dat via de onthoudzinnen. Bijvoorbeeld: ik schrijf potten net als stoppen uit de zin Zatte vette kippen stoppen bussen. Je kunt de analogieredenering van de leerlingen dan ook gemakkelijk controleren. 12.1.2 Sterke punten van de aanpak

12.1 De regels voor het verenkelen en verdubbelen 12.1.1 De verschillende stappen De eerste stap van het schema waar TvT’ voor kiest, is heel belangrijk. De leerlingen luisteren naar de klank op het einde van de klankgroep. Er wordt met andere woorden niet in lettergrepen maar in klankgroepen gesplitst. Bijvoorbeeld niet: bak-ker; maar wel: ba-kker. Vanzelfsprekend gebeurt het splitsen in klankgroepen louter auditief, dus nooit visueel! We splitsen niet in lettergrepen omdat dit veronderstelt dat de leerlingen al weten dat bakker (bak-ker) met twee medeklinkers wordt geschreven.

22

Inleiding

Andere sterke punten van de voorgestelde aanpak zijn: - In tegenstelling tot de meeste andere methoden kiezen we voor een horizontale (en geen verticale) voorstelling omdat we de leesrichting waarmee de kinderen vertrouwd zijn, willen respecteren. - Waar in andere methoden bepaalde ‘wegen’ in het beslissingsschema opnieuw samenkomen – wat verwarrend is voor de leerlingen (bijvoorbeeld: bij woorden met een tweetekenklank én bij woorden met twee verschilllende medeklinkers volg je de gewone spelling) – onderscheidt het voorgestelde schema drie duidelijke, aparte ‘wegen’ met drie aparte ‘uitgangen’.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

- In vele methoden moet ook naar het aantal medeklinkers ná de klinker worden geluisterd. Voor de meeste leerlingen is dat te hoog gegrepen. Onze aanpak is eenvoudig: luister naar de klank op het einde van de klankgroep: kort, lang of ‘andere’? Daarna komen ze direct tot de juiste schrijfwijze. - Pictogrammen (Wat hoor ik? en Hoe schrijf ik?) vergemakkelijken het memoriseren van het schema. - De vragen worden in de ik-vorm gesteld (Welke klank hoor ik op het einde van de klankgroep?). Op die manier kan de leerling het schema moeiteloos doorlopen. - Leerlingen die per se de analogieweg willen volgen, kunnen dat eenvoudig doen via de onthoudzinnen. - De kleuren die in het schema worden gebruikt (groen voor het verdubbelen, rood voor het verenkelen en wit voor ‘andere’) creëren de mogelijkheid in de klas om leuke identificatieoefeningen te doen. Je dicteert bijvoorbeeld enkele woorden. De leerlingen hebben twee kaartjes: een groen en een rood. Bij woorden waar verenkeld moet worden, steken ze het rode kaartje omhoog, bij verdubbeling het groene en bij ‘andere’ niets. - Het luisteren naar de klanken wordt al heel intensief voorbereid in de kleuterklas en in het eerste leerjaar. Die voorbereiding gebeurt met de fonowaaier (zie verder). 12.1.3 Aanzetdoel vanaf het tweede leerjaar De regel wordt vanaf het tweede leerjaar aangebracht. Aangezien de kennis van deze regel in het tweede en derde leerjaar slechts een aanzetdoel is (in het leerplan van het VVKBaO met o aangeduid), wordt de beheersing van de regel wel af en toe gecontroleerd, maar voorziet de methode geen verdere extraklassikale remediëring. Procescontrole vanaf het tweede leerjaar is evenwel belangrijk en wel om de volgende redenen: - Veel leerlingen hebben heel wat tijd nodig om de regel te beheersen. Het lijkt ons verkeerd om een aanzetdoel meteen de flauwe betekenis te geven van ‘zomaar al een beetje mee bezig zijn’. - Als we de leerstof goed spreiden over de drie leerjaren, dan kan het leerproces rustig worden opgebouwd. Concreet betekent dat dat we ons in het tweede leerjaar vooral concentreren op het begrijpen van de regel.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Daarna, in het derde leerjaar, wordt verder geoefend, maar is er ook al aandacht voor de banaanwoorden. Dat zijn woorden (van vreemde oorsprong) met korte a: paleis, raket ... Ze vormen een uitzondering op de regel. In het vierde leerjaar kan dan aan de definitieve beheersing worden gewerkt. - Een grondige verkenning in het tweede leerjaar komt ook het leren lezen ten goede. Vanaf het eerste leerjaar lezen de kinderen al woorden met verdubbelingen en verenkelingen (niveau AVI 2). Voor minder vlotte lezers zijn die woorden moeilijk, zelfs in het tweede leerjaar. Via het schrijven van dergelijke woorden in de spellingles krijgen die leerlingen een beter inzicht in de structuur en opbouw van de woorden en zullen ze die ook vlotter lezen. 12.2 De regels voor het schrijven van werkwoorden De werkwoordspelling wordt tot haar ware probleemgebied herleid: de spelling van de persoonsvormen met hoorbare t, te, de, ten, den. In het vierde leerjaar komt de tegenwoordige tijd aan bod, in het vijfde de verleden tijd. Dat betekent evenwel niet dat andere persoonsvormen niet vroeger aan bod kunnen komen. Zo is won een persoonsvorm in de verleden tijd, maar zonder hoorbare t achteraan. Met andere woorden, won is een woord dat eersteklassertjes al correct moeten kunnen schrijven. Ook zal men in sommige woordpakketten al voor het vierde leerjaar bijvoorbeeld persoonsvormen met hoorbare t aantreffen, bijvoorbeeld verstaat. In die gevallen focust men niet op het juist schrijven van de uitgang van de persoonsvorm maar op het spellingprobleem dat in het betreffende pakket centraal staat, in casu: woorden met ver (verlies, vertoon, verstaat). Net zoals voor het verenkelen en verdubbelen, doen we ook voor de werkwoordspelling geen beroep op een algoritme, maar op een sobere regelaanpak met twee grondwoorden (werken voor de tegenwoordige tijd, werken en spelen voor de verleden tijd). Het schema is enkel van toepassing op persoonsvormen met hoorbare t, te, de, ten, den. Alle andere werkwoordsvormen volgen de gewone spellingregels. De verschillende stappen zijn in een verticale voorstelling weergegeven. Als gevolg van de vele stappen zou een horizontaal schema – jammer genoeg (zie vroegere opmerking in verband met de leesrichting) – onoverzichtelijk zijn.

Inleiding

23


accent

Inleiding

We opteren niet voor een zuivere regelaanpak, maar voor een combinatie van regel en analogie (of beter: substitutie). Met andere woorden: de leerlingen vervangen de te schrijven persoonsvorm door dezelfde vorm van werken (of spelen). Vervolgens wordt de persoonsvorm geanalyseerd: stam?, stam + t?, stam + ten? enz. Heel belangrijk is dus het herkennen van de stam (ik-vorm) en vooral van de laatste letter van die stam. Die noemen we de ‘kijkletter’ (meestal is dat de derde laatste letter van de noemvorm). Bijvoorbeeld: ik word?, ik werk, worden dus ik word enz. Een zuivere regelaanpak zou voor zwakke spellers te ingewikkeld zijn, omdat de regels voor de werkwoordspelling vrij complex zijn. Maar ook de analogieredenering is voor die kinderen niet eenvoudig.

Om die reden voorzien we slechts twee grondvormen (in tegenstelling tot de meeste andere methoden die vijf tot zeven grondwoorden tellen) en zijn er ook zeer veel substitutieoefeningen (vervang door werken of spelen) in het werkschrift en het stappenboek voorzien. Uit de ervaringen van de meeste TvT-gebruikers blijkt dat deze aanpak heel goed ed werkt. Vooral de eenvoud ud van het schema NIEUW ACCENT: blijkt een grote EXTRA OEFENINGEN WERKWOORDEN troef te zijn. TvT-gebruikers vragen evenwel meer oefeningen om het van werkwoorden h t schrijven h ij k d vooral bij zwakkere spellers echt te kunnen consolideren. Om aan die vraag tegemoet te komen, is voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar een extra (facultatief) werkblokje voor de werkwoordspelling ontwikkeld.

13 Hoe is de relatie tussen spelling en taalbeschouwing (taalsystematiek)? Voor het leren van TvT’ Spelling houdt ook sommige spellingrekening met de nieuwe inhouden of -vaardigtermen die je in de eindheden is specifieke termen en leerplannen voorkennis vereist. voor taalbeschouwing Die voorkennis komt terugvindt. zowel in TvT’ Spelling als in de andere delen (taaldomeinen zoals taalbeschouwing) van de methode Tijd voor Taal accent aan bod. Dat is het geval voor: - de leestekens: worden vooral in de lessen taalbeschouwing, lezen e.d. geleerd (o.a. via lessen over het belang en nut van de interpunctie en spelling in het vijfde leerjaar) maar in de spellingmodule ook regelmatig getoetst (opgelet: leestekens in verband met eind- en beginaanhaling worden via instructie wel nog eens grondig in de spellinglessen herhaald);

- enkelvoud/meervoud en verkleinwoorden: komen in taalbeschouwing aan bod maar worden toegepast in de oefeningen van TvT’ Spelling; - het alfabetiseren: wordt vooral in de lessen taalbeschouwing geleerd (vanaf het derde leerjaar) maar verder toegepast in de spellinglessen als de leerlingen de zoekstrategie leren hanteren; - de begrippen met betrekking tot de werkwoordspelling (zoals onderwerp, gezegde, werkwoord, klankverandering …): komen in taalsystematiek aan bod maar worden nog eens zeer grondig in de spellinglessen herhaald en ingeoefend (zodoende kan TvT’ Spelling naast om het even welke andere taalmethode zonder spellingmodule worden gebruikt).

14 Hoe worden kleuters en eersteklassers op het leren spellen voorbereid? Binnen de beschreven preventieve basiszorg (zie vraag 7) is ook ontluikende geletterdheid een belangrijk aspect. Vooral het fonologisch bewustzijn heeft een grote predictieve waarde met betrekking tot het latere spellen (en ook lezen). TvT’ Spelling wil de scholen een extra oefenpakket aanreiken precies om dat fonologisch bewustzijn te versterken: de fonowaaier. Zo zijn oefeningen ontwikkeld om leerlingen bewust

24

Inleiding

te maken van het onderscheid tussen korte en lange klanken. Dat onderscheid is zeer belangrijk als ze bijvoorbeeld in het tweede leerjaar leren verenkelen en verdubbelen. bbelen.

NIEUW ACCENT: DE FONOWAAIER

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Inleiding

De fonowaaier is in eerste instantie bedoeld voor kleuteronderwijzers en leerkrachten van het eerste leerjaar, maar kan ook door de zorgleerkracht en de leerkracht van het tweede

leerjaar worden aangewend. Met die ‘waaier’ aan oefeningen kan zowel klassikaal als individueel gewerkt worden. De fonowaaier voorziet ook differentiatiemogelijkheden.

NOTEN (1) Aan de leestekens wordt in de andere taaldomeinen zoals lezen en taalbeschouwing expliciet aandacht besteed. Via het dictee willen we de transfer van het gebruik van de leestekens in de geschreven taal aanmoedigen. (2) In het leerplan VVKBaO worden die leerinhouden met o aangeduid; in het leerplan OVSG met een vak met grijstint vóór een vak met een zwarte balk.

LITERATUUR Allington, R.L. e.a. (1995). No Quick Fix. Rethinking Literacy Programs in America’s Elementary Schools. New York: Teacher College Press. Billiaert, E., Grysolle, R. (1997). Leerlingvolgsysteem. Spelling: Analyse en handelen. Leuven/ Apeldoorn: Garant. Block, J. (1971). Mastery Learning. New York: Holt, Rinehart & Winston. Bosker, R. (2005). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Groningen: Universiteit van Groningen. Gilbert, B. (2010). The six secrets of a happy classroom. The Independent-Education van 23 september 2010. Griffioen, J. & Damsma, H. (1978). Zeggenschap. Grondslagen en een uitwerking van een didactiek van het Nederlands in het voortgezet onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff. Leenders, Y., Naafs, F. & van den Oord, I. (2002). Effectieve instructie: leren lesgeven met het activerende directie instructiemodel. Amersfoort: Christelijk Pedagogisch Studiecentrum. Paternotte, A. (2007). Deskundigen op weg naar overeenstemming over dyscalculie. Balans Magazine, 10-13. Prodia. Prodiagnostiek. Via het internet: www.prodiagnostiek.be. Geraadpleegd op 3 maart 2011. Van Biervliet, P. (2003). Mondeling spellen. Praktijkgids voor de basisschool, p.37-47. Van den Broeck, W. (s.d.). Is dyslexie meer dan alleen maar zwak lezen? Handouts van een congres via het internet op 15-11-09: www.sig-net.be/uploads/congres/handouts/Vandenbroecke.pdf van Hell, J. G., Bosman, A. M. T., & Bartelings, M. G. C. (2003). Visual dictation improves spelling performance in three groups of Dutch students with spelling disabilities. Learning Disability Quarterly, 26, 239-255. Veenman, S. (1998). Leraargeleid onderwijs: directe instructie. In J. D. Vermunt & L. Verschaffel (Red.), Onderwijzen van kennis en vaardigheden. Onderwijskundig Lexicon, Editie III (pp. 27-47). Alphen aan den Rijn: Samsom.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Inleiding

25



accent

Overzicht van de strategieën

wp

leerinhoud

hoorweg

onthoudweg

+ + (ei/ij, (met tips, au/ou, o.a. kleefletters) meestal g)

regelweg

net-alsweg

kapstokwoord

+ (verlengen, cht na korte klank)

+

eind-d/t net als in hond/ tent, ei/ij net als in trein/ blij, eind-p/b net als in pop/heb, aai/ooi/oei net als in haai/kooi/groei, eeuw/ieuw, net als in leeuw/nieuw, ch/g, net als in gezicht/ligt, ng/nk net als in ring/bank, au/ou net als in saus/kous

1

1

herhaling 2e leerjaar

2

2

verdubbelen

-

-

+

zatte vette kippen + (cf. onthoud- stoppen bussen zinnetje in schema)

3

3

verenkelen

-

-

+

apen zweven over muren + (cf. onthoudzinnetje in schema)

4

4

verenkelen en verdubbelen

-

+

+

5

5

andere klank

-

+

+

6

6

verenkelen en verdubbelen + andere

-

+ (zie boven)

+

+

zie boven

7

7

doffe klinker in elen, eren, enen

+

-

-

+

eren net als in kinderen, elen net als in meubelen, enen net als in tekenen

8

8

verkleinwoorden op je controledictee 1

+

-

-

+

je net als kindje

+

zie boven

zieke schilders moeten + (cf. onthoud- genoeg rusten zinnetje in omdat schema)

remediëring en verrijking

9 10

9

bijzondere gevallen

+ (alleen OVSG: eerst hakken!)

+ (vreemde woorden met a: cf. schema)

-

+

vreemde woorden met a net als banaan

11

10

herhaling ei/ij, ou/au

-

+

-

+

ei/ij net als trein/blij, au/ou net als saus/kous

12

11

VVKBaO: uw, wr hoofdletters voor (kerkelijke) feestdagen OVSG: uw, ond, or

+ (uw)

+ (uw, or, ond)

+ (hoofdletters)

+

uw net als duw, wr net als wrat

13

12

verenkelen en verdubbelen + korte klank voor ch

14

controledictee 2

15

facultatief

16

remediëring en verrijking

17

13

tje, etje, pje

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

-

+

+ cf. onthoudzinnen + (cf. + (verenkelen en (chonhoudverdubbelen) woorden) zinnetjes in schema)

-

-

+

net als boontje, raampje of balletje

Overzicht van de strategieën

27


accent

Overzicht van de strategieën

wp

leerinhoud

hoorweg

onthoudweg

regelweg

net-alsweg

kapstokwoord

18

14

aai, ooi, oei en g, ch (herhaling 2e)

+ (met tips)

+ (meestal g)

+ (g of ch: eventueel verlengen)

+

net als haai, kooi, groei net als zich en weg

19

15

eeuw, ieuw, uw; ng, nk; gt, cht

+ (met tips)

-

+

+

net als leeuw, nieuw; net als bank, ring; net als jaagt, gezicht

20

16

woorden met bijzondere uitspraak; g, ch, gt, cht

-

+ (meestal g)

+

+

net als weg, zich, jaagt en gezicht

21

17

verdubbelen en verenkelen bij lange woorden

-

-

+

+

cf. onthoudzinnetjes

22

18

be-, ge-, ver-

+

-

-

+

net als begin/gelijk/ verdriet

+ controledictee 3 23

remediëring en verrijking

24

19

doffe klinker in -e, -en, -ens, -el, -els, -er, -ers

+

-

-

+

net als einde,jongen(s), duivel(s), meester(s)

25

20

ee aan het einde

-

-

+

net als twee

+ (tip: eerst hakken)

-

+ (ee dubbel op het einde) -

+ (tip: ui zonder j)

+ (ei/au)

-

+

net als uil, net als trein, net als saus

lange woorden

26

-

facultatief

27

21

ei, ui en au

28

22

eeuw, ieuw, aai, ooi, oei

+ (tips)

-

-

+

net als leeuw, nieuw, haai, kooi, groei

vrije klinker a, o of ie, oe op het einde van een woord

-

-

+ (ee op het einde)

+

net als twee

ij en ou

-

+

-

-

net als blij, net als kous

29

23

30

controledictee 4 + remediëring en verrijking

31

24

herhaling

+

+

+

+

32

25

d op het einde

-

-

+ (verlengen)

+

net als hond

g op het einde

-

+ (meestal g)

+ (eventueel verlengen)

+

net als weg

33

26

ng en nk

+

-

(eventueel verlengen)

+

net als bank/ring

34

27

ei/ij

-

+

-

+

net als trein/blij

35

28

verenkelen en verdubbelen

-

-

+

+

cf. onthoudzinnen

36

controledictee 5

+ = we hanteren bij voorkeur deze strategie - = deze strategie komt niet aan bod

28

Overzicht van de strategieën

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 1 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Herhaling tweede leerjaar: ei of ij, cht of gt, p of b, ng of nk, aai of ooi, g of ch, au of ou, d of t, ieuw of eeuw

- wandplaten - cd: spellied, au-lied, ei-lied - schrijflei - werkschrift - oefenschrift - stappenblok

LESBLOK A PRESENTATIE/ORIËNTATIE Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden uit het tweede leerjaar: de bank, de grond, kruipt, de kooien, de ouders, blauw, de brandweer, donker, mooiste, schreeuwt, draaiden, hangt, lach, heb, vliegt, de vrijdag, de ingang, nieuw, de weide, wacht. BORDSCHEMA ei of ij weide, vrijdag Luister naar het ei-lied of kijk naar de ei-plaat.

cht of gt wacht na korte klank: cht, behalve bij ligt, legt, zegt

p of b verlengen heb → hebben Maak langer en je hoort een b.

nk of ng donker nk blijft nk. of verlengen: banken dus bank, hangen dus hang(t)

aai, ooi mooiste kooien draaiden aai, ooi schrijf je altijd aai, ooi.

vl/ie/gt kr/ui/pt

ieuw, eeuw Vergeet de u niet!

au of ou Luister naar het au-lied of kijk naar de au-plaat.

g of ch lach Ik schrijf meestal g maar …

d of t verlengen: gronden → grond brand/weer → branden

Laat de kinderen elk woord hardop herhalen. Ze schrijven het op hun schrijflei of in een oefenschrift. Bespreek de schrijfwijze van elk woord. Schrijf het woord juist voor op het bord, bespreek de verschillende strategieën. De leerlingen corrigeren. Spellingweter: bespreek de verschillende strategieën die kunnen gevolgd worden.

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal – interactieve oefeningen Wijs de leerlingen op het belang van hoofdletters en leestekens als ze een zin schrijven. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Bij twijfel verwijs je nog eens naar de verschillende hulpmiddelen: wandplaten, au-lied, ei-lied.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 1

29


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 1 Spelling 1 week

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking met stappenblok) Dicteer: - losse woorden: breed, groeit, bang, het gebouw, geeuw, de vrijdag - zinnen: Die grond is goedkoop. Is de lucht blauw? pakket

transfer

losse woorden

vrijdag

breed, groeit, bang, gebouw, geeuw

in zinsverband

blauw, grond

lucht, goedkoop

3

7

leestekens totaal … / 10

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2

Schrijf de woorden in de passende kolom: ouders – nieuw – weide – kooien – schreeuwt – blauw – vrijdag – mooiste – draaiden.

ei/ij

3

ou/au

ooi/aai

eeuw/ieuw

Schrijf de zinnen volledig en juist over. Aan de ingang van het park staat een bank.

De slak kruipt op de grond.

Ik slaap als het donker is.

4

5

Schrijf de naam van het dier onder de tekening en kleur het spellingprobleem.

Vul de zin aan met het juiste woord. Kies uit: bang – kraaien – vriend – pijl. Ik hoor de haan Mijn zus is

Hij schiet met

.

____________________________________________________

____________________________________________________

Is Jan je beste

voor spinnen.

oef. 2 Dit is een typische rubriceeroefening oef. 3 Uit onderzoek blijkt dat overschrijven een heel goede training is. oef. 4 Dit is een typische associatieoefening. oef. 5 In deze oefening wordt ook een beroep gedaan op het leesbegrip van de kinderen. Vooral zwakke leerlingen zullen hier wat begeleiding nodig hebben.

?

____________________________________________________

____________________________________________________

en boog.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 63. Zet eerst een kruisje. 4

30

Woordpakket 1

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 1 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT Algemeen In het Z-schrift wordt er soms voor andere oefeningen gekozen. De lay-out is altijd aangepast. De nummering van de oefeningen komt niet altijd overeen. Onderaan op de pagina wordt verwezen naar een vervolgoefening om het tempoverschil op te vangen. In het Z-schrift wordt telkens één vervolgoefening aangeboden. • Oefening 4 van het Z-schrift vind je als oefening 5 in het werkschrift. • Oefening 4 van het werkschrift is in het Z-schrift weggelaten.

2

oef. 2 De leerlingen sorteren woorden naar een bepaalde spellingmoeilijkheid. Zo leren ze bepaalde spellingpatronen te herkennen. In deze oefening rubriceren de leerlingen pakketwoorden.

Schrijf de woorden in de passende kolom. ouders – nieuw – weide – kooien – schreeuwt – blauw – vrijdag – mooiste – draaiden

ei/ij

3

ou/au

ooi/aai

eeuw/ieuw

Zoek de woorden uit het woordpakket. Schrijf ze op. Aan de ingang van het park staat een bank.

oef. 3 Leerlingen gaan gericht op zoek naar woorden uit het woordpakket. Door de woorden te kopiëren, leren ze nauwkeurig te werken.

De slak kruipt op de grond.

Ik slaap als het donker is.

4

Vul de woorden in.

oef. 4 De leerlingen lezen eerst alle zinnen en vullen daarna pas de woorden in.

bang – kraaien – vriend – pijl Ik hoor de haan Mijn zus is

. van spinnen.

Is Jan je beste

?

Hij schiet met

en boog.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 1 op blz. 63. 4

STICORDITIP Laat spellingzwakke leerlingen ook in andere lessen dan de spellingles de spellingregels nog eens extra verwoorden. Maak ook gebruik van de verschillende hulpmiddelen.

PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 2 wordt de verdubbelingsregel verder ingeoefend. Die kwam al aan bod in het tweede leerjaar. Een belangrijke voorwaarde om de regel te kunnen toepassen, is de verdeling in klankgroepen. Oefen het verdelen in klankgroepen vooraf nog eens met de zwakke leerlingen. Gebruik tweelettergrepige woorden als: rokken, koppen, lappen, wapen, benen, pennen …

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

31



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 2 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Verdubbeling van de medeklinker

- wandplaat voor verenkelen en verdubbelen - schrijflei - werkschrift - oefenschrift - stappenblok - cd - kleurkaarten

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (oefenschriftje of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden: blauw (woord met au, denk aan het au-lied en de au-plaat) de weide (woord met ei, denk aan het ei-lied en de ei-plaat) de kooien (woord met ooi, bij woorden met ooi schrijf je achteraan een i, geen j) hij schreeuwt (woord met eeuw, bij woorden met eeuw vergeet je de u niet voor de w) Bespreek de schrijfwijze van elk woord. Schrijf het woord juist op het bord. BORDSCHEMA Zatte vette kippen stoppen bussen. Klinkers kun je roepen: a, e, i, o, u. Medeklinkers kun je niet roepen: b, d, m, p, l 窶ヲ blussen

domme

drukke

bood boodscha boodschappen

af afde afdekken

emmer

frisse

kapper touw touwtre touwtrekken

PRESENTATIE/ORIテ起TATIE Korte klanken Schrijf op het bord het onthoudzinnetje Zatte vette kippen stoppen bussen. Onderstreep de korte klanken. Maak de leerlingen nog eens duidelijk wat het verschil tussen klinkers en medeklinkers is. Geef hen elk een groen (korte klank) en een rood (lange klank) kaartje. Dicteer de volgende woorden en laat hen bij woorden waarin een korte klank voorkomt, het groene kaartje omhoog steken. Bij woorden met een lange klank steken ze het rode kaartje omhoog. Dicteer: gillen, bakken, merel, spinnen, knopen, pannen, molen, vallen, zeven, trokken. Bespreek telkens door elk woord in klankgroepen te verdelen en het overeenkomstige woord uit het onthoudzinnetje te verwoorden. Verdubbelingsregel Noteer op het bord: blussen, domme, drukke, emmer, frisse, kapper. Laat de leerlingen de korte klanken ontdekken. Besteed aandacht aan klinkers en medeklinkers. Onderstreep in elk woord de dubbele medeklinker. Formuleer dan samen de verdubbelingsregel. Daarna doe je dat met het schema voor verenkelen en verdubbelen. Hoor je op het einde van de eerste klankgroep een korte klank, dan schrijf je een dubbele medeklinker. Verwijs ook naar de kleur (groen). Samengestelde woorden Dicteer boodschappen. Laat de leerlingen het woord hakken en schrijf de verschillende klankgroepen op het bord. Bespreek elke klankgroep en kom tot de conclusie dat enkel bij scha op het einde een korte klank is te horen; na de korte klank schrijf je dus een dubbele medeklinker. Bespreek op dezelfde manier afdekken en touwtrekken.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 2

33


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 2 Spelling 1 week

Spellingweter: de leerlingen onderstrepen de korte klank en de dubbele medeklinker van elk woord in het woordpakket. Herhaal nog eens de verdubbelingsregel en het onthoudzinnetje. Kleur ook het pictogram van de voorkeurstrategie.

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Geef elke leerling opnieuw een rood en groen kaartje. Lees de volgende woorden voor en telkens als de leerlingen een woord met een korte klank horen, steken ze het groene kaartje omhoog. Bij een lange klank houden ze het rode kaartje omhoog. Lees: de kapper, de ballen, de flessen, de glazen, de rommel, kopen, de vrede, de pennen, de hitte, de druppel, brutaal, de dozen, de koffie, de deler, hallo, het midden, keren, de knuffel, sturen. Laat de leerlingen bij elk woord uit het woordpakket het overeenkomstige woord uit de onthoudzin zoeken. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Bij twijfel laat je hen nog eens het woord hakken, de korte klinker roepen en de regel verwoorden.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking met stappenblok) Dicteer: - losse woorden: toffe, klimmen, de lippen, de kudde - zinnen: In de tuin liggen dikke boomstammen. Tussen de takken weven spinnen een web. pakket

transfer

losse woorden

kudde

toffe, lippen, klimmen

in zinsverband

spinnen, takken

liggen, dikke, boomstammen, tussen

3

7

leestekens totaal … / 10

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2 Haal de pakketwoorden uit de slang. Schrijf ze op.

redde n

ku d d e tunnelblussensterren

oef. 2 In deze oefening wordt ook een beroep gedaan op het leesbegrip en op het herkennen van de woorden uit het pakket.

bakkenvlekkengillendomme

3 Maak er meer van. Schrijf naast elk woord het kapstokwoord uit

de onthoudzin.

kapstokwoord

één stuk

twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één mes

twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één trap

twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één klok

twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

één bril

twee

_________________________________________________________________________

__________________________________________________________________

4 Lees de woorden van rechts naar links. Schrijf de goede woorden op.

n e g g a l v

________________________________________________________________________________________

n e p p o m

________________________________________________________________________________________

n e n n e k r e v

________________________________________________________________________________________

l e s s u r B

________________________________________________________________________________________

5 Verbind de ballonnen met het juiste kaartje. Schrijf de woorden volledig over.

ss

a

pp

el

ra

tt

en

bo

ll

en

bru

en

oef. 3 Het meervoud van woorden schrijven. De verdubbelingsregel moet correct toegepast worden. oef. 4 De woorden staan van rechts naar links. Let erop dat ze Brussel ook met een hoofdletter schrijven. oef. 5 Woorden zoeken waarbij de verdubbelingsregel gebruikt wordt.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 63. Zet eerst een kruisje. 6

34

Woordpakket 2

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 2 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Oefening 4 in het Z-schrift = oefening 5 in het werkschrift. • Oefening 4 van het werkschrift is weggelaten. • Oefening 3 in het Z-schrift is nieuw.

2

oef. 2 De leerlingen sorteren woorden naar een bepaalde spellingmoeilijkheid. Zo leren ze bepaalde spellingpatronen te herkennen. In deze oefening rubriceren de leerlingen naar korte klanken: a, e, i, o en u.

Schrijf de woorden in de passende kolom. redden – tunnel – blussen – sterren – kudde – bakken – vlekken – gillen – domme – kapper – koppel – frisse – takken – volle – slimme

zatte

3

4

vette

kippen

stoppen

bussen

Maak er meer van. één stuk

twee

één mug twee

één mes

twee

één pet

twee

één trap

twee

één vlag

twee

één klok

twee

één mop twee

één bril

twee

één lip

oef. 3 en 4 De leerlingen leren de verdubbelingsregel bij transferwoorden correct toe te passen.

twee

Vul in. Schrijf het woord over. p of pp

a

t of tt

ra

en

s of ss

bo

en

l of ll

bru

en

r of rr

ste

en

el

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 2 op blz. 63. 6

STICORDITIP Laat spellingzwakke leerlingen ook in andere lessen dan de spellingles de verdubbelingsregel verwoorden. Maak ook gebruik van de wandplaat. Als er leerlingen zijn die in eenlettergrepige woorden ook verdubbelen, vraag hen dan het woord in klankgroepen te verdelen. Zo komen ze tot de conclusie dat er eigenlijk maar één klankgroep is. De regel mag alleen toegepast worden bij woorden die je in klankgroepen kunt verdelen.

PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 3 wordt de verenkelingsregel verder ingeoefend. Die kwam al aan bod in het tweede leerjaar. Een belangrijke voorwaarde om de regel te kunnen toepassen, is de verdeling in klankgroepen. Oefen verder het verdelen, gebruik tweelettergrepige woorden met een lange klank.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 2

35



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 3 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Vrije klinker in woorden waar je verenkelt

- wandplaat voor verdubbelen en verenkelen - schrijflei - werkschrift - oefenschrift - stappenblok - cd - kleurkaarten

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (oefenschrift of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden (woorden met korte klank, dus verdubbelen van de medeklinker): ze blussen, de kudde, ze redden, de spinnen, de mannen. Bespreek de schrijfwijze van elk woord. Schrijf de woorden juist op het bord. Gebruik bij de bespreking het schema voor verenkelen en verdubbelen en laat de leerlingen telkens het overeenkomstige woord uit de onthoudzin zeggen. BORDSCHEMA Apen zweven over muren kolen

tranen

af afko afkopen

peren in inha inhalen

ruzie

spraken wind windmo windmolen

PRESENTATIE/ORIËNTATIE Korte klanken Schrijf op het bord het onthoudzinnetje Apen zweven over muren. Onderstreep de lange klanken. Geef elke leerling een groen (korte klank) en een rood (lange klank) kaartje. Dicteer de volgende woorden en laat de leerlingen bij woorden waarin een lange klank voorkomt het rode kaartje omhoog steken. Dicteer: beter, boze, dubbel, grotten, ladder, rollen, visser, sterren, kreten, honing, buren. Bespreek telkens door elk woord in klankgroepen te verdelen en het overeenkomstige woord uit de onthoudzin te verwoorden. Verenkelingsregel Noteer op het bord: kolen, tranen, peren, ruzie, spraken. Laat de leerlingen de lange klanken zoeken. Onderstreep in elk woord die ene klinker. Formuleer dan samen de verenkelingsregel. Daarna doe je dat met het schema voor het verenkelen en verdubbelen. Hoor je op het einde van de eerste klankgroep een lange klank, dan schrijf je één klinker en één medeklinker. Samengestelde woorden Dicteer afkopen. Laat de leerlingen het woord hakken en schrijf de verschillende klankgroepen op het bord (af-ko-pen). Bespreek elke klankgroep en concludeer dat het enkel bij ko is dat ze op het einde een lange klank horen. Daar moeten ze dus één klinker en één medeklinker schrijven. Bespreek op dezelfde manier: inhalen (in-ha-len), windmolen (wind-mo-len). Spellingweter: de leerlingen onderstrepen de lange klank en die ene klinker van elk woord uit het woordpakket. Herhaal nog eens de verenkelingsregel en het onthoudzinnetje. Kleur ook het pictogram van de voorkeurstrategie.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 3

37


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 3 Spelling 1 week

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal – interactieve oefeningen Geef elke leerling een groen en een rood kaartje. Lees de volgende woorden voor. Telkens als de leerlingen een woord horen met een lange klank, steken ze het rode kaartje omhoog. Lees: de flessen, duren, hele, de kabels, keken, de rommel, de muziek, de druppel, proper, pure, toverde, vlogen, de knuffel. Laat de leerlingen van elk woord uit het woordpakket het overeenkomstige woord uit de onthoudzin verwoorden. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Bij twijfel laat je de leerlingen nog eens de regel i.v.m. verenkelen toepassen op de woorden.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking met stappenblok) Dicteer: - losse woorden: ze aten, ze bleven, boze, de molens - zinnen: Hij toverde zeven lakens uit zijn hoed. Ze vlogen naar de hoge kabels. pakket

transfer

losse woorden

aten, bleven, boze

molens

in zinsverband

vlogen, kabels, toverde

zeven, hoge, lakens

6

4

leestekens totaal ‌ / 10

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2 Vul aan met een woord uit het woordpakket.

Schrijf de hele zin nog eens over. De apen

_______________________________________________________________

naar ons met grote ogen.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Adam

_______________________________________________________________

een konijn uit zijn hoed.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Clara krijgt hoofdpijn van die luide

_______________________________________________________________

.

oef. 2 Zinnen een juiste betekenis geven door het correcte woord in te vullen

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Die jongen maakt veel

_______________________________________________________________

met zijn broer.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De duiven

_______________________________________________________________

uit hun til.

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

3

Zoek de woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep. Onderstreep ze en schrijf ze op. Kom je zaterdag naar de film?

_________________________________________________________________________

Hans en ik drogen de vaat af.

_________________________________________________________________________

Wij zwaaien naar onze buren.

_________________________________________________________________________

Het kleine meisje zwemt al honderd meter.

_________________________________________________________________________

Mieke leest beter dan haar zus.

_________________________________________________________________________

oef. 3 Transferwoorden identificeren waarbij de verenkelingsregel toegepast wordt. De andere woorden zijn woorden met een korte of een andere klank.

4 Schrijf een passend rijmwoord op.

vuren

___________________________________________________________

leren

___________________________________________________________

kazen

___________________________________________________________

noten

___________________________________________________________

boren

___________________________________________________________

zeven

___________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 64. Zet eerst een kruisje. 8

38

Woordpakket 3

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 3 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Oefening 4 en 5 in het Z-schrift = oefening 3 en 4 in het werkschrift. • Oefening 3 in het Z-schrift is nieuw. • Voor sommige leerlingen is het moeilijk om de klankgroepen te herkennen. Besteed hier zeker extra aandacht aan tijdens de herhaling van de regel.

2

De apen

naar ons met grote ogen.

Adam

een konijn uit zijn hoed.

Clara krijgt hoofdpijn van die luide

.

Die jongen maakt veel

met zijn broer.

De duiven

3

4

oef. 2 Zinnen een juiste betekenis geven door het correcte woord in te vullen

Vul aan met een woord uit het woordpakket.

oef. 3 en 4 Woorden met een verenkeling identificeren, zowel op woordals op zinsniveau

uit hun til.

Kleur de kaartjes met een lange klank aan het einde van de klankgroep rood.

wereld

blauwe

kopen

proper

lachen

poorten

tranen

kabels

mannen

muziek

oef. 5 Auditieve vaardigheden: het fonologisch bewustzijn wordt gestimuleerd door leerlingen actief op zoek te laten gaan naar eindrijm.

Waar hoor je een lange klank aan het eind van een klankgroep? Schrijf die woorden op. Kom je zaterdag naar de film? Hans en ik drogen de vaat af. Wij zwaaien naar onze buren. Het kleine meisje zwemt al honderd meter.

5

Schrijf een passend rijmwoord op. uren

leren

kazen

noten

boren

zeven

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 3 op blz. 64. 8

STICORDITIP Laat spellingzwakke leerlingen ook in andere lessen eens verwoorden waarom je de verenkelingsregel toepast.

PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 4 is er integratie van de verdubbelings- en verenkelingsregel. Beide regels werden in de vorige twee woordpakketten ingeoefend. Het is belangrijk dat de leerlingen correct in klankgroepen kunnen verdelen en dat ze het schema correct kunnen gebruiken. Oefen met zwakke leerlingen nog eens het verdelen in klankgroepen en vraag hen ook in niet-taallessen de regels toe te passen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 3

39



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Integratie van de verdubbelings- en verenkelingsregel

- schrijflei - werkschrift - stappenblok - oefenschrift - wandplaat verdubbelen en verenkelen - kleurkaarten - wandplaat met banaanwoorden

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (oefenschriftje of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden. Laat de leerlingen telkens het juiste kleurkaartje omhoog steken. de muren (rood, net als muren uit de onthoudzin), ze vallen (groen, net als zatte uit de onthoudzin), de kikker (groen, net als kippen uit de onthoudzin), ze eten (rood, net als zweven uit de onthoudzin), de karren (groen, net als zatte uit de onthoudzin) BORDSCHEMA verdubbelen dolle midden katten knuffel nummer weg wegro wegrotten banaan

verenkelen kraken oven meter dode wapens af afha afhalen

lawaai

weg wegsto wegstoppen paleis

PRESENTATIE/ORIËNTATIE Maak op het bord twee kolommen (verenkelen – verdubbelen). Dicteer: dolle, kraken, oven, midden, meter, katten, knuffel, dode, nummer, wapens. Laat de leerlingen om de beurt een woord in de juiste kolom schrijven en verwoorden waarom ze dat woord daar schrijven (= regel verwoorden). Samengestelde woorden Dicteer wegrotten. Laat de leerlingen het woord hakken en schrijf de verschillende klankgroepen op het bord. Bespreek elke klankgroep en concludeer dat het enkel bij ro is dat ze op het einde een korte klank horen. Hier schrijven we dus één klinker en twee medeklinkers. Bespreek op dezelfde manier afhalen en wegstoppen. Banaanwoorden Schrijf de volgende woorden op het bord: banaan, lawaai, paleis. Vertel de leerlingen dat je bij sommige woorden niet mag verdubbelen. Het zijn uitzonderingen. We noemen die woorden banaanwoorden. Je moet de schrijfwijze van die woorden onthouden (zie plaat). Spellingweter: vooraleer je de spellingweter bestudeert, laat je de leerlingen de woorden met een open lettergreep in het kader met de pakketwoorden met rood omcirkelen, en die met een gesloten lettergreep met groen. De leerlingen verwoorden waarom ze dat doen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 4

41


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal – interactieve oefeningen Geef elke leerling een rood en een groen kaartje. Lees de volgende woorden voor en laat hen telkens het overeenkomstige kleurkaartje omhoog steken: felle, brutaal, lippen, hemel, toffe, slaven, hadden, probeer, katten, lekker, breken. Laat hen ook het overeenkomstige woord uit de onthoudzin verwoorden. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Verzamel de zwakke spellers rond de instructietafel en begeleid hen bij het oplossen van de oefeningen in het werkschrift. Verwijs geregeld naar de wandplaat met de verenkelings- en verdubbelingsregel die in de klas hangt.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking met stappenblok) Dicteer: - losse woorden: dolle, felle, ze hadden, de kassa, de walvissen, goedkope - zinnen: Harde noten kraken. Kun jij al een aardappel schillen? pakket

transfer

losse woorden

dolle, felle, hadden

kassa, walvissen, goedkope

in zinsverband

kraken

noten, schillen, aardappel

4

6

leestekens totaal ‌ / 10

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2 De letters van de pakketwoorden staan door elkaar. De eerste letter is

onderstreept. Schrijf het goede woord op de invullijn.

3

a

t

u

b

a

l

r

______________________________________________________________________________________________________

u

l

f

f

k

e

n

______________________________________________________________________________________________________

n

p

a

w

e

s

______________________________________________________________________________________________________

k

l

e

k

r

e

______________________________________________________________________________________________________

Kleur het juiste vakje zodat je een goed woord bekomt. Schrijf het woord dan nog eens volledig over. ja s ss en

be s ss en

d a aa ken

st u uu ren

lu s ss en

li p pp en

sp e ee len

m a aa ken

scho p pp en

t o oo nen

oef. 3 Het verenkelings- en verdubbelingsschema inoefenen

4 Vul aan.

Voorbeeld: Die tas weegt zwaar. Het is een zware tas. In deze straat is het druk. Het is een De jas van Anas is rood. Het is een Mijn vriendin is tof. Het is een

______________________________________

______________________________________

______________________________________

Die boomstam is dik. Het is een

straat.

jas.

vriendin.

______________________________________

oef. 2 De letters staan door elkaar. In deze oefening moet de lettervolgorde gecontroleerd worden.

oef. 4 Bijvoeglijke naamwoorden verlengen met toepassing van het schema voor verenkelen en verdubbelen

boomstam.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 64. Zet eerst een kruisje. 10

42

Woordpakket 4

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Oefening 2 in het Z-schrift is nieuw. • Oefening 2 van het werkschrift is weggelaten.

2

oef. 2 De leerlingen sorteren woorden naar een bepaalde spellingmoeilijkheid. Zo leren ze bepaalde spellingpatronen te herkennen. In deze oefening rubriceren de leerlingen woorden naar verenkeling en verdubbeling.

Schrijf de volgende woorden in de juiste kolom. slaven – hadden – felle – dode – probeer – katten – knuffel – brutaal

verenkelen

3

4

verdubbelen

Kleur het juiste vakje. Schrijf het woord over. ja s ss en

be s ss en

d a aa ken

st u uu ren

lu s ss en

li p pp en

sp e ee len

m a aa ken

scho p pp en

t o oo nen

oef. 3 en 4 De leerlingen leren de verenkelings- en verdubbelingsregel correct toepassen bij transferwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Vul aan. Voorbeeld: Die tas weegt zwaar. Het is een zware tas. In deze straat is het druk. Het is een De jas van Anas is rood. Het is een Mijn vriendin is tof. Het is een Die boomstam is dik. Het is een

straat. jas. vriendin. boomstam.

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 4 op blz. 64. 10

STICORDITIP Laat de spellingzwakke leerlingen ook in andere lessen verwoorden waarom ze bij bepaalde woorden verenkelen of verdubbelen. Laat die leerlingen ook oefenen op de computer of met de oefenkaarten.

PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 5 komen twee- of meerlettergrepige woorden met een ‘andere’ klank aan bod. Bespreek met de spellingzwakke kinderen al eens dergelijke woorden.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 4

43



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 5 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

De regel voor woorden met ‘andere’ klank

- schrijflei - werkschrift - stappenblok - oefenschrift - wandplaat met verdubbelings- en verenkelingsregel - kleurkaarten

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (oefenschrift of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden: de stenen (lange klank, verenkelen), grappig (korte klank, verdubbelen), de jassen (korte klank, verdubbelen), de regen (lange klank, verenkelen). BORDSCHEMA korte klank mussen takken

lange klank talen sturen

andere klank boerin gevoel brieven beleefd keuze stroomde

verdubbelen

verenkelen

doe gewoon

be beta betalen

ver verlie verliezen

be beleef beleefde

ver verlo verlossen

ver verdien verdiende

speel speelplaats

PRESENTATIE/ORIËNTATIE Maak op het bord drie kolommen. Dicteer: mussen, talen, boerin, brieven, takken, keuze, gevoel, beleefd, sturen, stroomde. Laat de leerlingen om de beurt een woord in de juiste kolom schrijven en verwoorden waarom ze dat woord daar schrijven (= regel verwoorden). Er is een probleem bij boerin. Laat de leerlingen het woord verdelen in klankgroepen. Ze ontdekken dat de onthoudzinnen voor verenkelen en verdubbelen hier niet passen. Je hoort een ‘andere’ klank. Je schrijft het woord ‘gewoon’. Bespreek op dezelfde manier brieven, keuze, gevoel, beleefd en stroomde. Toon de wandplaat met de regel en de nieuwe onthoudzin Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … Herhaal de kleuren van de vorige lessen. De ‘andere’ klank blijft wit. Meerlettergrepige en samengestelde woorden Dicteer betalen. Laat de leerlingen het woord hakken en schrijf de verschillende klankgroepen op het bord. Bespreek elke klankgroep. Bespreek op dezelfde manier verliezen, beleefde, verlossen, verdiende en speelplaats. Spellingweter: kleur het pictogram van de voorkeurstrategie.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 5

45


accent

Woordpakket 5 Spelling 1 week

Blok Leerdomein Blokduur

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Geef elke leerling een groen, een rood en een wit kaartje. Lees de volgende woorden voor en laat de leerlingen telkens het overeenkomstige kleurkaartje omhoog steken. Lees: felle, brutaal, lippen, hemel, toffe, slaven, hadden, probeer, katten, lekker, breken, boerin, beleefd. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Bied spellingzwakke leerlingen nog eens een stukje tekst aan. Laat hen een aantal woorden met een ‘andere’ klank opzoeken. Bespreek grondig.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking met stappenblok) Dicteer: - losse woorden: leuker, het gevoel, de moorden, het beroep - zinnen: Er lopen gemene boeven in de steden rond. De postbode brengt de brieven. pakket

transfer

losse woorden

leuker, gevoel, moorden

beroep

in zinsverband

boeven, brieven

postbode, gemene, lopen, steden

5

5

leestekens totaal … / 10

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2 Vul aan met een woord uit het woordpakket.

De kleuters spelen op de De

Het water Zaterdag We

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

________________________________________________________________

.

ontsnapten uit de gevangenis. heel hard.

we feest.

van de heerlijke taart.

oef. 2 Het leesbegrip oefenen en pakketwoorden in zinnen invullen

3 Schrijf de zinnen over en onderstreep alle pakketwoorden.

De boerin woont in een mooie hoeve. ___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Dit geheim vertel ik aan niemand.

oef. 3 Zinnen correct overschrijven en pakketwoorden herkennen

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Winnen is leuker dan verliezen. ___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

De postbode steekt de brieven in de brievenbus. ___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Ik verdiende veel geld in dat bedrijf.

oef. 4 Een typische identificatieoefening

___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4 Onderzoek de klankgroepen van de onderstreepte woorden.

Schrijf de woorden waar je op het einde van de eerste klankgroep een andere klank hoort, correct over. Mijn neef heeft een toffe bromfiets. ____________________________________________________________________________________________________

Wij spelen in de hutten rond de hoeve. De duif heeft een gebroken vleugel.

___________________________________________________________________________________________

__________________________________________________________________________________________________

Kleine kinderen kennen geen gevaar.

______________________________________________________________________________________________

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 65. Zet eerst een kruisje. 12

46

Woordpakket 5

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 5 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT

2

Vul aan met een woord uit het woordpakket. De kleuters spelen op de De

.

Het water

heel hard.

Zaterdag

we feest.

We 3

oef. 2 Zinnen een juiste betekenis geven door het correcte woord in te vullen

ontsnapten uit de gevangenis.

van de heerlijke taart.

Schrijf de zinnen over. Onderstreep alle pakketwoorden. De boerin woont in een mooie hoeve.

oef. 3 Door zinnen te kopiĂŤren leren de kinderen nauwkeurig te werken. Ze gaan gericht op zoek naar woorden uit het woordpakket.

Dit geheim vertel ik aan niemand.

Winnen is leuker dan verliezen.

De postbode steekt de brieven in de brievenbus.

oef. 4 Woorden met een andere klank aan het einde van de klankgroep identificeren

Ik verdiende veel geld in dat bedrijf.

4

Omcirkel de woorden met een andere klank aan het einde van de klankgroep. toffe

bromfiets hutten

vleugel

spelen hoeve

kennen

gevaar

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 5 op blz. 65. 12

STICORDITIP Laat de spellingzwakke leerlingen ook in andere lessen verwoorden waarom ze bij bepaalde woorden verenkelen, verdubbelen of gewoon schrijven. Laat hen ook oefenen op de computer of met de oefenkaarten.

PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 6 komt het volledige schema van verdubbeling en verenkeling nog eens aan bod. We herhalen vooral met de spellingzwakke leerlingen het verdubbelen, verenkelen en gewoon schrijven, niet alleen in de taallessen maar ook naar aanleiding van schrijfactiviteiten in andere leerdomeinen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 3

Woordpakket 5

47


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.