a&m magazine 2 2011

Page 1

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN ARBEID EN MILIEU VZW • JAARGANG 2011 • NR 2 • APRIL - MEI - JUNI

ArbeidÊ&ÊMilieu

België-Belgique PB Brussel 5 P209314

magazine

Dossier energie • Een sociaal-rechtvaardige transitie naar 100% hernieuwbare energie • Wie windmolens bouwt, krijgt de wind vanvoren Is meer klimaatambitie een bedreiging voor jobs en economie?

Afgiftekantoor: 1050 Brussel 5 | Afzender: A&M, Edinburgstraat 26, 1050 Brussel


INHOUD

Inhoud MAGAZINE is een driemaandelijkse uitgave van Arbeid & Milieu vzw Edinburgstraat 26 - 1050 Brussel Tel. (02) 894 46 53 secretariaat@a-m.be • www.a-m.be Het secretariaat van Arbeid & Milieu vzw is op alle gewone werkdagen, van 9u tot 17u bereikbaar. Redactie: Edinburgstraat 26 - 1050 Brussel Druk: De Wrikker Lay-out: www.x-oc.com Foto cover: © Thijs Calu Arbeid & Milieu Magazine is een initiatief van Arbeid & Milieu vzw. Arbeid & Milieu vzw is een samenwerkingsverband waarin de arbeidersbeweging en de milieubeweging paritair vertegenwoordigd zijn. De arbeidersbeweging is momenteel vertegenwoordigd door het ABVV, ACV en ACLVB. De milieubeweging wordt vertegenwoordigd door de Bond Beter Leefmilieu. A&M Magazine biedt, aan de hand van reportages, interviews, achtergrondartikels, columns en praktische tips, informatie over thema’s die zich situeren op het raakvlak tussen arbeid en milieu. Om de band tussen arbeid en milieu aan te tonen en te bevorderen. Want wij denken dat het absoluut noodzakelijk is om sociaal en ecologisch welzijn met elkaar te verzoenen. Zonder dat geen duurzame ontwikkeling. Een jaarabonnement op A&M Magazine kost e 17,50. U kunt zich abonneren door dit bedrag te storten op het rek.nr. Fortis 001-1495955-97, met vermelding ‘Abonnement 2011’. Geef ons ook je exacte adres en contactgegevens door via mail of telefoon en laat weten of je een factuur wenst. Geïnteresseerd in een proefnummer van A&M Magazine? Contacteer ons op tel: 02/894.46.53 of secretariaat@a-m.be Arbeid & Milieu vzw bestaat sinds 1988 en bracht voorheen ‘Arbeid en Milieu Nieuws’ uit. Redactieraad: Thijs Calu, Bert De Wel, Dominique Kiekens, Suzanne Kwanten, Sara Neirynck, Joris Van Damme, Sara Van Dyck, Kris Van Eyck, Pieter Verbeek en Timothy Wyffels. VU: Joris Van Damme Edinburgstraat 26 - 1050 Brussel Arbeid & Milieu Magazine is gedrukt op kringlooppapier. Het binnenwerk wordt gedrukt met vegetale inkt. De redactie is niet gebonden door de inhoud van de opgenomen advertenties. Mits voorafgaande toestemming mogen artikels overgenomen worden. Dit kan alleen maar de betere verspreiding van milieu-informatie in al zijn facetten ten goede komen.

2

am

| arbeid & milieu

3 4

Redactioneel Hoe de strijd voor een beter leefmilieu en die voor meer sociale rechtvaardigheid steeds meer één worden Verslag info- en debatavond ‘biodiversiteit werkt?! Natuurpunt bracht onlangs de publicatie ‘Biodiversiteit@Bedrijven’1 uit, een handleiding rond biodiversiteit in en rond het bedrijf, een project van Natuurpunt. De handleiding werd in het vorige magazine reeds voorgesteld. Op 15 maart kwam Benno Geertsma (beleidsmedewerker Natuurpunt) de handleiding toelichten.

9

Een sociaal-rechtvaardige transitie naar 100% hernieuwbare energie Indien we voortdoen zoals we nu bezig zijn, dreigen we af te stevenen op een opwarming met 4°C. Willen we de klimaatopwarming beperken tot 2ºC, dan ligt er nog gigantisch veel werk op de plank. Sara Van Dyck (beleidsmedewerker BBL) legt uit hoe we op een sociaal rechtvaardige manier kunnen werken aan een toekomst met 100% hernieuwbare energie.

13

Wie windturbines bouwt, krijgt de wind vanvoren Tom Willems (Ecopower) geeft een beeld van de moeilijkheden waar windenergie in Vlaanderen mee te kampen heeft. Geen wonder dat Vlaanderen mijlen ver achterop loopt in de ontwikkeling van windenergie ten opzichte van Wallonië...

18

Zonnepanelen ja, maar hoe zit dat nu met die groenestroomcertificaten? De voorbije maanden stonden de kranten bol van het nieuws over de kost van zonneenergie. De slogan “we betalen te veel voor de zonnepanelen van onze buurman” is ondertussen al hét begrip van 2011. Met dit artikel, dat het standpunt van de BBL hierover samenvattend weergeeft, willen we het debat over de ondersteuning van zon

22

Naar een slim elektriciteitsnetwerk? Over de uitbouw van een ‘Smart Grid’ en slimme meters De laatste tijd duikt de term ‘Smart Grid’ steeds vaker op in het energiedebat. Maar wat houdt zo’n intelligent elektriciteitsnetwerk nu juist in? Wat zijn de voordelen? En wat is de rol van slimme meters in dit verhaal? nepanelen kaderen.

24

Is meer klimaatambitie een bedreiging voor jobs en economie? Waar staat Vlaanderen als het erop aankomt klimaat en economie te verzoenen? Greenpeace, WWF, BBL en 11.11.11 brachten op 14 juni vijf experts samen in het Vlaamse Parlement om een antwoord te vinden op de vraag of een reductie van 30% uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 een haalbare kaart is. Is dit een doodsteek voor onze welvaart? Of is het net het begin van een nieuw economisch project waar we beter uitkomen?

28

Ecobouwers opendeur ‘Ecobouwers Opendeur’ zijn opendeurdagen in energievriendelijke woningen. Dat gaat van lage-energiewoningen die half zoveel energie verbruiken als een gemiddelde nieuwbouwwoning in Vlaanderen, tot passiefhuizen die het energieverbruik tot een tiende beperken. Dit jaar gaat het evenement door op 5 & 6 en 11, 12 & 13 november.


REDACTIONEEL

Hoe de strijd voor een beter leefmilieu en die voor meer sociale rechtvaardigheid steeds meer één worden

A

Arbeid & Milieu vond de tijd rijp om het onderwerp duurzame energie nog eens grondig uit te spitten. Het onderwerp blijft immers zeer actueel en er is de laatste maanden heel wat rond te doen geweest. Er is natuurlijk het aanslepende nucleaire drama in Fukushima. Er was Duitsland, dat besliste om niet langer de nucleaire risico’s te tolereren en met de radicale keuze voor een pad naar 100% duurzame energie het enorme economische potentieel en tienduizenden bijbehorende extra jobs gaat benutten. De discussie over de groenestroomcertificaten voor de zonnepanelen van de buurman laaide hoog op in ons aller Vlaanderen. Terwijl 72 multinationals de besluiteloze EU smeken om méér klimaatambitie te tonen - omdat dat goed blijkt voor onze economie - bereikte de wereldwijde CO2 uitstoot in 2010 een nieuwe recordhoogte. Omdat het afgelopen winter een beetje frisser was dan anders en onze verwarming overuren moest draaien, moet Vlaanderen plots tot 281 miljoen euro ophoesten om de resulterende extra uitstootkredieten mee te financieren. Nog maar enkele dagen voordien stond het bericht in alle kranten dat de 200 miljoen euro die Vlaanderen veil heeft voor het Vlaams Energiebedrijf veel te weinig is om de eigen Vlaamse ambities waar te maken. Bijzonder cynisch eigenlijk, want één van die gefnuikte ambities is net om onze energieverslindende huizen energiezuiniger te maken, waardoor we minder zouden moeten stoken en… minder uitstootrechten zouden moeten kopen.

En dan was er natuurlijk Luc Coene, gouverneur van de Nationale Bank (NB), die waarschuwde dat de index onze groei bedreigt. “We moeten hier iets aan doen” vindt Coene, want “het is echt onverantwoord dat de lonen in ons land sneller stijgen dan het gemiddelde van de buurlanden”. En dat is dan weer slecht voor onze concurrentiekracht. Daarom is de NB een studie begonnen, om te kijken of we die index niet wat kunnen “aanpassen”, lees: snoeien in de koopkracht van de loontrekkenden. En wat heeft dit nu weer met energie te maken, vraagt u zich nu af? Wel, dat heeft alles met energie te maken. Even googelen levert al snel het niet oninteressant werkstukje op van de Nationale Bank zelf, getiteld “Inflatieverschil tussen België en de drie voornaamste buurlanden en mogelijke gevolgen daarvan voor het concurrentievermogen”. En wat staat daar in? Dat onze inflatie zo hoog is omdat we veel meer dan onze buurlanden gevoelig zijn voor prijsstijgingen van energie. Dat komt omdat we er meer van gebruiken dan in onze buurlanden (bv. voor onze slecht geïsoleerde huizen te verwarmen en een aantal inefficiënte productieprocessen in onze industrie te laten draaien), en omdat we er meer aan betalen dan onze buurlanden (omdat bv. prijzen van elektriciteit en gas veel meer en veel sneller dan in de buurlanden de prijzen van de olie volgen). Dat zorgt op zijn beurt voor een prijsstijging van zowat alle producten. En om de koopkracht te vrijwaren, is er gelukkig nog de indexering van de lonen die volgt op een stijging van de zogenaamde gezondheidsindex. In die gezondheidsindex, een groep van producten en diensten die belangrijk zijn in een gezinsbudget, zit geen benzine of diesel, maar wel gas, stookolie en elektriciteit. En dus stijgen onze lonen en daalt onze concurrentiekracht. Reactie van de gouverneur? Snoei in die stijging van de lonen door de index te herbekijken. Zou het economisch, sociaal en ecologisch niet veel logischer zijn om eindelijk eens werk te maken van een ambitieus beleid dat ons bevrijdt van die verslaving aan geïmporteerde, onduurzame energie en dure elektriciteit van een monopolist? Dan hoeven die prijzen niet te stijgen, wordt onze koopkracht gevrijwaard, onze concurrentiepositie veilig gesteld en de natuur gespaard.

Jorre Van Damme coördinator A&M

am

| arbeid & milieu

3


  4 Handleiding B@B Cover

am | arbeid arbeid & & milieu


INTERVIEW

Verslag info-en debatavond

‘Biodiversiteit Werkt?!’

Natuurpunt bracht onlangs de publicatie ‘Biodiversiteit@Bedrijven’1 uit, een handleiding rond biodiversiteit in en rond het bedrijf, een project van Natuurpunt. De handleiding werd in het vorige magazine reeds voorgesteld. Op 15 maart kwam Benno Geertsma (beleidsmedewerker Natuurpunt) de handleiding toelichten.

T

Teloorgang biodiversiteit en economische activiteit: hand in hand?

We laten echter eerst Kristof Debrabandere (beleidsmedewerker BBL) aan het woord, die vanuit de milieubeweging extra wil benadrukken waarom biodiversiteit ook voor het voortbestaan van sommige economische activiteiten belangrijk kan zijn. De laatste jaren is de bio-economie in opmars, denk maar aan het verwerken van biomassa voor het opwekken van energie. Dergelijke activiteiten hebben nood aan een zekere biodiversiteit. Voor veel bedrijven is duurzaam ondernemen in zijn meest simpele vorm het beheren van risico’s op lange termijn. Eén van die risicofactoren is biodiversiteit. Bepaalde diensten komen in het gedrang als de biodiversiteit vermindert. Zo zorgt de overbevissing – wat een groot biodiversiteitsverlies betekent - voor strenge quota voor de visserijsector. Deze maatregelen hebben een reële impact op de sector, maar zijn nodig, want niets doen zou de hele sector onderuit halen. Een ander voorbeeld zijn de grote theeplantages, die tegenwoordig zwaar inzetten op een duurzaam waterbeheer met de nodige aandacht voor het behoud van biodiversiteit, net om hun producten te kunnen blijven produceren.

Handleiding biodiversiteit@ bedrijven

De handleiding kun je downloaden op www.natuurpunt.be/ bedrijven

1

Benno legt ons uit dat het horen van de term biodiversiteit bij vele bedrijven de reactie ‘ja, en dan?’ oproept. Men wil wel aandacht besteden aan zaken als energiebesparing, omdat dit ook een direct financieel voordeel oplevert, maar bij het investeren in biodiversiteit is die link minder direct en minder zichtbaar aanwezig. Het is dus van belang de nodige argumenten voor bedrijven op te lijsten, en goede praktijkvoorbeelden aan te halen, om ondernemingen aan te zetten om hierop in te zetten. De hand-

leiding toont aan dat een verscheidenheid aan kleine acties bedrijven kan helpen om het verhaal concreet te maken. Benno’s ervaring is bovendien dat veel projecten rond biodiversiteit bij ondernemingen, starten bij individuele werknemers. Hij stelt biodiversiteit voor als een blokkentoren: als er enkele elementen (soorten) verdwijnen stort de blokkentoren (ecosysteem) in. Vele bedrijventerreinen die tijdelijk niet benut worden, worden niet ecologisch beheerd, terwijl deze echter als groene stapstenen kunnen functioneren in het zeer versnipperde Vlaanderen. Door bv. een maaibeheer toe te passen die de biodiversiteit doet toenemen, kun je tot zeer waardevolle tijdelijke natuur komen.

Greenwashing Benno is zich bewust van dé valkuil bij deze thematiek, namelijk het ‘greenwashen’ van een bedrijf door een kleine actie rond biodiversiteit, en de communicatie hierrond die het bedrijf groener kan doen lijken dan het werkelijk is. Daarom probeert Natuurpunt naast de acties rond biodiversiteit, bedrijven ook zover te krijgen dat ze de ganse keten aanpakken. Ook zaken als het gebruik van duurzame grondstoffen (denk bv. aan FSC-gelabeld hout) en groene energie worden gestimuleerd. Het blijkt echter moeilijk om bedrijven dergelijke zaken op te leggen, wat het verhaal er niet makkelijker op maakt. Ook de activiteit van een bedrijf op zich kan voor de nodige ethische dilemma’s zorgen. Een concreet voorbeeld: moet Natuurpunt ook bedrijven als FN Herstal, een wapenproducent, meenemen in dit verhaal? Ook bij de deelnemers van de info-avond komt de nodige bezorgdheid naar boven rond deze moeilijke evenwichtsoefening.

Wetgeving Een ander pijnpunt in deze thematiek is de wetgeving. De huidige wetgeving stimuleert bedrijven op geen enkele manier om aandacht te hebben voor biodiversiteit. Integendeel, wanneer bedrijven hun terreinen wel op een ecologisch waardevolle manier inrichten, ‘riskeren’ ze het ontstaan van zeldzame soorten op hun terrein, waardoor ze in de nodige compensatiemaatregelen moeten voorzien als ze met die terreinen nog iets willen aanvangen. Dit vormt voor bedrijven uiteraard een extra kost, wat hen tegenhoudt om te investeren in biodiversiteit. En zo wint niemand bij een ecologisch waardevolle inrichting. Binnen dit project wil Natuurpunt bedrijven niks opleggen, buiten het project lobbyet Natuurpunt uiteraard wel voor een duidelijke, correcte en biodiversiteitsstimulerende wetgeving bij de beleidsmakers. Een andere manier om dit probleem te onderscheppen is het inrichten van een ecologische structuur binnen een groter gebied (dus niet op het beperkte niveau van één bedrijf), waarbinnen gecompenseerd kan worden. In het havengebied am

| arbeid & milieu

5


INTERVIEW

“Biodiversiteit is een risicofactor op lange termijn. Hierin investeren is een vorm van duurzame beleidsvoering”, aldus Kristof Debrabandere (beleidsmedewerker BBL).

van Antwerpen werd deze techniek succesvol geïmplementeerd, door een samenwerking tussen bedrijven en Natuurpunt. Dit geeft aan de bedrijven een juridische rechtszekerheid.

Waarom moet een bedrijf inzetten op biodiversiteit?

6

Voorgaande zou kunnen laten uitschijnen dat er voor bedrijven maar weinig argumenten zijn om voor een biodiversiteitsbeleid te kiezen. Toch kunnen bedrijven hier op verschillende manieren voordeel uit halen. • Vooreerst zijn bedrijven tegenwoordig sterk bezig met hun imago, en als dat vergroend kan worden, is dat mooi meegenomen. Uiteraard moeten we hierbij de valkuil van greenwashing in het oog houden. • Een andere belangrijke motivatie voor ondernemingen is het uitsparen van kosten. Een grasveld dat wekelijks gemaaid en onderhouden moet worden kost immers pakken meer dan een bloemenweide die 2x per jaar gemaaid moet worden. Ook door het vermijden van pesticiden kan een bedrijf kosten besparen. • Investeren in een groendak, in combinatie met zonnepanelen brengt niets dan financiële en ecologische voordelen met zich mee. Zo zorgt een groendak voor een extra isolatielaag op het am

| arbeid & milieu

dak, wat energiekosten bespaart. Bovendien houden dergelijke daken het regenwater vast, wat voorkomt dat dit water versneld in de riolen terechtkomt, wat problemen oplevert voor waterzuiveringsinstallaties (door een te sterke verdunning van het afvalwater). De combinatie met zonnepanelen zorgt voor een dubbel voordeel. • Studies wezen uit dat werknemers die in een groene omgeving werken gelukkiger zijn, minder stress hebben en minder ziek zijn. Een voordeel voor zowel de werkgever als de werknemer dus! • In Nederland wordt de visie van Robert Snep alvast zeer goed onthaald. Deze landschapsecoloog helpt bedrijven bij het duurzaam inrichten van hun terreinen en wordt tegenwoordig door heel wat bedrijven gecontacteerd. Het thema zit dus in Nederland alvast in de lift. • Deze, en nog vele andere argumenten vind je ook terug in de handleiding. De vraag wordt gesteld of bijvoorbeeld ook een bedrijf als de NMBS iets met dit thema kan doen. Benno antwoordt dat ze Natuurpunt nu reeds in samenwerking met de NMBW enkele spoorwegbermen natuurlijk beheert. Momenteel brengt de NMBS voor heel Vlaanderen in kaart waar dergelijke projecten mogelijk zijn. Wel is het zo dat nog steeds veel spoorwegbermen (overmatig) gesproeid worden. Hierbij speelt voor de NMBS het argument van de veiligheid. In elk geval worden reeds stappen in


INTERVIEW ©Pia Zanetti, Green Roof Competence Centre ZHAW

Investeren in een groendak in combinatie met zonnepanelen, brengt niets dan financiële en ecologische voordelen met zich mee.

de goede richting gezet. Meer info over projecten rond biodiversiteit (en andere aspecten van duurzaamheid) bij de spoorwegen vind je op www.railduurzaamheid.be

En de vakbonden? Welke rol spelen de vakbonden in dit verhaal? Dat krijgen we te horen van Bert De Wel, adviseur bij de studiedienst van het ACV. Bert toont ons een slide met 3 cirkels (natuur, milieu en ecologie), die de blik van verschillende organisaties weerspiegelt. De vakbonden sluiten meestal aan bij de traditionele werking rond milieu, maar tegenwoordig wordt ook erkend dat natuur een sociaal thema is. Bert merkt op dat er in deze thematiek een onderscheid gemaakt kan worden tussen de macro-aanpak en de micro-aanpak. De macrovisie vinden we bijvoorbeeld terug in het UNEP rapport over groene economie, waarin ecosystemen centraal staan. Deze zorgen immers voor klimaatbescherming, ze leveren essentiële diensten (voedselproductie, watervoorziening, bescherming tegen natuurrampen,…), en dragen bij tot welzijn en armoedebestrijding. Het UNEP wil ecosystemen beter beschermen door een prijs te plakken op ecosysteemdiensten en de kost van biodiversiteitsverlies en – degradatie te meten. Deze gegevens moeten meegenomen worden in ons economisch model (berekening BBP, heffingen, subsidies,...).

Deze macro-aanpak vinden we ook terug in de congresteksten van het ACV (2010). Zo ijvert men voor maatregelen die de uitputting van de grondstofvoorraden en de natuurlijke rijkdommen voorkomen, met het oog op een zware beperking van de ecologische voetafdruk. Verder pleit men op macro-vlak voor andere maatstaven dan het BBP om welvaart, groei en vooruitgang te meten, met ook aandacht voor de kwaliteit van het leven, voor het milieu en voor de verdeling van de welvaart. De microvisie komt minder aan bod in de congresteksten, maar wordt niet achterwege gelaten: er wordt gepleit voor aandacht voor verschillende duurzaamheidscriteria bij de inrichting van nieuwe bedrijventerreinen. Waar mogelijk zou een groene buffer voorzien moeten worden tussen het bedrijventerrein en de omgeving. Bert benadrukt ook nog eens dat we op onze hoede moeten zijn voor greenwashing en vraagt aandacht voor een aanpak van structurele oorzaken die een vergroening van de economie verhinderen, via een rechtvaardige transitie (just transition). Bert besluit met het feit dat elke positieve stap die gezet kan worden het verdient om ondersteund te worden. Er is immers nog veel werk aan de winkel op het vlak van bewustmaking rond milieu en natuur. Thijs Calu educatief medewerker Arbeid & Milieu am

| arbeid & milieu

7


beleid

Dossier energie

ŠTwicepix

Een sociaal-rechtvaardige transitie naar 100% hernieuwbare energie Wie windturbines bouwt, krijgt de wind vanvoren Zonnepanelen ja maar hoe zit dat nu met die groenestroomcertificaten?

 8

am

| arbeid & milieu


DOSSIER energie | opinie

Een sociaal-rechtvaardige transitie naar 100% hernieuwbare energie Uit cijfers van het Internationaal Energie Agentschap blijkt dat de energiegerelateerde CO2-emissies in 2010 een triest record kenden. De CO 2-emissies stegen vorig jaar spectaculair in vergelijking met het crisis-jaar 2009 en lagen zelfs 5% hoger dan het vorige record uit 2008. Indien we voortdoen zoals we nu bezig zijn, dreigen we af te stevenen op een opwarming met 4°C. Willen we de klimaatopwarming beperken tot 2ºC, dan ligt er nog gigantisch veel werk op de plank. Fatih Birol, hoofdeconoom van de IEA waarschuwt dat een regelrechte klimaatramp enkel is te vermijden als overheden nu erg snel “moedige en beslissende acties ondernemen.”

I

In de eerste plaats is er nood aan een wereldwijd ambitieus en bindend klimaatakkoord dat afspraken maakt voor het terugdringen van onze CO2 emissies. Het is dan ook uitkijken naar de volgende klimaattop eind dit jaar in Zuid-Afrika. Het –voorlopig- uitblijven van een globaal klimaatakkoord mag echter geen reden zijn om bij de pakken te blijven zitten. Willen we de klimaatverandering binnen de perken houden, moet de uitstoot van broeikasgassen in Europa met 80 tot 95% dalen tegen 2050. Op een tijdsspanne van amper 40 jaar moeten we met andere woorden evolueren naar een maatschappij die zo goed als geen CO2 meer uitstoot. Geen eenvoudige opdracht. Maar wel haalbaar.

Europa moet, om ook deze langetermijndoelstelling binnen bereik te houden, haar eigen doelstelling voor de reductie van CO2 uitstoot tegen 2020 te verhogen naar minstens 30%, als opstap naar de noodzakelijke 40%. Dit speelt enkel in onze eigen voordeel: een recente studie van het Potsdam Institute for Climate Protection, Oxford University en de Sorbonne universiteit1 toont aan dat in België bij een verlaging van de CO2 uitstoot met 30%, in plaats van de geplande 20% het BBP zal stijgen tot 476 miljard dollar in plaats van 449 miljard dollar,

de werkloosheid zal dalen van 7,8% naar 5,3% en het investeringsniveau zal stijgen tot 127,7 miljard in plaats van 101,1 miljard. Naast het engagement voor stevige doelstellingen op het vlak van de reductie van de CO2 uitstoot, speelt de “decarbonisatie” van onze energiesector in de transitie naar een koolstofarme econonomie een essentiële rol. Willen we tegen 2050 quasi geen CO2 meer uitstoten, zal ons energiesysteem drastisch moeten omgevormd worden tot een systeem dat volledig draait op hernieuwbare energie. Hiervoor moeten we nu al de juiste keuzes maken. Vandaag bouwen we immers aan de energievoorziening van de toekomst.

IPCC trekt kaart van hernieuwbare energie Het belang van hernieuwbare energie wordt onderschreven door de klimaatwetenschappers van het IPCC. Het IPCC bevestigt met een nieuw speciaal rapport dat hernieuwbare energie een sleutelrol speelt in het terugdringen van de klimaatopwarming. Volgens het IPCC kan hernieuwbare energie tegen 2050 voor ongeveer 80% van onze energie instaan. Bovendien, zo stelt het IPCC, is hernieuwbare energie een drijvende kracht voor basistoegang tot elektriciteit voor de hele wereldbevolking. Maar om het volle potentieel te benutten, moet ook het beleid volgen. En daar zit nog een groot knelpunt. Liefst 120 onderzoekers - waaronder ook de Belgische professor Aviel Verbruggen - werkten mee aan het IPCC rapport dat 160 energiescenario’s analyseerde. Volgens het IPCC rapport is er wereldwijd tot 20 keer meer potentieel aan hernieuwbare energie dan wat er nodig is om aan de globale energievraag te voldoen. Volgens het meest ambitieuze scenario van het IPCC kan hernieuwbare energie tegen 2050 aan 77% van de wereldwijde behoefte voldoen. Hiermee kunnen we op 40 jaar tijd maar liefst 560 miljard ton CO2 besparen. Dit is meer dan een derde van de verwachte uitstoot over de periode 2010-2050. Bovendien speelt hernieuwbare energie een sleutelrol in een duurzame economische ontwikkeling. Zo kunnen hernieuwbare bronnen volgens het rapport ook zorgen voor een gegarandeerde basistoegang tot energie en bevoorradingszekerheid. Momenteel hebben twee miljard mensen geen toegang tot een basisvoorziening van energie. Met hernieuwbare energie kunnen ze sneller en kostenefficiënter toegang krijgen tot energie dan met conventionele bronnen. Het gigantische potentieel aan hernieuwbare energie kan volgens het IPCC alleen ten volle benut 1

http://srren.ipcc-wg3.de/report/srren-spm-fd4

am

| arbeid & milieu

9


© nj-aerial photography

DOSSIER energie | opinie

Verschillende recente studies tonen aan dat een transitie naar 100% hernieuwbare energie zowel technisch als economisch haalbaar is.

worden als politieke leiders over de hele wereld het beleid daarop afstemmen. En daar knelt momenteel het schoentje. Het rapport moet onze politici uitnodigen om hun energiebeleid grondig te herzien en voluit te gaan voor de inzet op hernieuwbare energie. Enkel zo kunnen we het klimaatprobleem ten gronde aanpakken en iedereen wereldwijd voorzien van betaalbare, zekere en duurzame energie.

100% hernieuwbare energie is mogelijk Dat het zelfs perfect mogelijk is om onze samenleving te laten draaien op 100% hernieuwbare energie, wordt aangetoond door verschillende studies. Uit een studie van het energieconsultancy-bureau Ecofys in opdracht van WWF2 blijkt dat we tegen 2050 zo goed als al onze energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen halen. Hiervoor zullen we in de eerste plaats minder en veel efficiënter energie moeten gebruiken, daarnaast is de maximale ontwikkeling van hernieuwbare energie een sleutelelement. Op basis van de analyse van Ecofys formuleerde WWF tien aanbevelingen. Zo stelt WWF dat de overheden moeten investeren in maatregelen voor energie-efficiëntie en de uitbouw http://www.wwf.be/nl/wat-doet-wwf/lobbywerk/the-energy-report/717. http://www.pwc.co.uk/pdf/100_percent_renewable_electricity.pdf 4 http://www.greenpeace.org/belgium/nl/pers/rapporten/Battle-of-the-grids1/ 2 3

10

am

| arbeid & milieu

van hernieuwbare energie en en elektriciteitsnetwerken. Opmerkelijk is dat WWF ook pleit voor een verminderde vleesconsumptie in de OESO landen, zodat iedereen op efficiënte en volwaardige manier kan genieten van voldoende proteïnerijk voedsel. Te veel vleesconsumptie is immers zeer belastend voor het klimaat. De studie van WWF vervolledigt een steeds langer wordend lijstje van studies die aantonen dat een 100% hernieuwbare energie tegen 2050 mogelijk is. Eerder verscheen er al studiewerk van oa. Price Water house Coopers3, die aangeeft dat onze elektriciteitsproductie volledig hernieuwbaar kan zijn tegen 2050. Ook de studie “Battle of the grids”4 van Greenpeace toont aan dat grootschalige integratie van hernieuwbare elektriciteit in het Europese netwerk - tot 100% tegen 2050 - zowel technisch als economisch haalbaar is. Greenpeace toont aan dat, mits een doordachte uitbouw van het Europese elektriciteitsnetwerk, zelfs in de meest extreme klimaatomstandigheden met weinig wind en lage zonnestraling de levering van elektriciteit zal verzekerd zijn. Maar, om dit mogelijk te maken, moeten belangrijke politieke keuzes gemaakt worden. Onflexibele kerncentrales en windenergie zijn namelijk niet compatibel. Momenteel worden, in Spanje bijvoorbeeld, windturbines al regelmatig


DOSSIER energie | opinie uitgeschakeld tijdens periodes waarin veel elektriciteit wordt geleverd om voorrang te geven aan nucleaire of steenkoolcentrales omdat deze centrales zeer moeilijk kunnen afgeschakeld worden. Kiezen we voor hernieuwbare energie? Dan moeten we kernenergie en steenkoolcentrales afbouwen, stelt de studie. Gascentrales zullen aanvankelijk het grootste deel van de niet-hernieuwbare elektriciteit leveren en dienen als een flexibele reserve voor wind- en zonne-energie. Tussen 2030 en 2050 zal aardgas als brandstof dan geleidelijk worden afgebouwd en vervangen door regelbare hernieuwbare energie zoals hydro-, geothermische, geconcentreerde zonne-energie en biomassa.

Voor een transitie naar 100% hernieuwbare energie in België Dit najaar spreekt Europa zich uit over haar energievisie voor 2050. Bovenstaande studies zouden dan ook verplicht leesvoer moeten zijn voor onze beleidsmakers. Vanuit de milieubeweging pleiten we ervoor dat onze beleidsmakers volop de kaart trekken van de hernieuwbare energie. Belangrijk daabij is dat, naast de huidige hernieuwbare energiedoelstellingen voor 2020, nu ook voor 2030 worden vastgelegd om in 2050 uiteindelijk aan honderd procent te komen.

Hoe moet zo’n beleid er dan uitzien volgens de milieubeweging? • In de eerste plaats zal werk moeten gemaakt worden van een doorgedreven energiebesparingsbeleid. Vlaanderen is momenteel de meest energie-intensieve regio in Europa. Daar ligt dus nog heel wat werk op de plank. Willen we een gegarandeerde, duurzame en betaalbare energievoorziening op de lange termijn garanderen, dan kan dat enkel indien werk gemaakt wordt van een veel stevigere inzet op energiebesparing in alle sectoren. Enkel zo kunnen we een echt sociaal rechtvaardig energiebeleid vorm geven.

Duitsland als voorbeeld Ons land kan voor het uitwerken van een langetermijnvisie voor het energiebeleid, het voorbeeld nemen aan onze oosterburen. Duitsland, dat na de gebeurtenissen in Fukushima, besliste om haar kerncentrales stapsgewijs te sluiten, zet vandaag in op een echte energietransitie. Studiewerk van het Duitse © www.iisd.ca

En, niet alleen op Europees niveau moeten er keuzes gemaakt worden. Opdat België zich zou kunnen inschrijven in deze zuivere energietoekomst, hebben we ook dringend nood aan een langetermijn visie voor het Belgische energie- en klimaatbeleid. We bevinden ons immers op een sleutelmoment op het vlak van onze energievoorziening. Om, in het licht van de klimaatverandering en de uitputting van de fossiele brandstoffen, de omslag te maken naar een hernieuwbare energievoorziening moeten vandaag al de juiste keuzes gemaakt worden. Momenteel laten de vier Belgische energieministers een studie uitvoeren die onderzoekt hoe ook ons land volledig op hernieuwbare energie kan draaien tegen 2050. Deze studie zou het kader moeten vormen van een dergelijk ambitieus langetermijn energiebeleid.

Zo moeten nieuwe gebouwen veel energiezuiniger gebouwd worden en bestaande gebouwen hebben nood aan een verregaande energierenovatie. Maar ook onze ruimtelijke ordening moet slimmer georganiseerd worden zodat we met zijn allen minder autokilometers moeten afleggen. Tot slot heeft ook onze industrie nog heel wat energiebesparingspotentieel. • Daarnaast moet ons land, wil het echt kiezen voor een duurzame energietoekomst, voluit de kaart trekken van hernieuwbare energie en de wet op de kernuitstap uitvoeren. Enkel door een stapsgewijze afbouw van kernenergie, creëren we de broodnodige ruimte voor nieuwe en duurzame energiespelers op onze energiemarkt. Onze onflexibele, verouderde kernenergiecentrales die constant stroom produceren zijn niet compatibel met de verdere uitbouw van hernieuwbare energie. Willen we hernieuwbare energie nog stevig laten groeien, dan staat kernenergie dus letterlijk in de weg. • Tot slot moet werk gemaakt worden van een doordachte uitbouw van het Belgische elektriciteitsnet met het oog op een realisatie van 100% hernieuwbare energie tegen 2050 binnen Europa. In eerste instantie is – voor het transportnet – afstemming met het Europese niveau essentieel. Daarbij is de uitbouw van een “offshore netwerk” dat de windturbines op de Noordzee verbindt, essentieel. Zo kunnen regio’s die een teveel aan stroom produceren, hun elektriciteit exporteren naar regio’s waar er op dat moment vraag is voor elektriciteit. Het waait immers niet altijd overal, maar het waait altijd wel ergens.

Fatih Birol, hoofdeconoom IEA: “een regelrechte klimaatramp is enkel is te vermijden als de overheden nu erg snel moedige en beslissende acties ondernemen.”

am

| arbeid & milieu

11


DOSSIER energie | opinie

Ons land kan voor het uitwerken van een langetermijnvisie voor het energiebeleid, het voorbeeld nemen aan onze oosterburen. Duitsland, dat na de gebeurtenissen in Fukushima, besliste om haar kerncentrales stapsgewijs te sluiten, zet vandaag in op een echte energietransitie.

Fraunhofer instituut toont aan dat Duitsland tegen 2050 volledig op hernieuwbare energie kan draaien. Bovendien zal het land er ook economisch wel bij varen. In de “Visie voor een 100% hernieuwbare energievoorziening�5 toont het onderzoeksinstituut, waar 2000 wetenschappers werken rond hernieuwbare energie, wordt aangetoond hoe Duitsland tegen 2050 volledig op hernieuwbare energie kan draaien. Dit is mogelijk door in de eerste plaats sterk in te zetten op energiebesparing, daarnaast moeten wind- en zonne-energie verder uitgebouwd worden en moet voorzien worden in voldoende opslagcapaciteit en de ontwikkeling van een slim elektriciteitsnet. Uit het studiewerk blijkt ook dat de inzet op hernieuwbare energie economisch een verstandige keuze is, het zorgt ervoor dat elektriciteit, verwarming en transport ook in de toekomst betaalbaar blijven. Hernieuwbare energiebronnen zullen volgens de studie vanaf 2025 economisch rendabeler zijn dan fossiele brandstoffen. De inzet op hernieuwbare energie zal aanvankelijk een meerkost met zich meebrengen, maar na 2015 zullen de kosten snel dalen. Zo zal de elektriciteitskost aanvankelijk stijgen van 11,5 eurocent per kilowattuur vandaag tot 13,1 eurocent in 2015, maar daarna zal de prijs continu dalen tot 7,6 cent per kilowattuur in 2030 en 6,3 eurocent in 2050. In de periode 2010-2050 zal in de elektriciteits- en verwarmingssector 730 miljard euro bespaard worden.

  12

5

Bovendien zal de werkgelegenheid wel varen bij de inzet op hernieuwbare energie. Volgens de onderzoekers van Fraunhofer zullen tegen 2020 in Europa 2,8 miljoen mensen een job hebben in de hernieuwbare energiesector. De Duitse studie toont aan dat de transitie naar een 100% hernieuwbare energie dus ook een sociaal rechtvaardige transitie kan zijn. We hopen dan ook dat ons land uit deze Duitse studie de nodige inspiratie put voor de aangekondigde Belgische studie over 100% hernieuwbare energie. Sara Van Dyck Bond Beter Leefmilieu

http://www.iwes.fraunhofer.de/Images/Presseinformation_IWES_Statement_EE_Schmid_20110411_UK_JS_final2_tcm402-86651.pdf

am

| arbeid & milieu


DOSSIER energie | opinie

Wie windturbines bouwt, krijgt de wind van voren

Over NIMBY en marktfalen bij de ontwikkeling van windenergie

O

Ons energie systeem is niet duurzaam Het einde van het fossiele tijdperk kondigt zich aan. Maar zelfs voordat de eindige voorraden steenkool, olie en aardgas zijn opgebrand, wordt de wereld al geconfronteerd met gevaarlijke klimaatverandering. Ook de nucleaire energieopwekking is niet onbesproken. Al bij al blijft het potentieel voor kernenergie beperkt en het risico op onherstelbare schade reëel. De technologie is afgestemd op een centralistisch elektriciteitssysteem dat afhankelijkheid creëert van een aantal grote energiebedrijven. Deze bedrijven hebben de middelen om grootschalige campagnes te voeren en zijn in staat om regeringen onder druk te zetten. Ze worden gestuurd door aandeelhouders die in de eerste plaats uit zijn op meer winst. Ze exploiteren publieke goederen (natuurlijke rijkdommen) zonder daar veel verantwoording voor te moeten afleggen. Maar ze zullen ook investeren in hernieuwbare energie indien daar voldoende winst mee te maken valt. De problematiek van klimaatverandering kan hen onvoldoende overtuigen om uit eigen beweging het investeringsbeleid te wijzigen. De harde realiteit van eindige grondstoffen en stijgende energieprijzen misschien wel. Maar tegen dan is het te laat. Indien er de komende decennia geen ommeslag komt in het huidige energiesysteem, dan zijn de gevolgen op sociaal-economisch vlak niet te overzien. Daarover bestaat een sterke wetenschappelijke consensus.

© www.ecosavers.nl

“Ons energieverbruik zal veel efficiënter moeten gebeuren. Aan burgers wordt gevraagd het dagelijks handelen meer af te stemmen op een een hoger algemeen belang. Helaas roept dit bij veel mensen weerstand op. Men ziet dit als een aantasting van een aantal particuliere belangen: ‘Ik, hier en nu’”, vindt Tom Willems (Ecopower).

Ook over de mogelijke oplossingen groeit de wetenschappelijke eensgezindheid. Wanneer het energiegebruik gerationaliseerd wordt, is 100 % hernieuwbare energie op termijn haalbaar. Zon, geothermie, wind, waterkracht en biomassa vormen de onuitputbare bronnen. Ze moeten meer gedecentraliseerd ingezet worden, dichter bij de afname en beter op elkaar afgestemd. Deze hernieuwbare energiebronnen creëren kansen voor meer onafhankelijkheid, bevoorradingszekerheid en democratische controle op het energiesysteem. Tegelijk zal het energiegebruik veel efficiënter moeten gebeuren, zodat in de totaliteit minder energie verbruikt wordt. De nodige investeringen creëren bovendien heel wat kansen voor de werkgelegenheid. Het leitbild van de energietransitie lijkt duidelijk en is uiteindelijk een positief verhaal.

Weerstand tegen verandering Toch speelt dit veranderingsproces niet in ieders belang. Gevestigde bedrijven moeten een deel van hun invloed afstaan, zullen op korte termijn misschien minder winst kunnen maken. Aan burgers wordt gevraagd het dagelijks handelen meer af te stemmen op een hoger algemeen belang. Vaak vraagt dit een aanpassing van het wereldbeeld. Dit roept weerstand op. Mensen voelen zich aangetast in hun individuele vrijheid. Er treedt zelfs een verdringingseffect op waardoor de sterke wetenschappelijke consensus over het klimaat- en energieprobleem zelf in vraag wordt gesteld of sterk wordt geminimaliseerd. De focus wordt dan snel verlegd op de aantasting van een aantal particuliere belangen: ‘ik, hier en nu’. Vooral de ontwikkeling van windprojecten wordt hiermee geconfronteerd. Vlaanderen is gunstig gelegen voor windenergie. Verwacht wordt dat windenergie op land binnen 10 à 20 jaar zelfs rendabel wordt zonder ondersteuning. Het is een schone wijze van elektriciteitsproductie die geen milieuvervuiling veroorzaakt. Het is een groeiende sector die het potentieel heeft enkele duizenden mensen te werk te stellen in Vlaanderen. De maatschappelijke voordelen zijn misschien niet direct zichtbaar (nu) voor het individu (ik) in zijn onmiddellijke omgeving/leefwereld (hier) maar zijn wel reëel voor de maatschappij in zijn geheel. De gepercipieerde nadelen van een windturbine zijn echter wel direct waarneembaar: windturbines zijn bij sommige weersomstandigheden hoorbaar boven het heersende achtergrondgeluid, kunnen enkele uren per jaar slagschaduw veroorzaken op een gebouw en zijn zichtbaar in het landschap.

Niet in mijn achtertuin Een aantal mensen vindt windturbines mooi en passend in het landschap, anderen zien hierin echter een aantasting van ‘hun’ uitzicht. Het Vlaamse landschap wordt echter al ernstig verstoord door am

| arbeid & milieu

13


DOSSIER energie | opinie

C-power, © Bram Souffreau

de typische lintbebouwing. Het straatbeeld bestaat vaak uit een patchwork van bouwstijlen, maar heel wat inwoners willen wel dat het zicht vanaf hun achtergevel gaaf blijft. Eigenlijk wordt via de lintbebouwing het publieke goed ‘landschap’ een stukje geprivatiseerd. Als een projectontwikkelaar dit ‘visueel territorium’ (dat zich uitstrekt aan de achterzijde van de lintbebouwing) durft te betreden, roept dit reactie op. Er wordt al vlug gevreesd voor de waardevermindering van de woning. Een aantal ontevreden burgers verenigt zich in een tijdelijk actiecomité en lanceert een website tegen het project. Alle mogelijke argumenten tegen het plaatsen van de windturbines zijn dan welkom. Actiecomités kopiëren klakkeloos elkaars informatie via het internet, zonder enige controle van de aangehaalde bronnen. Hinderproblemen van specifieke projecten (waarvoor uiteindelijke toch een oplossing werd gevonden) worden sterk uitvergroot en veralgemeend. Vaak worden foutieve vergelijkingen gemaakt met regelgeving in andere landen, waar voor bepaalde aspecten strengere normen zouden gelden (voor andere aspecten dan weer niet). Dergelijke vormen van uiterst selectieve informatieverstrekking zijn een kwaal van onze internetmaatschappij. Ook heel wat journalisten bezondigen zich hieraan: het

streeknieuws is vaak meer geïnteresseerd in het rapporteren van lokale conflictsituaties, dan het verstrekken van volledige informatie op basis van objectiveerbare elementen.

Het middenveld Gelukkig komt er vanuit het georganiseerde middenveld hiertegen enige reactie. Vakbonden, milieuen natuurverenigingen doen inspanningen om hun leden te sensibiliseren voor hernieuwbare energie in het algemeen en windenergie in het bijzonder. Hun professionele medewerkers staan open voor de bredere context en zijn bereid om een globale afweging te maken in het kader van het algemeen belang. De doorstroming van de standpunten (globaal referentiekader) naar lokale vertegenwoordigers in de gemeentelijke adviesraden kan misschien beter. Hun afgevaardigden zijn soms onvoldoende gewapend om het op te nemen tegen een aantal plaatselijke brulboeien. Ook de coöperatieve vorm van ondernemen is een organisatievorm die mensen kan verenigen rond projecten rond hernieuwbare energie. In de coöperatie wordt de maatschappelijke meerwaarde centraal geplaatst, niet de winstgevendheid. Bij een (echt) coöperatief windproject blijven de productieinstallaties eigendom van de vele gebruikers die erin geïnvesteerd hebben. De elektriciteitslevering wordt dan een dienstverlening waarop geen extra winst wordt gemaakt. De meerwaarde van de productie blijft volledig binnen de coöperatie en wordt geïnvesteerd in nieuwe energieprojecten. Er kan hierbij samengewerkt worden met sociale organisaties om kansengroepen die te kampen hebben met energiearmoede ook te bereiken, bijvoorbeeld door te investeren in de energierenovatie van de woning. Via participatie in de coöperatie wordt de bevolking nauwer betrokken bij de projectontwikkeling en wordt aan bewustmaking gedaan. Er wordt vastgesteld dat mensen die direct betrokken zijn bij een project hernieuwbare energie ook spaarzamer omgaan met hun energieverbruik. Bovendien noopt de democratische besluitvorming tot volkomen transparantie in het beleid van de coöperatie: geen ingewikkelde constructies met verschillende soorten van aandelen of deelparticipaties via achtergestelde leningen. De coöperatie staat in principe open voor iedereen, maar houdt wel een zeker engagement in: een positieve houding t.o.v. hernieuwbare energie, ook in de achtertuin: YIMBY (Yes In My Back Yard!)

Windrush

14

“De windenergiesector is een groeiende sector die het potentieel heeft enkele duizenden mensen te werk te stellen in Vlaanderen”, volgens Tom.

am

| arbeid & milieu

Het draagvlak voor hernieuwbare energie wordt ook ondergraven door de situatie op het terrein. Sinds de aanpassing van het decreet ruimtelijke ordening is het mogelijk om windturbines vergund te krijgen in landbouwgebied. Het royale ondersteuningsmechanisme voor windenergie in


DOSSIER energie | opinie Vlaanderen lokt heel wat projectontwikkelaars die enkel geïnteresseerd zijn in de eigen portemonnee. Gecombineerd met de schaarste aan geschikte projectzones, leidt dit tot een rush op potentieel geschikte gronden in het buitengebied. Sommige projectontwikkelaars proberen binnen een zone zoveel mogelijk grondeigenaars onder contract te brengen, om te verhinderen dat een concurrerende partij er zich tussen wringt. Het gaat vaak om (loze) beloften die onmogelijk allen te samen waargemaakt kunnen worden. Windturbines moeten immers voldoende afstand houden van elkaar. Bovendien leidt de concurrentie op het terrein vaker tot onethisch hoge bedragen voor de rechten van opstal. De vergoedingen lopen op tot meer dan het twintigvoud van de effectief geleden schade. De eigenaar van een naastliggend perceel kan echter op zijn kin kloppen. Gevolg is dat de ondersteuning voor windenergie via het systeem van de groene stroomcertificaten, en betaald door de elektriciteitsverbruiker - voor een te groot deel terecht komt bij enkele grondeigenaars. Deze ongelijke verdeling van de inkomsten van de exploitatie van het publiek goed ‘de wind boven een bepaald gebied’ wordt (terecht) als onrechtvaardig aangevoeld. Op basis van welke criteria geeft men iemand het recht om op een perceel van minder dan 1 ha het windpotentieel te exploiteren dat zich uitstrekt over een twintigtal ha?

De windconcessie De huidige situatie komt neer op het principe ‘eerst komt, eerst maalt’, zelfs indien de ruimtelijke invulling van de projectzone niet optimaal is, bijvoorbeeld omdat een andere partij ook contracten heeft op tussenliggende percelen. Soms worden gelijktijdig meerdere vergunningsaanvragen ingediend binnen dezelfde zone. Het gaat dan om concurrerende projecten op aangrenzende percelen die elkaar uitsluiten. Deze strijd om de gronden, gevoed door de sterk ongelijke verdeling van de inkomsten uit de windexploitatie, komt het draagvlak van de windsector niet ten goede. Maatschappelijk wordt niet altijd de beste oplossing gehaald. Mensen worden tegen elkaar opgezet, terwijl windenergie eigenlijk een mooi project van duurzame ontwikkeling voor de hele omgeving zou moeten zijn. De markt faalt. Waar de markt faalt is bijsturing door de overheid nodig. De oplossing bestaat erin om naast de bouw- en milieuvergunning ook – en liefst geïntegreerd - een windconcessie toe te kennen. Het ‘windrecht’ mag daarbij niet afhankelijk zijn van het al dan niet kunnen afkopen van een opstalrecht bij een aantal grondeigenaars. Het windrecht moet toegekend worden aan de projectontwikkelaar die vanuit maatschappelijk oogpunt het beste project kan ontwikkelen. De grondeigenaar heeft daarbij recht op een billijke vergoeding voor de geleden schade. Desnoods moet een instrument van ‘exploitatiemachtiging’ worden ingevoerd, waardoor windexploitatie op een bepaald perceel, mits een billijke vergoeding, kan afgedwongen worden. Eigenlijk zou elk nieuw

Tom Willems: “Een kwaal van onze internetmaatschappij is dat de actiecomités elkaars informatie vaak klakkeloos kopïeren via het internet, zonder enige controle van de aangehaalde bronnen. Dit leidt tot de verspreiding van heel wat foutieve informatie.”

windproject op land opengesteld moeten worden voor effectieve participatie (mede-eigenaarschap, inspraak, dienstverlening) van de bevolking.

Territoriumafbakening NIMBY (Not in My Back Yard) is niet alleen een fenomeen van geïndividualiseerde burgers. Spijtig genoeg moeten we vaststellen dat ook verschillende overheidsinstanties vanuit een enge sectorale visie hun territorium aan het afbakenen zijn. Een ministeriële omzendbrief geeft immers een aantal richtlijnen mee voor de ontwikkeling van windprojecten, die door de betrokken administraties zeer defensief wordt ingevuld. De sector heeft echter nood aan een duidelijk kader, dat enerzijds de impact van windturbines op de omgeving beperkt tot een aanvaardbaar niveau (projecten die geen effect hebben op de omgeving bestaan niet) en anderzijds toelaat om voldoende nieuwe projecten te ontwikkelen teneinde de doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen. Administraties zouden meer moeten samenwerken om deze hogere doelstelling van duurzame ontwikkeling te halen: het klimaatbeleid is geen apart beleidsdomein, maar moet geïntegreerd worden in alle andere beleidsdomeinen. Dit vraagt een open geest van de bevoegde ambtenaren die elk op hun domein bezig zijn, of bij ontstentenis, een politiek niveau waar de nodige afwegingen worden gemaakt. Momenteel zitten we in een situatie waarin niemand deze eindverantwoordelijkheid op zich neemt. Iedereen kan zich achter strikte regels of achter iemand anders wegsteken om een project negatief te beoordelen.

Windenergie versus leefmilieu? Een mooi voorbeeld van territoriumafbakening vinden we in de recent voorgestelde wijziging van de Vlaamse milieureglementering (opgesteld door de administratie leefmilieu). Elk nieuw projectvoorstel zou vergezeld moeten worden van een achtergrondgeluidsmeting. Wanneer dit zou resulteren in een waarde lager dan 40 dB(A) ’s nachts, dan wordt de zone bestempeld als geluidsarm en zijn strengere normen van toepassing voor windturbines. Het geluid van de wind doorheen de draaiende turbines am

| arbeid & milieu

15


DOSSIER energie | opinie

© Danie van der Merwe

in te schatten. Windturbines mogen immers niet gebouwd worden in natuur- of bosgebied en zorgen dus niet voor de vernietiging van het natuurgebied of bos op zich. Ze kunnen op een (grote) afstand wel een potentiële verstoring betekenen voor de vogel- en vleermuispopulaties die het gebied zouden kunnen aandoen. Het Agentschap Natuur en Bos kan op die manier terugvallen op een zeer brede interpretatie van het voorzorgsprincipe om een project (voorlopig) negatief te beoordelen. Zelfs als er nauwelijks aanwijzingen zijn van mogelijke effecten, kan het ontbreken van informatie ingeroepen worden om een project te blokkeren. Zo zijn er voorbeelden van zones die op het gewestplan staan ingekleurd als industriegebied, maar waar momenteel nog bos staat die negatief beoordeeld worden door het agentschap. Waar veel bomen staan, kunnen immers bepaalde diersoorten voorkomen die potentieel verstoord zouden kunnen worden door de windturbines. Pas wanneer het gebied volgens de bestemmingswijziging effectief ontwikkeld wordt als industriegebied - en het bos dus volledig verdwenen is - zouden windturbines eventueel wel toegestaan kunnen worden. “In geluidsarme zones moet het brongeluid van de windmolens zodanig gereduceerd worden dat de windturbines nooit hoorbaar zijn. Dergelijke maatregel spruit niet meer voort uit de bekommernis om het leefmilieu te beschermen, maar is eerder een vorm van onverdraagzaamheid tegenover windenergie”, volgens Tom.

zou dus niet beperkt moeten worden tot een wetenschappelijk bepaald niveau waaronder geen significante hinder optreedt. Neen, het brongeluid moet zodanig gereduceerd worden dat de windturbines nooit hoorbaar zijn. Dergelijke maatregel spruit niet meer voort uit de bekommernis om het leefmilieu te beschermen, maar is eerder te beschouwen als een vorm van onverdraagzaamheid t.o.v. windenergie. De Vlaamse milieureglementering wordt hier eigenlijk misbruikt om geluidsarme gebieden af te bakenen. Stel je voor dat een dergelijke aanpak ook zou gelden voor de aanleg van nieuwe wegen of bedrijventerreinen, dat hun geluidsimpact altijd beperkt moet blijven tot onder het oorspronkelijke achtergrondgeluid, gemeten onder windstille omstandigheden…. De impact van dergelijke maatregel op de ontwikkeling van nieuwe windprojecten en op de exploitatie van bestaande projecten (waar nauwelijks tot klachten met de omwonenden zijn) kan niet onderschat worden. Ergerlijk is dat hier eigenlijk gesuggereerd wordt dat er een tegenstelling zou bestaan tussen de ontwikkeling van windenergie en het halen van doelstellingen voor het leefmilieu. Het tegendeel is echter waar, windenergie is een schone vorm van elektriciteitsopwekking die juist bijdraagt tot een gezonder leefmilieu.

Windenergie en natuur

16

De beoordeling of een project een significante impact kan hebben op huidige of toekomstige (nog te ontwikkelen) natuurwaarden is niet altijd objectief am

| arbeid & milieu

Onder de toevloed van vergunningsaanvragen stelt het Agentschap Natuur en Bos zich steeds defensiever op. Binnen de administratie Natuur wordt momenteel gewerkt aan nieuwe richtlijnen ter beoordeling van windprojecten. Het betreft een kaart met ruime buffers rond natuurgebieden en mogelijke corridors: hier zijn windturbines eigenlijk niet gewenst of slechts toelaatbaar na een lang traject van onderzoek dat aantoont dat de effecten niet significant zijn. Nochtans liggen meerdere bestaande windprojecten in deze buffers en wordt daar geen relevante impact op de natuurwaarden vastgesteld.

Windturbines en landschap Zijn windturbines per definitie landschapsverstorende objecten of maken ze deel uit van het landschap van de 21e eeuw? De beoordeling i.v.m. de visuele verstoring van het landschap is moeilijk objectiveerbaar en lijkt veelal subjectief. Aan de Katholieke Universiteit van Leuven heeft professor Anton Van Rompaey onderzoek gedaan naar de mate waarin windturbines al dan niet een degradatie of opwaardering van het landschap betekenen. Het onderzoek gaat uit van de subjectieve perceptie van een representatief staal van de bevolking aan de hand van simulaties die voorgelegd worden. Deze benadering staat soms haaks op de ‘expertenbenadering’ die vertrekt vanuit elementen in het landschap die omwille van een cultuurhistorische of ecologische waarde een zekere mate van bescherming genieten. Het onderzoek komt tot de conclusie dat attractieve landschappen (open landschappen zonder verstoring) minder attractief worden door de aanwezigheid van windturbines en dat minder attractieve landschappen (reeds verstoring aanwe-


DOSSIER energie | opinie zig door infrastructuren) juist attractiever kunnen worden door de inplanting van windturbines. Deze zienswijze vindt echter geen ingang bij de administratie ruimte en erfgoed. Zo werd besloten om rond de beschermde landschappen een buffer te tekenen van 1 km. Windturbines zijn hier niet welkom, ze zouden een te sterke visuele impact hebben op deze beschermde gebieden. Dat er op enkele honderden meters voor meerdere hectare glastuinbouw wordt aangelegd, het gebied doorsneden wordt met hoogspanningslijnen en een autosnelweg of dat er zelfs zware industrie aanwezig is in de onmiddellijke omgeving, dat verandert niets aan de zaak. Op de kaart is een buffer getekend rond het landschapselement en daar moeten de windturbines buiten blijven. Het eigen territorium moet verdedigd worden, precedenten die hiertegen ingaan zijn uit den boze.

problemen is echter technisch oplosbaar, o.a. via een betere afstemming en verwerking van de signalen die van verschillende radars afkomstig zijn. Dit vraagt wel een inspanning van de sector (die het financieel moeilijk heeft). In plaats van constructief mee te zoeken naar oplossingen voor de eventuele problemen, maakt Belgocontrol er zich te gemakkelijk vanaf met een principieel njet voor nieuwe projecten binnen hun territorium. De verantwoordelijkheid voor een eventueel vliegtuigongeluk wordt dan doorgeschoven naar de vergunningverlener. Het wordt tijd dat België een volwaardige minister van mobiliteit krijgt, die Belgocontrol (mits bijkomende financiering voor de nodige investeringen) dwingt zich meer open op te stellen.

Windturbines en luchtvaart

Het lijstje actoren dat in meer of mindere mate meedoet aan het NIMBY syndroom tegen windturbines is hiermee nog niet helemaal rond. Maar het geeft wel een beeld van de moeilijkheden waar windenergie in Vlaanderen mee te kampen heeft. Problematisch is dat één negatief advies van een instantie die de zaak strikt sectoraal bekijkt een nieuw project kan tegenhouden. Geen wonder dan Vlaanderen mijlen ver achterop loopt in de ontwikkeling van windenergie ten opzichte van Wallonië. Hoog tijd dat de bevoegde Vlaamse ministers (ruimtelijke ordening, milieu en energie) eensgezind aan de kar trekken van windenergie en de bevoegde administraties ter orde roepen. Iemand moet de afweging maken. Tom Willems Ecopower

© Jenny Rotten

De tip van de wiek van grote windturbines haalt een hoogte van 120 à 150 m. Daarmee steken deze installaties zich af in het luchtruim, een gebied waar de luchtvaart de regels bepaald. De CTR zones rond de luchthavens bestrijken al een groot deel van het grondgebied. Voor windturbines wordt nu geëist dat ze nog eens een anderhalve mijl uit deze beschermingszone blijven. De bewegende rotorbladen zouden het radarbeeld kunnen verstoren, waardoor de veiligheid van het vliegverkeer in gevaar zou kunnen komen. Soms wordt kortweg gesteld dat er al genoeg windturbines in de omgeving van de luchthaven staan waardoor nieuwe vergunningsaanvragen botweg een negatief antwoord krijgen van Belgocontrol. Een aantal van de aangehaalde

Wie maakt de afweging?

“Belgocontrol maakt zich er vaak makkelijk vanaf met een simpel njet voor nieuwe projecten in de buurt van luchthavens. Veel van de aangehaalde problemen is nochtans technisch oplosbaar, al vraagt dit wel een inspanning van de sector, die het financieel moeilijk heeft.”, aldus Tom

am

| arbeid & milieu

17


DOSSIER energie

Zonnepanelen ja, maar hoe zit dat nu met die groenestroomcertificaten? De voorbije maanden stonden de kranten bol van het nieuws over de kost van zonne-energie. De slogan “we betalen te veel voor de zonnepanelen van onze buurman” is ondertussen al hét begrip van 2011. Met dit artikel, dat het standpunt van de BBL hierover samenvattend weergeeft, willen we het debat over de ondersteuning van zonnepanelen kaderen. Hierbij gaan we in op een aantal pertinente vragen zoals: Waarom betalen we voor hernieuwbare energie? Hebben we die zonnepanelen echt nodig? Betalen we niet te veel? Wie betaalt er? Wat brengt het op?

W

Waarom betalen we voor zonnepanelen? De ondersteuning voor zonnepanelen kadert in de verdere uitbouw van hernieuwbare energie. Ons land moet er in de eerste plaats voor zorgen dat we minstens de door Europa opgelegde doelstelling van 13% hernieuwbare energieproductie tegen 2020 halen. Deze doelstelling, die alle hernieuwbare energievormen omvat (groene stroom, groene warmte en transport), kan slechts een tussentijdse doelstelling zijn. De milieubeweging pleit voor de realisatie van een 100% hernieuwbare energievoorziening tegen 2050, waarvan verschillende studies aantonen dat dit haalbaar is. De inzet op hernieuwbare energie is in de eerste plaats essentieel in de aanpak van de klimaatverandering en moet helpen om de noodzakelijke vermindering van de uitstoot van CO2 (tot 95% tegen 2050) mogelijk te maken. Door in te zetten op hernieuwbare energie verminderen we overigens

niet alleen onze CO2 uitstoot, maar maken we ons land ook onafhankelijker van vervuilende en steeds duurdere fossiele brandstoffen, verminderen we de uitstoot van andere schadelijke emissies en zorgen we voor duizenden nieuwe en duurzame jobs. Om onze hernieuwbare energiedoelstellingen te halen, zullen we moeten inzetten op alle duurzame hernieuwbare energiebronnen. Momenteel gaat het leeuwendeel van de groenestroomcertificaten naar de ondersteuning van bijstook van biomassa in verouderde steenkoolcentrales en de verbranding van huishoudelijk afval. De milieubeweging pleit er daarom voor om het ondersteuningssysteem voor groene stroom grondig te herzien, en te streven naar een gezonde en echt duurzame mix van hernieuwbare energiebronnen. In deze gezonde energiemix heeft ook zonne-energie een plaats. Zonne-energie heeft, naast het feit dat het een duurzame hernieuwbare energiebron is, nog heel wat andere voordelen: • Doordat zonnepanelen geïntegreerd kunnen worden op daken van gebouwen, kunnen ze quasi overal opgesteld worden zonder dat ze bijkomende ruimte innemen. • De decentrale opstelling van zonnepanelen zorgt ervoor dat we groene stroom dicht bij huis kunnen produceren, hierdoor is er ook minder verlies van elektriciteit door transport. • Dankzij zonnepanelen kan je redelijk eenvoudig je eigen groene energie opwekken.

Groenestroomcertificaten in een notendop

18

Momenteel gaat het leeuwendeel van de groenestroomcertificaten naar de ondersteuning van bijstook van biomassa in verouderde steenkoolcentrales en de verbranding van huishoudelijk afval. De milieubeweging pleit er dan ook voor het ondersteuningssysteem voor groene stroom grondig te herzien

am

| arbeid & milieu

Omdat hernieuwbare energie in de meeste gevallen nog duurder is dan fossiele brandstoffen (en dit is onder andere omdat de “externe kost – of de kost van milieuschade” van fossiele brandstoffen niet in rekening wordt gebracht), geven we ondersteuning aan deze energievorm zodat deze kan meespelen op de energiemarkt. In Vlaanderen gebeurt dit onder de vorm van groenestroomcertificaten. Per megawattuur geproduceerde elektriciteit krijgt de producent


© Mark Baker

DOSSIER energie

Als alles goed gaat kan zonne-energie tegen 2020 zonder steun concurreren met traditionele energiebronnen. Door middel van groenestroomcertificaten betalen we via onze electriciteitsfactuur vandaag dus een beetje extra voor hernieuwbare energie, maar dit vermijdt wel een hogere energiefactuur later.

een certificaat, dat hij vervolgens kan verkopen aan de elektriciteitsleveranciers. Deze leveranciers zijn ertoe verplicht om jaarlijks een bepaald percentage van hun verkochte stroom te dekken met deze certificaten. De leverancier die zijn doel niet haalt, betaalt een boete. In principe bepaalt het spel van vraag en aanbod, in combinatie met de boeteprijs de uiteindelijke prijs van het certificaat – dus de effectieve hoogte van de prijsprikkel. Naast de marktwaarde die een producent kan krijgen op de certificatenmarkt, geldt er echter ook voor elke technologie ook een vastgelegde minimumsteun. Deze minimumsteun is telkens in principe afgestemd op de zgn. “onrendabele top”, dat is het bedrag dat een technologie nodig heeft om rendabel te zijn. Indien de producent daarom vraagt, zijn de netbeheerders verplicht de bewuste certificaten aan die prijs op te kopen en verder te verkopen op de markt. In de praktijk is dat wanneer de minimumsteun hoger ligt dan de marktwaarde, wat het geval is bij zonnepanelen. De netbeheerders en de leveranciers rekenen hun netto kost door in de elektriciteitsprijs. De reden waarom de kost van zonnepanelen de voorbije maanden zo in de belangstelling stond, is dat deze transparant is omdat ze in de factuur van de netbeheerder duidelijk zichtbaar is. We betalen daarnaast echter net zo goed voor de bijstook van biomassa bijvoorbeeld, maar omdat de certificaten voor biomassa gewoon op de markt verhandeld worden en niet worden opgekocht door de netbeheerder, zit deze prijs verborgen in de energiefactuur van de elektriciteitsleverancier.

Nu betalen voor een minder hoge factuur later Het groenestroomcertificatensysteem is een uitdovend systeem. In tegenstelling tot fossiele energie wordt zonne-energie, net als windenergie, immers alleen maar goedkoper. Als alles goed gaat, kan zonnestroom bijvoorbeeld tegen 2020 zonder steun concurreren met traditionele energiebronnen. Door middel van groenestroomcertificaten betalen we via onze energiefactuur vandaag dus extra voor hernieuwbare energie, maar dit vermijdt wel een hogere energiefactuur later. De ondersteuning van hernieuwbare energie vandaag, zal ervoor zorgen dat CO2 reducties op de lange termijn goedkoper bereikt kunnen worden. Indien we niet massaal in de omschakeling naar een hernieuwbare energiebevoorrading zouden investeren, riskeren we een gepeperde rekening tegen 2050. De elektriciteitsvoorziening zou in Europa bijvoorbeeld dubbel zo duur worden, van een 240 miljard/jaar vandaag tot 500 miljard in 2050. Dit is vooral een gevolg van de stijgende brandstofprijzen. Met deze besparingen compenseren we ruimschoots de extra investeringen, zo’n € 1.850 miljard tot 2050 op Europese schaal. Over de gehele periode tot 2050 bedraagt de netto besparing jaarlijks 19 miljard euro. am

| arbeid & milieu

19


© Will Spaetzel

DOSSIER energie

Eandis stuurde eerder dit jaar de foutieve boodschap de wereld in dat we per jaar zo’n 72 euro per jaar betalen voor zonnepanelen. Volgens de zonne-energiesector betalen we echter slechts 16 euro per jaar per gezin.

20

am

| arbeid & milieu

Hoeveel betalen we aan zonne-energie?

Kan de ondersteuning niet efficiënter?

Op de vooravond van 1 mei 2010 lanceerde Eandis een welgemikte, maar flagrant foute boodschap in de media. Groenestroomcertificaten voor zonnepanelen zouden de prijs van de elektriciteit gevoelig doen stijgen (Eandis sprak over 60 euro per gezin per jaar). Nog geen jaar later, zette Eandis opnieuw de toon door te stellen dat we per jaar zo’n 72 euro betalen voor zonnepanelen. De kosten die Eandis in de pers naar voor schoof, bleken echter ruimschoots hoger te liggen dan wat we in werkelijkheid betalen aan zonneenergie. Volgens de zonne-energiesector betaalden we in 2009 0,13 eurocent per kWh. Voor een gezin kwam dat neer op 5 euro per jaar. Eind 2010 lag de meerkost per kWh ongeveer 0,4 eurocent. Dat komt voor een gemiddeld gezin per jaar uit op 16 euro (bij een verbruik van 4000 kWh) - op voorwaarde dat de kosten uniform over alle verbruikers worden doorgerekend ( en dat is, zoals we verder zullen aantonen, vandaag niet het geval). In 2020 zal dat bedrag slechts stijgen tot 24 euro per gezin per jaar, door de elk jaar dalende prijs van de groenestroomcertificaten (voor nieuwe systemen).

De voorbije jaren zijn PV-panelen heel wat goedkoper geworden en het beleid heeft de daling van de kostprijs van deze technologie niet snel genoeg gevolgd. Hierdoor gaven we de laatste tijd meer steun aan zonne-energie dan wat strikt nodig is om deze rendabel te laten zijn. De steun voor zonnepanelen werd daarom een jaar geleden volledig herzien. De regering besliste toen om die steun af te stemmen op de ‘onrendabele top’. Dat is het deel van de investeringskost die zichzelf niet binnen een redelijke termijn terugverdient. Op die manier wilde de regering een nieuwe technologie ondersteunen die milieuvriendelijk en toekomstgericht is, om deze zo snel mogelijk ‘marktrijp’ te maken, zodat ze zonder subsidies verder kan. Nauwelijks een jaar later besliste de regering de steun voor zonne-energie weer verder af te bouwen. Als de installatie van zonnepanelen met de nieuwe voorgestelde steun nog steeds rendabel is, dan kan daar niemand op tegen zijn. Het is echter zeer jammer, en bovenal nefast voor de investeringszekerheid, dat amper een jaar nadat beslist werd


DOSSIER energie om de steun voor zonnepanelen af te bouwen, de wetgeving alweer is gewijzigd. Bovendien werden de aanpassingen niet voldoende op voorhand aangekondigd én besproken met de sector. Dit dreigt een zeer nefaste impact te hebben op deze toekomstgerichte sector die er mee voor zorgen dat we onze hernieuwbare energiedoelstellingen kunnen waarmaken.

Niet alleen kosten maar ook baten Bij de ondersteuning van hernieuwbare energie moeten niet alleen de kosten maar ook de baten (ook op de lange termijn) mee in rekening gebracht worden. • Milieuvoordelen Hernieuwbare energieproductie levert heel wat ecologische baten op, in de eerste plaats een vermeden CO2-uitstoot, maar ook een verbeterde luchtkwaliteit en een lagere gezondheidsimpact. • Energie-onafhankelijkheid en beheersbare energiekosten op de lange termijn In tegenstelling tot fossiele brandstoffen zijn we voor onze hernieuwbare energieproductie onafhankelijk van het buitenland. Dit zorgt niet alleen voor leveringszekerheid, maar ook voor een verminderde afhankelijkheid van de stijgende energieprijzen op de wereldwijde energiemarkten. Hernieuwbare energie zal, in tegenstelling tot klassieke fossiele brandstoffen en kernenergie alleen maar goedkoper worden. • Vergroening van de economie/jobcreatie De verdere uitbouw van hernieuwbare energie draagt bij aan een vergroening van onze economie en zal duizenden duurzame jobs creëren.

Naar een rechtvaardige verdeling van de kosten en baten Momenteel zijn er – terechte – vragen bij de manier waarop de kost voor zonnepanelen verdeeld wordt over de verschillende verbruikers. Een eerlijke verdeling van de kosten en baten van hernieuwbare energie is echter onontbeerlijk voor het draagvlak voor de steun voor hernieuwbare energie. In de eerste plaats betaalt niet iedereen in Vlaanderen evenveel. De kost voor zonnepanelen is erg ongelijk gespreid over de verschillende netgebieden, onder meer omdat de netbeheerders de kost van zonnepanelen doorrekenen in de regio waar ze geïnstalleerd zijn. Dat leidt tot grote prijsverschillen tussen de Vlaamse gemeenten. Bond Beter leefmilieu vraagt daarom om de kost van de groenestroomcertificaten eerlijk te spreiden over heel Vlaanderen. Daarnaast is er ook een ongelijke verdeling tussen de verschillende soorten gebruikers. Zo betaalt de kleine consument het leeuwendeel van de kost voor de zonnepanelen, terwijl de bedrijven de meeste zonnepanelen installeerden. Ook die anomalie moet rechtgezet worden. Tot slot moet er ook aandacht besteed worden aan de sociaal zwakkeren in onze samenleving. Gezinnen

in energiearmoede besteden een hoger aandeel van hun inkomen aan energie dan rijkere gezinnen. De kosten voor hernieuwbare energiesteun zijn voor hen dan ook vaak een onwenselijke verhoging van de lasten op het gezinsbudget. In de allereerste plaats moeten deze gezinnen geholpen worden om hun energiefactuur structureel te verlagen door energiebesparing. Daarnaast kan een relatief lagere bijdrage van deze gezinnen aan het ondersteuningsmechanisme voor groenestroom ook te verantwoorden zijn. Dit zou kunnen opgevangen worden door bijvoorbeeld de opbrengsten van de nucleaire rente hiervoor te gebruiken en in de eerste plaats toe te kennen aan gezinnen in energie-armoede. Daarnaast is het voor armere gezinnen vaak niet evident om in zonnepanelen te investeren omdat ze hier geen startkapitaal voor hebben of zelf geen dak ‘ter beschikking hebben’ om zonnepanelen op te installeren. In het bijzonder voor deze groepen zou kunnen gedacht worden aan coöperatieve systemen, waarbij bijvoorbeeld in sociale huisvestingsprojecten collectief geïnvesteerd wordt in zonnepanelen. In combinatie met doorgedreven investeringen in energiebesparing, biedt dit een zeer interessante mogelijkheid om de energiefactuur van de betrokken gezinnen te verlagen. Ook systemen zoals rent-a-roof waarbij iedere particulier zijn dak kan verhuren aan een bedrijf dat er zonnepanelen op plaatst, kan hier soelaas bieden. Het bedrijf kan zo profiteren van de extra stroom die het kan opwekken en de particulier verdient er ook wat aan. Naast de vraag wie wat betaalt, moet men zich ook de vraag stellen van waar de middelen komen. Aangezien de consumenten in het verleden betaald hebben voor de versnelde afschrijving van de kerncentrales, is het niet meer dan normaal dat zij nu de vruchten plukken van de nucleaire rente: de onrechtmatige nucleaire winsten moet daarom afgeroomd worden en geïnvesteerd worden in hernieuwbare energie en energiebesparing, zodat op die manier de energiefactuur van de consument kan verlicht worden. Zoals hoger gesteld moet hierbij in het bijzonder aandacht worden besteed aan de sociaal zwakkeren in de samenleving. UIT: Dossier: Groenestroomcertificaten, BBL, te raadplegen op http://www.bondbeterleefmilieu.be/page.php/26/348, bewerking door Jorre Van Damme

am

| arbeid & milieu

21


DOSSIER energie

Naar een slim elektriciteitsnetwerk? Over de uitbouw van een ‘Smart Grid’ en slimme meters De laatste tijd duikt de term ‘Smart Grid’ steeds vaker op in het energiedebat. Maar wat houdt zo’n intelligent elektriciteitsnetwerk nu juist in? Wat zijn de voordelen? En wat is de rol van slimme meters in dit verhaal?

S

Smart Grid: de energie van de toekomst integreren in een slim netwerk Slimme netten moeten ons netwerk flexibeler maken om de inpassing van hernieuwbare energie te verbeteren, en via slimme meters ons gedrag aan te passen, liefst om minder energie te consumeren. Ons huidige elektriciteitsnet is namelijk niet voorzien op de energie van de toekomst zoals wind- en zonne-energie, warmtekrachtkoppeling,.... Dit zorgt ervoor dat men bijvoorbeeld windmolens stil moet leggen als er teveel nucleaire energie wordt geproduceerd. Kerncentrales laten zich nu eenmaal moeilijker platleggen. Dat maakt de investering in windmolens helaas minder aantrekkelijk, omdat men nu niet zeker kan zijn dat ze hun volle potentieel kunnen benutten.

Slimme meters? Ja, maar... Een manier om die vraagsturing mogelijk te maken is het gebruik van slimme meters. Zo’n slimme meter kan vanop afstand worden afgelezen en kan de vraag naar elektriciteit sturen. Zo kan een signaal gegeven worden aan een elektrisch voertuig om stroom op te laden op momenten dat er veel elektriciteit geproduceerd wordt (bijvoorbeeld bij veel windenergie ’s nachts). De meters kunnen er ook voor zorgen dat je niet meer zelf je meterstanden hoeft door te geven. Daarenboven is er een energiebesparingspotentieel, doordat het verbruik in ‘real-time’ opgevolgd kan worden door bijvoorbeeld een display in huis te voorzien. Op het eerste zicht niets dan voordelen, maar toch moeten enkele vraagtekens geplaatst worden bij dit verhaal, vanuit sociaal- en milieuoogpunt: • Kostprijs (kosten-baten) De installatie van een slimme meter zou de verbruiker naar schatting zo’n 40 euro per jaar kosten, maar volgens berekeningen zou een gemiddeld gezin door het gebruik van de slimme meter slechts 2,85 tot 10,5 euro per jaar besparen. De huur van zo’n slimme meter zou dus financieel

© Thomas Kohler

Daarnaast produceren huishoudens en bedrijven steeds meer hun eigen elektriciteit, bv. via zonnepanelen. Het net moet dus aangepast worden en voorzien zijn op het tweerichtingsverkeer (leveren en opnemen van stroom). Het uiteindelijke doel is

om tot een interactief systeem te komen, waarbij de stroomproductie optimaal wordt afgestemd op de vraag naar elektriciteit. Dit zou op zijn beurt moeten zorgen voor een betere prijs door een betere marktwerking, een kleinere milieu-impact en een grotere energie-onafhankelijkheid.

22

Ons huidige elektriciteitsnet is niet voorzien op de energie van de toekomst zoals windenenergie. Dit zorgt ervoor dat men bijvoorbeeld windmolens stil moet leggen als er teveel nucleaire energie wordt geproduceerd. Kerncentrales laten zich nu eenmaal moeilijker platleggen.

am

| arbeid & milieu


© copyright pikeresearch.com

DOSSIER energie nadelig zijn voor de consument, wat uiteindelijk toch niet de bedoeling kan zijn. Men moet er voor opletten dat de kosten van de slimme meter niet afgewenteld worden op de kleine verbruiker, waarbij de baten van een slimme meter heel klein zijn (zie verder).

• Voor iedereen? Verschillende stakeholders (zoals de grote leveranciers en producenten, distributienetbeheerder Eandis,...) pleiten voor een installatie bij iedere elektriciteitstafnemer, omdat dit de enige manier zou zijn om de actieve vraagsturing mogelijk te maken en de piekvraag af te vlakken (de zogenaamde ‘peakshaving’). Ook hier kunnen vragen bij gesteld worden. Zo is het misschien niet nodig om bij de kleine verbruikers een slimme meter te installeren, om een slim net te realiseren. Dit is ook de visie van ELIA, de marktspeler die het energietransport en de hoogspanning regelt. De mogelijkheid tot actieve vraagsturing bij kleine verbruikers is bovendien veel beperkter, aangezien zij veel minder toepassingen hebben die vraagsturing mogelijk maken. Zo moet de slimme meter in contact staan met huishoudelijke toestellen. Huidige toestellen zijn daartoe echter nog niet uitgerust. Het vraagt dus extra investeringen van de klant om nieuwe toestellen aan te kopen of bestaande toestellen aan te passen. Deze investeringen zijn niet weggelegd voor huishoudens, die het financieel niet zo breed hebben.

Een slimme meter kan de vraag sturen en de verbruiksgegevens vanop afstand lezen. De vraag is of deze meters bij iedereen geplaatst dienen te worden en of ze daadwerkelijk energiebesparing in de hand werken.

Conclusie Dat nagedacht wordt over een herorganisatie van ons elektriciteitsnet, is op zich uiteraard een zeer goede zaak. Ook slimme meters kunnen hierin een zekere rol spelen, maar we moeten erover waken dat dit doordacht gebeurd, met de bovenstaande kanttekeningen in het achterhoofd. Recent brachten de SERV en de Minaraad over dit onderwerp advies uit. Deze adviezen kun je raadplegen op www.serv.be en www.minaraad.be Bronnen:

• www.vreg.be • “VIA Ronde tafel. De consument en de slimme energiemeter”, visietekst BBL. • “Nood aan slimme energiemeters?”, Persbericht BBL, 11 oktober 2010 • “Uitbouw van slimme netten en de uitrol van elektronische meters”, Samenlevingsopbouw provincie Antwerpen, ondertekend door ACV, ACW, Gezinsbond, OIVO, Samenlevingsopbouw, Test-Aankoop en Vlaams ABVV, 10 mei 2011.

Thijs Calu educatief medewerker A&M © AndybooHH

• Energiebesparing? Dat slimme meters een invloed zullen hebben op het energieverbruik wordt door sommigen in twijfel getrokken. Een slimme meter op zich bespaart natuurlijk geen energie, waardoor het energiebesparingseffect weleens zou kunnen uitblijven als de display niet gekoppeld wordt aan een slimme meter die feedback geeft. Bovendien constateerden onderzoekers van de TU Delft dat het energiebesparingseffect op langere termijn kan uitdoven. Feedback over de verbruiksgegevens en begeleiding bij de interpretatie en het gebruik van deze gegevens is essentieel om deze effecten tegen te gaan.

Bovendien hebben de mogelijkheden om energie te besparen veeleer te maken met sociale factoren en met het profiel van de gebruiker. Mensen in armoede zijn vaak kleine elektriciteitsverbruikers omdat ze weinig huishoudelijke toestellen hebben. Bovendien is ook hun (huur-)woning vaak van slechte kwaliteit. Een jaarverbruik van minder dan 700 kWh elektriciteit is zeker niet ongewoon. Bij zo’n klein verbruik is het besparingspotentieel natuurlijk heel wat kleiner. Men zou ervoor kunnen kiezen om slimme meters enkel te installeren waar een actieve vraagsturing voor de hand ligt, zoals de grootverbruikers (bv. KMO’s) of verbruikers met een elektrisch voertuig.

Bij periodes van hoge elektriciteitsproductie (bv. veel windenergie ’s nachts) kan via een slimme meter op basis van vraagsturing een signaal gegeven worden aan een elektrische wagen om op te laden

am

| arbeid & milieu

23


BELEID

Is meer klimaatambitie een bedreiging voor jobs en economie? Hittegolven, oprukkende woestijnen, smeltend poolijs... De aarde warmt op en de gevolgen laten zich meer en meer voelen. Om een echte catastrofe af te wenden, moet de uitstoot van broeikasgassen radicaal teruggedrongen worden. Een doodsteek voor onze welvaart? Of is het net het begin van een nieuw economisch project waar we beter uitkomen? En waar staat Vlaanderen als het erop aankomt klimaat en economie te verzoenen? Greenpeace, WWF, BBL en 11.11.11 brachten op 14 juni vijf experts samen in het Vlaamse Parlement om op die vragen antwoorden te zoeken

D

ze de doelstelling willen optrekken tot - 30%. België, en vooral Vlaanderen, lijkt minder enthousiast. Het heeft nochtans alles te winnen door zich achter een hogere ambitie te scharen. Een interne reductiedoelstelling van - 30% zou onze economie en die van Europa kunnen aanzwengelen, terwijl de EU een eerste belangrijke bijdrage zou leveren aan de strijd tegen klimaatverandering. Jean-Pascal van Ypersele, professor aan de UCL en lid van VN-klimaatpanel opende de conferentie

© greenpeace

De internationale onderhandelingen over het klimaat zullen de komende maand november weer een nieuw hoogtepunt kennen met de top in Durban (28 november tot 9 december 2011). In de aanloop daar naartoe moet de Europese Unie haar positie bepalen en kiezen voor een nieuwe interne reductiedoelstelling. De aangekondigde doelstelling van 20% minder broeikasgassen tussen nu en 2020 (in vergelijking met 1990) wordt mogelijks opgetrokken. Bepaalde lidstaten, zoals Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, hebben al laten vallen dat

24

Greenpeace, WWF, BBL en 11.11.11 brachten op 14 juni vijf experts samen in het Vlaamse Parlement om de mogelijkheden van een 30%-reductiescenario tegen 2020 toe te lichten

am

| arbeid & milieu


© Dan Van den Toorn

BELEID met een schets van de huidige wetenschappelijke stand van zaken en de economische gevolgen daarvan. “Het klimaat verandert en dat is met grote waarschijnlijkheid voornamelijk onder invloed van menselijke activiteit”, luidde de vaststelling die inmiddels gemeengoed is. “De temperatuur op aarde volgde gedurende de voorbije eeuwen onmiskenbaar een stijgende trend, die samenloopt met een nooit geziene toename in de uitstoot van broeikasgassen.”

Niets doen, kost veel Dat het klimaat verandert, zeggen niet alleen de grafieken. “Door extreme droogte mislukten veel graanoogsten, wat resulteerde in een explosie van de voedselprijzen”, stelt Tomas Wyns van het Climate Action Network Europe. “Dat leidde op zijn beurt tot sociale onrust in de grote steden van arme landen. In die zin zijn de revoluties in Egypte en Tunesië misschien wel de eerste klimaatrevoluties.” Op langere termijn bedreigt de opwarming van de aarde de thuis van miljoenen mensen - ook bij ons. “Een stijging van één meter van de zeespiegel zou 63.000 hectare land onder water zetten”, zegt van Ypersele. Gent als nieuwe badstad? Zonder maatregelen zou het volgens zijn berekeningen in het jaar 3000 zover zijn. Niks doen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, is dus een bijzonder kostelijke optie, waarschuwt de professor. Zowel op economisch, menselijk als ecologisch vlak. Om dat rampscenario te vermijden, stelde de wereldgemeenschap zich tot doel om de temperatuursstijging onder 2°C te houden. Willen we die doelstelling halen, moeten we in 2050 al een uitstootvermindering van 50 tot 85% realiseren. Na 2070 moeten de emissies zelfs negatief zijn. De uitdaging is dus enorm, maar de mogelijkheden om broeikasgassen terug te dringen zijn dat ook: de industrie, de landbouw, het transport en zeker in de sector van de bouw zijn er op vlak van hernieuwbare energie en energie-efficiënte reuzesprongen te maken. De kostprijs van die maatregelen ligt alvast lager dan niks doen en levert bovendien tal van bijkomende voordelen op, zoals minder luchtverontreiniging en een verminderde afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen. Volgens Jean-Pascal van Ypersele en Tomas Wyns biedt de strijd tegen de klimaatopwarming dan ook een zelden geziene opportuniteit voor de economie. Maar is de Europese Unie en in het bijzonder Vlaanderen wel klaar om in te spelen op die nieuwe kansen? Professor Johan Albrecht (UGent) gaat akkoord dat er een opportuniteit ligt, maar blijft kritisch: “Op dit moment ontbreekt het aan een groot project voor de Europese industrie”

“Ook in de energie-intensieve industrie is plaats voor een 30%-reductiescenario”, volgens Tomas Wyns (CAN Europe). “Met een nieuw type hoogoven in de staal- en cementindustrie, die momenteel in opbouw is, wordt bijvoorbeeld een CO2-reductie van 80% gerealiseerd. Dit is geen science fiction.”

De groene (her)industrialisatie van Europa Doet Europa het dan slecht op vlak van klimaatbeleid? Op het eerste gezicht ziet het plaatje er positief uit. Ten opzichte van 1990 daalde de uitstoot van broeikasgassen met 17% in 2009. Een gevolg van de economische crisis? Gedeeltelijk, maar er is meer aan de hand. “De voorbije 20 jaar steeg de import uit de BRIC-landen en uit China in het bijzonder”, analyseert Professor Albrecht. “Onze industriële productie verplaatste zich deels naar ginder, waardoor je kan spreken van een transfer van emissies. Zonder meer import uit andere regio’s zouden onze emissies met 4 tot 5% gestegen zijn.” Om niet alleen bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe klimaatvriendelijke technologieën, maar er ook economisch de vruchten van te plukken, heeft Europa nood aan een hoogtechnologisch project. Probleem: de jobcreatie in die sector gebeurt momenteel vooral in Azië. “Door delocalisatie produceren de EU en de VS amper nog tv’s en computers”, zegt Albrecht. “Dat houdt risico’s in voor je kennisopbouw. Je verliest namelijk de kennis door zelf geen enkele massaproductie meer te hebben. Kijk naar de tewerkstelling in de batterijtechnologie. Die is cruciaal voor de nieuwe generatie auto’s, maar voor het overgrote deel is dat een Aziatisch verhaal.” Toch is het tij te keren. Volgens professor Albrecht ligt de grootste opportuniteit op het vlak van energie-innovaties. “Investeringen in infrastructuur, zoals de smart grids vragen lokale expertise en dus lokale jobs. Hardware componenten met hoge toegevoegde waarde (intelligente wasmachines en koelkasten) maken massaproductie in EU weer mogelijk. Neem het voorbeeld van de stop-start-systemen van Bosch. Die zitten inmiddels in een vierde van am

| arbeid & milieu

25


© www.thethruthaboutcars.com

BELEID Een voorzichtige eerst stap naar het verzoenen van economie en klimaat? Niettemin zullen al die inspanningen volgens Van den Bosch het totale elektriciteitsverbruik niet doen dalen. “Wat we besparen in energie en industrie, wordt gecompenseerd door de stijging van het verbruik van elektrische voertuigen en bij de industrie. Daarom is het des te belangrijker om naar een brandstofmix te evolueren met weinig uitstoot.” Conclusie? Onze bedrijven spelen mee, maar staan nog voor belangrijke stappen. “We moeten niet alleen goed zijn in Onderzoek & Ontwikkeling, we moeten exporteur van klimaattechnologie worden”, vindt Van den Bosch. “Dat vergt meer investeringen doorheen de hele keten van fundamenteel onderzoek tot marktintroductie.” Het stop-start-systeem van Bosch, waarbij de motor bij stilstand automatisch wordt stilgelegd. Die systemen zitten inmiddels in een vierde van de nieuwe wagens, worden grotendeels gemaakt in Duitsland en ze leveren bovendien een grote emissiereductie (15%) op voor relatief weinig geld.

de nieuwe wagens, worden grotendeels gemaakt in Duitsland en ze leveren bovendien een grote emissiereductie (15%) op voor relatief weinig geld.” De kansen van de nieuwe economische sectoren beperken zich niet tot de hooggeschoolden. Een eenvoudige maatregel om CO2-uitstoot terug te dringen, is de isolatie van woningen. Albrecht: “De overheid kan programma’s opzetten om ongeschoolde werklozen op te leiden en in te zetten in arbeidsintensieve isolatieprojecten of andere activiteiten die cruciaal zijn voor de transformatie naar een koolstofarme economie”.

Waar zitten de Vlaamse bedrijven? Ondanks het feit dat niet alle randvoorwaarden ingevuld zijn, brengt de klimaatuitdaging dus nieuwe kansen voor het bedrijfsleven in de EU. Maar waar staan onze Vlaamse bedrijven. Zijn ze wel mee? Volgens Marc Van den Bosch, Adviseur energie en milieu bij VOKA, zien onze bedrijven wel degelijk het potentieel van de nieuwe markt. “We weten bijvoorbeeld dat we ook bij ons voor grote investeringen in het elektriciteitsnet staan. Wel, daar neemt het bedrijfsleven initiatieven zoals ‘Flanders smart grid’, met 70 deelnemende bedrijven.”

26

Omdat energie-efficiëntie de basis is voor de concurrentiepositie, introduceerde de Vlaamse overheid het benchmarking convenant voor energie. Ondermeer dankzij de doorgedreven audits, zegt een meerderheid van de bedrijven een mentaliteitsverandering op vlak van energie gerealiseerd te hebben. “Met deze inspanningen konden onze bedrijven - op enkele sectorgebonden uitzonderingen na - hun concurrentiepositie en groeikansen vrijwaren.” am

| arbeid & milieu

AXA: van kennisopbouw tot concrete maatregelen Dat bedrijven zich voorbereiden en verregaande strategieën ontwikkelen om klimaat en bedrijfsvoering te verzoenen, bewijst AXA. Als bank en verzekeraar voelt AXA vandaag al de financiële gevolgen van klimaatverandering. “De voorjaarsstorm in februari, het noodweer in juli, de overstromingen in november... Het kostte ons 300 miljoen euro aan schadedekkingen”, licht Sabine Van Depoele toe. “We zien de frequentie en ernst van zulke fenomenen bovendien toenemen.” Vanuit dat bewustzijn, ondernam AXA op verschillende vlakken actie. Om te beginnen ondersteunt het bedrijf zich - net als ondertussen vele tientallen andere bedrijven waaronder IKEA, Philips, Sony enz. - publiekelijk een ambitieuzere EU reductiedoelstelling van -30% broeikasgasemissies tegen 2020. “Het is ook onze opdracht klanten bewust te maken van nieuwe risico’s, maar onze verantwoordelijkheid reikt verder. Wij beschikken als verzekeraar over een schat aan informatie. Met het Coporate Disclosure Project bundelen we die data met andere partners in grote databanken. Het AXA Research Fund spendeert daarbovenop 30 miljoen euro voor onderzoek rond de gevolgen van klimaatverandering, zoals de toename van stormwinden, overstromingen en hevige hagelval.” AXA beschikt daarnaast over een uitgestrekt patrimonium. In de eigen gebouwen gaat AXA voor de nieuwste milieutechnologie, een strategie die het bedrijf ook aan haar klanten adviseert. “Investeringen in groene gebouwen bieden zo een concurrentieel voordeel op een zeer competitieve kantoormarkt.” Overige ingrepen situeren zich onder andere op het niveau van het wagenpark en het vervangen van vliegtuigreizen door videoconferencing. “Er zijn veel directe ingrepen mogelijk om je milieu-impact te reduceren,” vat Van Depoele samen, “en het management moet overtuigd zijn van de meerwaarde.”


BELEID Ligt de sleutel bij het beleid? Enerzijds lijken de geesten rijper dan ooit, anderzijds blijft de grote sprong naar actie uit. Kunnen ambitieuze klimaatdoelstellingen en pro-actief overheidsbeleid de laatste drempels wegnemen? Iedereen lijkt het er alvast over eens dat er een prijs moet gezet worden op CO2. “Men ging ervan uit dat de emissiehandel de drijvende kracht achter zou zijn om te investeren in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie”, zegt Tomas Wyns. “Zulke investeringen blijven echter uit door de lage koolstofprijs op de emissiemarkt, die onder invloed van de crisis bovendien nog een duik maakte.” Wat zou dan een correcte prijs zijn voor CO2? Professor van Ypersele schat die rond de 80 euro per ton in 2030, willen we de stijging van de temperatuur op aarde beperken tot 2°C. “Enkel voor electriciteitsbedrijven en energie-intensieve industrie zouden er dan nog verhandelbare emissierechten bestaan.” Met de opbrengsten uit CO2-taksen en veilingen, kan de overheid de overgang mogelijk maken naar de groene herindustrialisering. “We moeten die extra middelen onmiddellijk herinvesteren in onderzoek en ontwikkeling, opleiding en nieuwe infrastructuur”, zegt Tomas Wyns. Professor Albrecht wijst daarbij ook op de noodzaak van performante regelgeving, zoals duidelijke technische standaarden. “En verder komt het er op korte termijn op aan nichtemarkten te creëren en demoprojecten te financieren.” Moet de EU ambitieuzer zijn en haar 20% reductiedoelstelling voor CO2 tegen 2020 bijstellen naar 30%? Ook daarover is er unanimiteit, al maakt Marc Van den Bosch (VOKA) daar een duidelijk kanttekening bij: “30% kan, maar de EU moet het enkel doen als het kadert in een globaal klimaatakkoord waarbij alle landen zich engageren. Intern moet men ook de kosten voor het behalen van zo’n doelstelling billijk spreiden over alle gebruikers.” Bij AXA hebben ze hun 20%-doelstelling nu al gehaald. “We willen verder naar 30%”, aldus Sabine Van Depoele, “omdat we voelen dat het haalbaar is. Europa moet hetzelfde doen”.

“Een stijging van één meter van de zeespiegel zou 63.000 hectare land onder water zetten”, zegt van Ypersele. Gent als nieuwe badstad? Zonder maatregelen zou het volgens zijn berekeningen in het jaar 3000 zover zijn.

een nieuw type hoogoven dat momenteel in opbouw is, wordt bijvoorbeeld een CO2-reductie van 80% gerealiseerd. Dit is geen science fiction.” Is Vlaanderen klaar om klimaat en economie te verzoenen? Veel initiatieven en maatregelen zijn genomen, maar de vraagtekens rond een nieuw industrieel project blijven groot. Iedereen is het eens over de noodzaak om te veranderen, maar over de snelheid en de spreiding van de lasten is er minder eensgezindheid. Volgens Professor van Ypersele is die koudwatervrees nochtans onterecht. “Being dirty has a lot of costs. Being greener than the competition may have many advantages”, besluit hij met een citaat uit The Economist. Lees meer in de Greenpeace-briefing over de EU -30% reductiedoelstelling. Joeri Thijs Greenpeace

Tomas Wyns ziet een aanscherping naar 30% vooral als vergroten van de economische opportuniteit. “Uit een onderzoek dat de universiteiten van Oxford, Sorbonne en Potzdam voerden voor de Duitse overheid blijkt dat de stap naar 30% een duidelijke economische impuls oplevert, indien de implementatie op een correcte manier gebeurt.” Ook in dat scenario blijft er volgens Wyns plaats in de EU voor energie-intensieve industrie. “Onlangs is men gaan kijken wat er met de huidige state of the art-technologie mogelijk is in de staal- en cementindustrie. Het antwoord is eigenlijk hoopgevend: met am

| arbeid & milieu

27


‘Ecobouwers Opendeur’, zijn opendeurdagen in energievriendelijke woningen. Dat gaat van lage-energiewoningen die half zoveel energie verbruiken als een gemiddelde nieuwbouwwoning in Vlaanderen, tot passiefhuizen die het energieverbruik tot een tiende beperken. Dit jaar gaat het evenement door op 5 & 6 en 11, 12 & 13 november. Bond Beter Leefmilieu (BBL) zoekt in heel Vlaanderen bewoners van energievriendelijke huizen om hun huis open te stellen voor een geïnteresseerd publiek. Ecobouwers Opendeur plaatst de bouwheer centraal. Hij of zij toont de bezoekers welke technieken tot energiebesparing leiden, hoe hij deze zelf heeft toegepast en vanuit welke filosofie hij dit gedaan heeft. Hij geeft uitleg over het energieconcept, de inplanting, de oriëntatie, de isolatie en over de energievriendelijke toepassingen voor verwarming, ventilatie en zonwering. Benjamin Clarysse van BBL vertelt: “Bij Ecobouwers Opendeur krijg je onafhankelijke informatie uit de eerste hand. Geen verkoopspraatjes. Kwaliteit gegarandeerd door onze unieke aanpak van workshops in kleine groepjes en interactie tussen de bezoekers”

De ene bouwt volledig bio-ecologisch, de andere bouwt een passiefhuis, nog een andere toont welke energiebesparende technieken je kan toepassen bij een renovatie in de binnenstad. Ecobouwers Opendeur legt het accent op wat belangrijk is en stelt de voorlopers in de kijker. Je krijgt een zeer gevarieerd aanbod van de ‘top’ rijhuizen, vrijstaande woningen, appartementen…, in Vlaanderen en Brussel. Tijdens de thematours kan je ook onder professionele begeleiding een reeks huizen bezoeken rond een bepaald thema.

Met bijna 27.500 bezoekers groeide Ecobouwers Opendeur in de afgelopen dertien jaar uit tot een vaste waarde. De focus ligt op uitwisseling van ervaringen. Tussen mensen die al gebouwd of verbouwd hebben en mensen met plannen. Ecobouwers Opendeur onderscheidt zich daarom van de vele andere bouwopendeurdagen omdat het geen vrijblijvend blitsbezoek is. Inschrijven voor Ecobouwers Opendeur is gratis maar verplicht en kan vanaf 19 oktober.

Gezocht: eigenaars van energiezuinige woningen Ben je eigenaar van een passiefhuis, lage-energiewoning* of heb je een deel van je woning energievriendelijk en duurzaam verbouwd? Wil je kandidaat-bouwers een rondleiding geven om je bouw- en woonervaringen met hen te delen? Dan vragen we graag jouw medewerking voor onze campagne Ecobouwers Opendeur Bond Beter Leefmilieu zoekt eigenaars van energiezuinige en duurzame huizen die hun woning op 5, 6, 11, 12 of 13 november willen openstellen voor bezoekers en hun verhaal willen doen. Hoe groot de groep bezoekers is en wanneer ze langskomen bepaal je zelf. Interesse? Ken je vrienden, collega’s of familie die hun energiezuinige woning willen openstellen? Contacteer ons! Jurgen Naets, jurgen.naets@bblv.be, 02 282 19 42 Meer info op www.ecobouwers.be Inschrijven als opensteller kan tot enkele dagen voor de opendeurweekends, maar enkel woningen die ingeschreven zijn voor 10 augustus kunnen opgenomen worden in het campagnemagazine.

* algemeen: warmtevraag van < 60kWh/m2 jaar, K-peil < 30. Voor meer details en selectiecriteria zie www.ecobouwers.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.