AM_2011_1_def

Page 1

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN ARBEID EN MILIEU VZW • JAARGANG 2011 • NR 1 • JAN - feb - mrt

België-Belgique PB Brussel 5 P209314

magazine

ArbeidÊ&ÊMilieu

Interview delegees E-Max Opmerkelijke resultaten eco-cheques Klimaatakkoord Cancun herstelt het vertrouwen maar het klimaat is nog lang niet gered Afgiftekantoor: 1050 Brussel 5 | Afzender: A&M, Edinburgstraat 26, 1050 Brussel


INHOUD

Inhoud MAGAZINE is een driemaandelijkse uitgave van Arbeid & Milieu vzw Edinburgstraat 26 - 1050 Brussel Tel. (02) 894 46 53 secretariaat@a-m.be • www.a-m.be Het secretariaat van Arbeid & Milieu vzw is op alle gewone werkdagen, van 9u tot 17u bereikbaar. Redactie: Edinburgstraat 26 - 1050 Brussel Druk: De Wrikker Lay-out: www.x-oc.com Foto cover: © J.J. Verhoef

Project duurzaam winkelen Onlangs ging het project ‘Duurzaam Winkelen’ van start, een project van het NBV (Netwerk Bewust Verbruiken), in samenwerking met Arbeid en Milieu, Vredeseilanden en Bioforum en met steun van de Vlaamse overheid. Doel van het project is duurzame labels bekender te maken bij het winkelend publiek, en de verkoop van duurzaam gelabelde producten te doen stijgen. Lees er hier alles over.

6

Arbeid & Milieu Magazine is een initiatief van Arbeid & Milieu vzw. Arbeid & Milieu vzw is een samenwerkingsverband waarin de arbeidersbeweging en de milieubeweging paritair vertegenwoordigd zijn. De arbeidersbeweging is momenteel vertegenwoordigd door het ABVV, ACV en ACLVB. De milieubeweging wordt vertegenwoordigd door de Bond Beter Leefmilieu.

Het klimaatakkoord van Cancun herstelt het vertrouwen maar het klimaat is nog lang niet gered Tijdens de klimaatonderhandelingen in Cancun, begin december 2010, werd het bootje van het internationale klimaatbeleid (voorlopig) gered van het gevaar op zinken. Na het debacle van de klimaattop in Kopenhagen in 2009, werd het vertrouwen in de klimaatonderhandelingen onder de vleugels van de Verenigde Naties hersteld. In Cancun werd iedereen terug aan boord gehesen, maar het schip maakt stevig water en gaat slechts zeer traag vooruit. Bert De Wel (ACV) en Sara Van Dyck (BBL) blikken terug op deze klimaattop.

A&M Magazine biedt, aan de hand van reportages, interviews, achtergrondartikels, columns en praktische tips, informatie over thema’s die zich situeren op het raakvlak tussen arbeid en milieu. Om de band tussen arbeid en milieu aan te tonen en te bevorderen. Want wij denken dat het absoluut noodzakelijk is om sociaal en ecologisch welzijn met elkaar te verzoenen. Zonder dat geen duurzame ontwikkeling.

Interview delegees E-Max Arbeid & Milieu bracht onlangs een bezoek aan het aluminiumbedrijf E-Max in DilsenStokkem en kwam terug met een verhaal rond een bloeiend bedrijf dat gerecycleerd aluminium verwerkt tot afgewerkte producten (aluminiumprofielen). Arbeid & Milieu sprak met 3 militanten die met de nodige trots over de vernieuwingen in hun bedrijf spreken.

Een jaarabonnement op A&M Magazine kost e 17,50. U kunt zich abonneren door dit bedrag te storten op het rek.nr. Fortis 001-1495955-97, met vermelding ‘Abonnement 2011’. Geef ons ook je exacte adres en contactgegevens door via mail of telefoon en laat weten of je een factuur wenst. Geïnteresseerd in een proefnummer van A&M Magazine? Contacteer ons op tel: 02/894.46.53 of secretariaat@a-m.be Arbeid & Milieu vzw bestaat sinds 1988 en bracht voorheen ‘Arbeid en Milieu Nieuws’ uit. Redactieraad: Thijs Calu, Bert De Wel, Kristof Debrabandere, Dominique Kiekens, Suzanne Kwanten, Sara Neirynck, Joris Van Damme, Kris Van Eyck, Pieter Verbeek. VU: Joris Van Damme Edinburgstraat 26 - 1050 Brussel Arbeid & Milieu Magazine is gedrukt op kringlooppapier. Het binnenwerk wordt gedrukt met vegetale inkt. De redactie is niet gebonden door de inhoud van de opgenomen advertenties. Mits voorafgaande toestemming mogen artikels overgenomen worden. Dit kan alleen maar de betere verspreiding van milieu-informatie in al zijn facetten ten goede komen.

2

3 4

Redactioneel Weg van het doemdenken en over tot actie!

am

| arbeid & milieu

9

12

Eco-cheques: opmerkelijke resultaten na 2 jaar Iedereen kent ze ondertussen wel, de eco-cheques. Maar wat met de resultaten van deze cheques? Brengen ze echt zoveel op voor zowel het milieu als de werknemer? Kom hier meer te weten overe enkele opmerkelijke resultaten.

14

Interview met Peter Bostyn A&M ging langs bij ABVV’er Peter Bostyn, voormalig lid van onze Raad van Bestuur. Tegenwoordig werkt Peter op de vormingsdienst van het ABVV Metaal, waar we hem aan de tand voelden over de recente ontwikkelingen op milieuvlak in de metaalsector.

17

Verslag recente activiteiten Een verslagje van onze activiteiten rond duurzaam energiebeheer in december en onze eerste activiteit van dit jaar: we gingen langs bij het ACLVB voor een vorming rond duurzaam aankopen en duurzaam woon-werkverkeer.

19

Ken uw management! Managers spreken verschillende talen en dit hangt samen met de verschillende wijzen waarop ze ondernemen. Leer hier de verschillende managemenstijlen kennen en hoe hierop in te spelen als delegee.

23

Nieuwe handleiding inspireert bedrijven rond natuur Meer dan 90 bedrijfsvoorbeelden, alle voordelen op een rijtje en vaak gestelde vragen zijn enkele van de vele onderwerpen in de nieuwe digitale Biodiversiteit@Bedrijven-handleiding van Natuurpunt. Zowel vakbonden, werkgevers als bedrijventerreinontwikkelaars kunnen ermee aan de slag.


REDACTIONEEL

Weg van het doemdenken en over tot actie!

R

Rapporten van internationale organisaties over de klimaatproblemen en onze onduurzame economie verschijnen met de regelmaat van de klok. Ze zijn niet altijd de meest boeiende en leesbare lectuur en blijven meestal hangen in een beperkt clubje van academici en bepaalde beleidsmakers. Meestal word je ook niet vrolijk van de boodschap die dergelijke rapporten brengen, omdat ze vooral wijzen op wat er allemaal mis gaat en hoe slecht we allemaal wel bezig zijn. En dat horen we toch liever niet. Daarom wil ik hier even de aandacht vestigen op drie nieuw verschenen documenten, die net als kracht hebben dat ze niet langer het doemdenken voeden, maar wel haalbare en concrete oplossingen aanreiken, waar we op termijn allemaal bij kunnen winnen. De Europese Commissie komt naar buiten met een studie waarin een stappenplan wordt uitgezet om tegen 2050 naar een koolstofarme (80% minder uitstoot) economie over te schakelen. Die omschakeling betekent een aanzienlijke investering van 270 miljard euro, maar kan tot 320 miljard euro per jaar besparen en kan tegen 2020 al 1,5 miljoen nieuwe banen opleveren. De UNEP, het milieuprogramma van de Verenigde Naties, presenteerde op 21 februari haar “Green Economy Report”. Daaruit blijkt dat een investering van 2% van het wereldwijde bbp in een groenere economie kan leiden tot hogere tewerkstelling en betere jobs. Een keuze voor een groenere economie zou op termijn op sociaal én op economisch vlak veel beter presteren dan wanneer men deze keuze niet maakt. De Internationale Arbeidsorganisatie van de VN (ILO) heeft meegewerkt aan dit rapport en heeft in een achtergrondnota de voorwaarden voor een rechtvaardige transitie uitgelijnd. Mits een aantal flankerende maatregelen is de omschakeling naar een ecologisch duurzamere economie immers een unieke kans om onze economie ook sociaal duurzamer te maken, met betere sociale bescherming en meer en betere jobs. Het is precies die kans die ook Arbeid & Milieu met beide handen wil grijpen, onder meer via het Groene Jobs project, waar we zowel de dringende nood aan een transitie naar een groenere economie benadrukken, als de daartoe noodzakelijke randvoorwaarden naar voor schuiven op vlak van kans op werk en goede arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Voor wie zich er in wil verdiepen en een woordje Engels kan: de drie documenten1 staan op onze website www.groenejobs.be. Jorre Van Damme coördinator A&M

1. (1) Het deelrapport van de UNEP: Towards A Green Economy – Pathways to Sustainable Development and Poverty Eradication – A Synthesis for Policy Makers. (2) De achtergrondnota bij dit rapport, opgemaakt door het ILO: Promoting Decent Work In a Green Economy. (3) De studie gebruikt door de Europese Commissie: Roadmap 2050 – A practical guide to a prosperous low-carbon Europe - Technical analysis / Executive summary

am

| arbeid & milieu

3


Labels

Š Lars Plougmann

 4

Bewuste consumenten stellen zich vragen over de milieukenmerken en ethische eigenschappen van producten. Labels kunnen daar een hulp bij bieden. Ze geven informatie over de milieukenmerken van het product of over de sociale omstandigheden waarin het gemaakt is. Er zijn ook labels die aangeven dat het product eerlijk verhandeld is. Andere labels geven geen duurzaamheidsinformatie maar zeggen iets over de kwaliteit, de herkomst, de veiligheid of de samenstelling van een product.

am

| arbeid & milieu


project

Project

‘Duurzaam Winkelen’ Onlangs ging het project ‘Duurzaam Winkelen’ van start, een project van het NBV (Netwerk Bewust Verbruiken), in samenwerking met Arbeid en Milieu, Vredeseilanden en Bioforum en met steun van de Vlaamse overheid. Doel van het project is duurzame labels bekender te maken bij het winkelend publiek, en de verkoop van duurzaam gelabelde producten te doen stijgen. Arbeid & Milieu speelt hierin een kleine, maar niet onbelangrijke rol: het vormen van vakbondsmilitanten over het gebruik van labels. Uit onderzoek blijkt immers dat veel labels onbekend zijn bij het grote publiek en dat er ook veel onduidelijkheid heerst.

D

Degelijke labels Eerst een inleidend woordje over labels. Voor dit project maakten we de afspraak enkel ‘degelijke’ labels in de kijker te zetten. Ze moeten met andere woorden aan een aantal – voor de projectpartners – belangrijke criteria voldoen.

Een betrouwbaar label is gebaseerd op een reeks criteria die strenger zijn dan de geldende wetgeving en die controleerbaar zijn. Die controle gebeurt door een onafhankelijke controle-organisatie, die erkend (geaccrediteerd) is om die specifieke controles uit te voeren. De organisatie die het label beheert, is transparant. Alle informatie over ondermeer de criteria en de lastenboeken is openbaar en kan op een eenvoudige manier opgevraagd worden. De criteria zelf worden ontwikkeld in samenspraak met alle stakeholders (producenten en/of sectororganisties, consumentenorganisaties, vakbonden en NGO’s).1 Op de website www.labelinfo.be vind je heel wat info over de degelijkheid van labels.

Acties Het project zit momenteel nog volop in de voorbereidende fase, maar in alle geval zullen een aantal acties in de winkels van Delhaize en Carrefour plaatsvinden. Hierbij wordt voorlopig nog zeer breed denkwerk verricht: van stewards die de consumenten helpen bij hun duurzame aankopen, over info op affiches in de winkel tot een productwijzer met info over productgroepen en labels.

Vorming Een kleiner, maar daarom niet minder belangrijk luik in dit project is de vorming van personeelsleden en vakbondsafgevaardigden van deze ketens. Het is immers belangrijk ook het personeel te motiveren in dit verhaal en hun te laten kennismaken met de verschillende labels en hun kenmerken. Thijs Calu educatief medewerker Arbeid & Milieu

am

| arbeid & milieu

5


beleid

Het klimaatakkoord van Cancun herstelt het vertrouwen maar het klimaat is nog lang niet gered Tijdens de klimaatonderhandelingen in Cancun, begin december 2010, werd het bootje van het internationale klimaatbeleid (voorlopig) gered van het gevaar op zinken. Na het debacle van de klimaattop in Kopenhagen in 2009, werd het vertrouwen in de klimaatonderhandelingen onder de vleugels van de Verenigde Naties hersteld. In Cancun werd iedereen terug aan boord gehesen, maar het schip maakt stevig water en gaat slechts zeer traag vooruit. Het Cancun akkoord betekende vooral een doorbraak op vlak van de principes, maar alles zal nog afhangen van de concrete invulling. Met dit akkoord kunnen de beleidsverantwoordelijken verder aan de slag. De verantwoordelijke politici, samen met alle stakeholders waaronder de vakbonden en de milieubeweging, moeten er voor zorgen dat het fragiele bootje van Cancun niet (definitief) op de klippen vaart tijdens de volgende klimaatconferentie in Durban, Zuid Afrika. Integendeel, we moeten er in slagen om in Zuid Afrika – eindelijk – een globaal, eerlijk, bindend klimaatakkoord te bereiken.

G

© Oxfam International

Gigatonkloof Het akkoord van Cancun mag dan wel het vertrouwen hersteld hebben tussen de landen aan de onderhandelingstafel, maar dit betekent absoluut niet dat de opwarming van het klimaat gestopt zal worden met wat er nu op tafel ligt. De inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen zijn nog steeds ruimschoots onvoldoende. Na de conferentie van Kopenhagen hebben heel wat landen aangegeven met hoeveel ze hun emissies willen verminderen. Het milieuagentschap van de Verenigde Naties (UNEP) berekende dat alle beloften samen in het beste geval maar 60% zijn van wat noodzakelijk is om de opwarming van de aarde onder de noodzakelijke 2°C te houden.1 Er ontbreekt niet minder dan 5 tot 9 gigaton CO2 om die doelstelling te halen. In het beste geval komt dit overeen met de uitstoot

6

van de ganse Europese Unie, in het slechtste geval is dit een overschot aan emissies dat groter is dan de uitstoot van Rusland en China samen. Het akkoord stelt dan ook duidelijk dat iedereen een extra inspanning moet doen en zijn engagement moet optrekken. De ontwikkelde landen moeten hun emissies reduceren met 25 tot 40% onder het niveau van 1990 tegen 2020 om te voldoen aan de aanbevelingen van het Panel van klimaatwetenschappers (IPCC). Laat ons hopen dat ook België en de EU verder zal bouwen op de positieve dynamiek van Cancun om de lat hoger te leggen. Tijd voor Europa om haar verantwoordelijkheid op te nemen Het is dan ook duidelijk dat Europa het beter moet doen dan de magere -20% emissiereductie die ze vandaag op tafel heeft gelegd. Tijdens de EU-lentetop van dit jaar moeten de EU-ministers eindelijk beslissen of ze uiteindelijk naar de noodzakelijke -30% emissiereductie zullen gaan. Vorig jaar publiceerde de Europese Commissie een rapport dat aantoont dat een opstap naar 30% haalbaar en betaalbaar is, en voor Europa niets dan voordelen oplevert. Volgens de Europese Commissie is de kost om de broeikasgassen tegen 2020 te reduceren met dertig procent nu veel goedkoper dan gedacht in 2008 en zelfs voordeliger dan de oorspronkelijk becijferde kost voor een reductie van 20%, indien ook de baten van een verbeterde luchtkwaliteit en verminderde import van fossiele brandstoffen in rekening worden gebracht. De Europese Commissie waarschuwt dat, als Europa het ambitieniveau van haar klimaatbeleid niet naar boven bijstelt, we door China en de Verenigde Staten riskeren voorbijgestoken te worden in de “race voor groene jobs”. Bovendien stelt de Commissie dat het emissiehandelssysteem, het vlaggenschip van Europa om de uitstoot van de energie-intensieve industrie aan te pakken, haar doel dreigt voorbij te schieten als Europa haar doelstelling niet verhoogt tot 30 percent. Werknemers krijgen verdiende plaats in het klimaatbeleid Het is waarschijnlijk nog onvoldoende gekend bij het grote publiek, maar de vakbonden van over heel de wereld hechten zeer veel belang aan het klimaatbeleid. Meer dan 200 vertegenwoordigers van over heel de wereld namen deel aan de conferentie. Hun doel: erkenning vragen voor de sociale aspecten van het klimaatbeleid en voor de gevolgen van dit beleid

am

| arbeid & milieu


beleid © Oxfam International

voor werknemers in Noord en Zuid. De vakbonden willen ook duidelijk wijzen op de constructieve rol die ze willen spelen in het klimaatbeleid. Een ambitieus klimaatbeleid is namelijk enkel mogelijk indien het ook een sociaal beleid is. Het centrale concept waaraan we dit sociaal klimaatbeleid ophangen heet de “rechtvaardige transitie”. Het ACV heeft dit verder uitgewerkt tijdens zijn nationaal congres in oktober vorig jaar.2 Tot op de laatste dag van de conferentie in Cancun bleef het onduidelijk of het akkoord de rechtvaardige transitie zou vermelden. Hoewel we na veel aandringen de steun kregen van heel wat landen, waaronder de EU, de VS en de Afrikaanse landen, werd ons begrip steeds buiten de teksten gehouden. Het was dan ook een zeer grote opluchting om onze paragraaf dan toch in de eindtekst te zien staan. Uiteindelijk staat het er zelfs twee maal in. Een eerste keer in de “shared vision”, dit is het deel met de gezamenlijke toekomstvisie van alle landen op het klimaatbeleid:

I. A shared vision for long-term cooperative action “§ 10. Realizes that addressing climate change requires a paradigm shift towards building a lowcarbon society that offers substantial opportunities and ensures continued high growth and sustainable development, based on innovative technologies and more sustainable production and consumption lifestyles, while ensuring a just transition of the workforce that creates decent work and quality jobs.” Er is ook een tweede vermelding in het deel over de economische en sociale gevolgen van de klimaatmaatregelen. Voor het eerst in de geschiedenis van de milieuverdragen van de Verenigde Naties wordt expliciet verwezen naar de rol van werknemers in het internationale milieubeleid. Deze paragrafen verwijzen naar de nood aan een paradigma shift naar een koolstofarme samenleving via een rechtvaardige transitie die voor waardige en goede jobs moet zorgen. Dit is een hart onder de riem voor de vele mensen die bezorgd zijn over de impact op hun leven, op hun jobs en de kwaliteit van hun jobs als gevolg van de klimaatverandering en het klimaatbeleid. Alle landen hebben zich nu geëngageerd om hier rekening mee te houden. Een diplomatiek succes voor Mexico De eer voor het Cancun akkoord gaat zonder twijfel naar de Mexicaanse organisatoren van de conferentie en in het bijzonder voorzitster Patricia Espinosa, de Mexicaanse minister van buitenlandse zaken. De Mexicanen opteerden voor een stapsgewijze aanpak, waarbij de lat lager werd gelegd (5 tot 9 gigaton te laag, zoals we hoger aangaven!) dan in Kopenhagen. In Mexico konden we dan ook jammer genoeg nog geen globaal, ambitieus en eerlijk bindend globaal klimaatakkoord verwachten. Dit staat in schril contrast met de urgente noodzaak van de aanpak van het

steeds meer zichtbare klimaatprobleem, maar deze manier van werken bleek noodzakelijk om een herhaling van de flop in Kopenhagen te vermijden en een akkoord mogelijk te maken dat door iedereen gesteund kon worden. Mexico’s belangrijkste verdienste ligt bij het open en inclusief onderhandelingsproces dat gevoerd werd. Alle partijen werden uitgenodigd op alle vergaderingen, niemand werd uitgesloten. Ook Europa, met België in de voorzittersstoel, verdient een pluim voor haar rol als bruggenbouwer met ontwikkelingslanden. In de laatste nacht van de conferentie – in een golf van pure massa-euforie – is de tekst dan zonder enig probleem goedgekeurd. Enkel Bolivia weigerde akkoord te gaan. Met betrekking tot het gebrek aan ambitie heeft Bolivia meer dan gelijk. Maar, de Bolivianen waren niet altijd even constructief met hun vaak zeer offensief discours en weigeringen om naar open vergaderingen te gaan. De toekomst van het Kyoto-protocol blijft onzeker De toekomst van het Kyoto-protocol (de huidige verbintenisperiode loopt af einde 2012) was de centrale struikelblok tijdens de onderhandelingen. De ontwikkelingslanden eisen terecht dat de rijke landen zich ook na 2012 engageren tot juridisch bindende emissiereducties. Dit ligt zeer moeilijk aangezien de VS het protocol nooit ondertekend heeft (en allicht nooit zal ondertekenen) en ook grote, zich industrialiserende, ontwikkelingslanden (Brazilië, India, en China) niet onder het protocol vallen. Bij de start van de onderhandelingen in Cancun sprak Japan zich in klare taal uit tegen het verderzetten van het Kyoto-protocol. Europa heeft zich in zijn nieuwe rol van “bruggenbouwer” flexibel am

| arbeid & milieu

7


beleid opgesteld ten opzichte van de ontwikkelingslanden. Uiteindelijk hebben de onderhandelaars de toekomst van het protocol doorgeschoven naar de volgende klimaatconferentie. De landen hebben er zich enkel toe geëngageerd dat er geen “gap” komt tussen de huidige periode en een toekomstige periode. Het spreekt voor zich dat dit geen eenvoudige opdracht wordt voor de volgende klimaatconferentie in Durban. We verwachten alleszins van Europa dat ze blijft openstaan voor een tweede verbintenisperiode van het Kyotoprotocol. Dit is noodzakelijk willen we het moeizaam herstelde vertrouwen van de ontwikkelingslanden behouden.

Zo is nog niet duidelijk hoe dit mechanisme zal gefinancierd worden en zal het niet eenvoudig zijn om de impact van deze maatregelen te meten of om ongewenste (sociale en ecologische) neveneffecten te vermijden

Tot slot De kleine stapjes die werden vooruitgezet in Cancun, staan in schril contrast met de almaar meer zichtbare gevolgen van de klimaatverandering en de dringende nood aan doortastende maatregelen. Er kan dan wel geen rechtstreeks verband gelegd worden tussen de opwarming van de aarde en de desastreuze overstromingen in Pakistan en Australië, het noodweer in Brazilië, de droogte in Afrika, enz. Maar, het is wel duidelijk dat dergelijke fenomenen frequenter en sterker zullen worden door de klimaatopwarming. In het licht van deze gruwelijke rampen is het dan ook moeilijk te aanvaarden dat we weer een jaar geduld moeten hebben vooraleer er een echt klimaatakkoord afgesloten zou kunnen worden tijdens de conferentie van Durban. Er is echter geen alternatief. Cancun moet de opstap vormen voor een omvattend akkoord eind volgend jaar in Zuid-Afrika.We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. We moeten dus ook allemaal samen vooruitgang maken. Er voor zorgen dat de klimaatmaatregelen die op tafel komen ook sociale maatregelen zijn, is niet alleen een absolute voorwaarde die de vakbonden op tafel leggen, maar het is volgens ons ook de enige mogelijkheid om iedereen achter de grote uitdaging van het klimaatbeleid te krijgen.

Financiering, adaptatie en een akkoord over ontbossing zijn de belangrijke resultaten van Cancun De financiële beloften die de rijke landen vorig jaar gemaakt hebben in Kopenhagen met betrekking tot financiële ondersteuning van de ontwikkelingslanden werden nu geformaliseerd in het Akkoord van Cancun. Jammer genoeg blijft het ook hier bij principes en ontbreekt het aan concrete invulling. Er werd afgesproken dat de geïndustrialiseerde landen zorgen voor nieuwe en additionele middelen (USD 30 miljard) voor de periode 2010-2012 en dat deze middelen op een gebalanceerde manier naar adaptatie en mitigatie moeten gaan met voorrang voor de minst ontwikkelde landen (fast start finance). Daarnaast engageren de ontwikkelde landen zich tot USD 100 miljard per jaar tegen 2020. Het moet gaan over nieuwe, additionele, voorspelbare en adequate middelen voor de ontwikkelingslanden (long-term finance). Een aanzienlijk deel van bovenstaande middelen zullen besteed worden via een nieuw fonds (Green Climate Fund). dat in Cancun opgericht werd. De controle over dit fonds wordt evenwichtig verdeeld tussen ontwikkelingsen geïndustrialiseerde landen. Maar het is jammer genoeg nog zeer onduidelijk waar al dit beloofde geld vandaan zal komen.

8

Het tegen gaan van ontbossing en degradatie van bossen kan in belangrijke mate bijdragen in de strijd tegen de klimaatverandering (REDD+ of Reducing emissions from deforestation and forest degradation). Er werden afspraken gemaakt over een kader om dit te ondersteunen in ontwikkelingslanden. Maar, net zoals voor de financiering en adaptatie, zal alles nog afhangen van de concrete invulling. am

| arbeid & milieu

Sara Van Dyck, BBL Bert De Wel, ACV 1. Meer info op www.unep.org/Documents.Multilingual/Default. asp?DocumentID=651&ArticleID=6839&l=en 2. Deel drie van het congres, “De toekomst moet groen” gaat over het antwoord van het ACV op de klimaatuitdaging. De goedgekeurde resoluties staan op de volgende website https:// www.acv-online.be/Images/krachtlijnen_tcm9-235922.pdf © BBL

Tot nu toe werd het adaptatieluik van het klimaatbeleid onderbelicht. Adaptatie gaat over maatregelen die een oplossing moeten bieden aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering (bv. droogte, overstroming, enz.). Het Cancun-akkoord geeft hier nu de nodige aandacht aan. Er werd bv. een Cancun Adaptation Framework opgericht dat rekening houdt met de belangen en de noden van de ontwikkelingslanden. Maar, ook hier blijft het bij grote principes en zal er nog veel afhagen van de concrete invulling.

Tot slot, om in Vlaanderen werk te maken van een ambitieus klimaatbeleid moeten we niet wachten tot volgend jaar. Integendeel, de toekomst is aan de landen die er nu al voor kiezen om de weg in te slaan naar een koolstofarme samenleving. Achterblijven is geen optie. We zullen er wel bij varen op het moment dat we eindelijk dat globaal en eerlijk klimaatakkoord kunnen ondertekenen.


interview

Interview

Delegees E-Max Arbeid & Milieu bracht onlangs een bezoek aan het aluminiumbedrijf E-Max in Dilsen-Stokkem en kwam terug met een verhaal rond een bloeiend bedrijf dat gerecycleerd aluminium verwerkt tot afgewerkte producten (aluminiumprofielen). Arbeid & Milieu sprak met 3 militanten die met de nodige trots over de vernieuwingen in hun bedrijf spreken.

T

Torsten Claessens: Ik ben vakbondsafgevaardigde van de bediendenbond van het ACV (LBC). Ik werk bij E-Max als magazijnier en ben verantwoordelijk voor de bestellingen, vooral voor verpakkings- en verbruiksmaterialen. Voor de rest help ik zowat overal mee waar men volk nodig heeft. Ik ben nu bezig aan mijnn tweede mandaat, en ben zo’n 6 à 7 jaar syndicaal actief. Frank Houben: Ik ben reeds 3 jaar vakbondsafgevaardigde van het ACLVB, ook bij de bedienden. Mijn functie is engineer en ik regel het preventieve onderhoud bij E-Max. Ik ben verantwoordlijk voor het inhuren van buitenfirma’s voor de belangrijke herstellingen, en daarnaast bestaat mijn taak uit het controleren van machines in de week. Ik ga na wat eventueel vervangen of gerepareerd moet worden, in samenspraak met mijn baas en collega die de analyses doet. Salih Ozer: Ik ben afgevaardigde voor het ABVV en werk op de verpakkingsafdeling van ons bedrijf. A&M: Wat is de kernactiviteit van E-Max? Salih: “Hier in Dilsen-Stokkem produceren we de half afgewerkte producten. Dat gaat vooral om

aluminiumprofielen voor de bouwsector, de automobielindustrie en de machinebouw. Onze grondstof hiervoor zijn de zogenaamde ‘billets’, grote gerecycleerde ronde aluminiumstaven die vanuit onze vestiging in Kerkrade uit aluminiumschroot worden geproduceerd. Hoewel de wereldwijde vraag naar aluminium in 2009 met 35% verminderd is in vergelijking met het jaar ervoor vielen er geen gedwongen ontslagen bij E-Max. We zijn even moeten overschakelen van een zevendaagse 5-ploegenregeling naar een vijfdaagse 3-ploegenregeling. Intussen werken we weer in het oude systeem, namelijk een zevendaagse 5-ploegenregeling. A&M: Zijn jullie een grote speler in de aluminiumwereld? Frank: Op dit moment zijn we nog een kleine speler, maar naar de toekomst toe zullen we volgens mij wel een serieuze groei meemaken. Deze vestiging telt momenteel een 120-tal werknemers. In onze vestiging in Kerkrade (Nederland) werken zo’n 80 mensen. De E-Max groep stelt dus een 200-tal mensen tewerk. Onze afzetmarkt bevindt zich maximaal zo’n 600 à 700 kilometer van hier. Anders worden de transportkosten te hoog. A&M: Hoe gaat het recycleren van aluminium concreet in z’n werk? Salih: Dat gebeurt in onze vestiging in Kerkrade. We versmelten en herwerken het aluminium in nieuwe legeringen. Om de verschillende legeringen van het schroot dat binnenkomt te bepalen wordt gewerkt met een zogenaamde spectrometer, een apparaat dat een elektrische vonk op een aluminium proefstuk projecteert. Het licht dat vervolgens vanaf het aluminium wordt weerkaatst geeft bepaalde golflentes. De spectrometer meet die golflengtes en zo worden de legeringselementen bepaald. Bovendien is er geen kwaliteitsverlies door dit proces. Ons aluminium blijft dus van dezelfde hoge kwaliteit als voordien. A&M: Hoeveel % van het aluminium bestaat op dit moment uit gerecycleerd materiaal? Wat zijn de toekomstperspectieven? Frank: Momenteel zitten we aan een goeie 80%, maar 90% is haalbaar. Onze doelstelling is zelfs om tegen 2015 met 100% gerecycleerd aluminium te werken, maar dat wordt een lastige klus. Door de structuur die je nodig hebt, moet je altijd nog een klein niet-gerecycleerd deel bijvoegen. Het restaluminium dat we hier hebben verzamelen we, en gaat weer naar Kerkrade voor recyclage. Een groot deel van de keten is dus volledig duurzaam. A&M: Werken jullie reeds sinds het ontstaan met gerecycleerd aluminium, of hebben jullie hierin een evolutie meegemaakt? Frank: Neen, eerst werkten we met primaire grondstoffen. De vestiging in Kerkrade is een 3-tal jaar geleden overgenomen. Sedertdien komt onze grondstof – gerecycleerd aluminium – dus van onze eigen vestiging. Vroeger werkten we met andere, am

| arbeid & milieu

9


interview

10

am

| arbeid & milieu

externe leveranciers. Dat betekent dat we nu voor de aanlevering van onze grondstoffen meer vrijheid hebben en we zijn niet meer afhankelijk van externe bedrijven.

Frank: Voor de omschakeling naar een nieuwe grondstof, hebben we bepaalde testen moeten doen om het productieproces te optimaliseren. We kunnen nu op een heel hoge snelheid persen.

A&M: Die omschakeling heeft wellicht wel wat voordelen voor het milieu met zich teweeggebracht? Salih: Inderdaad, vooral op vlak van energiegebruik gaat het om hallucinante cijfers. De energievereiste per ton productie van primair materiaal is zo’n 15 Megawattuur. Bij gerecycleerd aluminium gaat het om 0,75 Megawattuur. Dat is een verschil van maar liefst 95%! Bij de productie van primair aluminium heb je vooral elektriciteit nodig, bij gerecycleerd aluminium gaat het vooral om warmte. Ook in CO2-uitstoot is er een aanzienlijk verschil van 90%. A&M: Betekende die evolutie een grote omschakeling in het productieproces? Torsten: Het productieproces blijft eigenlijk grotendeels hetzelfde. Het enige wat veranderd is, is dat we ons aluminium zo ontwikkeld hebben dat we op een zo hoog mogelijke snelheid kunnen persen. Om dit persproces te optimaliseren hebben we speciaal een ingenieur aangeworven, zodat we meer kunnen produceren.

A&M: Door de overname van de vestiging kerkrade is er een duurzaam verhaal bijgekomen, heeft dit zich ook vertaald in andere elementen in het bedrijf? Torsten: Ja, sedert die overname zijn we een proces begonnen om duurzamer te worden op verschillende vlakken. We proberen op zoveel mogelijk manieren onze ‘2020-norm’ te halen. Dit is een streefdoel dat onze directeur heeft opgezet, naar analogie met de 2020 doelstelling van Europa. Daarom hebben we ook zonnepanelen geplaatst op onze daken, waarmee we een kwart van onze elektriciteit kunnen opwekken. Momenteel hebben we een oppervlakte van 11.760 m2 aan zonnepannelen. We hebben een piekvermogen van 276 Megawatt, wat enorm veel is. Dat is zo’n 2,2 gigawattuur per jaar. De zondag ligt het hier stil, en dan wordt de opgewekte stroom aan het net geleverd. Ik denk dat we de 2020-norm stilaan gehaald hebben. A&M: Denken jullie dat je door dit beleid misschien een stap voor bent op de concurrenten die op duurzaamheidsvlak niet echt een proactief

De delegees met achter hen een aantal ‘billets’, grote ronde staven van gerecycleerd aluminium, de grondstof waarmee gewerkt wordt. (vlnr: Adam Birinci, Frank Houben (ACLVB), Salih Ozer (ABVV), Torsten Claessens (ACV-LBC)


interview beleid voeren. Nemen jullie hiermee een optie op de toekomst, qua concurrentiekracht? Torsten: Ik denk het wel, we merken ook dat de vraag naar onze materialen stijgt. Veel klanten willen meer en meer de duurzame richting uitgaan en wij hebben het voordeel dat we dat als enige in ons afzetgebied kunnen leveren. A&M: Sinds 2007 zijn jullie aan het uitbreiden. Heeft dit ook een groei aan tewerkstelling met zich meegebracht? Frank: Zeker, er is ondertussen een weekendploeg bijgekomen, die gerund wordt door een 30-tal mensen die extra in dienst zijn genomen. We kennen hier om de 5 jaar een grote uitbreiding, wat steeds gepaard gaat met extra tewerkstelling. A&M: Zijn er recent nog andere uitbreidingen geweest? Salih: Ja, hiertegenover hebben we recent een nieuwe opslagplaats aangekocht. Ook dat zal terug het milieu en de portemonnee sparen: dankzij die extra stockageruimte hebben we terug minder minder transport nodig, omdat het transport hierdoor sterk geoptimaliseerd kan worden. A&M: Zijn er ook duurzame initiatieven op het vlak van woonwerkverkeer bij E-Max? Torsten: De meeste mensen komen met de auto, want onze site is zeer moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Ons bedrijfswagenpark is wel volledig vernieuwd. Onze bedrijfswagens – Volvo ecodrives – zijn nu duurzamer. A&M: Zijn jullie als vakbond ook betrokken bij het milieubeleid van de onderneming? Torsten: Milieuzaken worden hier sowieso besproken. Maandelijks hebben we een vergadering over veiligheid en milieu. Daarnaast hebben we ook een milieucoördinator, woensdag en donderdag komt die naar hier, op de andere dagen werkt hij op onze vestiging in Kerkrade. De milieucoördinator is wel altijd beschikbaar voor ons. Met alles wat op de agenda wordt gezet, wordt ook effectief iets gedaan. Frank: De betrokkenheid van de vakbonden bij het milieubeleid hangt hier grotendeels af van de functie die we uitoefenen binnen het bedrijf. De één krijgt al meer met milieuzaken te maken dan de ander. A&M: Voor veel van die zaken loopt het economische motief gelijk met het milieumotief. Zijn er investeringen op milieuvlak geweest, die bovenop het economische motief doorgevoerd werden? Frank: Ik denk dat door de milieuzaken die we hier gedaan hebben en de winst in andere zaken te investeren, hier op termijn nog meer mensen tewerkgesteld kunnen worden. En dat is een zeer positief punt in deze moeilijke economische tijden. Torsten: Wat we ook nog hebben gedaan op milieuvlak is onze houten balken die we vroeger voor het transport tussen de afgewerkte profielen staken,

vervangen door aluminiumbalken. Daarmee hebben we heel wat hectare bomen gespaard, die men nu niet meer moeten kappen. Bovendien heeft deze maatregel ook een financiële besparing met zich meegebracht. We betaalden bijna 6 euro per balkje, nu was dit een eenmalige kost. Vroeger ging dat toch om een 7 à 8 kubiek hout per week. Op jaarbasis is dat toch een groot volume. A&M: Werken jullie ook rond energiebesparing bij E-Max? Torsten: Ja, alle lichten gaan hier automatisch uit en aan, bijvoorbeeld in de kleedkamers en toiletten. Hiermee vermijden we dat er onnodig lichten blijven branden. Frank: Daarnaast wordt er door de technische dienst ook telkens een controleronde gedaan bij de machines, om te zien of uitstaat wat uit moet staan. Door ons productieproces hebben we ook het voordeel dat we geen verwarming nodig hebben, dat wordt geleverd door de warmte van de machines. Enkel in de winter bij extreme temperaturen, of als de poorten openstaan voor een levering, moeten we een klein beetje bijverwarmen. Dit jaar staat er nog een nieuwe investering gepland voor een nieuwe oven om onze grondstoffen te verwarmen. Deze zal ook heel energiezuinig zijn, ten opzichte van onze oudere ovens, dus er wordt wel constant in die duurzaamheid geïnvesteerd. Goed voor het milieu, maar we besparen uiteraard ook op onze energiekosten. A&M: Heeft het personeel extra opleiding gekregen bij de omschakeling? Frank: Zoals gezegd bleef het productieproces grotendeels hetzelfde, maar we hebben wel een nieuw programma in de drukpers, waardoor bepaalde temperaturen nu extra goed in de gaten moeten worden gehouden. Daar kwam wel wat opleiding bij kijken. Torsten: Ook op andere vlakken wordt ons personeel constant opgeleid. We merken dat daar weinig of geen weerstand tegen is, ze doen het zelfs heel graag. Hoe meer men kan bijleren, hoe beter en gemakkelijker de jobs kunnen worden uitgeoefend. Daarenboven vervlot dit ook het productieproces. Jorre Van Damme coördinator Arbeid & Milieu Thijs Calu educatief medewerker Arbeid & Milieu am

| arbeid & milieu

11


beleid

Eco-cheques

Opmerkelijke resultaten na 2 jaar Iedereen kent ze ondertussen wel, de eco-cheques. Maar wat met de resultaten van deze cheques? Brengen ze echt zoveel op voor zowel het milieu als de werknemer? Uit de kruising van twee onderzoeken blijkt dit alvast een feit. Studiebureau Ipsos peilde naar de houding van werknemers ten opzichte van eco-cheques in het milieuvraagstuk, in opdracht van Sodexo. CO2Logic ging na wat de CO2-balans is van de producten die met ecocheques kunnen worden gekocht. Hieronder enkele opvallende resultaten.

W

Werkwijze

© Kimberly Ferguson

Uit een eerder uitgevoerde Ipsos studie1 blijkt dat 63% van de 1 miljoen begunstigden zijn ecocheques reeds volledig of gedeeltelijk heeft besteed en hoeveel van hen die aan spaarlampen, koelkasten, fietsen, spaardouchekoppen en TV’s hebben uitgegeven. Uit vergelijking van deze studie met een studie van CO2logic bleek dat voor de 5 meest populaire ecocheque-aankopen in België 41.101 ton CO2 per jaar werd uitgespaard ten opzichte van

12

de alternatieven die niet met eco-cheques kunnen worden aangekocht. Over de ganse levensduur van deze producten wordt maar liefst 473.420 ton CO2 uitgespaard. Ter vergelijking: dit komt overeen met de uitstoot van 15.000 Belgische gezinnen, of 60.000 keer de aarde rondrijden. Van de meest verkochte producten met ecocheques werd op basis van bestaande LCA’s2, bepaald in welke fase het product de grootste impact heeft. Dit was meestal de gebruiksfase, en soms de productiefase. De producten die je kon bekomen met eco-cheques werden zo vergeleken met de “klassieke” producten (niet verkrijgbaar met ecocheques). Zo vergeleek men onder andere spaarlampen met gloeilampen, dakisolatie ten opzichte van geen isolatie, een spaardouchekop versus een gewone douchekop, een plasma TV t.ov. een LED TV, treintickets versus een verplaatsing met de auto, ...

Resultaten De spaarlamp is één van de beste voorbeelden van de combinatie ecologisch en financieel voordeel. Een spaarlamp stoot 79% minder CO2 uit ten opzichte van een gloeilamp. Financieel bespaar je zo’n 76 euro per spaarlamp, beschouwd over de volledige levenscyclus. Vooral de lage gebruikskost van de spaarlamp speelt hier een grote rol. Bij dit voorbeeld werd gerekend met een elektriciteitsprijs van 0,18 euro per kilowattuur, met een lamp die 5 uur/dag brandt. Een ander opvallend resultaat is er voor de spaardouchekop. Een verbruik gedurende 15 jaar aan 8,4 minuten per dag en per gezin, verwarmd met een gasboiler, is over de ganse levensduur goed voor een besparing van 66% CO2 en een financiële winst van maar liefst 2943 euro! Ook hier wordt uiteraard meest bespaard gedurende de gebruiksfase. Hierbij werd een verbruik van 5,8 l/minuut vergeleken met een verbruik van 17l/ minuut. Wat betreft koelkasten brengen de A+ en A++ modellen (met ecocheque) een aanzienlijk financieel voordeel op. Ten opzichte van een gewoon A-model (zonder ecocheque) brengen deze gedurende een levensduur van 15 jaar 203 tot 360 euro op (tweedeurskoelkast met een netto-inhoud van 300 liter). Ook het milieu is gebaat bij aankoop van een A+ of A++ model. Deze modellen zorgen voor 15% (214 kg) tot 44% (634 kg) minder CO2-uitstoot, op dezelfde vergelijkingsbasis. Dat is zo’n 14 tot 42 kg per jaar.

am

| arbeid & milieu


beleid © Martin Petittt

Dakisolatie zou één van de absolute prioriteiten bij het energiezuiniger maken van woningen moeten zijn. Dit levert over de ganse levensduur (50 jaar) een financiële besparing van 5.513 euro op voor een isolatie-oppervlakte van 17m2, aan 250 euro/ 15m2. Andere hypothesen zijn een centrale verwarming op gas aan 0,05 euro/ kWh gas. Ook fietsen levert een aanzienlijke besparing op voor het klimaat en de portemonnee. Er wordt uitgegaan van een totale levensduur van de fiets van 10 jaar, met 520 korte (minder dan 7,5 km) verplaatsingen per jaar voor een totale afstand van 1954 km. Het financiële voordeel bedraagt over die tien jaar 1688 euro ten opzichte van verplaatsingen met de wagen (7,5l/ 100 km aan €1,32/ liter). In het volgende A&M Magazine krijgt het verhaal van de eco-cheques een vervolg, waarbij we nog enkele pro’s en contra’s van het systeem van de eco-cheques aan bod laten komen. Thijs Calu educatief medewerker Arbeid & Milieu BRON: Persbericht CO2-Logic en Sodexo, 25 november 2010. Voor meer info bij de berekeningen vind je een presentatie van de studie op http://bit.ly/fOfCf7, het persbericht vind je op http:// www.eco-pass.be/docs/PERSBERICHT-CO2LOGIC-SODEXO.pdf

Eco-cheques – Wat? • Eco-cheques (of ‘groene cheques’) zijn cheques bestemd voor de aankoop van ecologische producten en diensten. • Een ecocheque is een extraatje dat een werknemer van zijn werkgever krijgt. Zo een cheque mag dus in geen geval een vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel zijn. • Deze cheques zijn vrij van belastingen en socialezekerheidsbijdragen. • Werknemers moeten ook, anders dan bij de maaltijdcheques, geen bijdrage leveren aan de ecocheque. • Een ecocheque moet in beginsel worden toegekend op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao), hetzij van de sector, hetzij van het bedrijf). Waar er geen sector-cao is, zal het afhangen van de besprekingen op bedrijfsvlak. • De toekenning van eco-cheques kan in twee gevallen ook geregeld worden door een individuele, schriftelijke overeenkomst: - er is geen vakbondsafvaardiging in je onderneming - of je behoort tot een personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat cao’s worden gesloten. BRON: www.eco-cheques.be

am

| arbeid & milieu

13


interview

Interview

Peter Bostyn

A&M ging langs bij ABVV’er Peter Bostyn, voormalig lid van onze Raad van Bestuur. Tegenwoordig werkt Peter op de vormingsdienst van het ABVV Metaal, waar we hem aan de tand voelden over de recente ontwikkelingen op milieuvlak in de metaalsector.

A

A&M: Wat houdt je huidige functie bij het ABVV juist in? Peter: Ik werk sinds januari 2010 bij ABVV Metaal als coördinator van de vormingsdienst, waar ik mij eigenlijk niet veel bezighoud met milieu. Wat ik sinds kort wel doe is initiatieven rond industrieel beleid opvolgen, sinds begin dit jaar. Dat houdt ook wel in dat ik in dat aspect van de job rond duurzaamheid werk, de 2 zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is niet meer mogelijk om te denken aan industrieel beleid zonder aan duurzaamheid te denken. De toekomst van industrie ligt in duurzaamheid. Ook in de vormingen werken we rond milieu, op verschillende niveaus. We hebben onlangs voor een groep van een 20-tal militanten een 2-daagse gegeven rond syndicaal werken, rond milieuproblematiek in bedrijven, heel concreet en praktijkgericht (milieujaarverslag, milieuvergunningen, bodemvervuiling, ...) Op een ander niveau hebben we in december, voor onze secretarissen een vormingsdag georganiseerd rond toekomstgericht industrieel beleid en milieu.

14

A&M: Onze economie is aan het vergroenen. Soms is dit het gevolg van bewuste keuzes, maar vaak duwen ook hoge en stijgende energie- en grondstoffenprijzen steeds meer sectoren op het pad naar meer duurzaamheid. We zien ook dat bij verschillende sectoren verschillende paden bewandeld worden: in de ene sector ziet men al sneller de opportuniteiten van een verduurzaming en gaat men meer proactief tewerk, maar voor andere sectoren lijkt het allemaal wat te snel te gaan en worden een aantal bedreigingen van zo’n evolutie zichtbaar. Welke bedreigingen zie jij hierbij voor de metaalsector? Zijn er volgens jou ook opportuniteiten die we kunnen en moeten benutten in een transitie naar een meer ecologisch en sociaal duurzame economische activiteit in de metaalsector? Peter: Het grootste gevaar voor de de metaalsector schuilt in het feit dat dit een heel energie- en grondstoffenintensieve sector is, en gezien de prijsevoluties van die 2 factoren, vormt dit een giam

| arbeid & milieu

gantische bedreiging. Energie is een belangrijke kostenfactor voor de bedrijven uit de technologische industrie. Voor bedrijfstakken als de non-ferro of de eerste metaalverwerking kan die zelfs oplopen tot meer dan een derde van de totale kosten. Om de werkgelegenheid in Vlaanderen te stimuleren en buitenlandse investeringen aan te trekken moet Vlaanderen een duidelijk industrieel beleid voeren. Hiervoor moet rekening gehouden worden met de verschillende aspecten die hierbij van belang zijn om een goed investeringsklimaat te creëren: opleiding, onderwijs, investeringen in infrastructuur, wetenschappelijk onderzoek,… Eén van de voornaamste problemen is het gebrek aan innovatie in de Vlaamse economie, waarbij er vooral problemen zijn met het vertalen van O&Oresultaten in commerciële producten en diensten. Om meer concurrentieel te worden in de toekomst moet Vlaanderen dan ook proberen af te stappen van het zich richten op prijsconcurrentie en proberen door meer innovatie over te gaan op kwaliteitsconcurrentie. A&M: Zie je ook kansen voor de metaalsector, die voortkomen uit die energie- en grondstoffenschaarste? Peter: De kansen zijn legio. En heel wat bedrijven uit de technologische sector trekken ook voluit de kaart van de duurzaamheid. De economische crisis heeft uiteraard roet in het eten gegooid, maar het is voor iedereen duidelijk dat het economisch herstel van korte duur zal zijn als we vandaag niet beginnen onze afhankelijkheid van dure energie en grondstoffen te verminderen. Een aantal voorbeelden: • C-Power is een Belgisch bedrijf dat instaat voor de ontwikkeling en de realisatie van een farshore windenergiepark op de Thorntonbank, 27 à 30 km in de Noordzee. • Multi-contact is een bedrijf uit Bissegem dat actief is in de sector van de elektrische connectie-


interview applicaties. Hun productengamma zet in op de beperking van het energieverlies ter hoogte van elektrische verbindingen. • Photovoltech startte met de productie van zonnecellen vervaardigd uit multikristallijn Silicium in november 2003 en maakt hierbij gebruik van de meest geavanceerde en hoogtechnologische apparatuur. • Vyncke Energietechniek uit Harelbeke leverde een essentiële bijdrage aan het realiseren van de CO2-neutraliteit van Volvo Trucks in Gent. Zo zouden we nog een tijdje kunnen doorgaan. Ondanks een vertraging dit jaar wegens de crisis, verwacht Agoria dat de groene technologiesector tegen 2020 ongeveer 40.000 werknemers zal tellen, bijna tien keer meer dan nu. Hierbij zijn de jobs van installateurs en de exploitatie van energieopwekking zelfs niet meegerekend. De initiatieven van het bedrijfsleven zijn natuurlijk lovenswaardig, maar ook de overheid mag niet stilzitten. Het moment is aangebroken om een heldere, overkoepelende, lange-termijn-innovatiestrategie voor Vlaanderen te formuleren waarin zowel bestaande als eventueel nieuwe initiatieven kunnen ingebed worden. De overheid moet verder gaan dan een louter horizontaal innovatiebeleid, en zich richten op een aantal strategische speerpunten (zie

ook het initiatief “proeftuin elektrische wagens” van minister Ingrid Lieten). Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat het industrieel beleid niet alleen de competitiviteit van de ondernemingen moet verbeteren, maar ook moet bijdragen aan het aanpakken van maatschappelijke problemen die innovatie oplossingen vragen (milieu, mobiliteit, energie-efficiëntie,…). Innovatie is trouwens meer dan technologische innovatie, er moet ook voldoende aandacht besteed worden aan niet-technologische aspecten zoals o.a. intellectuele eigendom en ergonomische en arbeidsorganisatorische aspecten van innovatie. De steunprogramma’s moeten dan ook in de toekomst verruimd worden zodat ook deze elementen aan bod kunnen komen. Vorming en opleiding zijn een belangrijk aspect in een innovatiestrategie, ook op deze gebieden moet er een toekomstgerichte strategie uitgewerkt worden. De overheid kan de ontwikkeling van een duurzame economie en milieu-innovatie uiteraard ook stimuleren door het kopen van duurzame en/of innovatieve producten en diensten. Verschillende instrumenten kunnen hiervoor worden ingezet: het hanteren van een duurzaamheidsschaal bij aankopen, regulering en standaarden, innovatief aanbesteden, enz…. De overheid moet ook een aanbestedingsbeleid voeren

© Bram Souffreau

De constructiesite van C-Power in Oostende. Peter: “C-Power, een Belgisch bedrijf dat windmolens bouwt op de Thorntonbank in de Noordzee, levert het bewijs dat ook de metaalsector de energie- en grondstoffenschaarste tot een kans kan ombuigen”

am

| arbeid & milieu

15


© grégoire m

interview Ze maken ook onmiddelijk de klik dat dat hun bedrijf geld zal kosten, en dus ook indirect hun werkzekerheid in gevaar kan brengen. Het is belangrijk van hier de vinger op de pols te houden – arbeiderscontrole rond milieu is heel belangrijk. Als het gaat over transitie en toekomstgerichte perspectieven is dat heel wat moeilijker.

“Het grootste gevaar voor de de metaalsector schuilt in het feit dat dit een heel energie- en grondstoffenintensieve sector is, en gezien de prijsevoluties van die 2 factoren, vormt dit een gigantische bedreiging”

dat steeds meer gericht is op innovatieve producten en diensten of zelfs van producten en diensten die nog niet bestaan. Dat laatste betekent dat bij leveranciers onderzoek en ontwikkeling en innovatie moeten gebeuren voor er kan worden geleverd. Op die manier financiert de overheid delen van O&O en innovatie, en vermindert ze de onzekerheden voor de ondernemingen. A&M: Hoe wordt er op beleidsniveau bij ABVV Metaal gewerkt rond vergroening en duurzaamheid? Peter: We kunnen niet zeggen dat duurzaamheid de belangrijkste focus is van onze activiteiten, maar toch besteden we er veel aandacht aan. Op bedrijfsniveau zeker, waar onze militanten met soms zeer acute problemen worden geconfronteerd; via gesprekken met de werkgeversfederatie Agoria, en vaak op Europees niveau, via onze Europese federatie, dikwijls in het kader van Europese beleidsinitiatieven, die in het kader van de milieuproblematiek uiteraard ook zeer belangrijk zijn. Onze adviseurs gaan naar die bijeenkomsten en nemen ook een standpunt in voor ABVV Metaal. (zie website Europese Metaalfederatie: www.emf-fem.org) We hebben zo een aantal recente standpuntbepalingen, rond energie, industrieel beleid, broeikasgassen, ...

16

A&M: Hoe leeft volgens jou dit thema bij de (ABVV) militanten uit de metaalsector? Peter: Mensen zijn daar zeker mee bezig, eerst en vooral in de mate dat ze er zelf mee geconfronteerd worden. Met andere woorden, ze liggen wakker van het thema in de mate dat het gaat over de milieuimpact van hun bedrijf, en ze zien onmiddelijk de problemen die daarmee gepaard gaan. Als een bedrijf bijvoorbeeld bodemvervuiling of watervervuiling veroorzaakt, zien ze onmiddelijk dat dat problemen veroorzaakt. Ze wonen en werken in die omgeving. Het kan dan gaan om mensen die met solventen werken, en zien dat deze in de grond dringen. Daar zien ze zelf zeker de ernst van de problematiek van in. am

| arbeid & milieu

Er is dikwijls een ‘missing link’ in dat verhaal. Je hebt de situatie van vandaag en de jobs van morgen. De mensen zijn bang dat degene die de jobs van morgen zullen doen, niet dezelfde zijn als degene die de jobs van vandaag invullen. Met andere woorden, wat er vooral ontbreekt in het verhaal van duurzame transitie is de sociale omkadering ervan. Hoe maak je de brug van vandaag naar morgen, op een sociale manier. Daar zijn ze zeer bekommerd om. Daar ligt vooral de weerstand om over dat verhaal na te denken. Het is evident dat ze er niets op tegen hebben dat hun job groener, aangenamer, kwaliteitsvoller,... wordt, maar ze hebben er wel schrik voor dat ze hun job van morgen niet meer zullen kunnen uitoefenen door een gebrek aan vaardigheden. Het is belangrijk om te kijken hoe je die overgang concreet verankert in de processen van sociaal overleg die vandaag bezig zijn. Het gaat er niet alleen om om hypotheses te maken over hoe die brug er naar de toekomst zou kunen uitzien, maar hoe veranker je dit in het sociaal overleg? welke initiatieven kun je vandaag al nemen – bv de sectorale en bedrijfsovereenkomsten die vandaag gemaakt worden - om die brug naar de toekomst te maken? Dat lijkt me echt een grote uitdaging. A&M: De autosector – één van de sectoren die onder ABVV Metaal vallen – gaat het de laatste jaren in België op sociaal vlak niet voor de wind. Hoe zien jullie deze sector evolueren, of hoe willen jullie dat ze evolueert? Zien jullie hier een tegenstelling tussen milieu en werkgelegenheid, of spelen er andere factoren? Peter: Om op deze vraag te antwoorden heb ik met veel aandacht het rapport “Uitdagingen voor elektrische mobiliteit” gelezen. Het biedt heel wat waardevol materiaal om een klare kijk op de zaak te krijgen. Verschillende elementen van mijn antwoord zijn dan ook uit dat rapport gelicht. “De transportsector is in evolutie, dat biedt uitdagingen maar ook kansen. Vlaanderen moet dringend een rol spelen in deze nieuwe ontwikkelingen. Als we dat niet doen, zullen we in plaats van onze kennis te exporteren, alles moeten importeren en dus enorme kosten betalen.” Hier is geen groene profeet aan het woord, maar wel… Wilson Depril van Agoria! Onze buurlanden investeren volop in elektrische mobiliteit. België heeft nog geen echt plan. Nochtans biedt de knowhow van de klassieke autoassemblage een concurrentieel voordeel.. De aanwezigheid van hoog opgeleide werknemers en een grondige knowhow in de assemblage, kan als troef worden uitgespeeld.


interview © DDOT DC

Omdat de batterij het kloppend hart van het elektrisch voertuig wordt, zal ook het recycleren van batterijmetalen zoals lithium een rol kunnen opeisen. Ook daar is in Vlaanderen voldoende kennis in huis. Maar de ontwikkeling van de elektrische wagen zal vooral dienen gepaard te gaan met het versterken en slimmer maken van het elektriciteitsnet (smart grid) en de vergroening van onze energieproductie (hernieuwbare energie). Vlaanderen is traditioneel een gewest met een belangrijke auto-industrie. De auto-industrie levert arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde voor de Vlaamse economie op. In 2003 schatte de nationale bank de indirecte en directe werkgelegenheid van de auto-industrie in België op ongeveer 2%. De toegevoegde waarde schatte ze op eenzelfde niveau. Voor Vlaanderen zal dit percentage hoger liggen aangezien het merendeel van de Belgische auto-industrie in Vlaanderen ligt. Werkgelegenheid en toegevoegde waarde worden echter jaar na jaar minder belangrijk. De autosector is immers in continue reorganisatie sinds de jaren 1990. De belangrijkste redenen zijn de toenemende productiviteit, verzadigde markten in het Westen en een verschuiving van het zwaartepunt van de wereldeconomie naar het Oosten. Het gevolg ervan is overcapaciteit in het Westen. De jongste crisis verscherpte deze tendens. Wereldwijd waren er in 2009 40 tot 50 fabrieken voor autoproductie te veel waarvan 16 in Europa. Alleen het vervangen van een klassieke assemblage-industrie door een assemblageindustrie van elektrische wagens zal de evolutie van de autoassemblage in Vlaanderen waarschijnlijk vertragen, maar niet fundamenteel veranderen. De overcapaciteit in de auto-industrie zal met de elektrische auto immers niet veranderen. Onze Westerse maatschappij zal zeker niet meer auto’s nodig hebben, louter omwille van het feit dat die nu op elektriciteit rijden. Wel is het zo dat in eerste instantie de productie van elektrische en hybride wagens en de aanpassingen in de productielijnen en productiemethodes die ermee gepaard gaan wel voor extra werk zorgen. Het produceren van elektrische auto’s zou volgens een Franse studie arbeidsintensiever zijn dan de bouw van klassieke auto’s, in elk geval in de beginfase. Dit zal de tendens van dalende werkgelegenheid in de autosector echter niet fundamenteel ombuigen omdat hun marktaandeel beperkt zal zijn, zeker de eerste jaren. Om de kansen voor elektrische mobiliteit maximaal te benutten is het cruciaal om in te zetten op slimme mobiliteit, een slim elektriciteitsnet en een goede industrieel-economische innovatiestrategie. De voertuigindustrie zou kunnen evolueren naar een “mobiliteitsindustrie”. Aan de basis voor het ontwikkelen van deze visie ligt het besef dat de auto-industrie ingebed ligt in een breder systeem. In dit breder kader zijn er in de eerste plaats de toeleveranciers van de autoassemblage die wat minder

snel verdwijnen dan de autoassemblagefabrieken zelf. De elektrische wagen zou de krachtsverhoudingen in de waardeketen van de voertuigindustrie aanzienlijk wijzigen, ten gunste onder andere van de toeleveranciers (dit heeft alles te maken met de batterij-componenten en het verdwijnen van een aantal klassieke voertuigcomponenten bij de productie van elektrische voertuigen). Slimme elektrische mobiliteit is een uiterst belangrijke bron voor economische innovatie en ontwikkeling: • Financiële diensten om de hoge batterijprijs betaalbaar te houden. • Communicatietechnologie die bijvoorbeeld een perfecte vervlechting van openbaar vervoer en privé vervoer mogelijk maakt. • Mobiliteitsdiensten die je comfortabele milieuvriendelijke mobiliteit garanderen in een voertuig afgestemd op de behoefte. • Donkergroene voertuigen; bussen en lichte voertuigen; Vlaanderen heeft wereldspelers voor het bouwen van bussen en heeft een cultuur van lichte voertuigen (fietsen). • Oplaadtechnologie via allerlei soorten laadpalen of innovatieve manieren van opladen zoals inductief laden.

“ Het produceren van elektrische auto’s zou volgens een Franse studie arbeidsintensiever zijn dan de bouw van klassieke auto’s, in elk geval in de beginfase. Dit zal de tendens van dalende werkgelegenheid in de autosector echter niet fundamenteel ombuigen omdat hun marktaandeel beperkt zal zijn, zeker de eerste jaren. Om de kansen voor elektrische mobiliteit maximaal te benutten is het cruciaal om in te zetten op slimme mobiliteit, een slim elektriciteitsnet en een goede industrieel-economische innovatiestrategie.”

Daarnaast mogen we ook de kansen om een graantje mee te pikken van de boom in de batterijmarkt niet verwaarlozen. Vlaanderen heeft met Umicore immers een grote speler op dat gebied. Umicore ontwikkelde een procedé voor het winnen van batterijgrondstoffen uit de batterijen. We kunnen ook hopen dat via deze activiteit ook andere activiteiten naar Vlaanderen komen. Dit is belangrijk want het zwaartepunt van alles wat batterijen betreft ligt in Azië. Thijs Calu educatief medewerker Arbeid & Milieu Peter Bostyn coördinator vormingsdienst ABVV Metaal am

| arbeid & milieu

17


verslag

Verslag recente activiteiten Eind 2010 organiseerde Arbeid & Milieu een aantal activiteiten in het kader van haar project rond groene jobs. Over de modules duurzaam materialenbeheer (Desso), duurzaam bouwen en wonen (Bostoen) en duurzame mobiliteit (D-Via) berichtten we al in het vorige nummer. In december werd de module duurzaam energiebeheer onder de loep genomen en dat bracht ons naar Antwerpen voor een aantal boeiende activiteiten. Ook voor 2011 zit onze eerste activiteit er ondertussen op: A&M ging langs bij het ACLVB voor vorming rond duurzaam van 9 tot 5.

I

Infoavond groene economie 15/12/2010

© Jonas Vogels

Op 15 december 2010 organiseerde RESOC Antwerpen in samenwerking met A&M een infoavond rond groene economie, waarop we heel wat gerenomeerde sprekers mochten verwelkomen: • Johan Albrecht, Milieueconoom Universiteit Gent en Senior Fellow Itinera Institute. • Hubert David, Voorzitter van ARGUS, het milieupunt van KBC en CERA. • Serge de Gheldere, CEO Futureproof/ed en Vlaamse Klimaatambassadeur van Al Gore. • Koen Demesmaeker, Senior Vice President Precious Metals Refining, Umicore. • Charles Van der Heyden, Zaakvoerder ASAP Photographic Services, winnaar award Duurzaam ondernemen 2007. • Veerle Vercruysse, General Manager DEC, internationale milieuaannemer van de DEME-groep.

De avond werd in goede banen geleid door Rony Van Gastel, chef VRT-radionieuws. Door de diversiteit aan sprekers kregen we een heel brede kijk op het thema mee, de ondernemers spraken vanuit een bedrijfsperspectief, waarbij vooral opviel dat men sterk overtuigd was van de waarde en de noodzaak van een duurzame beleidsvoering in ondernemingen. De kansen en bedreigingen op macro-economisch vlak werden uitgelegd door Johan Albrecht. Serge de Gheldere toonde ons de absolute noodzaak van een groene economie aan, met heel wat overtuigende argumenten, ...

Groene jobs: Duurzaam energiebeheer in de Antwerpse haven 21/12/2010

Bezoek havenbedrijf Antwerpen Op 21 december vertrokken we met de bus vertrokken eerst richting het havenbedrijf, waar we meer meer uitleg kregen over de energieprojecten die momenteel lopende zijn in de Antwerpse haven. We kregen enkele interessante algemene cijfers, en een zicht op de energiedoelstellingen 2010 – 2015, naar aanleiding van het McKinsey-rapport. Dat rapport formuleerde een aantal aanbevelingen, waarmee groene energieprojecten op het voorplan komen. Er komt een focus op energie-efficientie en innovatie, er wordt maximaal zonne- en windenergie geproduceerd, een state of the art biomassacentrale wordt opgericht, enz. Bedrijfsbezoek Katoen Natie Na ons bezoek aan het havenbedrijf reden we de haven in richting Katoen Natie, waar we ontvangen werden door Karl Huts. Katoen Natie heeft recent resoluut de weg gekozen van de duurzame energie, door het energiegebruik te rationaliseren (21% minder energieverbruik) en volop te investeren in zonne-energie. Op de daken van de vestigingen in Vlaanderen ligt een gigantische oppervlakte zonnepanelen. Daarnaast is er een project lopende om windturbines in te planten op verschillende sites en bestudeert men de mogelijkheid van elektrische wagens, via een pilootproject. Het verminderen van het energiegebruik deed men op een actieve en op een passieve manier. Actief door het gebruik van spaarlampen, het spreiden van piekverbruiken, gebruik van timers, uitschakelen van apparatuur, ... Passief, door slim te bouwen of aan te kopen (denk aan isolatie, dubbele beglazing, overbodig maken van verlichting, ...).

18

800.000 m2, dat is de dakoppervlakte die Katoen Natie gebruikt om haar zonnepanelen op te instalam

| arbeid & milieu


verslag

leren. De installatie heeft een totaal vermogen van 40 Megawattpiek. Jaarlijks wordt hiermee 35 Gigawattuur elektriciteit geproduceerd. Hiermee converteert men ongeveer de helft van het grijze stroomgebruik naar groene, hernieuwbare energie. De resterende energieproductie wordt teruggeleverd aan het net. In 2010 werd een pilootproject opgezet om binnen het bedrijf prototypes van elektrische wagens te laten testen door vrijwilligers onder het personeel. Afhankelijk van de resultaten overweegt men om in 2011 de huidige vloot (+/- 500 wagens) te vervangen door een elektrisch wagenpark.

Met de bus raakten we vlot op onze bestemming.

Rondetafel duurzaam energiebeheer Na onze bezoeken was het tijd om nog eens stil te staan bij wat we vandaag te horen en te zien kregen, en te kijken of er met de opgedane inspiratie in andere bedrijven iets te doen valt. Aan de hand van een aantal stellingen werd de discussie aangewakkerd.

Vorming duurzaam 9 to 5 bij ACLVB 03/03/2011

Arbeid & Milieu had het genoegen om 2 thema’s uit de brochures rond duurzaam 9 to 5 nader toe te lichten aan militanten van het ACLVB: we hadden het over duurzaam aankopen en duurzaam woonwerkverkeer. We keken voor beide thema’s wat het belang is voor werkgever en werknemer, gaven de syndicale info- en inspraakrechten mee en polsten bij de deelnemers naar ervaringen binnen hun eigen bedrijven. Daaruit bleek dat het alvast niet altijd even gemakkelijk is om de werkgever te overtuigen van een duurzamer beleid. Waarom zou een autobedrijf bijvoorbeeld een fietsvergoeding betalen? Of waarom zou een chemisch bedrijf de plastic bekertjes laten vallen, ten voordele van de glazen alternatieven?

Op de rondetafel werd van gedachten gewisseld over duurzaam energiebeheer in bedrijven.

Niet altijd een gemakkelijke opdracht dus, maar gelukkig kwamen ook wat positieve voorbeelden naar voor. Zo werkte een bedrijf met bedrijfsfietsen, die zelfs elektrisch werd aangedreven als je een grotere afstand te fietsen had. Een poetsbedrijf werkte met ecologische wasproducten en uitwasbare poetsdoeken in plaats van de wegwerpalternatieven. Nog een ander bedrijf werkt met een maandelijkse ‘papierchallenge’, waarbij het de bedoeling is zoveel mogelijk papier te sparen, ... Er werden kortom zowel positieve als negatieve ervaringen uitgewisseld, die als inspiratiebron voor de verschillende deelnemers kon dienen. Thijs Calu Educatief medewerker Arbeid & Milieu

Karl Huts, manager bij Katoen Natie, gaf ons meer uitleg over hun projecten rond duurzame energie en elektrische wagens.

am

| arbeid & milieu

19


vorming

Ken uw management!

Instituut Samenwerking Universiteit Arbeidersbeweging (ISUA) Aan de Universiteit Antwerpen organiseren academici samen met de drie vakbonden een academische opleiding voor delegees. Dit jaar volgen 23 studenten de opleiding “collectieve actie & conflictbeheersing”. Het opzet is de delegee te sterken in het overleg met de werkgever. Het Instituut voor de Samenwerking tussen de Universiteit en de Arbeidersbeweging (ISUA) verzorgt een aanvullende opleiding aan de vorming binnen de vakbeweging.

O

Overleg, rechten… en de taal van het management In het overleg met de werkgevers kunnen delegees diverse instrumenten gebruiken. De meeste ervan zijn terug te vinden in het arbeidsrecht. Bij herstructurering speelt bijvoorbeeld de wet Renault, bij ongelijke behandeling de antidiscriminatie regelgeving, bij vertegenwoordiging van werknemers de ontslagbescherming van de delegee, bij veiligheid en gezondheid op het werk de welzijnswet. Ondanks de in het arbeidsrecht aangehaalde rechten is het niet altijd vanzelfsprekend om deze als delegee af te dwingen. Sommige organisaties kennen bijvoorbeeld geen overlegcultuur en andere zijn zelfs bereid boetes te betalen voor het overtreden van de wetgeving in kwestie. In de A&M brochure ‘Duurzaam personeelsbeleid’, in het kader van het project duurzaam van 9 to 5, hebben we al aandacht gehad voor die werksituaties waarin overleg niet vanzelfsprekend is (zie http://www.a-m.be).

Wat ook de werksituatie is, het is steeds goed te weten welke taal het management spreekt. Wanneer je als delegee tijdens het overleg de taal van het management gebruikt heb je immers meer kans om je eisen door te voeren. De taal van het management verstaan én beheersen is dan ook een extra troef of instrument in overleg. Maar managers spreken verschillende talen en dit hangt samen met de verschillende wijzen waarop ze ondernemen. Sommige ondernemen én spreken in harde cijfers, efficiëntie en winst, anderen in termen van leereffecten, creativiteit en ontwikkeling en nog anderen in termen van macht, gezag en consensusvorming.

20

In de A&M brochure ‘duurzaam personeelsbeleid’ hebben we al aandacht gehad voor die werksituaties waarin overleg niet vanzelfsprekend is. De brochures in het kader van het project duurzaam van 9 to 5 vind je op www.a-m.be

am

| arbeid & milieu

In de eerste situatie is er sprake van een klassieke rationele houding, in de tweede situatie van een gedragsmatige houding en in de derde situatie van een stakeholders-houding. Een andere houding ten aanzien van ondernemen, leidt tot een andere taal en een andere wijze van overleg. Stel bijvoorbeeld dat je aan een manager met een stakeholders-houding vraagt voor een betere vakantieregeling dan gaat dit best gepaard met een sterke alliantievorming met de preventieadviseur. Verder kan je de voordelen voor de positie van de manager met betrekking tot het garanderen van veilige, gezonde en aantrekkelijke werkomstandigheden benadrukken. Hoe groter het verbond dat de vakantieregeling aanvraagt en hoe meer de argumentatie direct aansluit bij de machtspositie zelf van de manager, hoe groter de machtspositie van de delegee.


vorming De klassieke rationele managementtaal Hoe onderneemt en spreekt de klassieke rationele manager: • Hij plant sterk en wijkt weinig van een oorspronkelijke planning af • Hij ziet efficiëntie als een doorslaggevend argument. Hij begrijpt bijvoorbeeld dat een goede vakantieregeling het ziekteverzuim tegengaat en zo de arbeidskosten inperkt. • Hij hecht veel belang aan hierarchie. De juiste persoon moet de vraag voor een betere vakantieregeling voorleggen of het juiste orgaan. • Hij hecht veel belang aan uniformiteit en generieke oplossingen. Voorbeelden van vakantieregelingen geldig voor alle werknemers in de eigen organisatie én eventueel ook in andere –toonaangevende – organisaties, legitimeren het gebruik. • Hij hecht veel belang aan formele legitimiteit De overeenkomst moet neergeschreven staan in formele documenten en in overeenstemming zijn met de formele wetgeving. • Hij verdeelt de taken strikt. Ieder overlegorgaan, afdeling, medewerker heeft zijn specifieke functie en daar mogen we niet van afwijken. • Hij zal de verschillende overlegorganen en medewerkers laten samenwerken volgens strikte (interne) regels en een directe supervisie. Wie wanneer vakantie neemt wordt geregeld via interne procedures die worden gecontroleerd door de directe chef. • Hij is vrij autoritair en duldt weinig inspraak of participatie • Hij controleert op een strakke en mechanische of onpersoonlijke wijze (o.a. prikklok, prestatiemeetsystemen). Voor de vakantieregeling wil dit zeggen dat je best meteen een waterdicht controlesysteem meegeeft. • Hij gaat uit van een sociale harmonie waarin werknemers en werkgevers dezelfde belangen delen. De gedragsmatige managementtaal Hoe onderneemt en spreekt de gedragsmatige manager: • Hij plant minder strak en kan op eerder genomen beslissingen terug komen • Hij ziet effectiviteit1 als een doorslaggevend instrument en is bereid hiervoor de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen • Hij hecht meer belang aan maatwerk in plaats van uniforme en generieke instrumenten. De vakantieregeling moet vooral in overeenstemming zijn met de specifieke arbeidsomstandigheden én specifieke wensen en noden van de eigen organisatie. Hij weet dat mensen verschillen en een verschillende aanpak vereisen. Een vakantieregeling die de verschillen tussen werknemers respecteert verstaat hij • Hij ziet het belang in van een informele aanpak of oplossing. Over vakantieregelingen praten en onderhandelen, kan ook buiten de formele organen. Je kunt de manager aanspreken over de vakantieregeling in de wandelgangen en je hoeft niet via het formele overlegorgaan te gaan. Toch oppassen hiermee want deze manager met zijn informele insteek ziet de vakbond niet altijd als de “noodzakelijke” gesprekspartner(zie verder). • Hij durft een experiment aan te gaan of een risico te nemen. Je kunt voor de vakantieregeling een proefperiode voorstellen. Wel opletten bij deze manager dat de werknemers niet overdonderd worden met nieuwe experimenten en tools. Mocht dit het geval zijn dan breng je best de manager hiervan op de hoogte. Stel hem voor het rustiger aan te doen. • Hij erkent het belang van groepswerk. Zelfsturende teams bijvoorbeeld die zichzelf – en dus niet door hemzelf in direct hiërarchisch verband - superviseren zijn voor hem aanvaardbaar. • Hij leidt werknemersgericht of minder autoritair. In dit opzicht hecht hij veel belang aan een indirecte sturing via de inrichting van een stimulerende werkomgeving. Bij hem verloopt het debat over een betere vakantieregeling via een directe dialoog en inspraak. Let op, in de dialoog is de vakbond niet per definitie de bevoorrechte gesprekspartner. Belangrijk is om aan te tonen dat je als delegee weldegelijk een zeer goed contact met de werknemers hebt en weet wat op de vloer leeft, dat is belangrijker dan je formele rol in te roepen. Vooral informatie over het welbevinden van de werknemers en vertrouwen van de werknemers maakt je als vakbond sterk bij dit type van manager am

| arbeid & milieu

21


vorming • Hij controleert minder strak en op een meer persoonlijke wijze. Controleren gebeurt eerder via motiveren. Wanneer de vakantieregeling werknemers enthousiasmeert, heeft ze meer kans op slagen. • Hij erkent het conflict of de belangentegenstelling tussen werknemers en werkgevers Op het eerste zicht lijkt dit type manager gemoedelijker dan de klassieke rationele manager. Toch is het moeilijk om hierbij je positie als bevoorrechte gesprekspartner formeel af te dwingen. Zwaaien met de CAO of wetteksten maken weinig indruk op deze manager. Goede en omvangrijke contacten, sterke contactvaardigheden en een grondige kennis van zaken echter werken wel. De stakeholder-managementtaal Hoe onderneemt en spreekt de stakeholdermanager • Hij plant en herplant in functie van aanwezige en wijzigende belangen van betrokken stakeholders. Werknemers en verschillende groepen van werknemers (vb. topmanagers, middenmanagers, lagere managers, niet-managers) worden expliciet erkend als diverse stakeholders binnen de organisatie • Hij ziet de effectiviteit als doorslaggevend argument, maar deze effectiviteit is niet neutraal en verschilt alnaargelang de betrokken stakeholder. Elke stakeholder wil immers iets anders van de organisatie. • Hij hecht meer belang aan maatwerk in plaats van uniforme en generieke instrumenten. Maar dit maatwerk gebeurt in functie van de verschillende stakeholders, hun belangen en hun machtspositie; • Hij ziet het belang in van een informele aanpak of oplossing omdat dit meer mogelijkheden geeft om tegemoet te komen aan de wensen en noden van de betrokken stakeholders. • Hij erkent expliciet het belang van macht en de invloed die hieruit voortvloeit op overleg. Naast de formele macht bestaan er echter nog heel wat andere zogenaamde machtsbronnen (vb. expertisemacht, netwerkmacht, beloningsmacht, informatiemacht, referentiemacht, …). Indien delegees bijvoorbeeld de nodige portie expertisemacht en netwerkmacht vertonen, dan vormen ze voor hem niet enkel op basis van hun formele vertegenwoordigingsmacht belangrijke gesprekspartners • Hij erkent dat elke stakeholder zal trachten de eigen machtsbasis veilig te stellen én te ontwikkelen. Dit gebeurt via zogenaamd politiek gedrag. Met betrekking tot de vakantieregeling kunnen delegees denken aan coalitievorming met preventieadviseurs, sociale inspectie en arbeidsgeneesheren, lobbyen of steun vragen aan anderen zoals natuurpunten, omwonenden en greenpeace, onderhandelen of geven en nemen en zoeken naar compromissen, blokkeringsgedrag of staken en wederzijdse afhankelijkheden crëeren. • Hij gelooft niet in de sociale harmonie. Hij plaatst de organisatie op het kruispunt van de belangen van ondermeer leveranciers, omwonenden, aandeelhouders, managers, werknemers. Wie van deze stakeholders, zij het tijdelijk de meeste invloed kan uitoefenen, bepaalt de richting die de onderneming uitgaat. Tijdens de lessen “strategisch management” gedoceerd door prof. Nathalie Vallet ontdekken de studenten de taal van het management in hun organisatie. De delegees brengen een conflict als casus aan en passen daarop de verschillende managementtalen toe. Casussen zijn: INZA, DEXIA, OPEL, REAL DOLMEN en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen. Uiteindelijk resulteert dit werk in een brochure. De brochure wordt verspreid via de websites van de bonden en van ISUA. Nathalie Vallet professor economie Universiteit Antwerpen Dominique Kiekens voorzitster Arbeid & Milieu en coördinator ISUA

22

1. Effectiviteit: bereiken van het vooropgestelde doel zoals minder stress door een betere vakantieregeling – Efficiëntie: bereiken van de meeste opbrengsten zoals minder zieken en dus minder kosten door een betere vakantieregeling

am

| arbeid & milieu


publicatie in de kijker

B@B

Nieuwe handleiding inspireert bedrijven rond natuur

Meer dan 90 bedrijfsvoorbeelden, alle voordelen op een rijtje en vaak gestelde vragen zijn enkele van de vele onderwerpen in de nieuwe digitale Biodiversiteit@Bedrijven-handleiding van Natuurpunt. Zowel vakbonden, werkgevers als bedrijventerreinontwikkelaars kunnen ermee aan de slag. Het thema zit dan ook in de lift. Steeds meer bedrijven willen ‘groen’ worden, of lijken. Groene producten zijn hot. Ook het milieubewustzijn bij consumenten groeit. Inzetten op duurzame producten en duurzame jobs is dan ook een zeer verstandige en toekomstgerichte beslissing van een bedrijf. Al deze groene bedrijfsacties worden trouwens steeds belangrijker om de wereldwijd dalende biologische diversiteit tegen te gaan. Ook de International Trade Union Confederation onderschrijft het belang van een gezonde biodiversiteit en duurzame jobs voor werknemers.

I

In de handleiding vind je voorbeelden van heel wat bedrijven als Toyota, Boss Paints, Omnichem, Ikea, Weleda, enz. Meer voorbeelden vind je op www.natuurpunt.be/bedrijven . Deze positieve voorbeelden zijn van groot belang om zoveel mogelijk andere bedrijven van verschillende omvang en uit verschillende sectoren te kunnen overtuigen dat elk bedrijf iets kan doen. Zo kan elk bedrijf zijn eigen productieproces verduurzamen (minder afval, groene energie, duurzame grondstoffen), zijn eigen bedrijfstuin ecologisch inrichten of biodiversiteitsacties in de buurt ondersteunen.

steeds meer bedrijven willen het liefst ondernemen in een groene aantrekkelijke omgeving, zowel naar hun personeel als naar hun klanten toe. Aan de andere kant wint de natuur ook bij dergelijke acties. Stel je eens voor dat alle bedrijven zouden stoppen met kunstmatige bemesting en pesticiden, of dat alle braakliggende terreinen ecologisch beheerd zouden worden… Dat zou een enorme winst zijn voor de natuur, aangezien bedrijventerreinen zo groenere stapstenen vormen tussen de natuurgebieden, waardoor nieuwe ecologisch waardevolle soorten zich kunnen vestigen.

Win-win

Yes you can!

Aan de ene kant hebben bedrijven dan ook veel te winnen bij biodiversiteitsacties: een groener imago, aantrekkelijker bedrijventerrein, en een goedkoper groenonderhoud. Andere positieve gevolgen zijn een betere relatie met de buurtbewoners of een gezondere werkomgeving die allemaal bijdragen tot meer duurzame jobs, een stijgende verkoop en dus meer werkzekerheid. Heel wat bedrijven komen daarnaast maar al te graag in de (lokale) pers met een boomplantactie of een andere groene actie. En

Natuurlijk blijven er nog heel wat bedrijven sceptisch tov natuurmaatregelen op hun terrein. Langs de andere kant merken we eveneens een toenemende vraag bij bedrijven om iets te kunnen betekenen voor de natuur. Heel veel hangt af van overtuigde werknemers die een natuuractie willen laten slagen. Zo overtuigde een werknemer papierfabrikant Sappi om een berm ecologisch te beheren in functie van het klaverblauwtje (vlinder), organiseerden werknemers bij Janssens Pharmaceutica paddenoverzetacties, werden verschillende Antwerpse bedrijven gecontacteerd om zandhopen in te richten voor oeverzwaluwen of gaven ze advies voor het ecologisch beheren van restgronden en bedrijfsgroen. Met deze handleiding willen we iedereen ondersteunen die in zijn bedrijf aan de slag wil gaan rond natuur. Heb je vragen, ideeën of opmerkingen? Contacteer dan bedrijven@natuurpunt.be, en/of surf naar www.natuurpunt.be/bedrijven.

Groendak en zonnepanelen (© Pia Zanetti, Green roof Competence Centre ZHAW)

Benno Geertsma beleidsmedewerker Natuurpunt am

| arbeid & milieu

23


certified PDF

NIEUWS I OPINIE I ACHTERGROND

SCHRIJF JE IN OP ONZE NIEUWSBRIEF VIA

WWW.MO.BE

VOLG ONS OP FACEBOOK VIA

WWW.FACEBOOK.COM/MONDIAALNIEUWS VOLG ONS OP TWITTER VIA

WWW.TWITTER.COM/MONDIAALNIEUWS

MON DIAAL N I EUWS MET I NZICHT

OB47316

WWW . MO . BE

OB47518_MO_A4.indd 1

04/02/11 11:37


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.