Reineringen - 1/3 (2010)

Page 1

Reineringen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Du

Verschijnt driemaal per jaar • Jaargang 1, nummer 3 (december 2010)

ivenstraat 22

✎ Voorwoord

Notre plat préféré daagse veldtocht in 1940 hun regiment eindelijk bereiken, helaas net op het moment dat België capituleert. In ‘Kontich, staalconcurrent voor Wallonië?’, een nieuw langlopend artikel gaan we op zoek naar deze fabriek die in Kontich ijzer en staal produceerde van 1925 tot 1944. Onze volkskundige reporter probeert in ‘Vol Chloor’ zijn vrije tijd sportief in te vullen en gaat joggen. Dromend en denkend aan vroeger verplaatst hij dit echter naar een tijdperk toen er alleen gewerkt en gerust werd. Een internetbrief leverde een kringlid stof genoeg voor een nostalgische terugblik op ‘de zwart satijnen schort van oma’. Afkruiden ten slotte doen we in Wadisdaffeuriet met de uitslag van onze fotowedstrijd, toelichting bij de tasse à moustache en een uitnodiging om bij een nieuwe afbeelding van een merkwaardig collectievoorwerp de juiste benaming te bedenken en in te zenden. We genieten er oprecht van als u als lezer reageert op onze artikels, u mag daar gerust nog wat interactiever op inspelen en ons voorstellen doen voor toekomstige aandachtspunten: reineringen@gmail.com. Begin 2011 zullen onze vrienden van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie hun deel van het museum hebben vernieuwd zodat een bezoek op zondagnamiddag nog meer dan voorheen de moeite waard wordt. Tot slot melden we u dat onze tweede jaargang (2011) vier nummers zal tellen die In dit derde u kan verwachten tegen einde maart, juni, september nummer mag u en december.We zullen hierin ook regelmatig uw van ons het slot medewerking vragen bij het zoeken naar personen en verwachten van gebeurtenissen op oude foto’s. de ‘Fietstocht van vijf De redactie en de leden van de Raad van Bestuur van K o n t i c h s e de Koninklijke Kring voor Heemkunde van Kontich j o n g e r e n ’ , wensen u zalige Kerstdagen toe, te midden van wie u die tijdens lief is en voor het Nieuwe Jaar alle goeds. de achttien Paul Wyckmans, Frank Hellemans en Paul Catteeuw

Doe in een grote kookpot een fantastisch plan van enkele onverlaten: de kring een volwaardig tijdschrift bezorgen. Neem als basis de oude vrienden van het museum die hiermee extra worden verwend. Voeg er al roerend nieuwe aan toe en laat ze proeven van heemkundige geneugten en van het waardevol verleden van een dorp en zijn gemeenschap. Kruid af met verenigingsleven, weetjes en een agenda en - als ’t kan - een prijsvraag. Dat waren de ingrediënten waarmee drie leden van onze kring een jaar geleden enthousiast aan de slag gingen. Alle inwoners van Kontich kregen het eerste nummer in de brievenbus gedropt. De respons was hoopgevend: mensen die ons op straat aanspraken en hun bewondering niet onder stoelen of banken staken en tientallen nieuwe abonnees die als ‘vrienden van het museum’ Reineringen wensten te (blijven) ontvangen. Wie kookt krijgt de smaak te pakken en ons tweede nummer ging op hetzelfde elan verder. Ook persverantwoordelijken en bevriende heemkundekringen kwamen op onze ‘Reineringen’ af zodat de exemplarenteller vandaag op 260 staat. Daarvoor zijn we u, lezers, dankbaar,erg dankbaar!


1940: per fiets op zoek naar ons regiment Wat voorafging

Ondertussen gingen we eten in een café recht over de werkhuizen, waar nog speciaal voor ons bier naar het Vijf jonge mannen van Kontich werden in mei 1940 dorp moest worden gehaald. We wachtten nadien met opgeroepen om hun land te verdedigen tegen de ongeduld op de komst van de jongens die maar niet binnenvallende Duitsers. Frans Van Elshocht, Joseph arriveerden. Coveliers, Jos Sermeus, Joris Sansen en Louis Van Put sprongen donderdagavond 16 mei op hun fiets en bereikten de daaropvolgende maandagavond Koksijde. De chaos in het land werd van langsom groter, zij probeerden in Frankrijk te geraken maar de grens bleek gesloten. Zij werden van het kastje (Poperinge) naar de muur (Oostvleteren) gestuurd tot zij in Oostende terechtkwamen waar in het Palace Hotel een nieuw bataljon zou worden gevormd. J. Coveliers schreef deze herinneringen neer in 1983. Hier volgt het laatste deel.

Maandag 27 mei Nadien vertrokken wij andermaal naar Oostende Palace Hotel en werden er ingeschreven in de 9de groep van het 7de reservebataljon. Een soortgelijke groep omvatte 50 man en 20 groepen noemde men bataljon om ’t kind een naam te geven. Het vertrek zou ’s namiddags plaatsvinden. We gingen dan nog een boterham opeten en kwamen rond half twee terug in het Palace Hotel. Rond half vier vertrokken we, de fietsers allen bijeen vooraf op verkenning en diegenen die te voet waren achteraf. Heel onze fietscolonne stond onder leiding van een sergeant.

Kerk van Gistel

Terzelfder tijd had een zeer hevig luchtbombardement plaats, heel kort in de buurt. Na het bombardement volgde nog een ander en dan nog een, onophoudend. De vrouw van de meestergast durfde niet thuis blijven slapen en zou de nacht gaan doorbrengen bij haar moeder. Eindelijk kwamen onze estafetten terug.

Na een vijftal kilometers te hebben gereden, werden de fietsers ingedeeld volgens negen bestaande groepen. Wij kregen de leiding van de 9de groep en moesten op verkenning naar de werkhuizen van Gistel, bij Martens. Na een paar maal de weg te hebben gevraagd, belandden we aan die fameuze werkhuizen, die zich in feite beperkten tot enkele armzalige hangars met allerlei rommel in opgeborgen. Later bleek dat het kwam doordat alle productie al maanden was stilgelegd. Hoe armzalig de werkhuizen er ook uitzagen, des te vriendelijker waren de mensen, met name meestergast Martens en zijn echtgenote. Nadat we wat gekeuveld hadden met de man, stond hij toe dat we zouden slapen in de achterkeuken en stelde hij ons zelfs een strozak ter beschikking. De verkenning van de hangars leidde tot het verwachte resultaat dat er absoluut niemand in de schuren en hangars zou kunnen logeren. Hoogstens was er plaats voor het inlegeringspersoneel. We stuurden dan een paar der mannen die bij ons gebleven waren terug naar het afgesproken punt om te gaan zeggen dat er ten allerhoogste slechts vijftig man onder dak kon worden gebracht. 2 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Een andere beslissing was genomen: de jongens zouden dan maar niet naar de werkhuizen komen, maar op een nabij liggende hoeve de nacht doorbrengen. Dat maakte dat we in één der magazijnen slechts slapen dienden te geven aan de zes man die er zich al hadden ingericht, en drie (wij dan) mochten slapen in het bed van de meestergast die uit schrik liever opbleef. Wij dan maar met gedrieën in het bed.

Dinsdag 28 mei

Wij sliepen heel goed en werden ’s morgens (ik tenminste) wakker bij het horen van Duitsers. Ik dacht toen al dat de Duitsers er waren. Dat bleek onwaar te zijn: het was een jood die in gebroken Nederlands inlichtingen vroeg. ’s Morgens vroegen we eieren en koffie die ons gewillig gegeven werden. We moesten echter zelf alles prepareren aangezien de vrouw des huizes nog niet weergekeerd was. Dat ging echter goed genoeg Nadien hoorden we buiten vertellen dat het voor België met de oorlog gedaan was. Dat konden we evenwel onmogelijk aannemen. Daarna vertelde de terugkomende echtgenote Martens het ons weer. We gingen op verkenning naar het dorp, Jos en ik, nadat Frans naar Oostende gereden was om Louis op te zoeken. Onderweg hoorden we het nieuws confirmeren door soldaten en burgers: België had gecapituleerd. Alle

mensen schenen gelukkig te zijn en wij niet minder. Zo zou er een einde komen aan ons zwerven en zouden we weer huiswaarts kunnen keren. Na een tijdje kwamen twee der jongetjes die bij ons waren onze identiteitskaart vragen, ten einde onze namen te laten inschrijven op de hoeve. Nu nog!! Een half uur later brachten ze onze eenzelvigheidskaarten terug. De jongens spraken al van vertrekken. ’s Middags moesten wij bij de meestergast blijven eten. In de namiddag trokken eindeloze colonnes voertuigen over de baan. Aangezien het duchtig begon te regenen viel aan huiswaarts keren voor die dag nog niet te denken.

We zouden dan maar overnachten in het keukentje naast het huis van de meestergast aangezien het bed ditmaal door henzelf zou gebruikt worden.

Woensdag 29 mei ’s Anderendaags om 8 uur trokken we op, na de echtelingen Martens allerhartelijkst te hebben bedankt, en nadat we nog een tijdje op Louis hadden gewacht, die ons adres kende door bemiddeling van Frans. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 3


Nawoord (door Frans Van Elshocht) Deze memoires, opgesteld door Joseph Coveliers, in leven gemeentesecretaris te Kontich, werden ons bereidwillig ter inzage gegeven door Andrea De Coninck, echtgenote J. De Bie. Er dient nog bijgevoegd te worden dat, wanneer we ons te Gistel bevonden, wij op 27 mei de delegatie met witte vlag hebben zien voorbijrijden om met de Duitsers te gaan onderhandelen en dat wij de volgende dag de eerste Duitsers zagen voorbijtrekken, wat toch maar een eigenaardig zicht was en zeker afschrikwekkend. Kontich, 2 augustus 1983 We vertrokken en moesten afdwalen langs alle zijwegen, aangezien de grote banen voor troepentransporten waren voorbehouden. Zo passeerden we langs Gistel enz. en kwamen naderhand op de grote autostrade naar de zee, na eerst door een uitgestrekt dennenbos te zijn gereden waar we de colonne der vluchtelingen te volgen hadden. ’s Middags middagmaalden we in een dorpje waarvan de naam mij ontsnapt en verder ging de tocht, langs kanalen, spoorwegen, over opgeblazen bruggen in de plaats waarvan men noodbruggen had aangelegd. Zo arriveerden we eindelijk, na lang het kanaal te hebben gevolgd, in Gent waar we een goede pot bier gingen drinken. Vanuit Gent ging de tocht verder in de richting van Dendermonde. Aangezien mijn knie weer zeer begon te doen en we voor de onmogelijkheid stonden die avond nog thuis te arriveren, overnachtten we te Overmeire-Donk, aan het meer.

4 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Vol Chloor In deze aflevering van Vol Chloor gaat Paul Wolff op zoek naar de oorsprong van een oud volksgebruik, maar stuit daarbij op een muur van onbegrip.

Volkskundige jogging In de loop der jaren heb ik heel wat kilometers langs geplaveide Vlaamse wegen afgelegd. Een mens moet er tegenwoordig heel wat voor over hebben om gezond te blijven. Liever enkele kwetsuren dan een buikje, denk je dan. En de handen van een kinesist zijn plezanter dan kortademig gehijg van een kettingroker. Of praat ik me dat alleen maar aan? In ieder geval, ook in Kontich liggen genoeg paden en verharde wegen om je voor te bereiden op de Antwerp 10 miles. Of, godbetert, de 20 km van Brussel. Tijdens mijn herhaalde tochten liep ik vaak langs alleenstaande boerderijen. En dan dwaalden mijn gedachten af. En ik hertekende de tijd. Stel dat ik in mijn blitse jogging suit gewoon vijftig jaar in de tijd afzak en langs dezelfde boerderijen zou voorbijlopen. Wat zou er dan gebeuren? Ik weet het eigenlijk niet goed. Maar ik weet wel dat alle boeren en werkmensen onmiddellijk zouden ophouden met werken en opkijken met allemaal dezelfde vraag op hun lippen: “Wat draaft daar nu voorbij?” Het lijkt ook geen gezicht. Op de uitgestrekte velden moet iedereen zwaar werken voor de kost. En zo bleef men in conditie. En plots komt daar zo’n vliegend hert zonder enig doel voorbij gevlogen dat zichzelf zo nodig interessant wil maken door zich onnodig af te beulen om in vorm te raken. Zij zouden er alles aan willen doen om niet te hoeven lopen. En ik, ik moet zo nodig mijn spieren een beurt geven in plaats van wat te gaan helpen op de velden. Ik weet het. De confrontatie met het verleden is nogal brutaal. Maar wat wil je? Onze leefwereld is ook zo veranderd en zelfs het kleinste paadje naar de meest afgelegen boerderij is nu geasfalteerd. Toch in mijn dorp. De romantiek is volledig verdwenen. Welke romantiek, hoor ik hier en daar een wijsneus vragen. Wel, een troep koeien die naar de weide moet, of een schaapherder die zijn kudde naar een beter stuk groen laveert. Voor dit soort taferelen moeten we naar het buitenland. En we kijken dan vertederd toe. Kijk eens hoe romantisch. Hier leven de mensen nog op de cadans van de tijd. En niet omgekeerd. Op zo’n ritme zouden we ook wel willen leven. Onthaasting noemen we zoiets. Er worden zelfs arrangementen voor gemaakt. En Bongobons. Maar o wee, als het hier gebeurt. In mijn buurt - hier in ons eigenste Kontich - is men zelfs enkele jaren geleden met een petitie van deur tot deur geweest om te laten verbieden dat een bepaalde boer met zijn honderd koeien tweemaal daags de kassei over moet. Tijdsverlies, weet je wel. Ik vind het eigenlijk jammer dat die boer geen twee honderd koeien heeft, maar ja ik ben dan ook tegendraads. En blijkbaar heeft de nieuwe tijd zijn slachtoffers nodig. Overigens, die boer woonde daar al veel langer dan de petitioneurs. Maar je weet hoe dat gaat: NIMBY, not in my backyard. Nu eigenlijk wilde ik je vertellen over een (mijn) lopende gebeurtenis. Tijdens een aerobe periode, d.w.z. ik liep (zoals gewoonlijk) niet snel, zag ik plots twee bakstenen in kruisvorm over elkaar liggen. Een boerderij ergens tussen de Pierstraat en de Groeningenlei. Tussen die bakstenen zat wat stro. En ik dacht “Zou het waar zijn? Zouden die oude gebruiken hier in Kontich nog bestaan?” Mijn hart maakte van vreugde een sprongetje. Of waren het gewoon mijn benen? Ik kon het bijna niet geloven. Ondertussen liep ik maar verder. Maar als die stenen daar zo lagen, dan moest er ook iemand gestorven zijn. Een gehuwde man of vrouw, zo wil het gebruik het, anders had men wel palmtakjes gebruikt. Eigenaardig toch, dat ik dat zo maar zag. Mijn nieuwsgierigheid steeg en tenslotte keerde ik op mijn stappen terug. Ik moest en ik zou het weten of er in Kontich of all places nog strooien kruisen werden gelegd.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 5


In sukkeldraf kwam ik bij de boerderij aan. Tot mijn verbazing stond de boer met zijn handen op de rug bij de inrijpoort. Ik was een beetje uit mijn lood geslagen, wat gezien het verschil in onze kledij niet eens zo opmerkelijk was. Maar ik raapte al dat lood samen en vroeg hem of er soms iemand op de hoeve gestorven is. De man keek mij stomverbaasd aan en vroeg me hoe ik daar nu bij kwam. In tegendeel zelfs. Vorige week was zijn oudste dochter getrouwd. Aan sterven werd binnen zijn familie nog helemaal niet gedacht. Of af en toe misschien door een varken. Voor eigen gebruik in de familie. Maar waarom die vraag? Enigszins verbouwereerd legde ik hem de situatie met de gekruiste bakstenen en het stro uit. En dat er dus blijkbaar iemand om het hoekje moest zijn gegaan. Stel je eens voor, tegenwoordig moet je zelfs de mensen al gaan uitleggen, waarom ze iets doen. En in plaats van ingetogen op mijn - volgens mijn oordeel - vak- en volkskundige uitleg te reageren, volgde er niets dan een bulderende lach. Een lach die van heel diep kwam en voor de boer bevrijdend leek, maar bij mij eerder brutaal overkwam, vooral daar ik het koud kreeg en mij het moment niet geschikt leek om te gaan stretchen. Tussen het lachen door zei hij inderdaad iets dat op moar manneke toch leek. Ik vroeg hem wat er nu eigenlijk zo plezant was aan mijn verhaal, gekwetst als ik was tot in het diepste van mijn pedagogisch zieltje. Uiteindelijk namen de lachstuipen van die boer toch af en was hij weer voor enige rede vatbaar. Hij lachte niet om mij, maar om het voorval. Dat iemand in een moderne outfit zich bezighield met die ouwe troep, dat was voor hem al eigenaardig. Maar daarom hoef je toch niet achter alles iets te zoeken. Neen, hier was niets gebeurd, zeker niets volkskundigs. Vorige week hadden ze de oude koeienstal afgebroken en tijdens het vervoer waren er aan de inrijpoort nogal wat stenen van de vrachtwagen gedonderd. En een paar stenen waren blijven liggen. Ja, maar dat stro dan, sputterde ik tegen. Ja, dat stro. De scouts had de vorige zondag een zoektocht georganiseerd en het afgesproken herkenningspunt aan die boerderij was het stro tussen die bakstenen geweest. Het was alsof ik een hele camion bakstenen op mijn kop kreeg. Vlug groette ik de boer en spurtte naar huis. Daar kwam ik anaeroob en dus compleet in zuurstofschuld aan. Mijn hele volkskundige background kon mij worden gestolen, ik werd daar door die boer zo maar te kakken gezet en dat zat mij niet lekker. Ik weet wel, ‘k zou het mij allemaal zo niet mogen aantrekken, maar hoe is een mens? En daarbij, ik bleef het gevoel hebben dat die boer mij voor schut had gezet. En dat kon ik niet hebben. Voor alle zekerheid las ik die week daarom maar alle overlijdensberichten in het gemeentelijke informatieblad. Boeren waren er echter niet bij. Duidelijk een taai ras. Moraal van het verhaal. Bemoei je niet met andermans zaken en blijf voortaan rustig in je fauteuil zitten en drink een frisse pint. Je buik zal er na een tijdje niet meer afgetraind uitzien, maar je zult tenminste enkele (volkskundige) illusies hoog kunnen houden. Paul Wolff

6 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Kontich, staalconcurrent voor Wallonië? Aanleiding Raoul Goovaerts, de voorlaatste gediplomeerde dorpsdrogist in Kontich en zaakvoerder van Ergo’s laboratorium (Edgard en Raoul GOovaertS of officieel Entreprise de Recherches Générales et d’Opérations Scientifiques) ontving in februari 1984 de vraag om een lot laboratoriumrestanten te vernietigen en/of uit te zuiveren. Het ging hier om producten van een jeugdlaboratorium van de gebroeders Geerts, maar er zaten ook nog stalen van springstoffen tussen. Zo kwam R. Goovaerts tot de vaststelling dat ze afkomstig moesten zijn van de staalfabriek in Kontich, onderdeel van de ‘Acièries Anversoises’ NV gesticht door Oscar, Edgard en René Geerts in 1919 te Antwerpen. Een kleinzoon van René Geerts uit Zandhoven, Jules Beernaert, reageerde prompt op de publicatie van een foto met het eerste nummer van ons tijdschrift ‘Reineringen’ in de krant en bezorgde de Kon. Kring voor Heemkunde een uitgebreide collectie bedrijfsdocumenten ter inzage. Voor deze echt Kontichse ‘story’ verwijzen we ook dankbaar naar Prof. Dr. R. Van Passen, ‘Geschiedenis van Kontich’ Vader Geerts schrijft aan zijn gevluchte vrouw in Londen op en ‘Het Schranshof’, een driedelig artikel in het origineel bedrijfsdrukwerk. informatieblad van de gemeente Kontich en kringleden P. Celis en C. Claes voor hun gewaardeerde technische Deze brief van 19 september 1914 (na de Duitse inval ondersteuning. van 28 juli en in volle oorlogstijd), geschreven op het voorgedrukte vooroorlogse bedrijfspapier en gericht Vader wijst de weg aan zijn vrouw in London toont ons de ganse industriële activiteit van het constructieatelier Eduard Geerts. De oorsprong van de Kontichse staalfabriek dient gezocht in de gietijzerfabriek die vader Eduard Geerts, De firma Geerts smolt ijzererts in een hoogoven rond 1900 aan de toenmalige Bleekhofstraat 15, en goot er op bestelling stukken allerhande mee. Borgerhout oprichtte. Zij was in staat om stoommachines te maken en te herstellen, transmissiesystemen te bouwen en Deze vooruitziende vader stuurde zijn zonen Edgard en overbrengingswielen te gieten, personen- en lastliften Oscar voor WO I al naar Duitsland. Als afgestudeerde voor de bouw te construeren, verwarmingsinstallaties, ingenieurs van de universiteit van Gent en opgegroeid buizen en pompen te leveren, stoomketels en vannen in het ouderlijke metaalconstructiebedrijf liepen ze in te voeren vanuit Duitsland, kortom… een heus daar stages en legden ze een aantal bedrijfsbezoeken bedrijf. Deze vooruitziende industrieel had ook al een af waarbij zij het industriële productieproces voor herstellingsbedrijf voor auto’s op hetzelfde adres in ijzer en staal onder de knie kregen. Ook leerden ze zo dezelfde Bleekhofstraat 15 en leverde er op vraag ook de producten kennen van de vele Duitse leveranciers aan klanten koetswerktoepassingen voor. van het ouderlijke bedrijf. Helaas, eens terug thuis verhinderde het uitbreken van WO I in 1914 hun eigen In deze erg persoonlijke brief geeft hij verder zijn industriële inspanningen. geliefden de raad zeker niet naar Antwerpen terug te keren, vermits het niet zeker is dat zij als vluchtelingen binnen de Antwerpse fortengordel mogen terugkeren. (Sperrgebiet) Het echtpaar Geerts had vier kinderen. Oscar en Edgard, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 7


beiden ingenieur, René, begaafd met commercieel doorzicht, onderhandelingsvermogen en zoals zijn broers polyglot. Hij sprak buiten Frans en Nederlands ook vlot Duits, wat in zijn veelvuldige contacten met Duitse machineleveranciers een groot voordeel was. Een meisje, Julienne vervolledigde het kwartet. Zij komt verder in dit verhaal alleen voor bij de aankoop van aandelen, de snelle uitkoop in 1925 en nog even indirect bij de verkoop van de staalfabriek aan Albert Moorkens en het Schranshof aan Pierre Mertens in 1958.

C.Installé (75), P. Hendrickx (35), Oscar Geerts (34), Edgard Geerts (33), René Geerts (33), M. Hoskens (20) en P. Greyson (20).

Terzijde melden we dat de Geerts-dynastie nog een diamantslijperij draaiende hield en een groot aantal verwarmde (!) autostaanplaatsen verhuurde in de Bleekhofstraat te Borgerhout. Vandaag vinden we op de oorspronkelijke bedrijfsterreinen in deze straat nog altijd deze parkeergarage, gebouwd in de dertiger jaren van vorige eeuw. Het is een voor die tijd uitzonderlijke betonnen constructie met een verdieping en voorzien van verwarming. René Geerts had dit idee opgepikt De zonen op eigen benen tijdens een reis met zijn splinternieuwe Minerva naar De zaken van vader Eduard Geerts liepen erg het Italiaanse Turijn, begin dertiger jaren. voorspoedig en een uitbreiding lag in het verschiet, maar de Eerste Wereldoorlog strooide begrijpelijkerwijze roet in het eten.

René Geerts op pad met zijn ‘Minerva’ voorzien van een Brabokop als sierdop.

Wanneer de zaken na het eerste verliesjaar vanaf 1922 positief begonnen te verlopen, werden enkele aandeelhouders al uitgekocht tussen 1922 en 1925. We lezen in het kasboek dat het omzetcijfer van de Acièries evolueerde van 15.394.873,22 Bfr in 1921 naar 21.470.840,06 in 1929. Voorwaar geen klein bier in die periode. Vrij snel is de ruimte in Borgerhout dan ook te klein en wordt gezocht naar een ruimer bedrijfsterrein. Dat Aandeel van de NV Aciéries Anversoises wordt gevonden in Hemiksem naast de “Tréfileries de Na WO I verzilveren de drie zonen hun vorming en de l’Escaut’ waar naast een hoogoven en een ijzergieterij opgedane ervaringen en stichten in 1919 de ‘Acièries ook ruimte is voor een staalfabriek. Voor deze Anversoises’. Vader Eduard was voordien in hetzelfde staalproductie werd een Bessemerconvertor opgericht. jaar overleden. Een naamloze vennootschap (NV) (zie verder) vereist wel zeven vennoten. Buiten de broers Oscar, De gunstige evolutie van de activiteiten in Antwerpen Edgar en René lezen we de deelname van hun zus en Hemiksem en een jaarlijks groeiende productie Julienne en haar man, Willy de zoon van René Geerts confronteerde de vennootschap opnieuw met en Paula als dochter van Oscar. De statuten van hun ruimteproblemen. Door zeer toevallige omstandigheden handelsfonds legden ze officieel neer op de Antwerpse kwam een groot stuk grond te koop te Kontich in de Handelsrechtbank. Het startkapitaal voor hun nieuw Pierstraat, ideaal gelegen met een aansluiting op het bedrijf werd bijeen gebracht via 250 aandelen van 1000 spoor. Bfr. (totaal 250.000 Bfr.) die werden aangekocht door 8 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Inderdaad in 1922-1923 diende de “Briquetterie Hierdoor ontstonden storingen in het Moderne”, een steenbakkerij die zowel klei delfde bewegingsmechanisme en gingen regelmatig ontelbare in dagbouw als stenen bakte in de Pierstraat haar stenen verloren door breuk. werkzaamheden te staken. In 1925 werden de ‘Acièries Anversoises’ officieel eigenaar van de terreinen na ondertekening op het kantoor van notaris Cols te Antwerpen.

De moderne ringoven van de firma ‘Briquetterie moderne’

Het hoofdgebouw van deze steenbakkerij kon gebruikt worden als bedrijfsgebouw voor de nieuwe staalgieterij, maar de grote ronde molen werd afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe constructies. Kontich kreeg op die manier zijn ijzergieterij die in het Kontichs dialect voor het personeel de ‘aizerfabrik’ bleef.

Bouw van de fabriekshallen van de Kontichse staalgieterij

Verkoop van gebouwen en terreinen van de ‘Briquetterie moderne’

Deze steenbakkerij gebruikte een zeer vernuftige methode. Het was een doorlopend systeem van klei tot baksteen. Het bestond uit een enorme ronde schijf die ronddraaide boven een vuur waarvan de warmte steeds toenam naarmate de schijf verder draaide. In de laatste fase van de grote cirkel liep de schijf door een tunnel.

IJzer gieten en staal produceren bleek na WO I een lucratieve bezigheid want tussen 1921 en 1925 kopen de drie gebroeders Geerts hun zus en de vier overige medeaandeelhouders in de ‘Acièries Anversoises’ waaronder de hoofdaandeelhouder C. Installé uit en verwerven het uitgebreide bedrijfsterrein in de Pierstraat.

Wanneer dan ook nog aan de overzijde van de straat het Schranshof door ene Georges Blyau uit Lier verkocht wordt, doen de ‘Acièries Anversoises’ hierop het hoogste bod en verwerven het vier hectaren groot kasteeltje. De hele familie Geerts maakt er dan dankbaar gebruik van Waarschijnlijk was het technisch snufje toch niet als buitenverblijf, vooral tijdens de zomermaanden. voldoende secuur berekend, want de ronde schijf Het domein omvatte een ijzeren toegangspoort, een vervormde stilaan tot een ovaal na enkele jaren, oprijlaan met conciërgewoning-boerderij aan de veroorzaakt door de enorme temperatuurverschillen. Pierstraat, het eigenlijke Schranshof met bloemperken, een ringgracht waarin kan gezwommen worden, een Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 9


Het Schranshof

Felix de hovenier, voor de reusachtige serre op het Schranshof

bosgedeelte, een zeer grote warme serre vermoedelijk voor de vele orangerieplanten en een tennisplein voor het jonge volkje (de derde generatie al). Wanneer dan in 1938 in het kader van de mobilisatie voor WO II alle niet permanent bewoonde gebouwen dienen opgegeven voor mogelijke troepeninkwartiering kiest Edgard

Geerts er zijn vaste verblijfplaats, tot 1954 bijgestaan door een huishoudster M. Buytaert die in dat jaar trouwt met zijn neef. Hijzelf overlijdt er in 1957. (wordt vervolgd) Paul Wyckmans

De schort van ons moemoe Naar aanleiding van een soort kettingbrief op internet de kachel bij met grote stukken hout. Vava bracht die over de schort van grootmoeder schreef Lieve Ruwet per kruiwagen tot in de achterkeuken. Maar het was meter die de blokken hout voorzichtig en snel in haar haar herinneringen neer. schort legde, ze daarna naar binnen droeg en er het ‘Meter’ noemden we haar, maar eigenlijk was ze onze vuur in de kachel mee aanwakkerde. Makkelijk, zo’n grootmoeder. Dat begreep ik later pas. Meter droeg een satijnen schort, geen houtvezeltje bleef eraan hangen. zwarte, glanzende schort. Altijd. Een reusachtige kookpot, gevuld met water van de Behalve om naar de mis te gaan. Dan trok ze een keurige pomp, de kachel op. Aardappelen werden uit de zedig-donkere en hooggesloten jurk aan, een met een ‘patattenkelder’ gehaald, de schort diende weeral als mottenballenaroma. Een lange zwarte jas erover. Ze draagmandje. Het schillen gebeurde op de schoot, was dan even mijn meter niet, maar een onbekende, maar wel met een krantje ertussen. De schort moest statige dame. Na de mis de jurk weer uit en in de kast nog een week mee vooraleer ze een wasbeurt kreeg. tot de volgende zondag. De zwarte schort weer aan. En meter hield van proper. Bovendien kon je achteraf Meter was weer thuis en zo was het goed. heel makkelijk de schillen met krant en al in de kachel Ook wij leerden een schort dragen, om onze ‘zondagse kieperen. kleren’ proper te houden. Op die schort zaten twee grote zakken. Heel handig om allerlei schatten in mee te smokkelen of om eten dat we niet lustten, stiekem in te laten verdwijnen.

Voorzichtig werden de geschilde aardappelen te water gelaten. Ik zie haar nog staan, rode wangen boven de gloeiend hete damp, met de zwarte mouw een paar zweetdruppeltjes wegvegend. Dat zweet in die schort, Aan de ontbijttafel kregen we verse boterhammen, dat kon nog net. Maar buurvrouw Tille droeg een onberispelijk dun gesneden met een lang mes, tegen de ruitjesschort. En die diende ook wel eens om de neuzen, oren en monden van onze speelkameraadjes proper te buik van meter én tegen de zwarte schort. houden. Ook stof afnemen, met een punt van de schort, Na de mensen kwamen de kippen aan de beurt. De was bij Tille een dagelijks ritueel. Dat kon bij ons niet. schort deed nu dienst als luxe-eiermandje. Welke kip Niet bij meter. Niet met een satijnen schort. zou er niet van dromen haar eitjes neer te vleien op Uit de grote tuin bracht vava ondertussen handenvol zacht zwart satijn? peulerwtjes naar binnen. Met z’n allen rond de Terwijl wij ons over de afwas ontfermden, vulde meter keukentafel: peultjes openknijpen en erwtjes eruit ritsen. 10 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Gezellig. Wij zwegen en luisterden want de ‘groten’ vertelden de laatste nieuwe dorpsroddeltjes en we wilden geen woord missen. De erwtjes in de kom mikken en met de lege peultjes een ‘echte’ berg bouwen. Vervolgens schoof meter met een handige zwaai van haar arm al de lege peultjes in haar schort en bracht ze buiten naar de mesthoop. Eens de aardappelen gaar, leken meters armen te krimpen. De mouwen van haar schort werden nu getransformeerd tot eersteklas pannenlappen. Heel handig want ze hoefde nooit op zoek naar verdwaalde exemplaren. Na de maaltijd mochten we buiten spelen. Meter en vava, ieder in hun eigen rieten zetel, deden een middagdutje. Mijn grootmoeder, die wel eens last had van koude handen, plooide de onderrand van haar schort zorgvuldig naar boven en wikkelde haar handen erin. Lekker warm. Ondertussen bood de grote tuin aan de rand van het bos eindeloos spelplezier, vooral als ook de kinderen van Tille meespeelden. Zonder hen erbij draaide het veel vaker uit op ruzie. Geen nood: niets beter dan de zwarte glanzende schort van meter om ons kinderverdriet in te blussen.

Of meter haar zwarte schort ook ’s nachts droeg, is een goed bewaard geheim, al hebben we ons menigmaal suf gepiekerd en zelfs overwogen om stiekem door het sleutelgat te loeren.

Maar de tijden zijn veranderd en de schort, het veelzijdigste kledingstuk ooit, werd gebannen uit onze Ook voor struisvogelpolitiek bewees de schort nuttige garderobe door de vrees voor bacteriën, microben en diensten. Bezoek van onbekenden? Gezicht tussen de andere kleine gezelschapsdieren. Al heb ik er nooit plooien van meters zwarte schort en niemand merkte enige ziekte aan overgehouden. U wel? dat ik verlegen was. Lieve Ruwet

Wakkere lezers reageren … Lezer Paul Janssens uit Lint koppelde het artikel over bisschop de Broglie (Reineringen 1) aan een naamgenoot mede-eigenaar van het landgoed annex prachtig Frans Loirekasteel Chaumont. Een naamgenoot, weliswaar met een tussenruimte van 100 jaar, dat verwijst wis en zeker naar een bekende adellijke familie waarvan sommigen als jongste in hun gezin tijdens het ‘Ancien Régime’ een religieuze functie verkozen en zo waarschijnlijk het familiepatrimonium bij erfenis ongeschonden konden laten.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 11


Waddisdaffeuriet? Onze eerste prijsvraag leverde al onmiddellijk twee winnaars op. Frank Jennes en Rita Wellens wisten ons te vertellen dat het afgebeelde voorwerp een snorrenkop of een tasse à moustache was. Frank koos voor een gratis jaarabonnement, Rita mag binnenkort het fotoboek Archiefbeelden Kontich in haar bus verwachten. Van Frank kregen we ook nog enkele mooie foto’s van de tasse moustache van zijn grootvader (zie verder). Hieronder vind je de afbeelding van onze tweede Waddisdaffeuriet. Weet je waarvoor dit ding wordt gebruikt, stuur dan je antwoord (met als onderwerp “Wedstrijd Reineringen 3”) naar reineringen@gmail.com – een klassieke gele briefkaart naar ons adres (Reineringen, Duivenstraat 22, 2550 Kontich) telt ook. Laat ons ook weten met welke prijs we jou een plezier kunnen doen: een merklappen-verjaardagskalender, het fotoboek “Archiefbeelden Kontich” of een (verlenging van je) abonnement op “Reineringen”. We verwachten je mail of briefkaart ten laatste op 31 januari! In ons volgende nummer krijgt iedereen uiteraard de oplossing. En een nieuwe opgave.

Tasse à moustache Gebruiksvoorwerpen zijn vaak wat het woord zegt. Voorwerpen om te gebruiken. En wanneer iets niet meer wordt gebruikt, raakt het in verval en wordt het vergeten. Zo is het ook de snorrenkop of tasse à moustache vergaan. Niet omdat het voorwerp op zich niet meer goed zou zijn. Wel in tegendeel, maar omdat er nagenoeg geen gebruikers meer zijn van onze snorrenkop. Hoe vaak tref je tegenwoordig nog een uitvoerig besnorde bovenlip aan, waarmee onze grootvaders vroeger door het leven gingen. Het zijn tegenwoordig eerder exotische malloten die zich nu nog laten knevelen door een harig kriebelding dat zich naar alle kanten een weg baant. En dus is onze snorrenkop overbodig geworden, want hij diende gewoon om de snor uit je koffie of soep te houden en alles dus droog te houden. Gewoon een praktische oplossing voor een klein dagelijks probleem. Maar een gebruiksvoorwerp kan ook mooi zijn. Dus werden de snorrenkoppen bijvoorbeeld uit porselein vervaardigd. Of beschilderd. En zo krijg je soms unieke exemplaren. Lezer-winnaar Frank Jennes bezorgde ons een foto van de snorrenkop van zijn grootvader langs moederszijde.

Geheugen Collectief Wij schreven al eerder over Tranen over Mortsel van de Kontichse historicus Pieter Serrien, die de laatste getuigenissen verzamelde over het zwaarste bombardement ooit in België, 1943 in Mortsel. De auteur is medeoprichter van Geheugen Collectief, een historisch onderzoeksbureau (http://www.geheugencollectief.be). Op vraag van Standaard Uitgeverij en de familie Vandersteen onderzocht dit bureau de identiteit van de striptekenaar Kaproen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog antisemitische spotprenten publiceerde in de collaborerende krant Volk en Staat. Geheugen Collectief vond bronnenmateriaal dat aantoont dat deze tekenaar niemand minder was dan Willy Vandersteen. Nu is de Kontichse historicus op zoek naar dagboeken, brieven, foto’s, geschreven getuigenissen of zelfs gebruiksvoorwerpen die informatie geven over het dagelijkse leven in Kontich en omstreken tijdens de Eerste Wereldoorlog. Wie iets dergelijks bezit of kan helpen bij het opsporen ervan, kan hem bereiken op pieter@ geheugencollectief.be of op zijn thuisadres, Hoge Akker 62, 2550 Kontich. 12 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Leo Wuyts, Reformatie en contrareformatie, een polemiek in beelden Op 12 november 2010 gaf ons medelid een lezing over een beladen periode in onze geschiedenis. De reformatie en de contrareformatie. Leo was tijdens zijn professionele carrière bibliothecaris van het museum voor schone kunsten in Antwerpen. Zijn belezenheid is haast legendarisch. Hij weet als geen ander op geheel eigen wijze schilderijen iconografisch te duiden vanuit historisch, literair en cultureel oogpunt contextueel een beeld helemaal uit te kleden en het daarna van een passende commentaar te voorzien. Anders dan de meeste kunstkenners gaat Leo omgekeerd te werk. Vanuit het detail belicht hij het geheel, waardoor de toeschouwer het werk ook anders gaat bekijken. Een schilderij is meer dan het geheel van de delen, maar de veruitwendiging van de wereld van de schilder in al zijn facetten. Dat komt des te meer tot uiting in de periode van de contrareformatie, van 1585 tot 1650, waarbij het beeld net uiting gaf aan de innerlijke overtuiging van de schilder om de zijn publiek te beleren of aan zijn zijde te scharen. Of wat te denken van moeder Maria die moet bemiddelen bij de heilige Drievuldigheid. Zij vraagt clementie voor de verdorven stad Antwerpen die net het juk van het calvinisme heeft afgeworpen. Het is zoals met lezingen waar niemand kucht of iets vraagt, luisterend genieten, te goed en te kort, de regen trotserend, gevuld met kennis en thematiek, toch voldaan, en dankbaar voor de glimp in het erudiete brein van de spreker van de avond. Zoals steeds bracht Leo ons ook nu in vervoering.

Abel Grimmer: De rede van Antwerpen

Paul Catteeuw en Chris Claes

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 13


Agenda • Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids – ook toegankelijk tijdens de openingsuren van de cultuurdienst (op eenvoudige vraag worden alle deuren geopend en alle lichten aangestoken!) • Gesloten op volgende zondagen: 26 december 2010, 2 januari 2011, 24 april (Pasen), 12 juni (Pinksteren). • Vanaf zondag 30 januari kan u ook kennis maken met de vernieuwde archeologische afdeling: onze collega’s van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA) zijn naarstig bezig om onze rijke collecties in een nieuw educatief kader te presenteren: uniek in onze provincie! Daarna komt de voorzaal aan de beurt waarin onze verzameling textiel – en dan vooral de vermaarde tekendoeken en consoorten – beter tot haar recht zal komen. • Zondag 1 mei 2011: erfgoeddag “Armoe troef”

Het slechte weer op de cultuurmarkt (25 september) speelde ons duidelijk parten, maar toch kwamen er heel wat mensen een kijkje nemen op onze stand.

14 • Reineringen 3

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Interessant tijdschrift? Zin om de volgende nummers te blijven ontvangen? Schrijf dan €15,00 over op rekening 415-5044221-42 van Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich vzw 2550 Kontich met vermelding van uw naam, adres, en “Reineringen”. U bent dan meteen ook lid van de “Vrienden van het museum”

De leden van de kring bleven er goedgemutst bij.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Reineringen 3• 15


INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 1940: per fiets op zoektocht naar ons regiment Pagina 5 Vol chloor: Volkskundige jogging Pagina 7 Kontich: staalconcurrent voor Wallonië? Pagina 10 De schort van ons moemoe Pagina 11 Wakkere lezers schrijven Pagina 12 Waddisdaffeuriet • Tasse à moustache • Geheugen Collectief Pagina 13 Voordracht Leo Wuyts Pagina 14 Agenda

Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 1 (2010) 3 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans en Paul Wyckmans Eindredactie: Frank Hellemans Grafische vormgeving: Bruno Catteeuw Druk: Drukkerij Hendrickx, Schelle Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2010 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): 15 euro Te betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com 16 • Reineringen 3

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.