Jaarverslag 2013 FOD Mobiliteit en Vervoer

Page 1

Jaar verslag

Vo o r u i t ga n g st ra at 5 6 1210 BRUSSEL w w w. m o b i l i t . b e l g i u m . b e


2


Table

des

matières

Voorwoord...........................................................................................................................................5 Wegvervoer...........................................................................................................................................7 Luchtvaart...........................................................................................................................................11 Spoorvoer........................................................................................................................................15 Scheepvaart.........................................................................................................................................19 Duurzame mobiliteit....................................................................................................................................................25 Stafdienst..................................................................................................................................... Ondersteuningsdiensten...................................................................................................................................

3


4


5

voorwoord Op 1 juli nam ik de fakkel over van Marc Roman, voormalig voorzitter ad interim van de FOD Mobiliteit en Vervoer. De eerste maanden na mijn aantreden verdiepte ik mij in de verschillende materies waarvoor de FOD bevoegd is, in de lopende projecten en in de interne procedures. Ik stelde vast dat er zeer veel leeft binnen de organisatie, niet in het minst wat de introductie van het nieuwe werken in de FOD betreft. Door het project Mobi4u is een veranderingstraject opgestart dat de komende jaren haar vruchten zal afwerpen. Het resultaatsgericht werken, er plaatsonafhankelijk werken, en een rationeler gebruik van bureauruimtes door de introductie van dynamic offices zullen bijdragen tot een modernere FOD waar dienstverlening aan de klanten en een beter evenwicht tussen privĂŠ- en werksituatie samengaan. Het mooie aan dit grote project is dat medewerkers uit alle hoeken van de organisatie geholpen hebben om het vorm te geven en waar te maken. Over de projecten die in de loop van 2013 gerealiseerd zijn binnen de verschillende directoraten-generaal ga ik hier niet in detail treden, daarover lezen jullie alles in dit jaarverslag. Onze FOD drukte in 2013 zijn stempel op een aantal strategische dossiers die een meer overkoepelend, transversaal mobiliteitsbeleid mogelijk moeten maken. Ik ben zeer enthousiast over het feit dat overal innovatieve projecten worden opgezet met een focus op digitalisering, procesoptimalisering en koppeling van databanken intern en extern. In vele van deze projecten staan administratieve vereenvoudiging en e-government centraal, de betrokkenheid van de SD ICT is dan ook bijzonder groot. Beste praktijken uit het ene directoraat-generaal worden nadien ook in andere directoraten overgenomen of worden verder verrijkt met nieuwe modules. Zo zijn over de modi heen op eenzelfde wijze elektronische examens in gebruik genomen of nog in ontwikkeling. De inschrijving van voer- en vaartuigen gebeurt steeds meer elektronisch, eenzelfde evolutie zien we bij de aanvragen voor vergunningen en bevoegdheidsbewijzen. De dienstverlening aan de klanten wordt hierdoor efficiĂŤnter, en we dragen bij tot een grotere duurzaamheid door minder

verplaatsingen. In het najaar van 2013 werkte ik samen met mijn directiecomitĂŠ en het personeel aan een managementplan dat ik de komende zes jaar wil realiseren. In dit nieuwe plan, dat zijn kracht vindt in open communicatie en een sterke samenwerking over de diensten heen, zijn vier strategische doelstellingen vastgelegd waarrond onze werking zal draaien: multimodaliteit, milieu, veiligheid en concurrentievermogen. Om hiertoe te komen, zullen de komende jaren een resem nieuwe initiatieven gelanceerd worden. Daarnaast willen we meer aandacht besteden aan goed team management waarbij gelijk respect voor iedereen, persoonlijke groei en autonomie centraal staan. We gaan dus de uitdaging aan om ons steentje bij te dragen aan deze FOD in volle beweging en dit met de nodige aandacht voor ook het duurzame aspect van de mobiliteit. Dank aan iedereen die bijdroeg aan de mooie resultaten. Veel leesplezier! Laurent Ledoux


6


7

Wegvervoer Vooruitgang bij het directoraat-generaal Wegvervoer en Verheeisveiligheid werd vooral geboekt op het gebied van de verkeersveiligheid, de eerlijke concurrentie in de vervoerssector in de brede zin en de duurzame mobiliteit, maar ook inzake administratieve vereenvoudiging en milieuzorg. Strengere technische normen voor voertuigen zorgen voor minder vervuiling en verdere automatisering beperkt de koolstofvoetafdruk van een proces of een activiteit en draagt ook bij tot de strijd tegen fraude. Niet verzekerde of gekeurde voertuigen In België wordt het aantal niet verzekerde voertuigen tussen 1 en 1,5% geraamd en het aantal niet gekeurde voertuigen tussen 10 en 15%. 94% van de Belgen zijn voorstander van meer controles op de verzekeringsplicht. Het actieplan van de Staatssecretaris voor Mobiliteit bevat sensibiliserings- en opsporingsmaatregelen alsook sancties. Sedert november 2013 moet bij de technische keuring van het voertuig ook het verzekeringsbewijs worden voorgelegd. In 2014 zullen de mobiele toestellen voor automatische erkenning (ANPR-camera’s) toegang hebben tot de nodige databanken. Met betere gegevens en meer middelen zullen de controlediensten doeltreffender kunnen werken. Strategie en regelgeving De juridische diensten van het directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid (DGWVVV) hebben in 2013 gezorgd voor de redactie en de publicatie van 40 wetteksten en regelgevende teksten. Tussen de voorbereiding en de officiële bekendmaking wordt met de Gewesten overlegd en moet het advies van de Raad van State en van

de Inspectie van Financiën worden ingewonnen. Volgende regelgevingen werden in 2013 behandeld: het vervoer van gevaarlijke goederen, de aanpassing van bepaalde verkeersborden, het gebruik van alternatieve brandstoffen, de omzetting van Europese richtlijnen, de fraude met de kilometerstand, de inschrijving van tractoren en de rijopleiding. Een bilaterale strafrechtelijke overeenkomst met Nederland (« Crossborder Enforcement ») werd gesloten, zoals het met Frankrijk in 2012 gebeurde. Web-TEUV: tweede fase “Web-TEUV” is de internettoepassing voor het uitzonderlijk vervoer die begin 2011. Begin 2013 werd een nieuwe versie Web Teuv2 uitgebracht. Ze bevat bepaalde verbeteringen ten voordele van de vervoerders. Mercurius: de kruispuntbank van de rijbewijzen De nieuwe Europese richtlijn over de rijbewijzen is volledig in werking getreden in 2013. Alle Belgische rijbewijzen, met inbegrip van de voorlopige rijbewijzen, worden nu in bankkaartformaat uitgereikt. Alle gegevens betreffende het rijbewijs, de medische attesten, het verval van het recht tot sturen en het herstel erin worden verzameld in de kruispuntbank. Geval van fraude kunnen gegevens nu ook elektronisch worden uitgewisseld met andere landen.


8

B-ERRU: Europees netwerk administratieve vereenvoudiging

en

Ondernemingen voor vervoer van goederen en personen moeten over een vergunning beschikken overeenkomstig de internationale regelgeving. Het directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid bereidt de koppeling van nationale vervoerdersdatabanken voor om fraude te bestrijden en werkt aan de automatisering van de procedures voor de operationele diensten. Met het B-ERRU-project zullen de vergunningen online kunnen worden geraadpleegd en zal het volledig dossier elektronisch beheerd kunnen worden. De eerste fase van het project werd in oktober 2013 opgestart. DIV (inschrijvingen en homologaties) Inschrijving van bromfietsen Om de verkeersveiligheid te bevorderen, zal de verplichting tot inschrijving worden uitgebreid tot bromfietsen (met inbegrip van drie- en vierwielige lichte voertuigen). De in 2013 voorbereide eerste fase van het project betreft de inschrijving van nieuwe bromfietsen en zal in 2014 opgestart worden; de al in omloop zijnde bromfietsen zullen vanaf 2015 een inschrijvingsteken krijgen. Web-DIV Sinds zijn lancering heeft WebDIV systematisch terrein gewonnen in 2013 gebeuren 77% van de inschrijvingen via dit kanaal. De DIV hoopt nog vooruitgang te boeken voor eind 2014, meer bepaald dankzij de e-governmentontwikkelingen bij de collega’s van de douane en van de btw.

I-Fast Het project I-Fast (Individual Fast Approval Of Individual System Treatment) is een gemeenschappelijk initiatief van de dienst Homologaties en van de beroepsfederaties om een kwalificatiesysteem voor constructeurs te creëren (o.a. na examen). Het project geeft de constructeurs meer verantwoordelijkheden en zorgt voor tijdswinst. Dossiers worden nu behandeld op enkele dagen tijd. Web approval Dankzij deze in 2013 ontwikkelde nieuwe module voor homologaties kunnen de nodige gestructureerde gegevens worden uitgewisseld met het oog op de opmaak van het goedkeuringscertificaat en de inschrijving van het voertuig. Een manuele invoering wordt dus overbodig: de voertuiggegevens worden voor eens en altijd opgeslagen en hun kwaliteit is gewaarborgd. Deze module zal in 2014 volledig benut worden. Kruispuntbank van voertuigen «Mobivis» Het koninklijk kaderbesluit betreffende de kruispuntbank is in 2013 in werking getreden. Een deel van de diensten van de kruispuntbank is al operationeel: de lokale besturen, de parkeerbedrijven, de FOD Financiën en de politie hebben toegang tot de voertuiggegevens. De kruispuntbank zal worden uitgebreid naar de registratie van de voertuigen voor de homologatie, de technische keuring, de internationale samenwerking, enz. Certificatie en inspectie Technische keuring op verplaatsing De technische keuring op verplaatsing gebeurt in de lokalen van bepaalde ondernemingen die voor dit project geselecteerd werden en is enkel voor bedrijfsvoertuigen (vrachtwagens, bussen, aanhangwagens) bedoeld. Een


9

eerste onderneming werd bij het begin van de proefperiode eind 2012 erkend. De proefperiode loopt tot oktober 2014. Vandaag zijn er een vijftiental ondernemingen actief. Rijscholen: vereenvoudigde erkenning Verscheidene regels en administratieve procedures werden vereenvoudigd of verduidelijkt begin 2013: een adjunct-directeur is niet meer verplicht, de toegang tot het beroep van instructeur werd vereenvoudigd, stagiairs-instructeurs mogen een kandidaat bij het praktische examen begeleiden en het verplicht oefenterrein voor de categorie B werd afgeschaft. Controle van het wegvervoer Risk assessment De directie Controle van het wegvervoer werkt een methodologie uit om haar controles op de weg en in de ondernemingen via een «risk rating» doelgerichter uit te voeren. Met dit systeem zullen «potentiële overtredende» ondernemingen en voertuigen bij voorrang gecontroleerd worden. Zij betekenen niet alleen een groter gevaar voor de verkeersveiligheid maar ze verstoren ook fors de concurrentie in de sector. Zowel de administratie als de sector en de verkeersveiligheid hebben dus baat bij dit nieuw systeem.


10


11

luchtvaart Het Belgisch veiligheidsplan voor de burgerluchtvaart

Het melden van voorvallen in de burgerluchtvaart

Het Belgisch veiligheidsplan voor de burgerluchtvaart tracht mogelijke veiligheidsproblemen te verhelpen via optimalisatie van regelgevende en toezichthoudende activiteiten. De doelstelling van de operationele acties van het veiligheidsplan is het verminderen van de risico’s die uit het risicobeheersysteem van luchtvaartvoorvallen werden afgeleid. Na analyse van de gemelde voorvallen wordt bepaald waar zich de belangrijkste veiligheidsrisico’s bevinden.

Als voorbereiding op de toekomstige verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart waarin een beoordeling van elk veiligheidsvoorval zal worden verplicht, herziet het directoraat-generaal Luchtvaart momenteel zijn risicobeheerprocessen. Door de aanpassing van deze processen wordt ook de kwaliteit van de in de ECCAIRSdatabank gecodeerde veiligheidsvoorvallen verbeterd zodat het directoraatgeneraal Luchtvaart kan beschikken over juiste gegevens voor een correcte uitvoering van de jaarlijkse risicoanalyse en voor de opvolging van trends. Daarnaast zullen ook de procesbeschrijvingen voor de opslag, analyse en follow-up van de veiligheidsvoorvallen worden verbeterd.

In 2013 werden nieuwe operationele acties gerealiseerd op het vlak van: • de preventie van aanvaringen met dieren; • de grondafhandeling op de luchthavens in samenwerking met de marktpartijen; • het onderzoek van incidenten met weerspannige passagiers; • het richten van handbediende lasers op luchtvaartuigen; • de opvolging van de betrouwbaarheid van besturingssystemen voor commercieel uitgebate luchtvaartuigen in België; • de toepassing van het “European Action Plan for the Prevention of Runway Incursions (EAPPRI)”; • de toepassing van het nationaal actieplan voor het verminderen van het aantal schendingen van het Belgisch luchtruim. Meer informatie over het Belgisch veiligheidsplan en de operationele acties vindt u terug op www.mobilit.belgium.be/nl/luchtvaart/state_safety_program/

Grondafhandeling In 2013 heeft de dienst Luchthavens het probleem van de afhandeling van de algemene luchtvaart en de zakenluchtvaart op de luchthaven Brussel-Nationaal verder aangepakt. Hiertoe werd onder meer een ontwerp van wijziging van het koninklijk besluit met betrekking tot grondafhandeling opgesteld. Het directoraat-generaal Luchtvaart heeft ook een ontwerp van ministerieel besluit opgesteld dat de erkenning voor grondafhandelingsdienstverleners op de luchthaven Brussel-Nationaal regelt. Daarnaast werd een ontwerp van ministerieel besluit opgesteld met betrekking tot de goedkeuring van het onderhoudsprogramma en de keuringsvoorwaarden voor materieel dat op de luchthaven Brussel-Nationaal voor grondafhandelingsdiensten gebruikt zal worden. Beide besluiten zouden in de loop van 2014 van kracht kunnen worden.


12

De toekomstige Europese verordening vereist dat het DG Luchtvaart het huidige systeem voor de melding van voorvallen herziet. Deze regelgeving verplicht beoefenaren in de luchtvaartsector melding te maken van voorvallen in hun dagelijkse activiteiten via een door de Belgische luchtvaartdienstverleners opgezet systeem. Daarnaast wordt het DG Luchtvaart verzocht om zelf informatie over voorvallen te verzamelen, op te slaan, te beschermen en onderling uit te wisselen. De verordening streeft naar een verbetering van de al bestaande systemen voor het melden van voorvallen in de burgerluchtvaart, zowel op nationaal als op Europees niveau. De verordening voorziet onder meer dat alle relevante voorstellen worden gemeld en dat de gegevens van goede kwaliteit zijn, dat een vrijwillig meldingssysteem aan het verplichte systeem wordt toegevoegd en dat het melden van voorvallen wordt aangemoedigd door middel van een geharmoniseerde bescherming tegen sancties van bovenaf of vervolging van individuen die voorvallen melden.

Aantal ontvangen voorvallen

2008 2209

2009 2027

2010 2270

2011 2586

2012 2808

2013 3010

Technische eisen en administratieve procedures burgerluchtvaart: Europese Verordening 1178/2011

voor

bemanning

in

Op 8 april 2013 is de Europese Verordening (EG) 1178/2011 in werking getreden. Deze verordening bepaalt de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om een vliegvergunning te krijgen voor vliegtuigen, helikopters, zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen. Deze verordening wordt over een periode van 2 jaar gefaseerd ingevoerd. Wanneer deze regelgeving volledig uitgerold zal zijn, wordt het mogelijk om de vergunning in alle Europese lidstaten te gebruiken zonder bijkomende voorwaarden. Dit betekent een verdere stap in de liberalisering van de luchtvaart; niet-Belgen kunnen op die manier op een eenvoudige manier een opleiding volgen in BelgiĂŤ. Andersom kunnen Belgen zonder veel bijkomende administratieve lasten een opleiding in een andere lidstaat gaan volgen of de privileges van hun vergunning uitoefenen. In 2014 wordt de invoering van de Europese Verordening EC 1178/2011 verder doorgevoerd. In april 2014 moeten alle trainingsorganisaties, die opleiding geven voor het behalen van een vliegvergunning voor helikopters en vliegtuigen, voldoen aan de nieuwe Europese regelgeving. Een belangrijke wijziging wordt de introductie van een veiligheidsbeheersysteem (SMS) binnen de trainingsorganisaties en het aanwenden van de analyses van de verkregen data om de luchtvaartveiligheid nog verder te verhogen. In 2015 volgen de trainingsorganisaties die opleiding geven voor het behalen van een vergunning voor ballonvaren en zweefvliegen. Toepassing van andere Europese Verordeningen: Vaststelling van de veiligheidseisen met betrekking tot luchthavens Tot op vandaag worden de zes internationale luchthavens in BelgiĂŤ (Antwerpen, Brussel, Charleroi, Kortrijk, Luik en Oostende) voor wat luchtvaartveiligheid betreft, gecertificeerd volgens Belgische wetgeving. In de toekomst zal de certificatie van deze luchthavens onder een nieuwe Europese verordening vallen die momenteel wordt ontwikkeld. De EASA kreeg de opdracht van de Europese Commissie om de uitwerking van de regelgeving op zich te nemen. Het DG Luchtvaart heeft hier


13

actief aan deelgenomen, zowel bij de ontwikkeling van de regelgeving, als tijdens de officiële consultatieperiodes. De nieuwe verordening doorloopt momenteel de laatste etappes voor ze effectief van kracht zal zijn. Om goed voorbereid te zijn op de veranderingen die de nieuwe verordening met zich meebrengt en om de overgang van de ene naar de andere regelgeving zo vlot mogelijk te laten verlopen, heeft de dienst Luchthavens een nationale taskforce opgericht waarin alle betrokken luchthavens vertegenwoordigd zijn en die het komende jaar regelmatig zal samenkomen.

als risicovol dan wordt een vergunning opgelegd aan de operator. De publicatie van deze regelgeving is voorzien voor april 2014 en voorziet een mogelijkheid van “optout” van drie jaar. De niet-commerciële vluchtuitvoeringen, met inbegrip van SPO zijn gereglementeerd door de Europese Verordening (EG) 800/2013.

Vergunningen voor Third Country Operators

IAM is een geïntegreerde softwareapplicatie die door de dienst ICT van de FOD Mobiliteit en Vervoer ontwikkeld wordt. Deze applicatie maakt het mogelijk dat alle medewerkers over de meest recente en complete informatie beschikken, zowel op kantoor als op het terrein. Ze biedt ook de mogelijkheid om op een snelle manier statistische informatie ter beschikking te stellen van personen die hierom vragen. De applicatie laat ook toe om informatie met elkaar te linken waardoor de burger ontzien wordt om dezelfde informatie aan meerdere diensten toe te sturen. De applicatie bevatte al alle relevante informatie over de houders van een vliegvergunning. In 2013 werd het systeem verder uitgebreid met de informatie van de houders van een vergunning van certificeringspersoneel (PART66). Meer en meer diensten van het directoraat-generaal beheren hun informatie via IAM. Momenteel staat ook nog het project op stapel om de trainingsorganisaties in IAM te integreren.

In juli 2013 stemde het EASA-comité een ontwerp van verordening tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad. Er wordt verwacht dat deze verordening in werking zal treden tijdens de eerste helft van 2014. Deze verordening verplicht operatoren van niet-EU-landen om een Third Country Operator (TCO) vergunning te verkrijgen wanneer zij commerciële luchtvaartactiviteiten verrichten naar, binnen of vanuit het grondgebied waarop de bepalingen van het Europees Verdrag van toepassing zijn. Om deze vergunning te krijgen, moeten de operatoren voldoen aan de eisen van de bijlagen bij de Europese Verordening (EG) 216/2008. De bedoeling is om een hoog uniform niveau van burgerluchtvaartveiligheid in de Europese Unie te garanderen. Het DG Luchtvaart zal in de toekomst enkel trafiekrechten kunnen verlenen aan maatschappijen die in het bezit zijn van een geldige TCO-vergunning. Luchtarbeid en luchtdopen Het verrichten van luchtdopen valt volgens de Europese Verordening (EG) 925/2012 onder de categorie commercieel luchtvervoer (CAT- Commercial Air Transport). Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen het uitvoeren van deze activiteit met vliegtuigen en helikopters enerzijds en met ballons en zweefvliegtuigen anderzijds. Deze laatste bepalingen zijn nog in een ontwerpfase. Ter uitvoering van de Europese Verordening (EG) 216/2008 worden eveneens de uitvoeringsvoorschriften vastgelegd voor het verrichten van activiteiten van luchtarbeid (SPO – Specialized Operations). Hierin wordt bepaald dat voor commerciële vluchtuitvoeringen een verklaring vereist is van de exploitant. Wordt de activiteit of de uitvoering ervan beschouwd

De geïntegreerde gegevensbank IAM


14


15

spoorwegvervoer Beheerscontract met de NMBS-groep Begin 2013 gaf de Minister van Overheidsbedrijven aan de FOD Mobiliteit en Vervoer opdracht een strategische nota over het spoorvervoer op te stellen, in het kader van de herstructurering van de NMBS-groep en in voorbereiding van nieuwe ondernemingsplannen en beheerscontracten. Onder aansturing van onze nieuwe voorzitter en in nauwe samenwerking met de beleidscellen Mobiliteit en Overheidsbedrijven werkte de directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid (DOS) de “oriëntatienota Belgisch spoorvervoer” uit. De Ministerraad van 24 oktober 2013 keurde deze nota goed. Met dit document geeft de regering richting aan de administratie, Infrabel en de NMBS voor wat betreft een vijftal grote uitdagingen voor de toekomst van het spoorvervoer in België. Volgend op deze oriëntatienota, gunde de Minister van Overheidsbedrijven einde 2013 aan de consultant McKinsey de opdracht om - samen met de beleidscellen, beide vennootschappen en onze FOD - kritische prestatie-indicatoren te definiëren die richtinggevend zullen zijn voor de volgende beheerscontracten. In afwachting werden de beheerscontracten 2008-2012 van rechtswege verlengd en in de loop van 2013 werden twee nieuwe bijvoegsels, waaraan de DOS actief meewerkte, in het Staatsblad gepubliceerd. Conform de beheerscontracten zorgde onze FOD in 2013 voor de financiering van de spoorwegexploitatie (1.468 miljoen euro), van de spoorweginvesteringen (1.381 miljoen euro) en van het GEN-fonds (243 miljoen euro). In totaal werden 3.092 miljoen euro aan de NMBS-groep toegekend. Gelet op de hervorming van de Belgische spoorwegen die op 1 januari 2014 is ingegaan, bepaalt een koninklijk besluit de tijdelijke regels die als beheerscontract

voor Infrabel en de (nieuwe) NMBS gelden. Daarmee is de continuïteit van de opdrachten van openbare dienst en de betaling van de dotaties van de Staat gewaarborgd. De spoorweginvesteringen en de Europese cofinanciering In 2013 keurde de regering het nieuwe meerjarenplan 2013-2025 voor spoorweginvesteringen goed. Dit plan behelst een investering van nagenoeg 26 miljard euro. Een belangrijke kerntaak van de DOS bestaat uit de monitoring van de uitvoering van dit plan en de directie besteedt aandacht aan het constant verbeteren van haar monitoringprocessen. In 2013 voerde de DOS daartoe in samenwerking met Ernst & Young een Business Process Re-engineering uit die resulteert in de optimalisatie van de kernprocessen voor de monitoring van spoorweginvesteringen. Via haar webpagina over spoorweginvesteringen informeert de DOS het publiek over een selectie van grote projecten. De webfiches op deze pagina, die informatie geven over de scope, het plan van aanpak, het budget en de planning van de projecten, worden tweemaal per jaar geactualiseerd. Door een intensieve samenwerking tussen de DOS en Infrabel, bekwam België in 2013 Europese cofinanciering voor de volgende projecten die bijdragen aan de realisatie van het Trans-Europese spoornetwerk: de Watermael-Schuman-Josaphat-verbinding, de installatie van het ERTMS en de afschaffing van overwegen. De subsidie gespreid over de periode 2013-2015 bedraagt 41,7 miljoen euro.


16

Exploitatieveiligheid Naast het regelgevend werk met betrekking tot de exploitatieveiligheid, waaronder het nieuwe koninklijk besluit over de vereisten gesteld aan het veiligheidspersoneel dat in 2013 werd gepubliceerd, zijn volgende feiten vermeldenswaardig. • De DOS organiseerde in de loop van 2013, in samenwerking met de dienst Interoperabiliteit en Veiligheid der Spoorwegen, een seminarie (www.jbsafety.se/p/presentations.html) over de veiligheidscultuur binnen de spoorwegsector. Dit seminarie werd bijgewoond door vertegenwoordigers vanuit de hele sector, zowel door private als publieke ondernemingen en administraties met inbegrip van het Europese Spoorwegbureau (ERA). Het initiatief werd uitermate positief onthaald en is voor herhaling vatbaar. • De goedkeuring door de regering van het meerjarenplan 2013-2025 voor spoorweginvesteringen reserveert 1/1000 van de investeringen in veiligheid, waaronder het ETCS, voor een consultancyopdracht die de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van deze projecten evenals de kosten/batenverhouding ervan moet onderzoeken. De DOS startte in 2013 de voorbereiding van deze overheidsopdracht met het oog op de gunning ervan in het voorjaar van 2014. Deze opdracht bevat een luik kennisoverdracht naar de DOS, die dus nauw zal samenwerken met het consultingbureau. Spoorwegcorridors voor goederenvervoer In 2013 werden de goederencorridors 1 en 2 bedoeld in de Europese verordening 913/2010 geconcretiseerd. Ze kwamen tot stand na een jarenlange samenwerking tussen de directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid (DOS) en haar tegenhangers uit Italië, Zwitserland, Duitsland, Nederland, Luxemburg en

Frankrijk binnen de raad van bestuur voor deze corridors. Deze raden sturen de werkzaamheden van de infrastructuurbeheerders aan en keuren elk grote etappe in de verwezenlijking van deze corridors goed. De DOS heeft ook in 2013 met haar Franse en Engelse collega’s over de uitbreiding van de corridor nr. 2 naar London, Parijs, Duinkerke en Luik onderhandeld. Deze uitbreiding werd in december 2013 geformaliseerd in de Europese verordening 1316/2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen. Binnen de raad van bestuur voor de goederencorridor nr. 8 heeft de DOS in samenwerking met haar collega’s uit Duitsland, Polen, Litouwen en Nederland voortgewerkt aan de voorbereidingen voor de totstandbrenging van deze corridor die in november 2015 operationeel moet zijn. De DOS speelt een leidende rol o.a. door haar opgedane ervaring bij elke corridor te delen. Spoorwegreglementering Gelet op de toename van wetgevende en regelgevende bepalingen die leesbaar moeten worden gemaakt, heeft de Staatssecretaris voor Mobiliteit de DOS belast met de opmaak van een coherente wettekst, zijnde de spoorcodex. Deze tekst codificeert drie voorgaande wetten: de wet betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de wet betreffende de exploitatieveiligheid en de wet betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem. De DOS heeft bovendien deze wetten aanzienlijk gewijzigd naar aanleiding van: • de vragen en opmerkingen van de Europese Commissie in verband met de overeenstemming van bepaalde nationale bepalingen met de Europese verplichtingen; • de feedback over de toepassing van de geldende wetgevende principes.


17

De spoorcodex is van toepassing sedert 1 januari 2014. Hij dient nu als basis voor de omzetting van de richtlijn 2012/34/EU tot instelling van ĂŠĂŠn Europese spoorwegruimte. Deze werkzaamheden begonnen in november 2013 en zullen in de loop van het jaar 2014 afgerond worden. Intermodaliteit Voor de eerste maal in de Belgische geschiedenis werden er subsidies (7.477.000 euro) gegeven aan de spoorwegondernemingen die het verspreid goederenvervoer per spoor op Belgisch grondgebied organiseren en dit voor de periode van 1 januari 2013 tot 30 juni 2013. Daarnaast werd de steun aan het gecombineerd goederenvervoer dat al 8 jaar van toepassing is, verlengd met 6 maanden tot 30 juni 2013 (4.532.248 euro). Eind 2013 maakte de directie Intermodaliteit een wetsvoorstel op om zowel voor het gecombineerd goederenvervoer van intermodale laadeenheden als voor het verspreid goederenvervoer via het spoor een financiĂŤle steun te geven voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014. Dankzij de steun aan het gecombineerd en verspreid goederenvervoer via het spoor werden in 2013 meer dan 200.000 vrachtwagenritten vermeden.


18


19

scheepvaart LRIT

bijvoorbeeld piraterij.

Het directoraat-generaal Maritiem Vervoer heeft met zijn project BE-LRIT stappen gezet om zijn dienstverlening naar de Belgische reders uit te breiden. Het project biedt aan Belgische reders de mogelijkheid om de positie van hun schepen te bekijken aan de hand van de gegevens die in het kader van het zogenaamde LRIT-systeem (Long Range and Identification Tracking) worden verzameld. Bovendien worden deze gegevens ook ter beschikking gesteld aan de collega’s van de kustwachtstructuur die op die manier op een efficiëntere manier toezicht kunnen houden op de bewegingen van de Belgische schepen.

Het beschikbaar stellen van die positie voor eigen reders is vrij uniek. Dit past in de visie van het verbeteren van het efficiënt gebruik van gegevens waarover de overheid beschikt voor het vervullen van de eigen opdrachten. Ze worden op een selectieve manier beschikbaar gesteld voor de sector. Op die manier ziet de sector een terugvloei van de inspanningen die hem worden opgelegd om te investeren in de uitrusting op de schepen, die het verzamelen van de gegevens mogelijk maakt.

In de nasleep van de aanslagen van 11 september werd in maritieme kringen gedacht aan een uitgebreidere beveiliging van de wereldwijde vloot. In de schoot van de IMO (International Maritime Organization) werd daarom onder andere het LRIT-systeem gelanceerd (meer info: www.mobilit.belgium.be/nl/scheepvaart/koopvaardij/lrit/). Dit systeem zorgt ervoor dat alle schepen op gezette tijden hun positie via satelliet doorgeven aan de bevoegde overheden om op die manier verdachte bewegingen te detecteren. Voor de Europese Unie worden deze gegevens verzameld in Lissabon, in het hoofdkwartier van EMSA (European Maritime Safety Agency). Wat betreft de gegevens die op die manier worden doorgestuurd door schepen van Belgische rederijen die de Belgische vlag voeren, blijft België als vlaggenstaat wel eigenaar. Het DG Maritiem Vervoer heeft daarop beslist om deze gegevens via een beveiligde toegang open te stellen voor eigen schepen van Belgische reders. Zij zullen wereldwijd de positie van hun schepen elektronisch kunnen blijven volgen. De gegevens zullen bovendien ook worden gebruikt door de kustwacht. Zij kunnen op die manier in de gaten houden wanneer Belgische schepen in noodsituaties terechtkomen of in gebieden varen die bekend staan als risicoregio’s voor

Project Bemtar Het project Belgian Maritime Threat Analysis and Report (BEMTAR) heeft als missie een extra service te bieden aan Belgische schepen en zo de Belgische vlag (nog) aantrekkelijker te maken. De Threat Analyzes (TA’s) worden opgesteld door het Orgaan voor Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD). Zo worden zones met verhoogd risico geïdentificeerd. Wanneer een Belgisch schip in een zone met verhoogd risico binnenvaart, stuurt de permanentiedienst een bericht naar het schip. Rederijen kunnen zelf ook een dreigingsanalyse aanvragen wanneer ze scheepvaart hebben naar een bepaald gebied en dreiging vermoeden. Daartoe sturen ze een Threat Analysis Request (TAR). Sinds september 2013 is het vademecum opgesteld en is het project, na een aanvankelijke testfase van meer dan een jaar, operationeel gegaan. De reserveofficieren van Naval Cooperation and Guidance for Shipping (NCAGS) verzorgen de permanentie. Zij zijn het die de schepen waarschuwen. Zij doen dit vanuit het Maritiem Informatie Knooppunt (MIK) te Zeebrugge. NCAGS is trouwens een onderdeel van de NATO en heeft als missie een


20

link te vormen tussen militaire vlootoperaties en de burgerscheepvaart. Er kan met “recht en rede” worden gezegd dat BEMTAR erin geslaagd is een synergie te creëren tussen alle vermelde diensten en dit is de reders niet ontgaan. Zij zijn heel enthousiast over het project en zeker vragende partij om dit verder te zetten in de toekomst. STCW-on-web (ook STCW-online) Het project STCW-on-Web is een webtoepassing die is ontwikkeld om de aanvragen en verwerking van de vaarbevoegdheidsbewijzen te vereenvoudigen en efficiënter te maken. Samen met de implementatie van deze website is het concept Designated Person Crewing of DPC gelanceerd om de efficiëntie en eenduidigheid van de persoonsgebonden certificaten op te drijven. De DPC is een persoon die verantwoordelijk is binnen de rederij om de aanvragen van zeemansboeken en vaarbevoegdheidsbewijzen goed te keuren, de correctheid na te gaan, en dient als single point of contact tussen de rederij en de dienst Schepenbeheer Antwerpen. STCW-on-Web is een webapplicatie waarbij de zeevarende via zijn rederij de noodzakelijke STCW-certificaten en/of zeemansboeken kan aanvragen. Alle aanvragen die door medewerkers van de DPC zijn ingevoerd, dienen door de DPC te worden gevalideerd. STCW-on-web geeft de gebruikers aan welke de noodzakelijke bijlagen zijn die bij een specifieke aanvraag moeten worden bijgevoegd. Hierdoor komen er enkel volledige aanvragen binnen, waardoor de gewenste documenten sneller kunnen worden afgeleverd. Door de implementatie van STCW-on-web is de aflevertermijn met een factor 10 gedaald. STCW-on-web is rechtstreeks gekoppeld aan de interne software waarin deze certificaten worden verwerkt, opgemaakt en gearchiveerd. Door deze rechtstreekse koppeling kan de eindgebruiker in real time de status van zijn dossier

opvolgen. De verkorte aflevertermijn en de online opvolging van de status hebben een belangrijke bijdrage geleverd tot de klantentevredenheid en administratieve vereenvoudiging. Project e-CoS (E-gov) De carrière van een zeeman is afhankelijk van enerzijds opleiding en anderzijds vaartijd. Deze vaartijd is belangrijk om bijvoorbeeld promotie te maken van eerste stuurman naar kapitein. Om deze vaartijd aan te tonen krijgt elke zeevarende na een periode aan boord te hebben gewerkt een document waarin gestaafd wordt hoelang hij of zij aan boord was. Dit document heet het Certificate of Service, of kortweg het CoS. Deze documenten worden door de dienst Schepenbeheer bijgehouden in de individuele vaartstaat van elke zeevarende. Het ingeven van deze gegevens in de databank bleek héél arbeidsintensief te zijn. Zo werden nog altijd papieren documenten gebruikt, aangezien zowel de kapitein als de zeevarende dit CoS moeten ondertekenen. In het kader van de administratieve vereenvoudiging en optimalisering van de werking van de dienst werd daarom gekozen om dit document in een actief pdf-formaat op te stellen en te voorzien van een dynamische barcode. Hierdoor kunnen deze afgedrukte documenten worden gescand met behulp van de nieuwe multifunctionele kopieermachines die de FOD Mobiliteit en Vervoer heeft aangekocht. Hiermee kan de scanning gebeuren aan een tempo van ongeveer 50 CoS-documenten per minuut. Alle documenten die foutloos worden ingevuld, worden automatisch in de individuele vaartstaat van de zeevarende bijgevoegd. De e-CoS documenten die niet automatisch gelinkt kunnen worden (bv. foutieve schrijfwijze naam) kunnen elektronisch worden bewerkt en worden dan nadien ook verder automatisch verwerkt. Door de implementatie van deze technologie beschikt men nu over up to date vaartstaten.


21

Informatisering examens yachtman/yachtnavigator

Ballastwater

Het doel van dit project is om de examens yachtman en yachtnavigator via meerkeuzevragen op PC (nu gebeurt dit mondeling voor een jury) te organiseren. Bovendien zal de administratieve verwerking (inschrijven, betalen, uitnodigen en afhandelen van resultaat) geautomatiseerd worden. De aanvraag gebeurt door de kandidaat zelf via zijn elektronische identiteitskaart. Ook zal het examen yachtman en yachtnavigator niet meer gebonden zijn aan een beperkt aantal dagen per jaar en aan 1 locatie, maar zal de kandidaat kunnen kiezen in welk kantoor van het DG Maritiem Vervoer, op welke datum en op welk uur hij het examen yachtman of yachtnavigator wenst af te leggen. Wanneer de kandidaat zich dan aanbiedt voor het examen zal de computer op basis van het inschrijvingsnummer van de kandidaat een examen samenstellen aan de hand van een vragenbestand dat in het systeem zit. In 2013 wordt deze informatisering voorbereid zodat in 2014 met deze toepassing kan gestart worden.

Het Ballastwaterverdrag werd op 13 februari 2004 aangenomen door een Diplomatieke Conferentie onder toezicht van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en heeft tot doel het voorkomen, beperken en uiteindelijk uitbannen van de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen door de controle en het beheer van het ballastwater en de sedimenten van schepen.

Aanvraag vlaggenbrieven/immatriculatie Alle gegevens die de klant op de aanvraag vlaggenbrief/immatriculatie ingeeft worden elektronisch verzameld, zowel voor nieuwe aanvragen als voor vernieuwingen. Voor verlengingen (een vlaggenbrief is 5 jaar geldig) krijgt de klant dan een vooraf ingevuld formulier op basis van de bestaande vlaggenbrief. Hij hoeft slechts enkele gegevens aan te vullen of te wijzigen (vb. andere motor, nieuw adres, enz.). Deze gegevens kunnen enkel gegeven worden aan een persoon die in het bezit is van een geldige vlaggenbrief. In 2014 zal deze toepassing verder worden uitgewerkt om de klant toe te laten het aanvraagformulier vlaggenbrief/immatriculatie volledig elektronisch door te sturen (aanvraagformulier + de nodige bijlagen) en elektronisch te kunnen handtekenen.

Schepen die niet volledig vol geladen zijn, pompen water in hun tanks om het schip voldoende stabiliteit te geven en de schroef onder water te houden. Aangekomen op hun bestemming wordt dit “ballastwater” terug uit het schip gepompt. Om te vermijden dat uitheemse organismen of ziektekiemen zo wereldwijd worden verspreid, moet dit ballastwater aan boord gedurende de zeereis worden behandeld. Het federaal parlement heeft de wet tot instemming met het Ballastwaterverdrag goedgekeurd op 7 maart 2013. Aangezien het een Verdrag met gemengde bevoegdheden betreft, moeten de gewesten ook ermee instemmen vooraleer over te kunnen gaan tot ratificatie. Verdrag Shiprecycling Het Scheepsrecyclingverdrag heeft tot doel om de risico’s voor het milieu en de veiligheid en de gezondheid op het werk die verbonden zijn aan de scheepsrecyclage te verlagen, steeds rekening houdend met de bijzondere kenmerken van het zeevervoer en de noodzaak om het goede verloop te garanderen van het uit de vaart nemen van de schepen die het einde van hun levensduur hebben bereikt. In dit verdrag zijn bindende eisen vastgesteld om te waarborgen dat schepen op een veilige en milieuvriendelijke manier worden gerecycleerd en dat dit ook efficiënt gebeurt. Om de gangbare normen in de scheepsrecyclage te verbeteren voorziet het Scheepsrecyclageverdrag in de schouwing en certificering van schepen, in machtigingen voor scheepsrecyclageinstallaties en worden er specifieke eisen gesteld: rederijen moeten een inventaris opstellen van de gevaarlijke stoffen die zich in het


22

schip bevinden, scheepsrecyclinginstallaties moeten een scheepsrecyclage-plan opstellen en vlaggenstaten moeten voor de afgifte van een internationaal “geschikt voor recyclage”-certificaat een eindschouwing uitvoeren. Een belangrijk element is de beperking op het gebruik van gevaarlijke stoffen bij de bouw van schepen of wat men noemt het “cradle to grave”-principe. Het federaal parlement heeft de wet tot instemming met het Scheepsrecyclageverdrag goedgekeurd op 8 mei 2013. Aangezien het een Verdrag met gemengde bevoegdheden betreft moeten de gewesten ook ermee instemmen vooraleer over te kunnen gaan tot ratificatie. Piraterij Sinds de invoering van de wet van 16 januari 2013 houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen maritieme piraterij is het voor schepen onder Belgische vlag mogelijk om een beroep te doen op maritieme veiligheidsondernemingen om zich te beschermen tegen piraterij voor reizen langs de kust van Somalië. De bedreiging van mogelijke kapingen en diefstal van de lading maakte het noodzakelijk dat schepen moeten kunnen worden beschermd. Uiteraard moet dit te gebeuren in een juridisch correct kader zodat er controle kan worden uitgeoefend door België als vlaggenstaat van haar schepen op de uitvoering van deze bescherming. Het DG Maritiem Vervoer heeft dan ook het initiatief genomen om de wetgeving op te maken die dit mogelijk maakt. De FOD Binnenlandse Zaken en het DG Maritiem Vervoer hebben verschillende koninklijke besluiten opgemaakt die de uitvoering van de wetgeving vastleggen. Het betreft besluiten die de voorwaarden vastleggen waaraan de maritieme veiligheidsondernemingen moeten voldoen, de gebieden waar het schip een beroep kan doen op de bescherming, de voorwaarden van opleiding

van personeel,… In 2013 zijn alle uitvoeringsbesluiten opgemaakt waardoor de maritieme veiligheidsondernemingen een definitieve vergunning kunnen aanvragen. Onder de voorlopige maatregelen zijn er in 2013 een vijftiental reizen ondernomen waarbij gebruik is gemaakt van deze regelgeving. De vraag om gebruik te kunnen maken van deze regelgeving blijft stijgen. Niet alleen de reders maken meer gebruik van deze dienst om hun schepen te beschermen, maar ook vanuit de sector van maritieme veiligheidsondernemingen stijgt de vraag naar vergunningen om de diensten te mogen aanbieden. Het aantal kapingen en bedreigingen van piraten in het gebied voor de kust van Somalië is de laatste tijd gedaald, maar de oorzaken van de piraterij zijn nog steeds aanwezig. De noodzaak aan mogelijke beschermingsmaatregelen blijft gelden. Het feit dat er minder aanvallen gebeuren toont aan dat de nautische veiligheidsmaatregelen effectief zijn en de piraten hierdoor ontraden worden om een aanval in te zetten. Veiligheid aan boord van vissersvaartuigen De vloot van Belgische vissersvaartuigen bestaat nog uit een 80-tal schepen. Deze vloot is sterk aan het verouderen en wegens de lagere inkomsten en verhoogde kosten voor brandstof worden grote investeringen in de vaartuigen zo lang mogelijk uitgesteld. Dit heeft als resultaat dat de technische staat van de vaartuigen nauwkeurig moet worden opgevolgd door de inspecteurs van de dienst Vlaggenstaat. Daarnaast is ook het menselijke aspect een sterk bepalende factor van het veiligheidsbeeld van de visserijsector; het aantal leden en de kwalificatie van de bemanning zijn hier van doorslaggevend belang. Sinds enkele jaren stelt de dienst Visserij (Oostende en Zeebrugge), tijdens controles van de bemanningsaangifte van vissersvaartuigen, vast dat de bemanning aan boord bij bepaalde zeereizen onvoldoende in aantal is of dat bemanningsleden onvoldoende gekwalificeerd zijn of dat de certificaten van de bemanningsleden verlopen zijn (bv. medische keuring vervallen). Deze vaststellingen kunnen pas worden opgemaakt nadat het schip al is uitgevaren en worden doorgestuurd naar de scheepvaartpolitie voor verder gevolg. Het totale aantal vaststellingen dat jaarlijks wordt opgemaakt is


23

al enkele jaren enorm hoog. Sinds de heropstart van de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart werden al 33 tuchtprocedures opgestart die samen 114 feiten omvatten. Een groot deel daarvan is afkomstig van overtredingen op de minimumbemanning aan boord van de vissersvaartuigen. O.a. door het werk van de Onderzoeksraad en een strengere aanpak van de dienst Vlaggenstaat van de vaartuigen die de overtredingen opstapelen, is het totale aantal overtredingen al gedaald. Waar in 2011 nog 451 en in 2012 nog 456 inbreuken werden vastgesteld op de bemanning, is dit aantal in 2013 gedaald tot 312. Om de visserijsector te sensibiliseren, werden in december 2013 gerichte controles georganiseerd door de scheepvaartpolitie in nauwe samenwerking met de dienst Vlaggenstaat van onze FOD. Hierbij werden in de havens binnenkomende en vertrekkende vissersvaartuigen door de scheepvaartpolitie aan een onmiddellijke controle onderworpen om te verifiëren of de vaartuigen voldoende bemand waren en of zowel het vaartuig als de bemanning over geldige certificaten beschikten. De vlotte en goede samenwerking tussen Scheepvaartpolitie en Vlaggenstaat hebben gezorgd voor een efficiënte manier van toezicht en handhaving. Gelet op de positieve impact zullen deze acties ook in 2014 verder gezet worden. Greenhouse Gases – Energy Efficiency Design Index De International Maritime Organization heeft in 2011 maatregelen goedgekeurd om de energetische efficiëntie van de schepen te verbeteren en om hun CO2-emissies te verminderen. De “Energy Efficiency Design Index” (EEDI) meet de energetische efficiëntie van de schepen door verbetering van hun ontwerp en het “Ship Energy Efficiency Management Plan” (SEEMP) meet de verbetering van de exploitatie. Sinds de aanneming van de Energy Efficiency Design Index (EEDI) in 2011 is er verdeeldheid binnen de IMO. De groeilanden (Brazilië, China, India, Zuid-Afrika) waren immers geen voorstander van een internationaal bindende maatregel voor klimaatveranderingen de EEDI werd uiteindelijk bij stemming aangenomen en niet bij gewone consensus zoals gewoonlijk binnen de IMO. De EEDI is meteen de eerste internationaal bindende maatregel in het kader van klimaatverandering. Om de extra kosten te beperken voor

ontwikkelingslanden is besloten om ontwikkelingssamenwerking te voorzien en een resolutie over technologietransfer op te stellen. In die zin is het DG Maritiem Vervoer de mogelijkheden aan het onderzoeken om een EEDI-workshop in Afrika te steunen.


24


25

duurzame mobiliteit Gecoördineerd en overlegd mobiliteitsplan Een allesomvattend mobiliteitsonderzoek werd opgestart om de kwaliteit van de samenwerking tussen de deelstaten te verhogen en om de mobiliteitsproblemen op te lossen. Dit onderzoek zal door de FOD Mobiliteit en Vervoer worden gestuurd. Het onderzoek moet de interactieproblemen die de actoren ondervinden achterhalen en met hen een werkmethode die concrete oplossingen daarvoor biedt, uitstippelen. Deze werkzaamheden lopen nog tot het eerste semester 2014. Enquêtes Diagnostiek van het woon-werkverkeer De laatste driejaarlijkse enquête over woon-werkverkeer werd in 2011 uitgevoerd. De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft, in samenwerking met verschillende partners, enkele veranderingen voor de editie 2014 voorgesteld. Om het aantal papieren vragenlijsten te verminderen zullen de ondernemingen, via een login, de antwoorden zelf kunnen invoegen. De vragenlijst wordt ook aangepast om meer relevante informatie te kunnen verzamelen. Bovendien werden er twee projecten uitgewerkt om de meerwaarde van de enquête te verhogen. Het eerste project bestaat uit een analyse van de beste praktijken op het gebied van mobiliteit, ten voordele van de ondernemingen en van de beleidsmakers. Het tweede project is een informaticatoepassing die mobiliteitsverslagen op maat voor elke ondernemingsvestiging die aan het vorige onderzoek heeft deelgenomen, genereert. Elk verslag bevat interessante adviezen om in de toekomst een beter mobiliteitsbeleid in de ondernemingen uit te werken. Deze verslagengenerator is

op zich een innoverend hulpproject bij een aangepast mobiliteitsbeheer van de werknemers afhankelijk van elke vestiging. Exploitatie van de resultaten van het BELDAM-onderzoek De FOD Mobiliteit en Vervoer werkt voort aan de exploitatie van de resultaten van de nationale enquête over de mobiliteit van de Belgen: BELDAM (BELgian DAily Mobility). De FOD heeft maatregelen voorgesteld om de mobiliteit van de Belgen te verbeteren en om het vervoer duurzamer te maken. Deze maatregelen geven gevolg aan de aanbevelingen enerzijds van de Europese Raad over het nationale hervormingsprogramma 2012 van België en zijn advies over het stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2012-2015 en anderzijds van de OESO in haar verslag « 2013 Economic Review Belgium », box 8: « key recommandation for transport infrastructure ». Er wordt aanbevolen dat België het fiscaal voordeel voor firmawagens en voor diesel als brandstof afschaft. De voorgestelde maatregelen houden het volgende in: • de geleidelijke invoering van gelijke accijnzen voor diesel en benzine; • de uitwerking van een voordelig fiscaal kader om een mobiliteitsbudget als alternatief voor de bedrijfswagen te ontwikkelen; • beter rekening houden met het voordeel van de tankkaart voor privégebruik in de berekening van het voordeel van alle aard; • een belastingvermindering bij aankoop van een elektrische fiets.


26

Jaarlijks aantal afgelegde Belgische voertuigen

kilometers

door

In 2013 heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer zijn studie over het aantal voertuigkilometers door Belgische voertuigen in het jaar 2012 voltooid. Uit deze studie komen drie grote conclusies bovendrijven. Het wegverkeer van personenwagens is in België in 2012 gedaald met 0,5%. Het is de eerste keer sinds 2005 dat een daling van het aantal afgelegde kilometers i.v.m. het voorgaande jaar wordt vastgesteld. De daling in de Gewesten varieert niettemin: - 0,1% in Vlaanderen, -0,8% in Wallonië en -2,2% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Opmerkelijk is dan men in 2011 nog een toename van 1,4% tegenover 2010 vaststelde. Voor het vrachtverkeer zijn de schommelingen traditioneel groter, en sterk gecorreleerd met de economische toestand. Lichte vrachtwagens hebben 2,1% kilometers meer afgelegd terwijl vrachtwagens en trekkers voor opleggers respectievelijk een daling van -2,5% en -4,6% kenden. Dezelfde trends werden in 2011 al waargenomen. De verdieseling van het wagenpark blijft zich voortzetten. In 2012 werden maar liefst 78,5% van de afgelegde voertuigkilometers door dieselwagens afgelegd; tegen 78,2% in 2011. Deze stijging met 0,3% is veel geringer dan in de voorbijgaande jaren waar ze 1 tot 2% bedroeg. Deze toenemende trend van dieselwagens wordt waargenomen sinds het begin van deze onderzoeken in België in 1985. Toen was het aandeel van de dieselwagens in de afgelegde kilometers nog geen 25%. Belgen rijden gemiddeld 23% meer kilometers dan Nederlanders, 19% meer dan Fransen en 2% meer dan Duitsers.

Bedrijfsvoertuigenpark Het onderzoek naar de evolutie en de samenstelling van het bedrijfsvoertuigenpark op 31 december 2012 werd afgerond in 2013. Twee resultaten zijn opmerkelijk en verdienen onze aandacht. Voor het eerst heeft het bedrijfsvoertuigenpark voor het goederenvervoer een miljoen eenheden overschreden (1.015.967 voertuigen) wat neerkomt op een stijging van 1,9% t.o.v. 2011. Deze stijging is vooral te wijten aan de stijging van het aantal lichte bedrijfswagens (+2,4%) en het aantal aanhangwagens (+2,8%). De trekkers van opleggers kenden een stijging (+ 0,9%) en de vrachtwagens een lichte daling van -0,5%. Het aantal opleggers is stabiel gebleven (+0,1%). Het aantal lichte vrachtwagens groeit jaar na jaar en werd vermenigvuldigd met 2,5 tijdens de laatste 20 jaar: 628.508 eenheden in 2012 tegen 251.121 in 1991. Het aantal autobussen en autocars blijft tamelijk stabiel (+ 0,2% tegenover 2011) alhoewel men in 2011 en 2010 respectievelijk een lichte daling van – 1,0% en een stijging van + 0,8% waarnam. Mobiliteit voor allen SPOC Naast stappen is de fiets een bijzonder duurzame vervoerswijze om korte afstanden af te leggen. De fietsambtenaar is de « single point of contact » (SPOC) voor derden; daarnaast geeft hij advies ter ondersteuning van het fietsbeleid. Hij luistert naar de fietsers en hun verenigingen en ondersteunt de initiatieven tot bevordering van het fietsgebruik en de intermodaliteit waarbij deze vervoerswijze ingeschakeld kan worden. In dit kader steunt de FOD Mobiliteit en Vervoer ook wetenschappelijk onderzoek door derden die het fietsgebruik (en zijn gevolgen op de gezondheid) in kaart brengen, bv. de projecten SHAPES en BITS die door BELSPO worden gefinancierd. In 2013 heeft de fietsambtenaar antwoord gegeven op vragen van burgers, stakeholders en andere overheidsoverheden i.v.m. de mobiliteit, de rechten en de


27

plichten van de zwakke weggebruikers, de fietsvergoedingen bij woon-werkverkeer, de normen voor de fietsen en hun elementen. De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft ook geïnnoveerd door samen te werken met de Federale Politie in de strijd tegen fietsdiefstal.

FOD zorgt ervoor dat een correct juridisch kader wordt uitgewerkt ter bescherming van de privacy en van de consumenten.

Mobiliteit van de ouderen

Milieuprojecten op het niveau van de EU

De Commissie Mobiliteit van de Federale Adviesraad voor Ouderen (FAVO) heeft tot taak de bezorgdheid van de ouderen inzake mobiliteit op te tekenen en advies te verlenen aan de beleidsmakers om de mobiliteit van de ouderen te verbeteren. In 2013 heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer gezorgd voor het secretariaat, de huisvesting en de planning van de vergaderingen van de commissie mobiliteit. Hij heeft ook rekening gehouden met de ingediende klachten in zijn beleidsvoorstellen.

Bij de Commissie heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer in 2013 deelgenomen aan de herziening van Europese richtlijnen en verordeningen. De herzieningsvoorstellen hadden betrekking op het trans-Europese vervoersnetwerk en op de voorrangsmateries tot beperking van de uitstoot, met name:

Galileo De FOD neemt actief deel aan het programma van inwerkingstelling van een Europees satellietnavigatiesysteem. De FOD behartigt op Europees niveau de belangen van de Belgische industrie en analyseert de behoeften aan diensten en toepassingen voor de vervoersector: ingebed navigatiesysteem in voertuigen, veiligheid bij de landing van vliegtuigen, noodbaken voor maritiem vervoer, enz. Intelligent Transport System (ITS) In 2013 leidde de FOD het Belgisch ITS-Steering Committee overeenkomstig het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de 3 Gewesten. Dit Committee coördineert en promoot de invoering van het actieplan betreffende de Europese ITS-richtlijn in België om het wegverkeer vlotter te maken en wegongevallen en CO2uitstoot te verminderen. Data Market Wat betreft de Data Market is de FOD op Belgisch, Europees en internationaal niveau actief gebleven om de voordelen die de behandeling van ITS-gegevens betreffende het wegvervoer, de weginfrastructuur en de voertuigen oplevert, te exploiteren. De

• de financiering en de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-V) tot 2030 en 2050: cf. de verordening betreffende de richtsnoeren voor het TEN-V en tot vaststelling van de Connecting Europe Facility (CEF); • de bindende streefcijfers die moeten leiden tot een vermindering van de gemiddelde emissies van nieuwe auto’s en lichte bedrijfsvoertuigen (bestelwagens) tegen 2020: cf. de verordening CO2 car emission en de verordening CO2 van emission; • energiebesparingen en vermindering van de CO2-uitstoot in een logica van technologische neutraliteit: cf. de richtlijn energy taxation 2003/96; • de alternatieve energiebronnen en de kwaliteit van de brandstoffen voor het vervoer: zie richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen en richtlijn kwaliteit van brandstof; • de uitrol van de infrastructuur voor alternatieve brandstoffen: zie richtlijn Clean fuel for transport. De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft bovendien actief deelgenomen aan milieuprojecten in het kader van zijn Belgische verplichtingen. Hij heeft meegewerkt aan de beoordeling van twee projecten binnen het SEA-comité (Strategic Environmental Assessment). Het ging om het Belgisch marien ruimtelijk plan en de studie over de perspectieven van elektriciteitsbevoorrading tegen 2030.


28

In het kader van het “Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering” (UNFCCC) werden de gegevens over het vervoer en de mobiliteit in België in 2013 bijgewerkt ter gelegenheid van de redactie van de zesde nationale mededeling over de klimaatverandering, die op 20 december 2013 gepubliceerd werd. De FOD heeft ook deelgenomen aan het ontwerp van het Federaal Plan Adaptatie aan klimaatverandering dat op initiatief van de FOD Volksgezondheid werd opgemaakt. Duurzame ontwikkeling De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft actief bijgedragen tot de beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling die de regering op 17 mei 2013 heeft goedgekeurd. In het kader van het beleid van duurzame ontwikkeling wenst de federale regering 55 doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling tegen 2050 halen om vier belangrijke uitdagingen aan te gaan: de sociale cohesie in een inclusieve samenleving, een flexibele samenleving die haar economie aanpast aan de economische, sociale en leefmilieu- uitdagingen, de bescherming van het leefmilieu en een federale overheid die zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid opneemt. Plan biodiversiteit De FOD werkt aan de uitvoering van het plan 2009-2013 voor de integratie van de biodiversiteit in vier federale sleutelsectoren (economie, ontwikkelingssamenwerking, wetenschapsbeleid en transport). De FOD heeft de aanbevelingen van het plan biodiversiteit volledig toegepast.

De aanbevelingen voor het spoorweg- en maritiem vervoer richten zich op zes acties: • het duurzaam beheer van spoorwegbermen, • het risico op introductie van invasieve uitheemse soorten in de mariene gebieden bij de ontwikkeling van het federaal maritiem beleid, • de ratificatie van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, • de uitwerking van een overeenkomst over de ontmanteling van schepen rekening houdend met de veiligheids- en ecologiestandaarden, • de ratificatie en uitvoering van de Conventie betreffende schadelijke antifouling-systemen op schepen, • de sensibilisatie van de studenten van de marine-instituten voor de milieumodules van het internationaal STCW-verdrag. In het kader van het plan biodiversiteit hebben medewerkers van de FOD deelgenomen aan drie opleidingsmodules biodiversiteit die op het vervoer per spoor, het maritiem vervoer en EMAS waren gericht. Deze opleidingsmodules werden vervolledigd met een onderdeel «goederen en diensten van de ecosystemen», d.z. de voordelen die we uit de ecosystemen en over het algemeen uit de biodiversiteit trekken.


29

ict Project “Plaatsonafhankelijk werken”

Applicaties: ontwikkeling en onderhoud

In 2013 werd het project ‘plaatsonafhankelijk werken‘ volledig technisch uitgewerkt. Het uitgangspunt voor dit ICT-project is dat de gebruiker op eender welke locatie zijn of haar werk moet kunnen doen, met hetzelfde comfort en met dezelfde middelen als op kantoor.

De FOD Mobiliteit en Vervoer wordt gekenmerkt door een zeer grote heterogeniteit. Elke vervoersmodus heeft zijn eigen specificiteit. Dit resulteert in een zeer grote verscheidenheid aan applicaties. De ICT-stafdienst werkt niet alleen aan het uitrollen van nieuwe applicaties, ook bestaande applicaties moeten operationeel gehouden worden. Het verhelpen van bugs en het correctief onderhoud van deze applicaties vergt heel wat tijd. Het is evident dat met de toename van de hoeveelheid applicaties ook meer tijd zal geïnvesteerd moeten worden in nazorg en onderhoud.

In 2010 en 2011 voerde ICT-backoffice daarom een conceptuele test uit van Virtual Desktop Infrastructure (VDI) met als doel de haalbaarheid van deze technologie te bestuderen. Omwille van budgettaire beperkingen heeft dit nooit tot een effectieve installatie geleid. Gelukkig staat de technologie niet stil, want in 2012 lanceerde Microsoft Direct Acces. Hiermee kan een werknemer met zijn laptop volledige toegang krijgen tot het bedrijfsnetwerk van de FOD Mobiliteit en Vervoer. De medewerker van de FOD vindt op kantoor of waar dan ook (op voorwaarde uiteraard dat hij/zij met het internet verbonden is) dezelfde schermen terug. Het project werd opgedeeld in diverse subprojecten, de uitrol van een Microsoft Public Key Infrastructure: dit laat toe de gebruikers op een beveiligde manier toegang te verlenen tot het netwerkopzet van de Direct Acces-serverinfrastructuur en Bitlocker, uitrol Windows 8, training, … Er is belang gehecht aan veiligheid. Zo gebeurt de authenticatie van de medewerkers op basis van de e-id en de pincode. De uitrol naar alle medewerkers van de FOD start in januari 2014 en volgt het ritme van het Mobi4U-project, namelijk de invoering van het “Nieuwe Werken”.

Naast correctief onderhoud van de bestaande applicaties wordt er verder gewerkt aan de continuering en afwerking van de kruispuntbank rijbewijzen, werd de kruispuntbank voertuigen uitgebreid met cross-border, werden nieuwe modules van IAM in gebruik genomen, werd EMPIC aangepast aan de EASI richtlijnen,… Een belangrijke nieuwe ontwikkeling was tot slot het project “B-ERRU” (Belgian Electronic Register of Road Transport Undertakings) dat een centrale applicatie is voor de verschillende vergunningen en attesten die met het wegvervoer te maken hadden.


30

p&o Leaderschip en veralgemening van het telewerk

Diversiteit

Sedert begin 2013 steunt de FOD het nieuwe werken. De medewerkers van de FOD hebben de gelegenheid gekregen om hun bijdrage te leveren aan de invoering van deze «New Way of Work”. Werkgroepen samengesteld uit vrijwilligers hebben actieplannen uitgewerkt met als thema’s de cultuurverandering, het documentenbeheer, de nieuwe technologieën, de vereenvoudiging van de processen, het beheer van de ruimte, ... Telewerk werd uitgebreid tot de hele FOD en twee verdiepingen werden ingericht om op «flexdesk»-wijze te kunnen werken. Deze werkwijze beïnvloedt de wijze waarop de tijd, de doelstellingen en de medewerkers van een team worden beheerd. De teams en hun leaders werden dan ook begeleid bij de invoering van deze veranderingen. Informatiesessies over het telewerk, workshops over het beheer van de verandering, begeleiding bij de formulering van doelstellingen en zelf een geïndividualiseerde coaching werden voorgesteld.

De FOD organiseert sinds 2009 weken of dagen van de diversiteit. In 2013 hebben de federale diversiteitsverantwoordelijken, onder auspiciën van de FOD P&O, een eerste federale dag van de diversiteit, met als thema de handicap, georganiseerd. De datum van 3 december 2013 werd gekozen voor zijn symbolische waarde. Begin 2013 heeft de FOD ook een communicatiecofinanciering van het diversiteitsbeleid gekregen.

In 2013 heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer de klemtoon gelegd op de begeleiding en de ontwikkeling van de teamleaders. Informatie en instrumenten worden hen gegeven bij hun aankomst, tijdens themamiddagen, opleidingen i.v.m. het evaluatieproces en via een maandelijkse newsletter. Ze krijgen ook de gelegenheid om regelmatig bijeen te komen en hun gedachten te wisselen. Een ontwikkelingstraject wordt voorbereid en zal in 2014 worden toegepast.


31

budget,beheerscontrole en logistiek De stafdienst Budget, Beheerscontrole en Logistiek beheert in samenwerking met het management en hun medewerkers, de financiële middelen van de FOD. Het gaat hier om de opmaak en de uitvoering van de begroting en de boekhouding, zowel uitgaven als ontvangsten. De dienst staat ook in voor het logistiek beheer van de FOD en biedt ondersteuning bij aankoopdossiers. Als gevolg van de moeilijke budgettaire toestand in 2013 nam de regering allerlei maatregelen voor een budgettaire behoedzaamheid die ertoe leidden dat een budgettaire planning en het voorbereidings- en goedkeuringstraject van de dossiers sterk bemoeilijkt werden. De dienst Aankoop en Overheidsopdrachten werkte in 2013 aan het verduurzamen van de aankopen door de FOD en zal dit werk in 2014 verder zetten. Meer bepaald worden diensten die aankopen willen doen, gestimuleerd en ondersteund om duurzaamheidscriteria op te nemen in hun lastenboeken. Voor onder andere kantoorbenodigdheden, onderhoudsproducten en informaticamateriaal geldt de gids voor duurzame aankopen opgesteld door de programmatorische overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling daarbij als leidraad. In de toekomst zal bekeken worden of men ook voor andere goederen of diensten duurzaamheidscriteria kan opnemen in de lastenboeken.

Verschillende leden van de stafdienst zetten, vaak bovenop hun reguliere opdrachten, hun schouders onder het project «Mobi4U» of namen zelfs een voortrekkersrol op. Mobi4U begeleidt de introductie van het Nieuwe Werken binnen de FOD met een changetraject en door de inrichting van het hoofdgebouw, het documentbeheer, de communicatie, de processen en de informatica-infrastructuur hieraan aan te passen. De verantwoordelijke van de dienst Aankoop en Logistiek nam samen met het diensthoofd Organisatiebeheersing de algemene programmaleiding op zich, de projectrapportage werd verzorgd door het diensthoofd Ontvangsten, medewerkers van de dienst Logistiek hebben de aannemer van dichtbij aangestuurd bij het herinrichten van de eerste twee verdiepingen volgens het “dynamic office”-concept en stonden samen met de werkploeg technische interventies steeds paraat voor de verschillende verhuisbewegingen. Andere collega’s werkten mee in de verschillende werkgroepen zoals het changetraject en het documentbeheer of namen het voortouw bij de nodige aanpassingen van de processen.


32

ondersteuningsdienst van de Voorzitter Deze cel coördineerde in 2013 onder meer volgende prioritaire actiegebieden: • Schriftelijke parlementaire vragen: in 2013 werden 89 vragen van de Senaat en 133 vragen van de Kamer behandeld; • Eurocoördinatie en internationale relaties: de continue opvolging van de Europese regelgeving en de vragen, klachten of ingebrekestellingen van de Commissie; • Overleg met de gewesten: in 2013 werd verder gewerkt aan de praktische uitwerking van het regeerakkoord; de ondersteuningscel stond in voor de organisatie van het Vast College, het overlegorgaan tussen de federale overheid en de gewesten; • Secretariaat van het Directiecomité: de omkadering en opvolging van de vergaderingen van het Directiecomité; • Administratieve Vereenvoudiging: de opvolging van de lopende projecten met een impact op de administratieve vereenvoudiging en de rapportering hierover aan de Dienst Administratieve Vereenvoudiging (DAV); • Contactpunt Handicap: in navolging van het VN-Verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap beschikt ook onze FOD over een contactpunt handicap. Dienstverlening aan de klanten In de loop van 2013 werd er verder werk gemaakt van een snelle en efficiënt werkende klachtenbalie. De nadruk werd nog meer gelegd op het centraal beheer van de klachten die we ontvangen binnen onze FOD: het gebruikte informaticasysteem werd hiervoor aangepast en

uitgebreid naar alle betrokken diensten binnen onze organisatie, er werd intensief samengewerkt met deze diensten en de afspraken omtrent de werkwijze en behandeling van de klachten werden op punt gesteld. Resultaat: we hebben een duidelijker overzicht van alle klachten die we ontvangen en kunnen deze rijke bron aan informatie dan ook beter beheren, analyseren en gebruiken om onze dienstverlening te verbeteren. In de loop van 2014 werken we verder op dit elan en komt er een uitbreiding van deze manier van werken naar de infobalie. Verder zullen de SOLVIT-dossiers met betrekking tot onze FOD geïntegreerd en opgevolgd worden door de klachtenbalie en zal deze samenwerking geformaliseerd worden met een samenwerkingsprotocol. Wat het aantal klachten betreft staat de teller voor 2013 op 1319: een aanzienlijke daling ten opzichte van de 2140 ontvangen klachten in 2012, waar we te kampen hadden met een enorme toename ten gevolge van een nieuwe informaticatoepassing bij de dienst DIV. De lichte stijging op het einde van het jaar heeft alles te maken met het feit dat de medewerkers de gemaakte afspraken opvolgen en de klachten die ze via een andere weg dan de klachtenbalie ontvangen, systematisch doorsturen naar de klachtenbalie voor verdere behandeling. Traditiegetrouw en logischerwijze blijft de DIV koploper met 508 ontvangen klachten, hoofdzakelijk over problemen met de inschrijving van een voertuig (ten opzichte van 1217 klachten vorig jaar). De dienst Certificatie en Inspectie volgt met 440 klachten, waaronder 330 klachten tegen een keuringsstation en 104 tegen een rijschool. Daarnaast ontvingen we 109 klachten die voor een andere instantie bedoeld waren.


33


34

interne audit De dienst Interne Audit helpt de FOD bij het realiseren van zijn doelstellingen door, via een systematische en gedisciplineerde aanpak, de doeltreffendheid van het risico- en controlebeheer en de beleidsprocessen (governance) te evalueren en te verbeteren. Deze adviezen zorgen ervoor dat het management beter in staat is om de activiteiten en de bijbehorende risico’s te beheersen en de organisatie te ontwikkelen. In 2013 werden er 4 opdrachten voor zekerheidsverstrekking en 3 opdrachten voor adviesverlening uitgevoerd. In het kader van bestaande of nieuwe ISO-certificeringen werden er ook in drie diensten van het directoraat-generaal Maritiem Vervoer drie gecombineerde ISO/COSO-audits uitgevoerd. Deze ISO-kwaliteitsaudits worden gecombineerd met een hoog niveau operationele audit en worden uitgevoerd volgens de verplichte driejaarlijkse certificeringscycli. Daarnaast vertrouwt de dienst op zijn netwerken en contacten bij o.a. de andere FOD’s en werkt hij zoveel mogelijk samen met andere interne en externe zekerheidsverstrekkende en adviesverlenende diensten om een zo’n adequaat mogelijke auditdekking te verzekeren en dubbele werkzaamheden te voorkomen. Interne Audit is een onafhankelijke en op objectieve wijze zekerheidsverstrekkende en adviesverlenende activiteit. Ze is in het leven geroepen om een meerwaarde te bieden en een verbetering te bewerkstelligen van de werking van een organisatie. Zij helpt de FOD bij het realiseren van haar doelstellingen door, via een systematische en gedisciplineerde aanpak, de doeltreffendheid van het risico- en controlebeheer en de beleidsprocessen te evalueren en te verbeteren. Haar adviezen, aanbevelingen en raadgevingen leveren een meerwaarde op voor de FOD en bouwen het bewustwordingsproces over interne

controle verder uit. Ze versterken de organisatie door de invoering en uitoefening van een zekere controle, waardoor het management beter in staat is om de activiteiten en de bijbehorende risico’s te beheersen en de organisatie te ontwikkelen. In 2013 werden er 4 opdrachten voor zekerheidsverstrekking en 3 voor adviesverlening uitgevoerd. Verder werden ook de jaarlijks wettelijk verplichte interne ISO-audits voor de ISO-certificering van de diensten Schepenbeheer en Koopvaardij van het directoraat-generaal Maritiem Vervoer (gecombineerde audit) uitgevoerd. Er wordt samengewerkt met de andere interne en externe zekerheidsverstrekkende en adviesverlenende dienstverleners, om op die manier een adequate auditdekking te verzekeren en dubbele werkzaamheden zoveel mogelijk te voorkomen.


sociale dienst De sociale dienst van de FOD Mobiliteit en Vervoer volgt de algemene tendens in de FOD Mobiliteit en Vervoer op de moeilijke weg naar papierbesparing. Voor de werking van de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering zijn in ieder geval de papieren dossiers afgeschaft. De vergaderingen gebeuren op basis van elektronische dossiers.

Ook op het gebied van de duurzame ontwikkeling, een belangrijk aandachtspunt van de FOD, droeg de sociale dienst zijn steentje bij. Het fenomeen “Donderdag Veggiedag� bestond al voordien, maar in 2013 werd nog meer gefocust op het aankopen van seizoensgroenten en het veranderen van de verhouding tussen groenten en vlees om op die manier de impact van de cafetaria op het milieu te beperken.


Verantwoordelijke uitgever: Laurent Ledoux, Vooruitgangstraat 56 - 1210 BRUSSEL


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.