Van Yab Yum naar Dim Sum

Page 1

yab yum dim sum van

hoe w e w onen & w erken

naar

Uitdagende visies op de bouw-, installatieen vastgoedsector in 2025

Marjet Rutten

1


2


yab yum dim sum van

naar


Yab Yum De bouw-, installatie- en vastgoedsector was vroeger één van de graag geziene gasten in de – in 2008 gesloten – Yab Yum, ook wel ‘s werelds meest exclusieve herenclub genoemd. Deals werden daar gevierd en relaties werden gefêteerd. Natuurlijk kwam slechts een handvol bedrijven daadwerkelijk in de Yab Yum, maar de link werd door velen gekscherend gelegd. Hoewel de Yab Yum al langere tijd iets van het verleden is, symboliseert het een bagage uit het verleden die de sector nu nog met zich meedraagt. Het beeld van wantrouwen dat toen is ontstaan proberen partijen vandaag de dag met man en macht van zich af te schudden.

Dim Sum Dim Sum is een gestoomd Chinees hapje. In de titel verwijst het naar het oprukkende Oosten. In de toekomst krijgen de Chinezen in toenemende mate invloed op onze economie. China is momenteel al één van de belangrijkste mineraalproducerende landen van de wereld en trekt steeds meer grondstoffen naar zich toe. Momenteel wordt er nog veel aan het buitenland verkocht, maar als de binnenlandse consumptie in China op het peil komt van de westerse landen is het nog maar de vraag in hoeverre – en tegen welke prijs – wij nog toegang hebben tot grondstoffen. Dat heeft voor de Nederlandse bouw-, installatie- en vastgoedsector grote gevolgen. Bijvoorbeeld voor de manier waarop we bouwen en welke materialen we gebruiken. Willen we als land politiek en economisch onafhankelijk blijven, dan hebben wij nog grote stappen te maken. Onze sector vervult daarin een belangrijke rol.

De cartoon Op de springplank staan een aantal mensen die het nu in de sector in Nederland maken. Zij kunnen het succes (de trofee) bereiken, maar moeten daarvoor wel een sprong maken. Een sprong waar ze zich samen aan moeten wagen. Want samenwerking is noodzakelijk om als sector een belangrijke bijdrage te leveren aan de BV Nederland. Niet hiërarchisch, maar op gelijk niveau met elkaar. Met respect voor elkaars bijdragen en talenten. De Yab Yum tijden hebben we achter ons gelaten. Daar keren we ook niet meer naar terug. In de cartoon is dat gesymboliseerd door de man en vrouw in sepia kleur. De Chinezen kijken toe. Ze kunnen ons nog inhalen. Als we niet uitkijken bereiken zij de trofee eerder en hebben wij het nakijken. Overigens zijn de Chinezen niet de enige kapers op de kust...


yab yum dim sum van

naar

uitdagende visies op de bouw-, installatieen vastgoedsector in 2025

Marjet Rutten



Voorwoord Tijd om te resetten Er gebeuren fantastische dingen in de bouw-, installatie- en vastgoedsector. En toch is er ook nog heel veel verbetering mogelijk. We hebben Nederland nog lang niet laten zien waar we als sector toe in staat zijn. Door beter met elkaar samen te werken en het voortouw te nemen ten aanzien van de ontwikkelingsopgave voor Nederland kunnen we nog veel meer bereiken. En niet onbelangrijk, met meer fun en een beter rendement voor iedereen. De sector zoals deze nu is, is een opeenstapeling van ontwikkeling op ontwikkeling. Waar nodig wordt steeds iets aangepast, valt er iets weg of komt er iets bij. Het is net een softwarepakket dat al honderden jaren bestaat en nu het beste omschreven kan worden als een aaneenrijging van losse componenten. Dat kan beter! We moeten vanuit de doelstellingen en vertrouwen met elkaar een nieuw pakket gaan bouwen waar weer samenhang in te vinden is. De middelen zijn er. De kennis is er ook. En er zijn al vele koplopers die het goede voorbeeld geven. Maar de massa laat nog op zich wachten. En door te wachten wordt de achterstand groter. Door te wachten kun je geen invloed uitoefenen en laat je je organisatie in een afhankelijke positie komen. Met dit boek wil ik organisaties stimuleren om in actie te komen. Om een visie te ontwikkelen op de toekomst van de eigen organisatie. Dit boek biedt handvatten door de ontwikkelingen in de sector en de maatschappij op een rij te zetten en voorbeelden te geven van hoe andere organisaties hierop inspringen. Ik wens u veel leesplezier!

5



Inleiding Welke ontwikkelingen komen op mijn organisatie af en hoe speel ik daarop in? Op die vraag wil dit boek antwoord geven. Door ontwikkelingen in de maatschappij en meer specifiek in onze eigen branche toe te lichten en voorbeelden te geven van hoe andere organisaties met die ontwikkelingen omgaan. Van Yab Yum naar Dim Sum is geen wetenschappelijk betoog, maar een praktisch, luchtig boek en het belangrijkste doel is om u te inspireren. In onze – soms conservatieve – sector zijn regelmatig geluiden te horen dat er al jaren nauwelijks iets verandert en dat dit de komende jaren vast niet anders is. Maar ontwikkelingen volgen elkaar nu in een hoog tempo op en veranderingen worden steeds vaker door opdrachtgevers en gebruikers afgedwongen. Tot op heden heeft de sector in zijn eigen cocon kunnen wegkruipen, maar daar komt verandering in. Want als het niet de organisaties binnen de sector zelf zijn die innovatie in een stroomversnelling brengen, dan zijn het wel nieuwe toetreders van buiten de sector. Tijd voor actie dus‌ Dit boek is tot stand gekomen via co-creatie. Honderden mensen hebben een bijdrage geleverd. Door tijd vrij te maken voor een uitgebreid interview of door te reageren via Linkedin. Allemaal gaven zij hun visie op de toekomst van de sector of droegen zij bij door interessante voorbeelden aan te dragen. Daarnaast is er met jongeren gediscussieerd over hoe zij de toekomst zien. Als basis voor dit boek dienden bovendien tientallen publicaties waarin een beeld is geschetst van de toekomst. Allerlei interessante, praktische zaken die belangrijk zijn voor een willekeurige organisatie in de sector, hebben een plekje gekregen.

De opbouw van het boek Dit boek is opgebouwd uit drie delen. Deel I schetst de ontwikkelingen waar wij als sector mee te maken hebben en waar we mee te maken krijgen. Krimp en vergrijzing, een toenemend tekort aan fossiele brandstoffen, nieuwe manieren van werken en nieuwe manieren van leven. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de bouwopgave van de toekomst. Deel II gaat in op de invloed van die ontwikkelingen op onze sector. We gaan anders werken, duurzamer bouwen, meer rekening houden met onze klant en door technologische ontwikkelingen gaan we andere bouwmethoden gebruiken. Deel III laat vervolgens concreet zien wat al het voorgaande betekent voor uw organisatie. Want mensen en organisaties veranderen, de rollen van alle betrokken partijen in het proces veranderen en innovatie gaat een centrale plek in nemen in de bedrijfsvoering. 7


Concrete voorbeelden laten zien dat verandering dichtbij is Veel van de ontwikkelingen in dit boek zijn nu al gaande. Dat is onder meer te zien aan het grote aantal voorbeelden dat is gegeven. Van Yab Yum naar Dim Sum is dus niet futuristisch. Het is een praktisch boek dat ontwikkelingen die nu nog in de kinderschoenen staan inzichtelijk maakt voor hen die zelf naast hun dagelijkse werk geen tijd hebben om zich erin te verdiepen. Het gaat daarbij om ontwikkelingen die in 2025 – of vaak zelfs nog eerder – zijn ingebed. De voorbeelden in dit boek geven zeker geen volledig beeld van de vele goede dingen die in de sector gebeuren. En ongetwijfeld zijn er nog betere voorbeelden te vinden. Het is een selectie van alle mensen die een bijdrage hebben geleverd. Als sector moeten wij deze innovatieve witte raven eren. Ze niet beoordelen op wat niet goed is aan wat zij doen, maar ze loven om het feit dat ze het proberen. Innovatie ontwikkelt zich geleidelijk en is een kwestie van vallen en opstaan. Als er dan dus iemand valt zeg je niet: ‘Zie je wel’, maar bewonder je diegene om zijn moed en hoop je dat hij daarna dapper doorgaat.

8


Inhoud Deel I  Hoe ziet Nederland eruit

5 De klant weet wat hij wil en zegt

in 2025… ......................................................................... 11 1 De bouwopgave van de

5.1 De klant krijgt het voor het zeggen............ 120

toekomst........................................................................ 13 1.1 De samenleving verandert

dat ook.......................................................................... 119

…................................ 14

5.2 Samen met de klant ontwikkelen................. 124 5.3 Denk met de klant mee....................................... 127

1.2 De vraag naar woningen verandert. ............... 25 1.3 De vraag naar utiliteitsbouw verandert 1.4 De infrastructuur verandert

….... 35

Deel III  …en welke invloed heeft dat op organisaties?.......................................................... 133

…............................ 40

Deel II  …welke invloed heeft dat op de

6 Mensen en organisaties zijn in

sector…........................................................................... 47

2025 niet meer hetzelfde................................. 135 6.1 Nieuwe manieren van werken. ........................ 136

2 Duurzaamheid beïnvloedt wat, hoe en waar we bouwen......................................................49 2.1 Verandering is noodzaak.......................................50

6.2 Ondernemerschap staat weer centraal......145 De visie van jongeren. ................................................. 154

2.2 Kansen voor de sector........................................... 55 2.3 Nieuwe manieren van duurzaam bouwen. . 63 2.4 Duurzame oplossingen op gebieds-

7 Rollen veranderen voor alle partijen......................................................................... 159

niveau............................................................................... 70

7.1 Veranderende rollen voor bedrijven............ 160

2.5 Technieken met toekomstpotentie................. 72

7.2 Een veranderende rol voor de overheid. ... 173

3 Samenwerking staat centraal in

8 Innovatie...................................................................... 183

een nieuw bouwproces. ...................................... 79

8.1 Waarom innoveren?.............................................. 184

3.1 Het bouwproces........................................................ 80

8.2 Innovatie: het hoe en wat.................................. 191

3.2 Samenwerking en techniek................................ 90 3.3 Opdrachtverstrekking.............................................. 97

Samenvatting.......................................................................201 Checklist: Hoe bereid ik mijn bedrijf voor

4 Nieuwe bouwmethoden maken veel meer mogelijk............................................... 103 4.1 Naar standaardisatie met individuali-

op 2025. .......................................................................208 Nabeschouwing.................................................................. 211 Wie is wie: de quotes.....................................................212

satie................................................................................ 104

Deze mensen geloven in vernieuwing................. 224

4.2 Conceptueel bouwen.............................................110

Aan dit boek werkten mee. ........................................ 225

4.3 Andere bouwmethoden....................................... 113

Speciaal woord van dank.............................................227 Sponsors................................................................................ 228 En nu? Workshops en discussies............................. 231 Colofon.................................................................................... 232

9



Deel I Hoe ziet Nederland eruit in 2025‌



1  De bouwopgave van de toekomst Door bevolkingskrimp en vergrijzing neemt de beroepsbevolking af en loopt de vraag naar zorg sterk op. Er is minder behoefte aan nieuwbouw en meer behoefte aan (duurzame) renovatie. De sector staat voor de uitdaging om met minder mensen aan een geheel andere vraag naar woningen en gebouwen te voldoen. Nieuwe eisen en wensen staan centraal en nieuwe concepten, technieken en werkwijzen bieden uitkomst. Hoe ziet de bouwopgave van de toekomst eruit?

13


In 2025… Is in steeds meer regio’s sprake van bevolkingskrimp. Ook de samenstelling van de bevolking is dan veranderd. Met meer ouderen en minder jongeren hebben we een sterk vergrijzende samenleving. Vanaf 2025 bouwen we niet veel meer dan 20.000 nieuwbouwwoningen per jaar. Ter vergelijking: de afgelopen 60 jaar bouwden we gemiddeld 100.000 nieuwe woningen per jaar. Nieuwe manieren van werken en leven veranderen bovendien onze behoefte aan een werkplek. We zijn meer thuis en minder op kantoor. Op de weg zijn we daardoor ook minder te vinden en de techniek stelt hele andere eisen aan onze infrastructuur. Door al deze ontwikkelingen bouwen we minder nieuw en hebben we ons volledig toegelegd op (duurzame) renovatie. We weten wat de eindgebruiker wil, maar denken ook vooruit. De toekomst kan immers weer iets geheel nieuws voor ons in petto hebben.

1.1  De samenleving verandert De samenleving verandert, dat is al lang geen nieuws meer. We krijgen te maken met vergrijzing en krimp en andere wensen en eisen. Dat heeft invloed op de arbeidsmarkt, maar ook op onze afzetmarkt. We gaan bijvoorbeeld anders werken. Omdat we daartoe de mogelijkheden hebben, maar ook omdat we dat willen. En door veranderende (hogere) eisen van de klant en van de samenleving, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en ruimte, bedenken we steeds technisch geavanceerdere oplossingen. Deze paragraaf gaat in op deze ontwikkelingen. De volgende paragrafen laten zien wat ze betekenen voor onze bouwopgave.

Bevolkingssamenstelling In 2010 waren 2,5 miljoen mensen ouder dan 65 jaar. In 2035 is dit aantal gestegen tot maar liefst 4,3 miljoen. Omdat het aantal inwoners van Nederland nauwelijks toeneemt betekent dit dat een kleiner deel van de bevolking werkt. Van ruim 10 miljoen mensen in de leeftijd van 20 tot 65 jaar in 2010 neemt de beroepsbevolking in 2035 af naar 9,3 miljoen. Omdat het aandeel mensen dat kan werken daalt en we ook nog eens ouder worden en de zorg duurder, moeten we met minder mensen meer geld verdienen om onze welvaart te behouden. Pe te r B o ng ers:

De welvaartsgroei in het Westen komt langzaam tot een einde. Sinds

de jaren zestig hebben we – een aantal dipjes daargelaten – alleen maar economische vooruitgang gekend. Die groei stopt. Met efficiency moeten we nu een samenleving houden (of krijgen) waar iedereen het goed heeft.

Arbeidstekort Ook in onze sector zijn we straks met minder en hebben we minder handen om het werk te verzetten. Die arbeid wordt ook nog eens duurder, terwijl de kwaliteit in de bouw-, installatie- en vastgoedsector omhoog gaat zonder dat daar meerkosten voor 14


de bouw opg ave van de toekomst

 Inwoneraantallen in Nederland naar leeftijd (bron: cbs) 20

15

10

5

> 65 jaar 20-65 jaar

0

0-20 jaar 2010

2015

2020

2025

2030

2035

gerekend worden. Nieuwe bouwmethoden en verdergaande industrialisatie bieden uitkomst (zie hoofdstuk 4). Om dat te realiseren moeten we echter wel onze processen anders inrichten (zie hoofdstuk 3) en is een cultuuromslag nodig (zie hoofdstuk 6). Vanuit onze geschiedenis vertrouwen wij nog graag op het vakmanschap van onze mensen. In landen als Japan is dat heel anders. Daar vertrouwen ze veel meer op de techniek. Mensen maken fouten terwijl machines of robotten veel nauwkeuriger en betrouwbaarder werk leveren, zo is hun visie.

Zonder moeite langer doorwerken De technologische ontwikkelingen gaan snel en innovaties waar wij ons vooralsnog geen voorstelling van kunnen maken zijn straks misschien wel de normaalste zaak van de wereld. Zo is in Japan een robotpak ontwikkeld dat de fysieke kracht van mensen verhoogt. Het Robotpak speelt in op de vergrijzing. Het stelt de steeds groter wordende groep hoogbejaarde mensen in staat om langer ‘normaal’ te kunnen bewegen (en werken). Het pak versnelt en versterkt spierbewegingen. Met de extra ‘spierkracht’ die door de robotjas geleverd wordt, kan een persoon eenvoudig 40 kilo meer tillen dan normaal. Over een aantal jaren zijn de robotpakken zelfs zo dun dat ze niet meer te onderscheiden zijn van gewone kleding. De robotjas wordt op maat gemaakt op basis van de specifieke behoeften en de fysieke kenmerken van de koper en kost nu nog tussen de € 3.000 en € 50.000. Is het niet ook iets voor onze sector, dit pak? Stel je voor, zonder moeite 40 kilo meer tillen, je lijf sparen en langer door kunnen werken. Dat biedt perspectief bij een afnemende beroepsbevolking. 15


Joe p Ja nsen:

Als het echt krap wordt om personeel te vinden dan is dat ook een

stimulans voor innovatie.

Anders werken Naast zogenaamde demografische ontwikkelingen spelen ook sociale ontwikkelingen een rol. Steeds meer mensen hechten aan vrijheid. In werk en in vrije tijd. Vooral nieuwe generaties willen voldoening halen uit wat ze doen en niet afgerekend worden op het aantal uren dat ze ergens aanwezig zijn, maar op resultaat. Waarvoor we iets doen is in de toekomst minstens zo belangrijk als wat we doen. De sector is nu niet ingericht op een dergelijke instelling. Regelmatig zijn geluiden te horen dat we heel sterk ons eigen ding doen, zonder dat we weten van welk proces we nu eigenlijk deel uitmaken. Als we in de heel nabije toekomst met de komst van een nieuwe generatie ook anders gaan werken heeft dat grote gevolgen voor de manier waarop we organisaties inrichten (zie hoofdstuk 6). Bovendien heeft het niet tijd- en plaatsgebonden werken ook invloed op de inrichting van woningen (bijvoorbeeld een thuiskantoor) en kantoren (bijvoorbeeld minder m2 per medewerker en meer flexplekken).

Maatschappij stelt hogere eisen Organisaties worden in de toekomst meer afgerekend op hun maatschappelijke bijdrage en de gebruiker krijgt een belangrijke rol in het proces. De belangen van een bouwer of ontwikkelaar liggen vooralsnog vaak ver weg van de belangen van de gebruiker. Het comfort van de uiteindelijke gebruiker en de maatschappelijke gevolgen van het gebouw staan voor de bouwer én de ontwikkelaar niet bovenaan de lijst. Daar draait het in eerste instantie om een goede marge. Dat is ook nodig, want zonder goede marge geen gezonde bedrijven en zonder gezonde bedrijven geen garanties en geen verbetering van de producten en diensten. Maar willen we onze producten of diensten voor een goede marge kunnen (blijven) verkopen, dan moeten we – in een steeds transparanter wordende markt – optimaal inspelen op de behoeften van de koper en de maatschappij en zorgen dat zij tevreden zijn (zie hoofdstuk 5). H e nne s de Ridder:

De bouwsector blijft achter bij de zich snel ontwikkelende rest van

de wereld. De diverse kwalificaties van deze sector liegen er niet om: weinig oriëntatie op de eindgebruiker, weinig innovatie, weinig rendement, niet transparant, onbetrouwbaar, prijsvechten…

Maatschappelijk Verantwoorden Ondernemen als business case GreenFox bouwt bestaande TL armaturen om,

Er wordt gewerkt volgens het ‘cradle to cradle’

zodat er energiezuinige lampen in passen. Het

principe en de nieuwe lampen en elektronica

ombouwen van bestaande armaturen gebeurt in

gaan twee tot drie keer langer mee en kunnen

sociale werkplaatsen, waardoor ook mensen met

meer dan 50% energie be-

afstand tot de arbeidsmarkt worden betrokken.

sparen. (www.green-fox.nl)

16


de bouw opg ave van de toekomst

Alleen gebouwen die 100% aansluiten op de vraag zijn verkoop- of verhuurbaar

De invloed van techniek Ook technologische ontwikkelingen hebben invloed op de samenleving. Consumenten weten niet alleen steeds beter wat ze willen, maar ook wat mogelijk is. Internet maakt het mogelijk allerlei informatie te vergaren over organisaties en kennis op te doen van de meest uiteenlopende onderwerpen. De rol van de eindgebruiker wordt dan ook steeds belangrijker in het bouwproces. Maar ook met elkaar gaan wij als partijen binnen de sector meer en anders samenwerken. De veranderde samenleving maakt dat noodzakelijk en de techniek maakt het mogelijk (zie paragraaf 3.2).

Alternatieve energie Naast de reeds genoemde demografische, sociale en technologische ontwikkelingen spelen ook ecologische ontwikkelingen een belangrijke rol. Als het gaat om de verduurzaming van de energievoorziening dan is de Nederlandse overheid ĂŠĂŠn van de traagste leerlingen in de Europese klas. Die houding staat echter haaks op de ambitieuze doelstellingen van het Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen. Hierin staat onder meer dat men tot en met 2020 jaarlijks 300.000 bestaande woningen en gebouwen wil voorzien van duurzame energiemaatregelen. Het Rijk, de energiebedrijven, de bouwsector en de installatiesector hebben afgesproken dat in 2020 2,4 miljoen bestaande gebouwen 30% energiezuiniger moeten zijn. Hiertoe hebben zij in 2008 het convenant Meer Met Minder getekend. 17


In minder dan 100 jaar zijn al onze fossiele brandstoffen zoals gas en olie op. Al op kortere termijn krijgen we schaarste. Dat betekent dat de prijzen omhoog gaan. En de kosten van huisvesting worden steeds meer bepaald door energiekosten. Dat heeft grote veranderingen tot gevolg voor bouwen en mobiliteit. In de eerste plaats groeit het belang van beheer. In het begin investeren we meer, maar dit betaalt zich in de jaren daarna uit in de vorm van een veilige en gezonde omgeving, een laag energiegebruik - waarvan een belangrijk deel duurzaam wordt opgewekt - en lage onderhoudskosten. Daarnaast gaan we steeds meer gebruik maken van de duurzame energie die we bijvoorbeeld op kunnen wekken uit zon, wind, warmte en biomassa (zie hoofdstuk 2). Bovendien gaan we gebruik maken van reststromen en intelligente energiesystemen. Dit betekent dat gebouwen anders worden gebouwd. Ook infrastructuur gaat in de duurzame maatschappij een centrale rol spelen. To m va n der Ho rst:

Als we als Nederland niet vol gas aan de slag gaan met duurzame

energie worden we misschien wel een deelstaat van een ander land. Stel dat 60% van de bedrijven in de markt die slag in 2025 nog niet gemaakt heeft omdat dat tot dan toe niet hoefde, dan wordt de droom dat in 2025 alles energieneutraal is, een nachtmerrie‌

De Duurzame Weg Movares heeft een glazen overkapping voor snelwegen bedacht die zowel de geluidsoverlast als de luchtvervuiling vermindert en bovendien energie opwekt. De glazen kap werkt als broeikas en vangt de warmte op die de auto’s uitstoten. Om te voorkomen dat het te warm wordt, wordt die warmte opgeslagen in de bodem. Deze warmte voorziet de omliggende bebouwing in zijn energiebehoefte. Bovendien wordt zo de temperatuur van het wegdek gereguleerd. Een constante temperatuur voorkomt extreme spoorvorming waardoor het wegdek minder snel

wordt dan ook voorzien van emissiefilters waar-

slijt. Juist doordat de weg overkapt is, is het re-

door schadelijke stoffen worden

latief eenvoudig om de lucht te zuiveren. De kap

afgevangen. (www.movares.nl)

Ook grondstoffen raken op Het probleem van het grondstoffentekort is groter en dringender dan (h)erkend wordt. Sinds 1986 halen we meer grondstoffen uit de aarde dan de aarde kan herstellen. In 2009 hebben we zelfs maar liefst 40% meer grondstoffen aan de aarde onttrokken dan de aarde kan herstellen. Het is duidelijk dat dit probleem snel op ons afkomt en vergaande gevolgen heeft voor onze maatschappij.

18


(co mp u te r ch

ips)

36 45

Goud (ju welen)

geleiders) (nachtkijkers, half

’s,

ing leid ter wa

3

(LC

4

jen)

atteri

en, b

en pijp

42

8

30

Basis reserve 1/2 consumptie ‘06 ingezetene VS x wereldbevolking

13 (lod Lood

n/a

n/a

erf)

ium

Ind

Haf nium

k, v

n/a Germanium

wer

ium Gall

40

)

D’s

)

(ver chro

om

Als de wereld in de helft van het tempo van de VS blijft consumeren

(LED

, ten

14 Chr oom

celle

38

un

28

Hoeveel jaar nog te gaan

61

m d, raa r (d pe Ko

Basis reserve Jaarlijkse wereldconsumptie (wereldconsumptie = wereldproductie)

n, la

) sers

Als de wereld in het huidige tempo blijft consumeren

ne z on

58

de bouw opg ave van de toekomst

Hoeveel jaar nog te gaan

13

Antimoo

n (medic

Nikkel (batterijen, turbinebladen)

ijnen)

57 90

510

Fosfo

ed)

r (kun

electra, witgo

stme

n/a

erk)

Pla

tin

) en

9

iec

116

29

zen) ltjes, cameralen

ka

taly

sat

ore

n,

bra

nd

36

sto

0

fce

renvo

eders

)

345

llen

)

Tantalum (mobie

lik, s Tin (b

n,

n)

40

20

olde

erwe

17

rk)

erg en s, en ap (w ium

ele

tore

an

(juw

lysa

rs)

Ur

um

ata

converte

g, k

ralin

nst

tge

59

42

(rön

welen,

 Grondstoffen raken op (bron: new scientist magazine # 2605, bewerking constructief)

st, die

142

eerw

anis

(galv

19

Zink

Zilver (ju

Deze cijfers houden geen rekening met veranderingen als gevolg van nieuwe technologieën

ium Rod

34 46

les

rvoer, Aluminium (ve

tra

1027

Grondstoffen per continent (bron:new scientist magazine # 2605, bewerking constructief)

CANADA Indium Lead Nickel Silver Uranium Zinc

US Copper Hafnium Lead Phosphorus Silver Zinc Uranium

33% 6% 10% 6% 10% 7%

POLAND Copper 5% Silver 25%

7% 9% 14% 7% 14% 20% 10% MEXICO Silver Zinc

PERU Copper Gold Silver Tin Aluminium

Nickel

Antimony

Phosphorus

Chromium

Platinum/Rhodium

Copper

Silver

Gold

Tantalum

Hafnium

Tin

Indium

Uranium

Lead

Zinc

Phosphorus 42%

6% 5% 7% 9%

CHINA Aluminium Antimony Copper Gold Indium Lead Nickel Phosphorus Silver Tin Zinc

GUINEA Aluminium 27%

NIGER Uranium

INDIA Chromium 7%

6%

7% 62% 7% 5% 22% 25% 5% 26% 21% 31% 20%

MALAYSIA Tin 11% INDONESIA Nickel 9% Tin 8%

BOLIVIA Antimony Tin CHILE Copper

8% 10%

16%

JAMAICA Aluminium 8%

7% 5%

5% 6%

KAZAKHSTAN Chromium 60% Lead 5% Uranium 16% Zinc 8%

MOROCCO & WESTERN SAHARA

CUBA Nickel

RUSSIA Indium Nickel Platinum/ Rhodium Antimony (recoverable)

38%

BRAZIL Aluminium 8% Hafnium 8% Nickel 6% 8% Tantalum 48% 8% Tin 22% Uranium 5%

NEW CALEDONIA

NAMIBIA Uranium 6%

Nickel

SOUTH AFRICA Antimony 5% Chromium 35% Gold 40% Hafnium 26% Lead 19% Nickel 8% Phosphorus 5% Platinum/ Rhodium 88% Uranium 8%

8%

AUSTRALIA Aluminium 24% Copper 5% Gold 7% Hafnium 53% Lead 19% Nickel 19% Silver 7% Tantalum 52% Uranium 23% Zinc 20%

19


In 2025 is een deel van onze grondstoffen zelfs uitgeput. Andere grondstoffen zijn voor ons mogelijk niet meer toegankelijk. Daar komt ook China om de hoek kijken. China heeft veel belangrijke grondstoffen in eigen grond, maar trekt ook steeds meer grondstoffen naar zich toe (met name uit Afrika). Gezien de economische groei van China en de sterk stijgende behoefte aan grondstoffen in China zelf, is het de vraag of het land deze grondstoffen wil delen met andere landen en zo ja, tegen welke prijs. China hand elt m et Af rika o m g ro nd sto ffen De Afrikanen verkiezen de Chinezen steeds vaker als zakenpartner boven westerse instituties als het IMF en de Wereldbank. Een belangrijke reden daarvoor is dat de Chinezen de Afrikanen veel meer als gelijkwaardige handelspartners beschouwen en zich niet bemoeien met de politiek in het land. China zorgt voor een compleet nieuwe infrastructuur in Angola. Ze steken 300.000 dollar in het herstel van de Benguela spoorlijn, 450 miljoen dollar in een nieuw vliegveld in Luanda en 3 miljard dollar om de vervallen raffinaderij van Lobito op te knappen. Ten zuiden van Nova Luanda wordt zelfs een compleet nieuwe stad uit de grond gestampt voor 120.000 inwoners, voorzien van onder meer parken en scholen. Maar de Chinezen bouwen niet voor niets. Op het hele Afrikaanse continent werken Chinese arbeiders aan de aanleg van nieuwe wegen, spoorlijnen en huizen in ruil voor grondstoffen.

Onafhankelijkheid van Nederland Schaarste van materialen in combinatie met een sterk stijgende wereldbevolking en welvaart is een gevaarlijke combinatie. Want bij een afhankelijkheid van grondstoffen ontstaat ook een afhankelijkheidspositie van de landen die deze grondstoffen nog wel hebben, zoals China. Het probleem met het tekort aan grondstoffen (waarvan fossiele brandstoffen een belangrijke is), is daarmee niet alleen een economisch en luxe probleem (omdat we bepaalde producten niet meer kunnen maken), maar zet ook de stabiliteit van Nederland onder druk. Het is daarom extra belangrijk dat we zo veel mogelijk onafhankelijk zijn van grondstoffen van andere landen.

Water Op watergebied spelen in Nederland verschillende ontwikkelingen een rol. We zijn allemaal bekend met het risico van overstromingen dat wordt vergroot door bodemdaling, een stijgende zeespiegel en extremere weersomstandigheden. Maar we krijgen ook een groter tekort aan zoetwater. Door de stijging van het zeewater en de lage rivierafvoer verzilten steeds meer binnenrivieren. Voor de gehele sector ligt een grote uitdaging in hoe om te gaan met water. De effecten van de waterproblematiek op ruimtelijke processen zijn vermoedelijk groot. In negatieve zin, in termen van bedreigingen, waarvoor miljarden aan publieke middelen moeten worden gereserveerd. Maar zeker ook in positieve zin, omdat het kansen biedt. Denk bijvoorbeeld aan zaken als mobiliteit, energieopwekking, agricultuur en duurzaamheid (zie paragraaf 2.2). 20


de bouw opg ave van de toekomst

Andy va n de n Dobbelsteen:

Naar verwachting kan het in 2050 ‘s zomers in het

centrum van Londen 9 graden warmer zijn dan op het platteland. Dat leidt tot meer onnatuurlijke sterfte. Ook in Nederlandse steden met weinig water en groen krijgen we dergelijke scenario’s.

Terug naar de stad Wereldwijd trekken mensen steeds meer naar de stad. Een eeuw geleden woonde minder dan 5% van de wereldbevolking in de stad, in 2008 was dit meer dan 50%. Naar verwachting is dit in 2050 70%. Vooral in ontwikkelingslanden zoeken steeds meer mensen hun geluk in de stad, maar ook in Nederland vindt de grootste bevolkingsgroei in de Randstad plaats. ▼ Bevolkingsgroei 2007-2025 in de Randstad (bron: cbs)

Minder dan -10% -10 tot 0% 0 tot 10% 10 tot 20% 20% of meer

21


W il l e m V erbaan:

In 2025 is 40% van de bouw in binnenstedelijk gebied. In het tijdperk

na de Vinex wordt de stad opnieuw gezien als een belangrijk focuspunt in het ruimtelijk denken.

Doordat de aantrekkingskracht van de stad blijft groeien moeten er meer systemen komen om de stad efficiënt en milieuvriendelijk in te richten. Daarvoor is het nodig dat we meer naar het gebied als geheel kijken in plaats van naar een gebouw alleen (zie paragraaf 2.4). Voor steden ligt hier een grote uitdaging. Daar ontstaat een snellere samenleving vol dynamiek en interactie. Doordat ook andere landen kampen met een sterke verstedelijking en de problematiek die daarbij komt kijken, worden steeds meer nieuwe manieren bedacht om hiermee om te gaan. Als wij in Nederland met creatieve, integrale oplossingen komen, kunnen wij met onze ervaring een sterke internationale rol spelen.

Kleinschaliger en competitiever Als in 2025 40% van de bouw in binnenstedelijk gebied plaatsvindt, betekent dat, dat de projecten kleinschaliger zijn en de concurrentie tussen de diverse ruimteclaims toeneemt. En binnenstedelijk neemt de mobiliteit van personen en goederen toe, terwijl we tegelijkertijd het groen willen behouden of zelfs willen uitbreiden. Meervoudig ruimtegebruik speelt in op deze ontwikkelingen. Daar is in de toekomst dan ook steeds meer aandacht voor.

Meervoudig ruimtegebruik Het R&D project De Zuidkas van Architectenbureau Paul de Ruiter is een mooi voorbeeld van meervoudig ruimtegebruik. In de Zuidkas zijn wonen, werken, school, parkeren, retail, restaurants, park en een biogas-electriciteitscentrale gecombineerd. Dat alles verbonden door een glazen gevel die bestaat uit diverse ‘kassen’: CO2 kassen, hybride kassen, een bufferzone en atria. Juist door de functiemenging kan de energievraag over de loop van de dag beter worden uitgebalanceerd. Zo ontstaat een autarkisch gebouw waarin energie- en CO2-stromen worden uitgewisseld en afvalstromen worden omgezet in warmte en energie. Een zelfvoorzienende ministad in de stad dus. (www.dezuidkas.nl) 22


de bouw opg ave van de toekomst

P e te r va n Rooy:

Het werk en je inspiratie haal je over 15 jaar uit de stad. Mensen gaan

dus ook steeds meer in steden wonen.

Door de concurrentie tussen de diverse ruimteclaims ontstaat ook meer aandacht voor braakliggende terreinen. Er zijn veel gebieden, bijvoorbeeld gebieden met bodemverontreiniging, die we nu links laten liggen. Vaak zit de vervuiling niet in de eerste grondlagen maar diep en is niet bekend of het op lange termijn gevolgen heeft. Op dit moment kunnen we dergelijke vervuiling niet eens oplossen. Dat betekent echter niet dat we het gebied per definitie helemaal braak moeten laten liggen. Veel van deze gebieden kunnen prima een bestemming krijgen, waardoor ze maatschappelijk ook weer waarde hebben.

Gelijkgestemden trekken naar elkaar toe We gaan ook anders met elkaar om. Ver weg en dichtbij spelen allebei een rol. Aan de ene kant ligt de wereld voor ons open door internet. Met gemak vinden we gelijkgestemden zonder dat afstand of landsgrenzen ertoe doen. Tegelijkertijd groeit onze betrokkenheid bij onze directe leefomgeving. Zowel in de virtuele wereld als in de fysieke wereld komen we steeds meer in contact met mensen met dezelfde (deel)interesse. Dit heeft gevolgen voor de gebiedsontwikkeling. Adjie dj Ba ka s:

Gelijkgestemden trekken steeds meer naar elkaar toe en wijken waarin

mensen met dezelfde overtuigingen wonen, groeien in aantal. Het verhaal dat je als vastgoedaanbieder vertelt (storytelling) wordt daardoor heel belangrijk. Mensen zoeken meer ‘echt’ contact en willen zich graag herkennen in je belofte. 23


Globalisering De wereld wordt steeds kleiner. Dankzij onder meer telecommunicatie en toegenomen mobiliteit kunnen we bijna overal ter wereld eenvoudig zaken doen. Maar ook economisch, politiek en cultureel groeien landen steeds meer naar elkaar toe. Waar het vroeger internationaal vooral ging om handelen, worden nu ook vaker producten en diensten rechtstreeks aan de markt in andere landen aangeboden. ru be n vrijho ef:

De afgelopen jaren is een aantal bedrijven met hun exportplannen

van de koude kermis thuisgekomen. In de toekomst ligt dit anders. Er komen steeds meer kansen en qua ontwikkelingen wordt het internationaal aanbesteden makkelijker en gebruikelijker. BAM bijvoorbeeld, is nu al heel succesvol in België.

Wat biedt Nederland internationaal?

Samenwerking tussen Nederlandse en Chinese bedrijven Grontmij en Shanghai Xian Dai hebben een in-

ruime ervaring met eco-bouwen en eco-ontwerp.

tentieverklaring ondertekend voor een strate-

Grontmij heeft daarentegen conceptuele en tech-

gisch samenwerkingsverband dat voornamelijk is

nologische kennis met betrekking tot eco-city en

gericht op eco-city en bouwkundige ontwerpen.

bouwkundige ontwerpen. Grontmij werkt al ruim

Xian Dai is één van de grootste en meest invloed-

15 jaar in China en vergroot door deze samenwer-

rijke bouwkundige en technische ontwerpbureaus

king haar mogelijkheden op de Chinese markt.

in China. Het bedrijf is bekend met de Chinese

(www.grontmij.nl)

bouwsector en de geldende regelgeving en heeft 24


de bouw opg ave van de toekomst

De belangrijkste effecten van de globalisering en internationalisering voor de bouw zijn: •D e bouw is internationaal (nu al zijn buitenlandse partijen (zichtbaar en onzichtbaar) actief als Dragados, Vinci, Bouygues, Skanska, Saint Gobain, CRH, Balfour Beatty en Fluor). •D e bouwsector wordt meer en meer kennisgedreven; en kennis is mobiel en internationaal. •D e financiering van grote bouwprojecten is soms ten dele, soms al volledig geglobaliseerd. Ook bij projectfinanciering (pps) rukt de globalisering (wederom zichtbaar en onzichtbaar) op. •R elatief goedkope arbeid stroomt binnen uit Oost-Europa. •E ngineering en design worden steeds meer uitgevoerd in lagelonenlanden. •D e effecten van Europese regelgeving over bijvoorbeeld luchtkwaliteit, bodem en water nemen toe. •D e competitie in het verkrijgen van mineralen, bouwstoffen en metalen is in de wereldmarkt inmiddels zo sterk, dat de prijzen hiervan enorm zijn gestegen. De opkomst van de Aziatische landen maakt die competitie nog sterker. G e e rt De wu l f:

Voor een paar grote spelers liggen er kansen op de internationale markt.

Omvang en solvabiliteit zijn daarin heel belangrijk. In Nederland is dat maar voor een stuk of vier bedrijven weggelegd.

1.2  De vraag naar woningen verandert Door de veranderende samenleving verandert ook de vraag naar woningen. De toenemende behoefte aan zorg en de wens van mensen om in hun eigen, vertrouwde omgeving te zijn, stellen hoge eisen aan woningen. Veranderingen zijn nodig om aan die eisen te voldoen. Het vergrijzingeffect genereert een (wellicht tijdelijk) tekort aan woningen omdat er meer kleinere huishoudens komen. Veelal gaat het hier om kleinere (nultreden) woningen met goede voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld sanitair en domotica. M arce l Bu l l ing a :

Krimp en vergrijzing onderscheiden Europa van de rest van de

wereld. De kern is niet bouwen, maar ombouwen. Renoveren en innoveren dus. Krimp kan zelfs worden gebruikt als positionering voor die partijen die ervoor kunnen zorgen dat in gebieden die krimpen de kwaliteit van leven behouden blijft of zelfs verbeterd wordt.

Bevolkingskrimp Vanaf 2038 gaat het aantal inwoners van Nederland dalen. Dat lijkt nog ver weg, maar er zijn regio’s die nu al te maken hebben met bevolkingskrimp. In Noord-Groningen en Zuid-Limburg bijvoorbeeld, loopt het aantal inwoners al jaren terug. Gemeenten en organisaties uit de bouw-, installatie- en vastgoedsector zijn doorgaans niet blij met krimp. Het betekent voor alle partijen minder inkomsten. Bovendien kan het conse25


quenties hebben voor het imago, de werkgelegenheid en leegstand. Op lange termijn krijgen meer regio’s te maken met krimp. Voor zowel de landelijke als de regionale overheid is krimp dan ook een belangrijk thema. ▼ Bevolkingsgroei per gemeente 2007-2025

▼ Leegstand per gemeente in 2008 (bron: cbs)

(bron: cbs)

Minder dan 4,0% 4,0 tot 5,8% 5,8 tot 7,0% 7,0 tot 10,0% 10,0% en meer

Minder dan -10% -10 tot 0% 0 tot 10% 10 tot 20% 20% of meer

Bron: CBS

Bron: CBS

G e ra rd M arlet:

Steden die hoog scoren op woonaantrekkelijkheid en daarmee het

minste risico lopen op bevolkingskrimp zijn doorgaans historische steden. Niet alleen grenssteden zoals Emmen, Almelo en Heerlen, maar ook ‘groeisteden’ zoals Almere en Spijkenisse moeten zich daarom zorgen maken over krimp.

Kri m p be strijden of kri m p beg eleiden ? Bevolkingskrimp kan worden bestreden door nieuwe inwoners aan te trekken. Bijvoorbeeld door de bouw van nieuwe woningen. Veel succesverhalen zijn er echter niet van dergelijke krimpbestrijding. Vaker gaat het mis. Zoals bij Blauwe Stad in Groningen. Doorgaans worden de bewoners ook niet aangetrokken uit overbevolkte regio’s. Integendeel. Het veroorzaakt eerder een uitstroom in buurgemeenten. De winst van de ene gemeente betekent dan het verlies van de andere. Bevolkingskrimp kan ook worden begeleidt. De omvang en de kwaliteit van de woningvoorraad worden dan aangepast aan de demografische ontwikkelingen. Sloop en/of herstructurering spelen hierbij een belangrijke rol. Een voorbeeld is de krimpstad Delfzijl, waar het sloopbeleid deel uitmaakt van het woningbouwbeleid.

26


de bouw opg ave van de toekomst

F ra nk va n Da m :

Het denken van bestuurders en de beschikbare (financiĂŤle) beleids-

instrumenten zijn tot nog toe volledig op groei gericht. De komende jaren moet voor krimp beleid worden ontwikkeld.

Levensloopbestendig bouwen Om een antwoord te geven op de veranderende vraag uit de samenleving is het belangrijk dat woningen aanpasbaar zijn. Het zogenaamde levensloopbestendig bouwen is niet nieuw en diverse partijen bieden daar al oplossingen voor. Een levensloopbestendige woning is letterlijk een woning voor het leven. Dat betekent dat alles zo is ingericht dat iedereen er kan (blijven) wonen. Jong of oud, alleen of samen, hulpbehoevend of niet hulpbehoevend. Adjie dj Ba ka s:

Mensen worden door betere zorg veel ouder en gaan hun levensfases

anders plannen en beleven. Dat heeft gevolgen voor de inrichting van woningen. Rekening houden met een langere levensloop en duurzaamheid wordt belangrijker.

Levensloopbestendig bouwen met Mind Building Veranderende behoeften vragen om flexibiliteit. Een manier om aanpassingen in de tijd mogelijk te maken is Mind Building van Plegt-Vos. Dit is een industrieel, demontabel, duurzaam en flexibel bouwconcept. Het maakt exacte maatvoering mogelijk, waarmee vloerplaten rechtstreeks op de heipalen kunnen liggen. Het casco wordt in anderhalve dag geplaatst en de verhoogde vloer biedt flexibiliteit en leidingvrijheid. Het gebouw kan worden uitgebreid en verkleind en op allerlei manieren worden ingedeeld. De architect is daarbij vrij om het ontwerp te bepalen. (www.mindbuilding.nl)

Het uitgangspunt van een levensloopbestendige woning is een zo groot mogelijke zelfredzaamheid. Flexibele bouw maakt het mogelijk om de woning heel eenvoudig aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Als je in een rolstoel terecht komt zijn slechts een paar ingrepen nodig. Maar ook als de kinderen het huis uit gaan is het een kleine moeite om de ouderlijke slaapkamer uit te breiden. Wonen en zorg zijn in levensloopbestendige woningen volledig gesplitst. Als bewoner blijf je baas in Zorg op afstand wordt geavanceerder.

eigen huis, ook als het gewenst of noodzakelijk is om 100% verpleging te ontvangen. 27


Wel Thuis De voorbeeldwoning Wel Thuis in Delft laat be-

tia, Vidomes, Pieter van Foreest en de gemeente

langstellenden en betrokkenen zien en beleven

Delft. Er is een digitaal stappenplan opgesteld

hoe eenvoudig het is om een bestaande woning

dat voor iedereen beschikbaar is en onder ande-

met bewezen en duurzame oplossingen geschikt

re opdrachtgevers en bouwpartijen handvatten

te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd.

biedt voor het installatietechnisch ontwerp van

Ook wanneer er sprake is van een fysieke be-

aangepaste woningen in de bestaande bouw.

perking of chronische ziekte. Het project Wel

(www.welthuis.net)

Thuis is een initiatief van UNETO-VNI, OTIB, Ves-

Techniek in woningen Techniek speelt in levensloopbestendige woningen een belangrijke rol. Door een groot aantal voorzieningen te automatiseren en op afstand bedienbaar te maken is het minder belangrijk dat de bewoner mobiel is en in staat om te reiken en te bukken. Voorbeelden zijn het automatiseren van ventilatie, verwarming, verlichting, beveiliging, energiebesparing en zonwering. Deze domotica toepassingen maken het mogelijk om langer zelfstandig te blijven wonen en vergroten ook voor niet-hulpbehoevenden het woongenot. Niet alleen in levensloopbestendige woningen, maar in alle woningen neemt dan ook de techniek toe. Techniek heeft een grote invloed op het wooncomfort, maar stelt ook hoge eisen aan installaties. In de toekomst ontwerpen we woningen dan ook niet meer, zoals dat nu vaak gaat, zonder direct te kijken naar de installaties. Al vanaf het allereerste begin in de ontwerpfase maken de installaties in de toekomst een heel belangrijk onderdeel uit van het ontwerp.

Alle praktische zaken via een beeldscherm in de keuken geregeld.

28


de bouw opg ave van de toekomst

Robotmens helpt in de huishouding Nu nog richten domotica toepassingen zich op aspecten als ventilatie, verwarming en verlichting. Maar in toekomst kunnen wij heel andere technische toepassingen verwachten die ons leven makkelijker maken. Drie technische universiteiten in Delft, Twente en Eindhoven hebben samen met Philips een 1,20 meter lange robot ontwikkeld, TUlip, die over 40 jaar bejaarden kan verplegen en ook in de huishouding zijn werk kan doen. Sinds 2008 werken alle partijen aan software zodat de robot kan lopen, denken en communiceren. Voor 2020 zijn er robots beschikbaar die onder andere bier kunnen halen. Het productiedoel van de robot is vooralsnog niet commercieel. De prijs hangt af van hoeveel er geproduceerd kan worden. Voor een complexe robot die helpt in het huishouden moet vooralsnog worden gedacht aan de prijs van een auto, maar toekomstige massaproductie maakt ze veel goedkoper.

H ube rt Siste rm a ns:

We gaan naar virtual reality @home. Nu moet je daar nog een

helm en bril voor opzetten. Maar wat betekent het voor mijn woning als dat allemaal niet meer nodig is? Ik kan dan een zonnige omgeving creĂŤren met techniek. De bouw gaat daar kansen missen: anderen kunnen betere leefomgevingen neerzetten dan wij tot nu toe hebben laten zien.

Techniek is niet meer uit ons leven weg te denken 29


Erwin van Lun:

In huizen krijgen we immens grote beeldschermen. Ramen worden

displays die je met één touch kunt blinderen. En op die displays gaan we werken en winkelen. Zie je een leuke jas, dan kun je gelijk kijken hoe die jas je staat. Wil je een andere kleur, dan vraag je dat en krijg je een andere kleur. Het is zo kinderlijk eenvoudig dat ook bejaarden en baby’s het kunnen.

Bouwen voor meer en kleinere huishoudens Het aantal huishoudens blijft in Nederland de komende jaren nog flink stijgen. Van circa 7,4 miljoen nu, tot 8,3 miljoen in het jaar 2035. De oorzaak is vooral te vinden in de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens (met één jongere, maar steeds meer ook met één oudere). Goed nieuws voor de sector? Zeker. Zolang het aantal huishoudens stijgt moet er ook gebouwd of verbouwd worden. Kleinere en oudere huishoudens hebben wel andere behoeften. Het gaat om een ander type woningen dan we nu

▼ Aantal huishoudens in Nederland (x 1.000) en gemiddelde grootte (bron: cbs) 2,5

10000

8000

7.355

7.619

7.860

8.061

8.196

8.260

>5

6000

4 3 2

4000

1 gemiddelde huishoudengrootte

2000

0

2,0 2010

2015

2020

2025

2030

2035

▼ Woningvoorraad ontwikkeling (x 1.000) (bron: cbs) 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000

30

1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010


de bouw opg ave van de toekomst

bouwen en aanpassingen in de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad zijn nodig. Daarbij moet zeker ook rekening gehouden worden met de bevolkingskrimp, die de vraag naar woningen op de langere termijn doet dalen. Flexibel bouwen dus.

Minder nieuwbouw… In 1950 telde Nederland nog maar 2,2 miljoen woningen. De afgelopen 60 jaar hebben we aan deze voorraad 5 miljoen woningen toegevoegd. Gemiddeld zijn dat ruim 83.000 woningen per jaar. Voor de komende jaren staat ons wat dat betreft heel wat anders te wachten. Wanneer we tot 2025 gemiddeld 50.000 nieuwe woningen per jaar aan de voorraad toevoegen, bouwen we meer dan de stijging van het aantal huishoudens. Na 2025 is het aantal benodigde nieuwe woningen nog veel kleiner. In de periode 2025 – 2035 voegen we met 20.000 woningen per jaar voldoende toe om aan de stijging van het aantal huishoudens te voldoen.

…of toch niet? 20.000 woningen per jaar is onvergelijkbaar met de volumes die we de afgelopen jaren haalden. De behoefte aan nieuwe woningen kan echter hoger komen te liggen. Allereerst is het mogelijk dat het aantal tweede huizen in Nederland (van Nederlanders en/of buitenlanders) stijgt. Veel belangrijker is echter dat veel bestaande woningen worden gesloopt omdat ze niet meer voldoen aan onze huidige wensen en eisen, met name op het gebied van duurzaamheid en wooncomfort. De vraag is alleen waar de balans komt te liggen in sloop en nieuwbouw versus renovatie. Want we hebben andere eisen, maar wat is duurzamer, slopen en zeer duurzaam nieuw bouwen of duurzaam renoveren? En we willen natuurlijk ook ons cultureel erfgoed behouden. Rudy Stroink:

Wat we nu hebben staan, daar moeten we het mee doen. Geen

nieuwbouw meer, maar herontwikkeling. Veranderen en aanpassen van de bestaande voorraad vergt een compleet andere manier van denken en dat is nu meer dan ooit nodig.

Er wordt nu in Nederland nog altijd gesproken van een woningtekort. Dit is echter meer een kwalitatief woningtekort dan een kwantitatief woningtekort. Er staan immers voldoende woningen te koop, deze voldoen echter niet aan de wensen of (vaak belangrijker) het budget van de woningzoekenden. Als we meer woningen bouwen om het kwalitatieve woningtekort te lijf te gaan, dan bestaat het risico dat er een (groter) overschot ontstaat in andere marktsegmenten, met grote economische gevolgen. De sector moet vooral zorgen dat nieuwe woningen worden gebouwd in die marktsegmenten en regio’s waar de spanning op de woningmarkt (gemeente-overschrijdend) het grootst is. Het type woningen dat we dan bouwen is niet per definitie het type waar de marges nu het beste zijn. Maar door voldoende waarde toe te voegen en het proces efficiënter te organiseren wordt ook bij bijvoorbeeld kleine woningen een goede marge gerealiseerd. 31


Renovatie Gemiddeld gaat een woning in Nederland 120 jaar mee, maar naar verwachting halen de meeste naoorlogse woningen dit niet eens. In 1948 stond vermeld in het Bouwkundig Weekblad: ‘Er is geen enkele reden om aan te nemen dat woningen en wijken die aan de gestelde eisen voldoen, in de komende honderd jaar hun bruikbaarheid verliezen...’ Niets blijkt nu minder waar. Binnen nog geen honderd jaar is de economische levensduur van de Nederlandse woningvoorraad van toen bijna verlopen. Renovatie is de komende jaren onvermijdelijk. Als er niets gebeurt, wordt het verhuren en verkopen van miljoenen bestaande woningen door de snel stijgende energielasten zeer moeilijk omdat bewoners de woonlasten niet meer kunnen en willen betalen. Het nieuwe Woningwaarderingsstelsel is de eerste stap. Wat is he t Woningwaarde rin g sst els el? Met het Woningwaarderingsstelsel (wws) wordt de kwaliteit van een huurwoning in punten uitgedrukt. Het wws wordt ook wel ‘puntenstelsel‘ of ‘puntensysteem‘ genoemd. Met behulp van dit puntenaantal wordt bepaald wat de maximale huurprijs van de woning mag zijn. Ook woonomgeving wordt daarin meegenomen. In het nieuwe Woningwaarderingsstelsel weegt de energiezuinigheid van een woning zwaarder mee dan tot nu toe. Een groener energielabel levert meer punten en daarmee hogere huren op. Verhuurders worden zo beloond voor energetische investeringen. De invoeringsdatum was gepland op 1 juli 2010. Het voorstel liep vertraging op door de val van het kabinet. Het nieuwe wws gaat nu pas een rol spelen bij de huuraanpassingen in 2011. Jack de Leeuw:

Hoe de woning van 2025 eruit ziet? Kijk maar om je heen, dan weet

je het. Meer dan 90% van de gebouwde omgeving van 2025 staat er nu al. De grootste uitdaging is dan ook het toekomstgericht maken van bestaande woningen.

Renovatie van naoorlogse rijtjeswoningen Bij SlimRenoveren Schilrenovatie wordt de bestaande schil volledig vervangen door een goed isolerende schil, met een vrije keuze in de gevelafwerking. Nieuwe daken en gevelelementen worden kant-en-klaar geplaatst, zodat de woningen na renovatie een veel lager energieverbruik hebben en zelfs energielabel ‘A’ kunnen behalen. Dit levert de bewoner een lagere energierekening en tegelijk meer wooncomfort op. In overleg met de woningcorporatie kan de bewoner ook kiezen voor uitbreiding van de woning over twee verdiepingen. Dankzij de vergaande prefabricage kunnen de bewoners tijdens de renovatie thuis blijven en worden verhuisvergoedingen bespaard. (www.slimrenoveren.nl) 32


de bouw opg ave van de toekomst

To m va n de r H orst:

In 2025 heeft renovatie een enorme professionaliseringsslag

gemaakt. Dan lopen we met een scanner door een gebouw en weten we direct wat, waar en hoe kan. Om vervolgens de complete, nieuw benodigde gevel door een vrachtwagen te laten aanleveren om te worden ingehangen.

Van bouwen in het weiland naar bouwen in de stad De afgelopen jaren hebben we vooral in het weiland gebouwd. De afname van nieuwbouw, de toename van renovatie en onderhoud en de toename van sloop/nieuwbouw in combinatie met de trek van mensen naar de stad, maakt dat bouwen in de toekomst veel meer binnenstedelijk plaatsvindt. Dat wordt nog versterkt door het einde van de Vinex-locaties en de afname in grondposities bij ontwikkelaars. Andere zaken worden daardoor belangrijker. Binnenstedelijk bouwen vraagt veel meer van de communicatie met omwonenden en bewoners. Het vraagt ook meer van de logistiek. Dat zijn uitdagingen waar de sector een passend antwoord op moet vinden.

Één blok stad Vijftig vooroorlogse panden ondergingen een grondige renovatie. Fundering, gevels en het dak zijn vernieuwd, maar het karakter en de sfeer van de straten bleven behouden. De panden worden casco opgeleverd. Daardoor zijn de woningen betaalbaar voor een grote groep en het betekent dat de koper het huis naar eigen inzicht en budget kan (laten) afbouwen. Er is tijdens dit project veel aandacht besteed aan communicatie. Zo is er, om bewoners te informeren, een modelwoning gebouwd en is al in een heel vroeg stadium een klantgerichte website gelanceerd. (www.eenblokstad.nl)

De eindgebruiker centraal De eindgebruiker weet steeds beter wat hij wil en zegt dat ook. De tijd dat we woningen bouwden voor bewoners die we nog niet kenden is voorbij. Voor de bouwsector wordt het nog belangrijker om rekening te houden met de wensen van de uiteindelijke eindgebruiker (zie hoofdstuk 5). Waar de seniore bewoner bijvoorbeeld waarde hecht aan goede sanitaire voorzieningen en zelfredzaamheid heeft de niet-seniore eindgebruiker weer een heel ander wensenpakket. Aan die individuele wensen geven we in 2025 veel meer invulling. En dankzij de techniek zonder meerkosten. J o s Koninkx:

Het is van de gekke dat je nu als consument moet aanbetalen op grond

en twee jaar later gratis 200 bouwfouten krijgt meegeleverd bij je huis. Mensen die een huis kopen willen dat huis zo snel mogelijk hebben. In 2025 bouwen we daarom casco op voorraad met een afwerking op maat. Onafhankelijke ontwikkelaars hebben we niet meer en de ontwikkelende bouwer gaat op voorraad bouwen. 33


Woning krijgt meer functies We zijn steeds meer online en gaan ook steeds meer online doen. Door technologische ontwikkelingen wordt het steeds makkelijker om (gedeeltelijk) thuis te werken, elke winkelketen heeft een webshop en om contact te houden zijn fysieke ontmoetingen niet per se meer nodig. De behoeften van waaruit de nieuwbouwwijk aan de rand van de stad is ontstaan vallen weg. Makkelijk woon-werk verkeer is minder relevant als je thuis werkt en fysiek winkelen wordt weer een gezellig uitstapje in plaats van een rit naar de XL supermarkt. Mensen zijn meer thuis en de woning krijgt daardoor meer functies.

Werkplek aan huis Het aantal ZZP’ers en ook het aantal mensen dat (gedeeltelijk) thuis werkt neemt de komende jaren toe. De ontwerpers van de Hubbel spelen op deze ontwikkeling in met het ontwerp van een mobiele, multifunctionele unit, speciaal voor wie een extra kamer of professionele werkplek bij zijn eigen woning wil creÍren. Het voordeel van de Hubbel is dat er geen vergunning voor hoeft te worden aangevraagd. De Hubbel is een soort bouwpakket, waarbij allerlei mogelijkheden worden geboden voor een eigen indeling van ramen en deuren en een eigen keuze in materialen en kleuren. En dankzij uitklapbare meubelelementen kan de Hubbel ook dienst doen als slaapkamer, speelruimte of gastenverblijf. (www.hubbels.eu)

34


de bouw opg ave van de toekomst

P e te r va n Rooy:

De woning wordt steeds belangrijker, het middelpunt van ons

leven. De plek waar we werken, winkelen en leven. In 2025 heeft iedere woning dan ook een kantoorkamer. Hooguit een kwart van de beroepsbevolking werkt dan nog in kantoorgebouwen. M arce l Bu l l ing a :

Het huis is in 2025 een gamezone waarin je kan werken en leren

en kan overleggen met de rest van de wereld. De woning wordt een soort iPod, een interactief geheel, dat zo aantrekkelijk wordt om in te verblijven dat we er steeds meer tijd doorbrengen.

1.3  De vraag naar utiliteitsbouw verandert De utiliteitsbouw is zeer divers. Ontwikkelingen die voor de kantorenbouw van belang zijn, zijn dat niet automatisch ook voor de bouw van ziekenhuizen of winkels. Toch kan een aantal algemene trends een goed beeld geven van de verwachtingen voor de toekomst. H ans Seg e rs:

Het duurt niet lang meer voordat de constructie een kleiner deel van

het gebouw uitmaakt dan de installaties. Elektriciteit, klimaat, beveiliging, ICT. Het wordt steeds belangrijker en complexer. Het gehele gebouw wordt regelbaar en per werkplek zijn persoonlijke wensen invulbaar.

De installatiecomponent neemt toe Vroeger bouwden we een gebouw en zetten we er later de benodigde installaties in. Die aanpak schiet vandaag de dag tekort en is in de heel nabije toekomst simpelweg onbruikbaar. Want het aandeel van installaties in gebouwen neemt nog steeds toe. In een bepaald type gebouwen – zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen – is de installatiecomponent zelfs groter dan de bouwcomponent. Welk van die twee ook groter is, dat beiden zo sterk zijn vertegenwoordigd betekent dat er van begin af aan samenhang moet zijn. Dat betekent overigens niet dat ze ook vast met elkaar verbonden moeten zijn. Integendeel. Door snelle ontwikkelingen en een kortere economische levensduur van installaties is flexibiliteit heel belangrijk (zie paragraaf 4.1). Het betekent wel dat meer samenwerking nodig is tussen de verschillende betrokken partijen in een bouwproces. De toekomstig zeer hoge duurzaamheiddoelstellingen versterken dit. M arce l En g e l s:

De installatiequote neemt al jaren toe door energiebesparing en

comfort. Om dat op een goede manier te kunnen doen moet je daar vanaf het begin rekening mee houden.

Het mengen van functies We nemen langzaam afscheid van het scheiden van functies. Voor wonen, werken, winkelen en recreëren is lange tijd apart gebouwd, op eigen locaties en afgestemd op de behoeften voor die specifieke functies. Wonen, werken en recreëren gaan echter 35


in de toekomst weer meer door elkaar lopen. Enerzijds dwingt het mobiliteitsprobleem ons om naar andere oplossingen te zoeken. Anderzijds blijkt dat gebieden met gemengde functies een veel duurzamere waarde hebben. Bedrijventerreinen bijvoorbeeld, zijn ’s nachts vaak gruwelzones waardoor gebouwen daar voor niets anders kunnen worden gebruikt. Dat is bijzonder inflexibel. De oplossing is daarom te vinden in de herontdekking van een mix van gebouwfuncties, zoals dat nog steeds bestaat in de oude stadskernen. Fra nk B ijdendijk:

Het voorbestemmen van gebouwen is volledig uit de tijd.

Nabestemmen en ombouwen hebben de toekomst.

Om gemixte bestemmingen mogelijk te maken, moeten gebouwen schoonheid uitstralen en voor meerdere toepassingen bruikbaar zijn. Dat betekent ook dat de overheid zich moet terugtrekken en de burger meer vrijheid moet geven om te kunnen nabestemmen. Er moet tevens meer organische groei zijn. Geen grote gebieden ontwikkelen, maar winkel voor winkel (of straat voor straat) toevoegen, zoals dat vroeger ook in de steden gebeurde. Pe te r Fraanj e:

In 2025 is meervoudig ruimtegebruik en multifunctioneel en flexibel

bouwen vanzelfsprekend. Wonen, werken, zorg, recreatie, productie, waterberging en andere functies worden zoveel mogelijk gemengd. Daardoor wordt de hardware (gebouwen, infrastructuur) intensiever benut en neemt de reistijd van gebruikers af. Jos Konin kx:

In 2025 zijn we in allerlei opzichten veel meer met elkaar verbonden. Er

ontstaat daardoor een rijkere variatie aan functies in de gebouwde omgeving. Een paar jaar terug kon je in Nederland nergens bij de bakker of slijter zitten en wat eten en drinken. Dat zie je steeds meer. Mensen en functies ‘blenden’ en zo ontstaat weer een levendige gebouwde omgeving.

Solids – the Floor is yours! Solids zijn gebouwen waar de huurder zelf bepaalt hoe groot de ruimte wordt, hoe deze wordt ingedeeld, maar bovenal, waar deze voor wordt gebruikt. Bijvoorbeeld als horecabestemming, als woonruimte of als winkel. Solids is een initiatief van Stadgenoot en de eerste gebouwen die volgens dit concept zijn gebouwd staan op IJburg en in Oud West. Meer Solids staan op de rol. Door samenwerking met de gemeente is het bestemmingsplan voor deze gebouwen neutraal. (www.solids.nl)

36


de bouw opg ave van de toekomst

Leegstand versus gronduitgifte Op de Nederlandse markt voor kantoor- en bedrijfsruimte is structurele leegstand een toenemend probleem. De laatste jaren zijn nieuwe gebouwen te gemakkelijk ontwikkeld en de overheid is, zonder te kijken naar de werkelijke toekomstige behoefte, grond voor nieuwbouwlocaties blijven uitgeven. Op korte termijn worden nieuwe bedrijventerreinen alleen nog onder bepaalde voorwaarden uitgegeven en ook het aantal nieuw te bouwen kantoren neemt sterk af. Voor de lange termijn ontwikkelt de overheid meer instrumenten om leegstand te voorkomen en bestrijden. Ti e Lie be :

Het enige dat ontwikkelaars doen is bouwen, bouwen en bouwen. Het maakt

niet uit wat, waarom en waar, als er maar gebouwd wordt. De vastgoedbranche verzaakt daarmee zijn verantwoordelijkheden en lijkt niet in staat om zaken goed te reguleren. Als dat zo doorgaat is de overheid genoodzaakt in te grijpen.

Maatregelen van de overheid zijn nodig, maar gemeenten kampen met tegenstrijdige belangen. Aan de ene kant willen zij de leegstand zo veel mogelijk beperken. Aan de andere kant is gronduitgifte een belangrijke inkomstenbron en kan met nieuwbouw werkgelegenheid worden gecreĂŤerd. Ondanks de groeiende leegstand wordt daardoor nog steeds nieuwe grond uitgegeven. Dat komt ook doordat gemeenten vaak van de opbrengst van gronduitgiftes afhankelijk zijn om ontwikkelingen als sociale woningbouw en sportfaciliteiten te financieren. Het probleem van leegstand is niet makkelijk op te lossen. Naast gemeenten kampen ook beleggers met tegenstrijdige belangen. Natuurlijk willen zij liever niet dat hun gebouwen leeg staan, maar ze hebben liever leegstand dan een lagere huurprijs. Als de huurprijs wordt verlaagd, moeten bij hertaxaties de hoger liggende huurbedragen namelijk worden afgewaardeerd. Dat is duurder dan leegstand. Een belemmering om over te gaan tot renovatie ligt vaak in een te hoge huurprijs ten opzichte van andere, concurrerende gebouwen. Dan blijven er in principe nog twee opties over. Herbestemmen of sloop. En daarbij speelt het bestemmingsplan een belangrijke rol. Herbestemming vraagt immers vaak om een wijziging van het bestemmingsplan en sloop is alleen aantrekkelijk als de grond van hoge waarde is. En dat laatste, dat ligt vaak weer aan de bestemming die op de grond zit en de omgevingsfactoren. Bovendien komt ook daarbij het risico van afwaardering van de boekwaarde weer om de hoek kijken. W i ll e m Ve rba a n:

De financierbaarheid van ruimtelijke inrichting is een grote uitdaging

in de toekomst. We hebben een stelsel gemaakt dat alleen bestaat bij de gratie van groei. Er komt een moment waarbij we afstand doen van dit traditionele model. Dat betekent afboeken! Mensen moeten hun verlies nemen. Gemeenten, ontwikkelaars, maar ook de woningeigenaren. 37


Bedrijventerreinen Nederland telt ongeveer 3.600 bedrijventerreinen. Er wordt wel eens gezegd dat 1.000 van deze bedrijventerreinen zijn verouderd. Anderen houden het op 18.000 hectare. Hoe dan ook ligt hier een enorme opgave. Voor een deel heeft de leegstand te maken met de economische crisis waardoor bedrijven failliet zijn gegaan of genoodzaakt waren het bedrijf te verkopen of verschillende vestigingen samen te voegen. Een groot deel van de leegstand is echter structureel van aard en vraagt om stevig ingrijpen. Sloop of herbestemming is dan een logische stap, maar beiden kosten veel geld.

Kantoren In 2010 hebben we circa 6,2 miljoen vierkante meter kantoorruimte te huur of te koop staan. Dat komt omgerekend neer op iets meer dan 13% van de totale voorraad. De vrees bestaat dat bij ongewijzigd beleid een leegstandspercentage van rond de 25% ontstaat. Actie is nodig om de leegstand aan te pakken, want in de toekomst hebben we alleen nog maar minder kantoorruimte nodig. We werken steeds vaker thuis en steeds meer delen we onze eigen uren in (zie hoofdstuk 6). Door het zogenaamde Nieuwe Werken halveert het gemiddelde aantal vierkante meter per werknemer tot minder dan 10 m2 in 2025. Nieuwe manieren om door middel van renovatie bestaande kantoren en werkplekken opnieuw in te richten zijn in opkomst en zetten zich door. En daar waar mogelijk worden kantoorgebouwen getransformeerd tot bijvoorbeeld woningen. Bovendien neemt ook de overheid de eerste stappen om de bouw van nieuwe kantoren te beperken.

Efficiënt kantoorgebruik in de praktijk Spaces verhuurt kantoorruimte aan bedrijven die daar hun eigen kantoor met hun eigen identiteit kunnen houden. Daarnaast voorziet Spaces in een ruim aanbod van werkplekken voor bijvoorbeeld freelancers. De Spaces Business Club, met multifunctionele meetingrooms, biedt bijvoorbeeld ruimte voor vergaderingen en presentaties. Spaces biedt alles onder één dak om samen te komen, klanten te ontvangen, om te werken en om met anderen in contact te komen. Kantoorruimten, flexibele werk- en ontmoetingsplekken, parkeerplaatsen, meetingrooms en eventruimte, maar ook een copycenter en een eigen café voor lunches. Meet, Work & Connect is de gedachte. (www.officespaces.nl). 38


de bouw opg ave van de toekomst

H u i z ing a best rijdt leeg stand kanto ren Demissionair minister Tineke Huizinga van VROM heeft eind april 2010 maatregelen genomen om de leegstand van kantoren aan te pakken. Er mogen alleen nog nieuwe kantoren worden gebouwd als is aangetoond dat er geen alternatieven zijn binnen bestaande kantorenparken. Ook moeten leegstaande kantoren voor minimaal tien jaar een woonbestemming kunnen krijgen (dit was voorheen vijf jaar). F ra nk va n B lokl a nd:

Echt duurzaam is het verduurzamen van bestaand vastgoed. De

nieuwbouw van kantoren moet worden tegengegaan. Door herontwikkeling en sloop van leegstaande kantoren moet de leegstand worden aangepakt. De vraag naar kantoorruimte neemt af, los van de huidige recessie. Beleggers hebben de financiële kracht hiervoor, maar dan moet wel een groot aantal partijen – huurders, ontwikkelaars, eigenaren, Rijk, gemeenten en provincies – samen de verantwoordelijkheid nemen om naar een duurzaam kantorenbeleid over te stappen.

Flexibiliteit Hoe dan ook dwingen de ontwikkelingen in de utiliteitsbouw ons om op een andere manier te kijken. Het is duidelijk dat oneindig doorbouwen negatieve gevolgen heeft zoals leegstand en verloedering. Bovendien heeft het economisch enorme impact doordat beleggers hun vastgoed niet meer kunnen verhuren of verkopen. Daarmee tasten we het vertrouwen in de branche (verder) aan. Eén van de oplossingen is flexibeler bouwen. Gebouwen die makkelijk van functie kunnen veranderen bieden (in ieder geval gedeeltelijk) uitkomst (zie hoofdstuk 4).

Bouwen voor de zorg De behoefte aan zorg stijgt, maar de manier waarop we die zorg hebben georganiseerd verandert. De patiënt wordt steeds meer een klant en gaat zich ook als zodanig gedragen. (Private) partijen spelen hierop in door totaaloplossingen te bieden waarbij de service centraal staat. Met name voor grote ingrepen gaan we in de toekomst voor kwaliteit en niet voor ‘dat ziekenhuis op de hoek’.

Kennis delen Dome160 is in 2009 ontstaan uit een middelgroot multidisciplinair technisch installatiebedrijf en is opgericht als Coöperatieve Vereniging om kennis te delen. De leden bestaan onder meer uit installateurs, leveranciers, zorginstellingen, woningcorporaties, adviseurs, kenniscentra en instellingen uit het onderwijs. Gezamenlijk vertalen deze partijen de behoefte van de zorg naar techniek, processen en organisatie. Een van de voorbeelden is de gezamenlijk ontwikkelde beeldtelefoon ‘Touch’. Dit is een eenvoudige en prijsaantrekkelijke oplossing voor ‘gratis’ beeldtelefonie via Skype voor de bewoners en zorgverleners in zorgcentra. (www.dome160.nl) 39


Zorg verschuift ook van genezen naar preventie. Als door goede sanitaire voorzieningen en het gebruik van domotica kan worden voorkomen dat senioren vallen en hun heup breken is dat vele malen goedkoper (en natuurlijk minder pijnlijk) dan de, in het andere geval, benodigde heupoperatie. G e e rt Dewulf:

In 2025 is de fysieke locatie van zorg minder relevant, het gaat om

de keten. Kleinere gezondheidscentra die lokaal de zaken opvangen en wereldwijd de specialismen. Voor de vastgoedsector heeft dit drastische gevolgen.

1.4  De infrastructuur verandert Het wegennet dat we in de zestiger en zeventiger jaren hebben aangelegd heeft er jarenlang grotendeels hetzelfde bijgelegen. En dat terwijl het aantal voertuigen van 0,7 miljoen in 1960 naar 10 miljoen in 2009 is gestegen. Het is verbazingwekkend dat er pas sinds het begin van deze eeuw een structurele start is gemaakt met de aanpak ervan. Pau l Oortwijn:

Infrastructuur werd altijd gezien als iets dat overlast geeft. Maar we

erkennen steeds meer dat economie zonder goede infrastructuur onmogelijk is. Hierdoor is een positievere houding ontstaan. Infrastructuur wordt meer als maatschappelijk goed gezien dan als een maatschappelijk kwaad.

Hoewel we nu aan een flinke inhaalslag bezig zijn, blijven we in de toekomst zeker niet verbreden, uitbreiden en vernieuwen. Het totale wagenpark in Nederland neemt nog licht toe, maar de belasting op het wegennet doet dat niet. Dat heeft twee oorzaken. Aan de ene kant gaan we variabeler werken en daardoor meer verspreid over de dag de weg op. Bovendien werken we ook vaker vanuit huis. Aan de andere kant worden steeds meer functies teruggebracht naar de regio. Doordat de kosten per gereden kilometer duurder worden en duurzaamheidsaspecten belangrijker, neemt dit verder toe.

Openbaar vervoer versus de auto Nu nog is het gat tussen het openbaar vervoer en de auto groot. Mensen die een auto hebben reizen nauwelijks met de trein en mensen met een treinabonnement reizen nauwelijks met de auto. Door de financiering van die systemen te veranderen wordt dat meer in balans gebracht. Bijvoorbeeld door de variabele lasten van het autogebruik te verhogen, de vaste lasten te verlagen en het gebruik van het OV goedkoper te maken. Dan wordt het ook aantrekkelijker om de auto eens te laten staan en de trein te nemen. Leasemaatschappijen spelen hier nu al op in met een mobiliteitspas in plaats van een leaseauto, waarmee je ook gebruik kunt maken van het OV. M a rco J ungbeker:

In 2039 heeft Nederland vijftig Go en Flowcentres, waar reizigers

kunnen overstappen op tram, trein en deelauto. Het openbaar vervoer rijdt in de steden zonder dienstregeling en hoogfrequent. De reiziger bepaalt zijn vraag door een spraakgestuurde reisplanner, die is geĂŻntegreerd in de mobiliteitspas. 40


de bouw opg ave van de toekomst

Mobiliteitsleasing Bij mobiliteitsleasing spreekt de werkgever met

met een goedkoper alternatief voor de leaseau-

de werknemer een vast kilometrage af voor

to, geeft de werknemer minder uit aan een reis

woon-werk verkeer en privékilometers en betaalt

dan de werkgever vergoedt (het kilometernorm-

de werknemer voor iedere kilometer het kilome-

bedrag). Zo krijgt de werknemer een financiële

ternormbedrag van de leaseauto (bijv € 0,32/km).

stimulans om voor alternatief vervoer te kiezen.

Voor iedere zakelijk te reizen kilometer keert de

En dat is goed voor de werkgever (maatschap-

werkgever hetzelfde kilometernormbedrag uit.

pelijk verantwoord ondernemen, werknemerte-

Het is echter aan de werknemer om te kiezen hoe

vredenheid), de werknemer (financiële bonus),

hij reist. Indien hij zijn reisgedrag niet aanpast en

leasemaatschappijen

alle ritten met de auto blijft maken, put hij zijn

overheden (betere bereikbaar-

‘mobiliteitsbudget’ volledig uit. Maar als hij reist

heid). (www.mobiliteitsleasing.com)

(productvernieuwing)

en

mobiliteits leasing

Elektrisch rijden Fossiele brandstoffen worden in de toekomst vreselijk duur en zijn daarna al heel snel zelfs niet meer verkrijgbaar. Duurzame energie uit alternatieve bronnen daarentegen, komt steeds makkelijker beschikbaar. Daardoor wint het elektrisch rijden steeds meer terrein. Nu al zijn de eerste elektrische auto’s beschikbaar, motoren en bromfietsen zijn al een paar jaar op de markt. Voor de infrastructuur heeft dit ook consequenties, zeker wanneer we voertuigen gaan opladen terwijl ze rijden (zie kader). E le kt ris che auto’s in 2 02 5 De Nederlandse overheid wil in 2025 1,3 miljoen elektrische auto‘s op de weg hebben. Het Platform Elektrische Mobiliteit (PEM) denkt dat het er ‘maar’ 400.000 zijn. Essent is optimistisch en gaat voor ruim 700.000 elektrische auto’s in 2020. Er is op elektroauto’s vooralsnog geen aanschafbelasting (BPM) en geen wegenbelasting verschuldigd. Op een kilowattuur, ter waarde van 20 eurocent, kan zes kilometer gereden worden. Ter vergelijking: een liter diesel kost 1,40 euro en is goed voor zestien kilometer. In aanschaf gaan de elektrisch aangedreven voertuigen in de prijscategorie van kleine middenklassers vallen. Essent werkt met moederbedrijf RWE aan een internationaal netwerk van laadpalen dat opladen van elektrische auto‘s in principe overal in Europa mogelijk maakt. Ook wordt er gewerkt aan een systeem dat het opladen eenvoudig maakt. Wanneer in een willekeurige laadpaal in Nederland de accu van een elektrische auto is opgeladen, krijgt de afnemer vanzelf de rekening thuis gestuurd.

41


Stroom uit de snelweg Met behulp van inductie is het mogelijk elektrische auto’s op de laden terwijl ze over de snelweg rijden of voor een stop-

Rectifier

licht staan. De techniek van ‘stroom uit de straat’ biedt uiteraard enorme voor-

Battery

Power supply

delen, omdat elektrische auto’s een onbeperkte actieradius krijgen. Nu is de rijafstand nog beperkt tot maximaal 200 kilometer. Diverse organisaties zijn bezig met de voorbereidingen om dit in

Secondary Coil

Primary Coil To rectifier on vehicle side

Magnetic flux

Nederland te introduceren. Overigens is

Secondary coil

die techniek van inductie ook op andere

AC power source/1

gebieden in te zetten. Bijvoorbeeld een gangtafel die automatisch je telefoon of mp3 speler oplaadt.

B e n Spiering:

V2 = M

d/1

Primary coil

dt

Power panel Supply power from the inverter

bron: www.nissan-global.com

Installaties worden steeds belangrijker en de installatiesector speelt dan

ook een steeds belangrijkere rol. Installaties zijn een echte performance killer. Dat geldt ook op de weg. Werkt de software niet, dan wordt het immers onveilig.

Zelfsturende auto’s Auto’s worden elektrisch in de toekomst, maar ze worden dan ook nauwelijks nog bestuurd door mensen. Nu al kunnen autonoom aangedreven voertuigen navigeren in drukke stadsstraten zonder ongelukken te veroorzaken. Deze voertuigen zijn nog in de ontwikkelfase en voor de gewone burger praktisch onbetaalbaar. Maar dankzij de steun van overheden (die erbij gebaat zijn bijvoorbeeld het aantal verkeersdoden Automatische auto’s

42


Zelfsturende shuttlebus

43


terug te brengen) gaan ontwikkelingen snel. Bovendien zien we de beginselen van deze nieuwe technieken al terugkomen in auto’s die nu te koop zijn. Zoals systemen in koplampen die voorwerpen kunnen herkennen. In de toekomst kunnen we invoegen en achter elkaar rijden met wiskundige precisie, waardoor we optimaal gebruik maken van het beschikbare wegdek en het aantal ongelukken drastisch wordt verminderd. Verkeersborden en andere informatie langs de weg wordt afgeschaft. Alles wat je moet weten verschijnt op het display voor je neus. Boetes bij overtreding worden real time afgeschreven. En is het niet fantastisch dat deze auto straks precies weet waar parkeerplaatsen vrij zijn op het moment dat je arriveert?

Nooit meer parkeerproblemen De speciaal ontwikkelde CityCar is klein, schoon, veilig en heel flexibel. Hij kan om zijn eigen as draaien en zijwaarts bochten maken. Omdat er geen aandrijflijn is, kan de CityCar gevouwen worden tot de helft van de lengte tot net onder de breedte van een traditionele parkeerplaats. Daardoor passen er drie CityCars in een traditionele parkeerplaats. Mensen kunnen aan de voorkant van het voertuig eenvoudig en veilig in- en uitstappen op de stoep in plaats van op de straat. (cities.media.mit.edu)

M a rco J ungbeker:

Reistijden worden korter dankzij zelfsturende auto’s, die als een

‘auto-trein’ dicht op elkaar rijden zonder de veiligheid in gevaar te brengen. De reistijd wordt effectiever en productiever gebruikt doordat je ook in de auto ander werk kunt doen.

Van asfalt naar techniek Ontwikkelingen als elektrisch rijden en zelfsturende auto’s moeten uiteraard wel gefaciliteerd worden. Dat betekent dat aanpassingen aan onze infrastructuur noodzakelijk zijn. We krijgen minder behoefte aan meters asfalt, maar we gaan het allemaal wel veel geavanceerder organiseren. De bedrijven die nu vooral leven van het aanleggen van meters asfalt staan voor de uitdaging om over een paar jaar compleet andere activiteiten te hebben ontwikkeld. Omdat we het wegennet momenteel flink 44


de bouw opg ave van de toekomst

uitbereiden is uiteraard meer onderhoudswerk nodig. Maar de toekomst ligt vooral bij de ontwikkeling van (de implementatie van) ingenieuze systemen. Pau l Oortwijn:

We gaan de komende jaren anders kijken naar vervoer. Innovaties

zoals zelfsturende auto’s zijn dichtbij. Over een langere periode hebben we verschillende systemen naast elkaar. Dan mag je met je oldtimer alleen nog op B wegen rijden en zijn alle doorgaande routes geleide systemen‌

Transport wordt flexibeler en geautomatiseerd

45



Deel II … welke invloed heeft dat op de sector…

47



2  Duurzaamheid beïnvloedt wat, hoe en waar we bouwen 40% van de totale CO2 uitstoot komt uit de gebouwde omgeving. 35% van het afval op de afvalberg is afkomstig uit de bouw en de sector is verantwoordelijk voor 25% van het wegtransport. Willen we in Nederland werk maken van duurzaamheid, dan moeten we in onze sector beginnen. De omslag naar het gebruik van duurzame materialen en duurzame energie is al ingezet, maar hoe komen we tot die ingrijpende verandering die nodig is?

49


In 2025… Is duurzaamheid geen luxe meer, maar noodzaak. De overheid dwingt ons met weten regelgeving om energiezuiniger en duurzamer te werken en leven, maar dat willen we ook. Want wat nu nog een positief onderscheidend vermogen is voor de voorlopers, wordt een negatief effect voor degenen die niet mee doen. Samenwerking, slimme oplossingen en technologische innovaties maken ons steeds minder afhankelijk van fossiele brandstoffen als olie en gas. We bouwen duurzaam, renoveren duurzaam en we slopen duurzaam. De sector heeft de sprong gemaakt naar integrale gebiedsontwikkeling. Energievoorziening, schoon water, groenbeheer, logistiek, service… het wordt allemaal op gebiedsniveau geregeld. Hergebruik van materialen is vanzelfsprekend. En met onze kennis van en ervaring met het leven met water staat Nederland internationaal op de kaart.

China is koplope r in duur za m e en erg i e De afgelopen jaren heeft China al veel records gebroken in investeringen in duurzame energie. Zo besteedden de Chinezen $34,6 miljard aan duurzame energietechnologie in 2009. Ter vergelijking, voor de Verenigde Staten lag dat totaal op $18,6 miljard. Waar tot voor kort de Verenigde Staten, Spanje, Denemarken en Duitsland koplopers waren, produceert China sinds 2007 de meeste zonnecellen en sinds 2009 de meeste windturbines. C.H. Tung, de politiek leider van Hong Kong gaf in de volgende woorden aan hoe hij de participatie van China in deze revolutie ziet: ‘China was asleep during the Industrial Revolution. She was just waking during the Information Technology Revolution. She intends to participate fully in the Green Revolution.’ Need we say more? Pe te r Fraanj e:

De bouw levert in 2025 per saldo energie. Duurzame energie wel te ver-

staan. Zonnecellen op daken, boven (spoor)wegen en kleine en grote windmolens dekken de lokale elektriciteitsbehoefte. Daardoor is de Nederlandse economie ook beter bestand tegen plotselinge internationale veranderingen.

2.1  Verandering is noodzaak We produceren teveel CO2 en moeten dit terugbrengen om verdere opwarming van de aarde tegen te gaan. We putten onze aarde uit door extreem gebruik van de bodem. We kennen een wereldwijd groeiende behoefte aan voedsel, waardoor ruimtegebrek dreigt. We hebben een groot toekomstig tekort aan grondstoffen en fossiele energie. Maatregelen zijn nodig. 50


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Veel oplossingen zijn er al. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van zonne-energie, energie uit afval en hergebruik van materialen. Of het dichter bij elkaar brengen van wonen en werken of produceren en gebruiken, waardoor minder transport nodig is. Tot nog toe wordt echter onvoldoende gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. Ondanks de kabinetsdoelstelling om het totale energieverbruik in 2030 te halveren ten opzichte van 1990 is er nog te weinig druk om werkelijk te veranderen en te verduurzamen. Andy va n de n Dobbelsteen:

Er komt nog een enorme energiecrisis. Niet alleen van-

wege tekorten, maar ook door stijgende energieprijzen. Op energiegebied moet daarom binnen 15 jaar een grote omslag worden gemaakt. Anders worden we een speelbal van de energieleverende landen en hebben we straks onvoldoende fossiele energie over om volledig duurzame energiesystemen te bouwen. 2025 moet daarom een nieuw tijdperk inluiden.

P eo pl e Pl a net Prof it Het Triple P model van John Elkington

Ecologisch

staat tegenwoordig in veel bedrijfsmissies. Het idee is dat bedrijven (en ontwerpers) goed afgewogen beslui-

Levensvatbaar

Leefbaar

Duurzaam

ten nemen over de 3 P’s. – people: sociale gevolgen

Sociaal

– planet: ecologische gevolgen

Billijk

Economisch

– profit: economische gevolgen

De rol van de overheid Als er ergens resultaten kunnen worden geboekt in het terugbrengen van de CO2 uitstoot dan is het wel in de bouw. Zonder twijfel gaat de overheid dan ook op korte of langere termijn dwingender optreden. Met wetgeving, regelgeving en subsidies. Juist om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en grondstoffen te verkleinen en daarmee de onafhankelijkheid van Nederland te waarborgen. Andy va n de n Dobbelsteen:

Kritiek op subsidies aan duurzame energiebronnen is vaak

onterecht. Aan niet duurzame energiebronnen zitten ook maatschappelijke kosten, in feite verborgen subsidie. Die worden nog wel eens vergeten. Kijk bijvoorbeeld naar maatregelen om verontreinigingen te bestrijden of om CO2 af te vangen en op te slaan. Of elektriciteitscentrales die hun afvalwarmte lozen, waardoor maatregelen getroffen moeten worden om de natuur ter plekke te beschermen.

Dit leidt er onder meer toe dat in overheidsaanbestedingen hele hoge eisen worden gesteld aan duurzaamheid. Alleen werken aan het energieverbruik van een gebouw voldoet dan niet meer. Ook de keuze voor de materialen en de mogelijkheden voor hergebruik zijn van belang. Groen bouwen is geen mooie reclameterm of luxe meer, maar onvermijdelijk. Dat biedt kansen voor bedrijven die zich hier in een vroeg stadium volledig op hebben toegelegd of dat besluiten te doen. 51


Als we in kernenergie investeren dan gaat 95% van die investering naar

M a rce l En g els:

het buitenland. Het zal wel goedkoop zijn en als het goed gaat is het ook behoorlijk duurzaam, maar het helpt Nederland niet verder. Als je kijkt wat duurzaamheid voor Duitsland, Denemarken en China voor de maatschappij heeft gedaan, dat is fantastisch.

Milieuexperts van CDA, D66, PvdA, Groen Links, ChristenUnie, SGP en VVD pleiten voor een versnelde overgang in Nederland naar duurzame energie. Zij stellen tot doel: Nederland in 2050 geheel onafhankelijk maken van fossiele brandstoffen. Daarvoor is echter nog een lange weg te gaan en zijn maatregelen vanuit de markt en de overheid noodzakelijk. Bovendien stellen velen dat het sneller kan en moet. W il l e m V erbaan:

Er zijn al grote bedrijven die dreigen weg te gaan wanneer een stad

geen goed duurzaamheidsimago heeft. Dat is immers ook van belang voor hun eigen geloofwaardigheid. Duurzaamheid is nu al geen ideaal meer maar een keiharde werkelijkheid. Wil je mee blijven doen, dan heb je geen keus.

Nieuw businessmodel Merkwaardig genoeg wordt in de discussie momenteel nog weinig aandacht besteed aan de structuurveranderingen die nodig zijn. Een andere kijk op energiegebruik, materialen en hergebruik betekent namelijk ook dat het bedrijfsmodel verandert. Het model dat is gebaseerd op de stichtingskosten in plaats van de beheerskosten past niet meer en loopt op zijn einde. Ook de levensduurkosten en de energielasten moeten in kaart worden gebracht. Met een total cost of ownership van ongeveer vijf keer de bouwkosten, betekent dat een hele grote verandering voor hoe we bouwen. B e n Spiering:

We kijken nu al niet meer primair naar de nieuwbouw, maar naar het

complete concept van wat ons wordt aangeboden. Beheer en onderhoud spelen daarbij een minstens zo belangrijke rol. Ook opleidingen moeten hierop worden aangepast.

Bedrijven die oplossingen bieden om succesvol op deze verandering in te spelen zijn de nieuwe voorlopers. Niet alleen bedrijven aan de aanbodkant moeten hun producten en diensten echter veranderen. Ook opdrachtgevers moeten omschakelen en het vertrouwen en de mogelijkheid hebben om langdurige contracten aan te gaan. Het is nog een hele uitdaging om hier te komen, maar in 2025 zijn er zonder twijfel oplossingen ontwikkeld. Denk bijvoorbeeld ook aan de opkomst van nieuwe dienstverleners die lange termijn contracten aangaan om deze in korte termijn contracten door te verkopen. Pe te r Fraanj e:

In 2025 wordt de warmte-behoefte en koeling in multifunctionele ge-

bouwen verzorgd door regionale, aan bouwbedrijven gelieerde exploitatie maatschappijen die warmte en koude uit de bodem halen. Bouwbedrijven zijn dan duurzame energieleveranciers geworden.

52


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

D e 1- 5-2 0 0 reg el in de utilite itsbo uw De zogenaamde 1-5-200 regel legt een verband tussen investeringskosten, gebruikskosten van het gebouw en de kosten van de activiteiten die in het gebouw worden gehuisvest. De 1-5-200 regel betekent dat de kosten van het gebruik van het gebouw over de levensduur vijf keer zo hoog zijn als de oorspronkelijke investering. De kosten van het productieproces dat in het gebouw wordt gehuisvest echter, zijn over de levensduur van het gebouw gerekend tweehonderd maal zo hoog als de oorspronkelijke investeringssom. Wanneer een project op een juiste manier wordt gebouwd worden de kosten voor gebouwexploitatie (bijvoorbeeld energiebesparingen) maar ook voor het productieproces verlaagd. Zeker bijvoorbeeld voor panden in de zorg geldt dat, wanneer deze samen met gebruikers (dat betekent ook het verzorgend personeel) ontwikkeld worden, de kosten voor de bedrijfsactiviteiten worden verlaagd.

investeringskosten

7

93

500 gebouwexploitatie

20.000 kosten van de bedrijfsactiviteiten

ontwerp bouw

Bouwen en beheren Niet het minimaliseren van de stichtingskosten blijft dus het doel, maar het geheel wordt belangrijk, waarbij een grotere investering in de beginfase een betere kwaliteit en lagere kosten in de exploitatiefase met zich meebrengt. En meer focus op exploitatie – en dus op beheer – biedt allerlei kansen. Alleen al doordat je een langere verbintenis met je opdrachtgever aangaat. Het korte termijn contract dat alleen maar gaat over de laagste prijs maakt plaats voor een lange termijn contract met mogelijkheden om slimmere oplossingen te bieden die waarde toevoegen en een beter rendement realiseren. Een voorbeeld daarvan is een Energy Service Company. M arce l Bu l l ing a :

In 2025 zijn energie-min woningen niet meer te verkopen. Nederland

wordt niet alleen sustainable, maar ook selfsustainable. We hebben behoefte aan lokale, transportloze energie. Ook productieprocessen worden groen. Ga je daarin niet mee, dan heb je een PR en imagoprobleem en lig je er uit. We maken groene winst of helemaal geen winst.

53


En ergy Service Co m pany Een Energy Service Company (ESCO) is een commercieel bedrijf dat een breed scala van uitgebreide energieoplossingen biedt, waaronder ontwerp en uitvoering van projecten voor energiebesparing, elektriciteitsopwekking en energievoorziening en risicomanagement. De ESCO voert een diepgaande analyse van het pand, ontwerpt een energiezuinige oplossing, installeert de benodigde elementen en onderhoudt het systeem om energiebesparing te verzekeren tijdens de terugverdientijd. De besparingen op de energiekosten worden vaak gebruikt om de investering van het project over een periode van vijf tot twintig jaar terug te betalen of worden geherinvesteerd in het gebouw. Als het project niet voorziet in het rendement op de investering, dan betaalt de Energy Service Company over het algemeen het verschil.

Levenscyclus staat centraal Bouwers en beheerders die de levenscyclus van een gebouw centraal stellen moeten een grote omslag maken in hun werk- en denkwijzen. Enkele voorbeelden: • Duurzaam ontwerpen, bouwen en beheren vraagt op meerdere vlakken om technische- en organisatorische kennis.

Imtech participeert samen met Schiphol in ESCO Imtech participeert samen met Schiphol in de nieuw op te richten ESCO, een energiecentrale waarin innovatieve en (extreem) duurzame technologieën worden toegepast. Daarbij wordt duurzame energie opgewekt in een op basis van design, built & operate in te richten energiecentrale, waarin de volgende technologieën worden toegepast: • warmtekrachtkoppeling,

gecombineerde

op-

wekking van warmte en elektriciteit (kracht) met een hoog rendement; • tweede generatie biomassacentrale, met energie-efficiëntie van meer dan 80%; • fotovoltaïsche (zonne)cellen; • hightech IT-platform als basis voor een aan te leggen smart grid; • urbane (verticale) windturbines, die veilig en zonder horizonvervuiling windenergie mogelijk maken; • een groen datacenter met hightech common rail cooling die warmte die in het datacenter ontstaat op energiezuinige wijze in het gebied integreert en zorg draagt voor extra CO2-reductie.

54


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

•L eereffecten moeten inzichtelijk worden om de opbrengsten van lifetime contracten te vergroten. Het is van belang die leerprocessen te organiseren met kennis van de werkvloer en de klant door gezamenlijk zogenaamde key performance indicators (KPI’s) te ontwikkelen. Zonder deze leereffecten worden de risico’s te groot en de marges te klein. •D e eisen waaraan managementrapportages en administratie moeten voldoen veranderen volledig. •O ok het denken over cashflow verandert. We moeten veel meer denken ‘in termijnen’: wat betekent een meerjarencontract voor initiële en langjarige cashflow? Rudy Stroink:

Het is een wanprestatie van de branche dat we een gebouw opleveren en

dan weglopen. Je hebt beheerders van gebouwen en makers van gebouwen. En op de één of andere manier staat de beheerder lager op de ladder dan de maker. Maar in 2025 staat beheren (of tuinieren) voorop…

2.2 Kansen voor de sector Tot nog toe is de markt van duurzaamheid voor velen onoverzichtelijk. Er zijn veel belangen en maar weinig echt integrale oplossingen. Velen preken voor eigen parochie met als gevolg dat de term duurzaam vaak wordt misbruikt. Hoe weten we in hoeverre geboden oplossingen duurzaam zijn in het gebruik of qua grondstof, productie, logistiek en recycling? Ondanks bestaande databases en beoordelingsmethoden weten we dat vaak niet. Als een toeleverancier zegt dat zijn materialen duurzaam zijn wordt hij over het algemeen op zijn blauwe ogen geloofd. Met een steeds transparanter en kritisch wordende markt en de opkomst van BIM zijn het in de toekomst echter de harde feiten en cijfers die tellen. Binnen de sector liggen dan ook grote kansen om met integrale oplossingen te komen die de benodigde duidelijkheid en transparantie in duurzaamheid bieden. Atto H a rsta :

Als we naar een duurzame wereld willen moeten we maximaal en op een

duurzame manier gebruik maken van wat de aarde en de zon ons te bieden hebben. Dat betekent denken in lange en gesloten kringlopen en van global naar local. Allemaal zaken die tegenstrijdig zijn met de ultra korte termijn belangen van de meeste industrieën en aandeelhouders.

Hernieuwbare bronnen Op lange termijn is de groei naar hernieuwbare bronnen de enige weg naar een energievoorziening die betaalbaar, betrouwbaar en klimaatneutraal is. Tot 2025 zijn wereldwijd wind en biomassa de belangrijkste hernieuwbare bronnen voor de productie van elektriciteit. In de gasvoorziening is verduurzaming mogelijk door biomassa te gebruiken. Hernieuwbare bronnen kunnen in 2025 wereldwijd circa 25% van de inzet van fossiele brandstoffen vervangen. Op de langere termijn is dat nog veel meer. En zoals al eerder werd beschreven doet Nederland er verstandig aan al op veel kortere termijn onafhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen. 55


Basiswerk milieuclassificaties bouwproducten In het basiswerk milieuclassificaties worden voor diverse materialen onder meer de milieu- en kostenvergelijking en de milieu- en gezondheidsdata weergegeven. (www.nibe.org) 0

5

10

15 Emissies

Houten shinglesleien (WRCduurzame bosbouw)

Grondstoffen

Vezelcementplaat (geprofileerd)

Landgebruik Hinder

Staal, vezinkt en gecoat (trapezium) Leien, vezelcement Houten shinglesleien (WRCstandaard bosbouw) Staal, vezinkt en (trapezium) Bitumen shiglesleien

▟ Beeld van de wereldwijde energievoorziening tot 2100. Fossiele brandstoffen alleen kunnen niet voldoen aan de toekomstige energiebehoefte. (bron: international energy agency – bewerking kema)

2000

2010

2020

2030

2040

2050

EJ/a Exajoule per year

1600

2100 65% Other renewables

1400

Solar Thermal (heat)

1200

Solar Power (PV & solar thermal) Wind

2007 0.1%

1000 800

Hydro

600

Nuclear

400

Gas

200

Coal

0

56

Biomass

Oil


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Computer berekent milieuvriendelijkheid gebouw Met GreenCalc+ kun je de milieubelasting van een

gebruik van voorgeschreven maatregellijsten tot

gebouw berekenen. Bij GreenCalc+ vindt die bere-

het verleden. GreenCalc+ beoordeelt duurzaam-

kening plaats op basis van een integrale levens-

heid op de volgende thema’s: materiaalgebruik,

cyclusanalyse. Hierdoor is het mogelijk om bouw-

watergebruik, mobiliteit en energiegebruik. Deze

kundige en installatietechnische maatregelen te

thema’s worden vertaald in een score: de milieu-

vergelijken en tegen elkaar af te wegen. Op basis

index. Die milieu-index geeft in één oogopslag

van deze vergelijking kan een optimaal pakket van

weer of een gebouw duurzaam

maatregelen worden vastgesteld en behoort het

is of niet. (www.greencalc.com)

Andy va n de n Dobbelsteen:

Vanaf 2025 moeten we het gebruik van fossiele brand-

stoffen volledig uit ons hoofd zetten. Nederland heeft over 20-25 jaar zelf geen aardgas meer. Over 50 jaar is wereldwijd alle olie op. Langer dan 75 jaar kunnen we onmogelijk nog door met de fossiele brandstoffen. Maar ruim voor die tijd kunnen we door schaarste conflicten verwachten. Dat betekent dat we binnen 15 jaar al moeten toewerken naar een systeem zonder fossiele brandstoffen.

Meer gebruik maken van de natuur We ontdekken in toenemende mate wat de natuur ons kan bieden en kan leren. Wanneer de natuur als waardevolle bron een voornamere rol gaat spelen in onze gebouwde omgeving kunnen veel huidige problemen worden opgelost. Denk daarbij aan toepassingen zoals natuurlijk ventileren, verlichten, koelen en verwarmen. Er kan op dat vlak meer dan we nu voor mogelijk houden (zie paarse tekst).

Gebruik maken en leren van de natuur. 57


B io m i m ic ry Biomimicry is onderzoek naar de natuur met als doel haar modellen, systemen, processen en elementen na te bootsen of als inspiratie te nemen om menselijke problemen op te lossen. Da Vinci deed in de 15e eeuw zijn eerste poging met het analyseren van de vlucht van vogels. Jaren later kwam daar het eerste vliegtuig uit voort. Een actueel voorbeeld is het Eastgate Centrum in Zimbabwe. Dit gebouw is geïnspireerd op de termietenheuvel. Ook als de buitentemperatuur varieert van 3°C tot 42°C blijven de temperatuur en luchtvochtigheid binnen een termietenheuvel constant. De werking van dit natuurwonder werd geanalyseerd door 3D modellen te maken van de structuur, de omgeving en de constructie. Daaruit bleek dat de termieten gebruik maken van bepaalde luchtstromen. Door tunnels te blokkeren of juist te openen kunnen ze de temperatuur controleren. Dit principe is nu toegepast bij het Eastgate Centrum. Het gebouw blijft zonder airconditioning koel en gebruikt slechts 10% van de energie van een vergelijkbaar gebouw.

Atto H a rsta:

De intelligentie van 20 miljoen jaar evolutie verbetert onze omgeving. De

natuur is zo slim. Natuurlijke systemen zijn echt integraal ontworpen en perfect op elkaar afgestemd. Daar kunnen wij nog veel van leren. Met BIM integreren we drie, vier of vijf dimensies in het ontwerpproces. De natuur begint al met zes dimensies. 58


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Andy va n de n Dobbelsteen:

Er moet meer aandacht komen voor biomimiek. We kunnen

zo veel leren van natuurlijke principes. Zowel op materiaal-, als op gebouw- en wijkniveau. Slimme systemen die reageren op de omgeving en meebewegen met de seizoenen. Dat is toch veel beter dan installaties die er alleen maar op gericht zijn om onze ‘fouten’ te corrigeren?

Bouwen met Groen en Glas Op vrijwel ieder gebouw valt voldoende zonnewarmte om het jaarrond te verwarmen. Het traditionele denken in bouwen is gericht op het buiten houden van de seizoensinvloeden. Maar we kunnen zonnewarmte ook binnen opslaan en later in het jaar opnieuw gebruiken. In gebouwen met veel groene ambiance, voldoende schone lucht, een constante luchtvochtigheid en natuurlijk daglicht genezen patiënten daarnaast beter en sneller, zijn kinderen creatiever en kunnen ze beter leren en zijn werknemers scherper en effectiever. (www.bouwenmetgroenenglas.nl)

Werken met water In 2025 is het niet de strijd met; maar het leven met water. In Nederland zijn we sterk geconcentreerd op het voorkómen van waterproblemen door water en land te scheiden. Bredere, hogere dijken, een hoger vloedpeil ten opzichte van het straatpeil, woningen op palen. Het zijn bekende, traditionele oplossingen. Andere manieren om met water om te gaan zijn er ook. Bijvoorbeeld waterwerend bouwen, waarbij kwetsbare punten in gebouwen afsluitbaar zijn, of waterbestendig bouwen, waarbij de begane grond is opgetrokken uit waterbestendige materialen en de elektrische installatie boven de gevarenzone is geplaatst. Ook drijvend bouwen kan een oplossing zijn. Uiteraard mag de overlast geen gevaar voor de bevolking opleveren, maar met een dergelijke manier van bouwen kun je omgaan met een situatie waarbij eens in de zoveel tijd sprake is van een overstroming. Ook in ruimtelijke ordening speelt water een belangrijke rol. Het bergend vermogen en het bouwrijp maken van een terrein is belangrijk. Je kunt die berging buiten het gebied neerleggen, maar ook onder gebouwen en het water weer gebruiken voor koeling. In de toekomst wordt veel integraler nagedacht over wat we in een gebied met water kunnen doen, welke rol de gebouwen voor het water hebben en welke rol het water heeft voor de gebouwen. W i ll e m Ve rba a n:

Dubbel ruimtegebruik biedt veel mogelijkheden, bijvoorbeeld door

onder een bouwcomplex een groot waterreservoir mee te ontwikkelen. 59


Landherwinning Nederland heeft een lange geschiedenis van landherwinning. Er bestaan verschillende technieken om landoppervlak te winnen, zoals opspuiten, aanplempen, dempen of droogmalen/inpolderen. In de 16e eeuw vonden de eerste landherwinningen al plaats. Bekende gebieden zijn de droogmakerijen van De Beemster (1612) en Flevoland (1957 Oostelijk en 1968 Zuidelijk). IJburg (2002) is een recent voorbeeld van opgespoten land. Droogmakerijen komen in veel verschillende landen voor, maar nergens zoveel als in Nederland. Naar oppervlakte ligt 95% van alle Europese droogmakerijen in Nederland. Nederlandse ingenieurs zijn ook bij de totstandkoming van veel buitenlandse droogmakerijen betrokken geweest. De droogmakerij als landschapstype wordt in Nederland doorgaans niet erg hoog gewaardeerd, vooral vanwege de eentonigheid van het landschap. Internationaal is er echter zeer veel belangstelling voor. Lange tijd was de belangrijkste reden voor het droogmaken van meren en plassen het tekort aan landbouwgrond, zeker in het westen van Nederland. Steeds meer van die polders zijn inmiddels gebruikt voor stadsuitbreiding. Ook de 20e eeuwse droogmakerijen hebben vooral een woonfunctie (als ontlasting van de drukke Randstad), maar ook een natuur- en recreatiefunctie. Bij de regelmatig opnieuw oplaaiende discussie over inpolderen draait het vrijwel altijd om het herbergen van woon-, natuur- en recreatiefuncties. Of om het vinden van een geschikte nieuwe locatie voor een nationale luchthaven. Die discussies zijn nog lang niet van de baan en krijgen zelfs een extra dimensie doordat voor het opwekken van duurzame energie steeds vaker wordt gekozen voor bijvoorbeeld windmolens op zee.

60


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Pau l Oortwijn:

We worden steeds creatiever, ook in onze ecologie. Neem bijvoorbeeld

de zandmotor. Dat is een grote berg opgespoten zand in de zee, die op een natuurlijke manier door de stroming van het water permanent zand op de kust verspreid om de kusten breder en veiliger te maken.

Energiebesparing een ‘koud kunstje‘ door UR Cool ‘Lake Source Cooling’. Het principe is simpel: door het koude water uit een naastgelegen meer te koppelen aan een warmtewisselaar kunnen complete steden worden gekoeld. Het koude water wordt getransporteerd langs alle gebouwen die Op bedrijvenlocatie Eeserwold in Steenwijk pro-

hieruit koelwater winnen. Dure, energieverslin-

fiteren toekomstige bedrijven van het milieu-

dende

vriendelijke

overbodig. (www.urcool.nl)

en

Pau l Oortwijn:

CO2-besparende

koelsysteem

koelmachines

zijn

We hebben jaren alleen gedacht aan water in termen van overlast. Maar

we zijn het ook gaan waarderen. Als je aan het water woont, is je kavel meer waard en we proberen ook op allerlei manieren weer water in de stad te krijgen. Dat heeft esthetische waarde en belevingswaarde, maar het helpt ook met de verkoeling van de steeds warmer wordende steden.

Zonne-energie uit de oceaan De tropische oceaan is eigenlijk één gigantische

niet alleen de biodiversiteit toe, maar kunnen

waterbatterij. Elk jaar slaat de zon tienduizend

producten die vroeger alleen in een koel klimaat

keer meer energie op in de tropische oceanen dan

tot stand kwamen ook in landen met een warm

de gehele jaarlijkse wereldenergiebehoefte. Via

klimaat worden verbouwd. Het is dan niet meer

Ocean Thermal Energy Conversion (OTEC) is een

nodig die producten te verschepen.

eerste begin gemaakt om deze energie te gebruiken. Met OTEC wordt elektriciteit gegenereerd door het temperatuurverschil tussen de boven-

Turbine

Elektriciteit

ste en de diepere lagen van de oceaan te gebruiken. Nadat het koude en warme water is gebruikt

Verdamper

voor het opwekken van elektriciteit kan het door middel van verdamping en condensatie worden ingezet voor de productie van schoon drinkwater.

Warm zeewater 26˚C

Condensator

Het koude water kan bovendien direct worden toegepast voor koeling van gebouwen, ter ver-

Pomp

vanging van met fossiele brandstoffen gevoede airconditioning. Zo kunnen energiebesparingen tot wel 90% worden gerealiseerd. Tot slot kan het voedingrijke en kiemvrije koude water worden ge-

Koud zeewater 5˚C

bruikt in de agri- en aquacultuur. Hierdoor neemt 61


Internationale positie van Nederland 80% van de wereldbevolking woont in een deltagebied. Dat biedt oneindig veel kansen. Voor duurzame systemen, maar ook voor bijvoorbeeld drijvende woningen, kassen en vliegvelden. We hebben het niet meer alleen over de Deltawerken, dijken en het opspuiten van nieuwe eilanden. Landschapsarchitecten, baggeraars, bouwers, architecten, ingenieurs en landbouwkundigen werken in 2025 over de hele wereld samen aan duurzame totaaloplossingen voor dichtbevolkte delta’s. De Duurzame Delta als exportproduct is een aantrekkelijke optie voor landen met delta’s die kampen met ruimtegebrek en problemen rond veiligheid, bereikbaarheid, duurzaamheid, energie en afval. Bovendien is de internationale component en de maatschappelijke oriëntatie daarvan voor nieuwe generaties interessant. Het trekt daarmee ook mensen aan voor de sector. Pau l Oortwijn:

Hoewel kennis in sneltreinvaart internationaal wordt kunnen maar

weinig landen zich ook baseren op jarenlange ervaring met complexe vraagstukken rondom water. Nederland heeft deze unieke combinatie wel. Vóór 2015 hebben we als Nederland één portaal voor kennis over water waarmee we ons internationaal nog beter op de kaart zetten.

Internationaal wordt Nederland gezien als specialist op het gebied van water. We hebben de kennis, de bekendheid en het imago. Dat zou veel meer benut kunnen worden door internationaal een leidersrol te vervullen in de integrale aanpak van watergerelateerde vraagstukken. Daartoe is het wel noodzakelijk dat we ook in Nederland integrale oplossingen ontwikkelen en dat we weten wie welke oplossingen biedt. Cloud computing kan daarbij een belangrijke rol spelen (zie paarse tekst). Ric k M eynen:

Vele discussies in de ‘droge’ sector zijn één op één te projecteren op de

watersector. Alleen als de Nederlandse watersector, dus ook de waterschappen en gemeenten, open staat voor innovatie en zelf met nieuwe integrale aanpakken aan de slag gaat, onder andere in de afvalwaterketen, kan Nederland haar voorsprong in de concurrentiepositie behouden.

Int ernationale sa m e nwe rking d o o r c lo u d c o m p u t ing Cloud computing is het – via het internet – op aanvraag beschikbaar stellen van hardware, software en gegevens. De ‘cloud’ (de wolk) staat voor het internet. De activiteiten van de gebruiker vinden namelijk niet op zijn lokale computer plaats, maar online. Door bijvoorbeeld software te gebruiken die online staat heb je op je eigen computer geen software meer nodig en zijn onderhoud en het maken van back-ups ook niet meer nodig. Cloud computing is een ideale oplossing voor organisaties die op verschillende locaties maar wel in dezelfde omgeving (en eventueel in dezelfde documenten) eenvoudig met elkaar willen samenwerken. Vliegtuigbouwers gebruiken deze technologie al langer. Mensen van over de hele wereld werken daarbij gezamenlijk aan één oplossing en kunnen zo hun specifieke kennis en ervaring op efficiënte wijze delen. 62


duurz aamheid beĂŻnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

2.3 Nieuwe manieren van duurzaam bouwen Op gebouwniveau kunnen bij duurzaam bouwen twee uitgangspunten worden onderscheiden: passief-bouwen en actief-bouwen. Bij passief bouwen wordt vooral naar de schil gekeken om geen energie te verliezen. Bijvoorbeeld door veel isolatiemateriaal te gebruiken, driedubbele beglazing en kierafdichting en zonwering. Bij actief bouwen ligt de nadruk minder op de schil en meer op de installaties. Voorbeelden daarvan zijn warmte-koude opslag in de bodem en warmtepompen. Ac t ief Huis Bij Actief Huis werken meerdere functies integraal met elkaar samen en wordt rekening gehouden met de werking van de verschillende componenten ten opzichte van elkaar. Het ontwerp gaat ervan uit dat gebouwen continu in wisselwerking staan met de omstandigheden ter plekke en maakt in hoge mate gebruik van natuurlijke hulpbronnen om het uiteindelijke gebouw CO2-neutraal te maken. Installaties spelen daarbij een belangrijke rol.

Duurzame renovatie op basis van samenwerking tussen partijen Door een samenwerking tussen bouwmaterialenleveranciers, gebouwadviseurs, lokale woningcorporaties en de gemeente ontstond in Denemarken een kosteneffectieve technologie voor duurzame renovatie van gebouwen en woningen. Het Solar Prismconcept is een nieuw ontwikkeld prefabsysteem dat bestaat uit drie hoofdelementen: oppervlakten die zonne-energie opwekken, technologie voor energieen klimaatbeheersing en het prisma als interface. Door het unieke ontwerp, dat werkt volgens de principes van Active House, ontstaat bij de opbouw een ideale balans tussen energieontwerp, binnenklimaat en de omgeving. Daarbij staan het wooncomfort en de gezondheid van de bewoners centraal. Het concept heeft als doel duurzaam renoveren te vereenvoudigen en een positieve bijdrage te leveren aan de wereldwijde milieuvraag. (www.velux.nl/solarprism)

P i e r Na bu u rs:

We moeten zoeken naar duurzame oplossingen die de omgeving en het

landschap zo min mogelijk verstoren en waarde creĂŤren. Je zou bijvoorbeeld een folie op je ruiten of muren kunnen zetten die zonlicht omzet in energie. We hebben behoefte aan creatieve, innovatieve oplossingen en de mogelijkheden zijn vooralsnog eindeloos.

63


Ademend Raam Het Ademend Raam is een kleine energie efficiënte gevelventilatie-unit met warmteterugwinning en vraagsturing. Met het Ademend Raam wordt 90% van het energieverlies door ventilatie (20 tot 30% van het totale energieverbruik in de woning) bespaard. Door toepassing van een dunne koperdraadwisselaar wordt een hoog rendement met compacte afmetingen gecombineerd. Het Ademend Raam kan eenvoudig achteraf in bestaande gebouwen worden aangebracht en levert dus ook een bijdrage aan energiebesparing in de bestaande bouw. (www.ademendraam.nl)

Conceptueel bouwen draagt bij aan duurzaamheid Om actief bouwen en passief bouwen te realiseren gaan we veel meer conceptueel bouwen (zie ook paragraaf 4.2). Door met concepten te werken zijn bouwdelen beter op elkaar afgestemd. Enerzijds voorkom je daarmee onnodige gaten en kieren en anderzijds werk je met producten waarvan je uit ervaring weet hoe ze op elkaar reageren. Deze manier van werken verhoogt de duurzaamheid en de energieprestatie van een gebouw of woning. Met conceptueel bouwen wordt bovendien beter rekening gehouden met hergebruik van materialen. Ook als een gebouw dan een kortere levensduur heeft kan het bijdragen aan duurzaamheid. Conceptue el bo uwe n Conceptueel bouwen is het realiseren van gebieden, bouwwerken of bouwdelen met projectoverschrijdende concepten, eventueel met dienstverlening. Een concept is daarbij een oplossingsprincipe dat ruimte biedt voor maatwerk per klant. Doorgaans omvat een concept meer dan alleen een bouwkundige oplossing en betreft het een compleet aanbod. In dit boek worden vele concepten als praktijkvoorbeelden getoond.

Bouwen voor eenvoudige aanpassingen in de toekomst Bij het bouwen voor de toekomst wordt rekening gehouden met eventueel later gewenste wijzigingen. Door bijvoorbeeld eerst klein te bouwen kan het energieverbruik aan het begin van de cyclus laag blijven. Als later blijkt dat meer of andere ruimte nodig is, is dat eenvoudig te realiseren waardoor de levensduur van het gebouw wordt verlengd. Dit wordt mogelijk gemaakt door bijvoorbeeld met containers te bouwen (zie paragraaf 4.3) of door conceptueel te bouwen (zie paragraaf 4.2). Maar ook op andere wijzen kan worden ingespeeld op nieuwe toekomstige behoeften. Eerder is al gesproken over levensloopbestendig bouwen. Het is ook mogelijk om te denken aan technieken die – om wat voor reden dan ook – nu nog niet wenselijk of mogelijk zijn, maar in de toekomst wel. We gebruiken die technieken dan nu nog niet, maar we kunnen wel voorbereidingen treffen zodat ze in de toekomst makkelijk in te passen zijn. Bijvoorbeeld door ruwbouw, afbouw en installaties te scheiden (zie paragraaf 4.1). Centraal staat dat het gebouw flexibel is, zodat het kan worden aangepast aan veranderende wensen en technieken. 64


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Rekening houden met toekomstige technologische ontwikkelingen PIAF staat voor Prepared In all Aspects for Future (energy)developments en is een knipoog naar Edith Piaf’s ‘Non, je ne regrette rien’ (ik heb nergens spijt van). Het komt erop neer dat je rekening houdt met benodigde aanpassingen in de toekomst. Zo kan de levensduur worden verlengd. Denk bijvoorbeeld aan installaties die een kortere levensduur hebben dan de schil en waarin veel innovaties plaatsvinden. Met de PIAF methode bereid je nu al de keuzes voor die je pas jaren later maakt. (www.piafwonen.nl)

G e rrit-Ja n va n de Po l:

Duurzaamheid is een vanzelfsprekende randvoorwaarde. Te

vergelijken met kwaliteit. Aangeven dat je kwaliteit biedt is niet onderscheidend, maar een vanzelfsprekendheid. In 2025 geldt dat ook voor duurzaamheid. Dat begint met bouwen wat nodig is en niet meer.

Anders omgaan met grond- en afvalstoffen Op dit moment is de bouw-, vastgoed- en installatiesector één van de sectoren waarin het meeste afval verloren gaat. We zijn zelfs verantwoordelijk voor 35% van de nationale afvalberg. Kort gezegd komt het erop neer dat we bouwen met de verkeerde materialen, we ze verkeerd in elkaar zetten en we ze ook weer verkeerd uit elkaar halen. En dat terwijl we juist een sector zijn waarin op het gebied van milieu en grondstofherwinning veel winst kan worden behaald.

Grondstoffen worden schaars en waardevol 65


Het probleem is dat we vooralsnog doorgaans niet verder denken dan de oplevering. De manier waarop het bouwproces in Nederland is georganiseerd, daagt hier ook op geen enkele manier toe uit. Het enige dat doorgaans telt is iets opleveren voor de laagste prijs. Daardoor wordt het gebruik van gerecyclede materialen of het zó toepassen van materialen dat ze te recyclen zijn, niet gestimuleerd. Nu maken we iets, we gebruiken het en we vernietigen het. De toekomst vraagt om een andere aanpak. Via recycling grondstoffen terugwinnen of nog beter, producten maken die niet meer tot afval leiden. Cradle to cradle wordt belangrijker. Vaak gaat het zelfs om relatief simpele dingen. Bierbrouwerijen gebruiken bijvoorbeeld vreselijk veel water. Dat afvalwater is met een kleine behandeling interessant voor het verrijken van landbouwgronden. Ook de bouw kan voor een groot deel gebruik maken van producten die bijna 100% recyclebaar zijn. Egbe rt Vennik:

Het wordt steeds duidelijker dat we op een grondstoffentekort afsto-

men. De bouw-, vastgoed- en installatiesector speelt daarin een belangrijke rol. Grondstoffen worden zo schaars dat bouwbedrijven graag eigenaar van grondstoffen willen blijven.

Wat is C radle to Cradle ( C2C)? De centrale gedachte van de cradle to cradle (wieg tot wieg) filosofie is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander of hetzelfde product. Het grote verschil met recyclen is dat er geen kwaliteitsverlies is en er geen restproducten zijn die alsnog gestort worden. Andy va n den D o bbelsteen

In Nederland wordt C2C vooral op grotere schaal opgepakt.

Park 2020, Klavertje 4 Venlo, CascadePark Almere etc. Daarmee gaat het niet alleen over materiaal, maar ook over het sluiten van water- en energiekringlopen.

Kweek je eigen huis Cradle to cradle in zijn meest pure vorm. Tolkien’s hobbits zouden zich meteen thuis voelen in de nieuwe woningen gemaakt van levende boomwortels. Sinds 2008 werken ingenieurs en wetenschappers van de Universiteit van Tel Aviv aan de praktische uitvoering van deze toepassing. Een boomgebouw blijft door het bladerdak in de zomer lekker koel en in de winter wordt iedere zonnestraal meegepakt. Het principe is gebaseerd op bepaalde boomsoorten die op hydrocultuur groeien met zachte wortels. Zodra deze kneedbare wortels lang genoeg zijn gegroeid in het laboratorium, worden ze in de gewenste vorm gegoten rond metalen frames. Vervolgens worden de wortels in de grond gezet waarna ze verharden en dikker worden en de bladeren en knoppen langzaamaan weer verder groeien. 66


duurz aamheid beĂŻnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

0 - m at eria l en 0-materialen zijn bouwmaterialen die geen milieubelasting veroorzaken, zoals nagroeibare materialen, waarvan de groeiperiode korter is dan de uitput periode. Voorbeelden zijn diverse plastic soorten als ze gemaakt zijn als bio-plastics, dus van producten uit de landbouw. Ook metalen zijn 0-materialen als ze uitsluitend uit de recycling komen en met duurzame energie zijn bewerkt. Het principe van 0-materialen is dat gebouwen niet meer materialen gebruiken dan er kunnen groeien gedurende de levensduur van het gebouw. Van 0-materialen wordt in alle levensfasen bekeken waar welke milieubelasting wordt veroorzaakt. Grondstofwinning, grondgebruik, transport en afval spelen allemaal een rol.

Sloop De komende jaren krijgen we meer te maken met sloop en ook daarbij moeten we veel meer nadenken over hergebruik van materialen. Hergebruik in nieuwe gebouwen of zelfs in compleet andere sectoren en ketens. Slopen neemt in aanzien en belang toe, maar wordt ook veel complexer. In de sloopfase is duurzaamheid van groot belang. Je kunt al heel veel bereiken door in de sloopfase bijvoorbeeld grondstofbakken te gebruiken. Op dit moment draait het echter vooral nog om de snelheid van het sloopproces en het zo laag mogelijk houden van de kosten. Dat is jammer, want sloop biedt ontzettend veel kansen als het gaat om hergebruik, duurzaamheid en energiebesparing. Hier kan zelfs heel veel letterlijke winst worden geboekt. M artin Ve rwe ij:

In 2025 wordt 80% van de bouwmaterialen en onderdelen gerecycled.

Voor een groot deel gebeurt dit al op de bouwplaats zelf. Het is dan niet meer nodig puin af te voeren. Nieuwe onderdelen worden prefab gemaakt. Het is een kwestie van klikken en klaar. Nieuwe materialen hebben voor een groot deel een plantaardige basis. Dit moet ook wel, want chemische producten worden te duur door de hoge aardolieprijzen.

Waaibomenhout duurzaam gemaakt Met materiaal kan tegenwoordig veel. Accoya-hout is een niet-giftig snelgroeiend houtproduct en 100% biologisch afbreekbaar. Door bewerking is het zo sterk te krijgen dat er zelfs bruggen van worden gemaakt. Zoals de Accoya brug die in 2008 in Sneek werd gerealiseerd.

67


H a ns va n der Veen:

Qua materialen kan bijna alles. We kunnen een deel van de huizen

van karton maken of, zoals in Engeland, onze huizen isoleren met oude telefoonboeken. De mogelijkheden zijn eigenlijk oneindig.

Ketensamenwerking Om anders met materialen om te kunnen gaan is ketensamenwerking essentieel (zie ook hoofdstuk 3). Alle partners in de bouw spelen daarbij een rol. Neem bijvoorbeeld glas. Glas is het meest milieuvriendelijke dat je kunt bedenken. Het is tot in de eeuwigheid recyclebaar. Dan moeten we echter wel nadenken over hoe we met dat glas omgaan. Glas zelfreinigend maken bijvoorbeeld, maakt het onmogelijk om het te recyclen. Ook hout is prima inzetbaar in andere ketens, maar niet als het met bepaalde lijm- en verfsoorten is bewerkt. We moeten daarom allemaal rekening houden met hoe we met onze materialen omgaan en hoe we ze keer op keer kunnen blijven hergebruiken. Pe te r Fraanj e:

In 2025 worden gebouwen en materialen zoveel mogelijk opnieuw be-

nut. De sector is dan helemaal gewend om in termen van materiaalkringlopen te denken en kijkt ook over de grenzen van de sector heen. We produceren nagenoeg geen afval meer en bouwen leidt tot een grotere biodiversiteit en een gezonde leefomgeving.

Afval van huishoudens en kantoren via een ondergronds kokersysteem Het ophalen van vuilnis is een grote milieubelasting door de af en aan rijdende vrachtwagens. In de toekomst komt hier verandering in. Nu al kunnen we in nieuwe wijken ondergrondse afvalsystemen aanleggen. Dat houdt in dat afval via een ondergronds luchtdruksysteem wordt afgevoerd naar een sorteerinstallatie. Met behulp van lucht-

Afval ondergronds verwerken Leefbaarheid, kwaliteit en veiligheid hangen nauw samen met afval. De traditionele manier van afval verzamelen is – los van de overlast – door het grote aantal vervoersbewegingen ook erg belastend voor het milieu. CentralNed biedt een Ondergronds Afval

Transportsysteem,

kortweg

OAT. Het OAT is overal in te bouwen waar intensief gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt, dus ook in oude historische binnensteden. Het product, maar ook de dienstverlening daaromheen, spelen in op de marktontwikkelingen. Naast ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud van een OAT verzorgt de organisatie desgewenst ook de exploitatie en logistiek. Houdt de opdrachtgever het beheer liever in eigen hand, dan zorgen ze voor informatievoorziening, training en opleiding. (www.centralned.nl) 68


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

en scheidingstechnieken wordt het afval gesorteerd, zodat ook zoveel mogelijk klein afval kan worden gerecycled. Heel gemakkelijk voor de gebruiker en het is ook nog eens duurzaam. Elke wijk kan zo een eigen keten krijgen, waarbij het overgebleven afval op een hoge rendementsoven wordt verbrand en de warmte weer wordt teruggeleverd aan de wijk. Ook het afvalwater wordt in de toekomst opgevangen en hergebruikt. Voor zowel water- als afvalverwerking is het efficiënter direct in het begin al ruimte te maken. Dat betekent dat er tijdens de gebiedsontwikkeling al over wordt nagedacht. Het is daarom van belang partijen te betrekken die kunnen adviseren over de realisatie ervan. De afvalindustrie is zo’n partij. Zij gaat in de toekomst dan ook deel uitmaken van de bouwketen. Egbe rt Ve nnik:

Tot nu toe storten en verbranden we op Europees en wereldwijd niveau

nog altijd veel te veel van ons afval. Dat is een zwaktebod en eeuwig zonde. Veel beter kunnen we er grondstoffen van maken. In 2025 voorzie ik voor afvalverwerking een Europees speelveld waarin de afvalindustrie zich ontwikkelt tot leverancier van grondstoffen.

Renovatie en onderhoud Voor nieuwbouw is duurzaamheid aanzienlijk makkelijker te realiseren dan voor bestaande bouw. En dat terwijl in de bestaande bouw de grootste winst te behalen is. Alle bestaande gebouwen vervangen door nieuwbouw is naast een kostbare ook geen duurzame oplossing en daarom komen steeds meer bedrijven met oplossingen om de bestaande voorraad te verduurzamen. Het vervangen van een ketel op gas door een warmtepomp die zijn warmte uit de grond of lucht haalt is één van de vele voorbeelden die relatief eenvoudig in de bestaande bouw is toe te passen. Een ander voorbeeld is het tegengaan van onnodig verlies van warmte door isolatie en/of dubbel glas. Op korte termijn neemt de aandacht voor duurzame renovatie toe. P i e r Na bu u rs:

Nieuwe gebouwen zijn in 2025 energieneutraal. Voor de bestaande bouw

is dat niet haalbaar. Noch met materialen, noch met techniek kun je met renovatie halen wat je bij nieuwbouw haalt. Één ding is zeker en dat is dat we in 2025 volledig sturen op energieverbruik.

Project Groep Duurzame Concepten (PGDC) De Project Groep Duurzame Concepten (PGDC)

ieder gebouw wordt een eigen analyse gemaakt.

is een samenwerkingsverband van commerciële

Doordat de werkelijke situatie de basis is worden

partijen dat voor de bestaande bouw onderzoek

onverwachte kosten en faalkosten zo veel mo-

doet naar haalbare, gebruiksvriendelijke, realis-

gelijk vermeden. Door de samenwerking wordt

tische en totaal integrale duurzame energiecon-

optimaal gebruik gemaakt van duurzame kennis,

cepten. Daarbij wordt zowel naar constructie,

ervaring en deskundigheid (www.

elektro als werktuigbouwkunde gekeken. Voor

duurzamerenovatienetwerk.com). 69


2.4  Duurzame oplossingen op gebiedsniveau Willen we echt duurzaam bouwen, dan moeten we niet alleen kijken naar individuele gebouwen maar naar gebieden. Dat betekent natuurlijk niet dat het geen zin heeft om duurzaamheid op gebouwniveau toe te passen, maar er is veel extra winst te behalen als ook gekeken wordt naar andere functies in de regio. Een belangrijk onderdeel daarvan is het gebruik van reststromen. Bijvoorbeeld in de stad, waar we de restwarmte van airconditioning kunnen gebruiken om het naastgelegen zwembadwater op te warmen. Of de restwarmte van de afvalcentrale, die gebruikt kan worden om het naastgelegen industrieterrein van warmte te voorzien. De Nieuwe Stappenstrategie (zie onderstaand) heeft het gebruik van restwarmte geïntegreerd als één van de stappen om klimaatneutraal te worden. Va n de Trias Ecolog ic a naar D e N i euw e Sta pp en st rat eg i e De Trias Ecologica (waarvan de meer bekende Trias Energetica zich op de energie-onderdelen richt), is een drie-stappen-plan, bedoeld voor bedrijven, huishoudens en overheden, om stap voor stap klimaatneutraal te worden. De Nieuwe Stappenstrategie is het vervolg op de Trias Ecologica en komt ten dele overeen. Het gaat er echter vanuit dat we op termijn helemaal geen fossiele energie meer hebben en dat het hergebruik van reststromen een essentieel onderdeel uitmaakt van het productieproces. De stappen volgens De Nieuwe Stappenstrategie zijn: 1. Maak slimme ontwerpkeuzes zodat het gebouw intrinsiek zo weinig mogelijk energie nodig heeft. Bijvoorbeeld isolatie, beglazing, waterbesparende maatregelen en ledverlichting. 2. H ergebruik reststromen. Bijvoorbeeld warmteterugwinning, vergisting van afvalwater en hergebruik van afvalwater van krachtcentrales. 3. Z et voor de resterende behoefte zoveel mogelijk duurzame bronnen in. Bijvoorbeeld wind, zon, biomassa, aardwarmte en regenwater. Andy va n den D o bbelsteen:

We moeten in de gebouwde omgeving niet meer probe-

ren alles op individueel gebouwniveau op te lossen. Gebouwen kunnen een energetische rol voor elkaar vervullen. Een supermarkt staat nu bijvoorbeeld te koelen (en daarmee afvalwarmte uit te stoten) terwijl de huizen ernaast verwarming nodig hebben. Op stedelijk niveau moet hier slimmer mee worden omgegaan.

Mogelijkheden voor gebruik van de natuur Ook de natuur varieert lokaal en hier kunnen we goed gebruik van maken. Zo zit er bijvoorbeeld in sommige gebieden meer warmte in de grond dan in andere gebieden. Daar waar warmte in de grond zit kan heel goed een energieneutrale woonwijk worden gerealiseerd. En ook de nabijheid van (zee)water kan een bijdrage leveren aan de duurzaamheid van het gebied. Bij de ruimtelijke ordening wordt momenteel nog weinig rekening gehouden met de energie die we plaatselijk uit de natuur kunnen halen. In de nabije toekomst gaan we veel meer gebruik maken van wat de natuur ons te bieden heeft. Methodes zoals REAP (zie volgende pagina) spelen hierbij een ondersteunende rol. 70


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Andy va n de n Dobbelsteen:

Vaak is er lokaal veel voorhanden. Zonintensiteit, bodem,

wind, maar ook menselijke zaken zoals industriële restwarmte en biomassa-afval van boerderijen. Een structurele aanpak voor het lokaal in kaart brengen van mogelijkheden voor energiegebruik ontbreekt nog en moet veel meer gemeengoed worden in de ruimtelijke ordening.

Rot t erda m En ergy Approach & Planning (REA P ) REAP is een nieuwe methode die stedenbouwkundigen en architecten in staat stelt steden, wijken en gebouwen CO2-neutraal te ontwikkelen. De REAP-methode maakt gebruik van reststromen zoals afvalwater en restwarmte en koppelt deze vervolgens in gebouwen, buurten, wijken en de stad aan elkaar. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van beschikbare energie- en afvalstromen.

Vraag verminderen

Reststromen benutten

Duurzaam opwekken

Stad

Energievraag voorkomen door stedelijke maatregelen

Aansluiten op centrale energienetten met restenergie

Energie centraal duurzaam opwekken

Wijk

Energievraag voorkomen door stedenbouwkundige maatregelen

Uitwisselen en balanceren of cascaderen van energie op wijkniveau

Energie duurzaam opwekken op wijkniveau

Energievraag voorkomen door omgevingsmaatregelen

Uitwisselen en balanceren of cascaderen van energie op buurtniveau

Energie duurzaam opwekken op buurtniveau

Energievraag voorkomen door Gebouw bouwkundige maatregelen

Reststromen hergebruiken op gebouwniveau

Energie duurzaam opwekken op gebouwniveau

Buurt / cluster

Energie schoon en efficiënt opwekken met fossiele bronnen

Energie op gebouwniveau schoon en efficiënt opwekken met fossiele bronnen

(bron: andy van den dobbelsteen, tu delft)

To m va n de r H orst:

Mensen proberen problemen op te lossen door ze groter te maken.

We spreken over energieneutraal op gebiedsniveau want dan hoeven we het niet op gebouwniveau te doen. Dat leidt vaak tot afschuifgedrag, terwijl het én én moet zijn. 71


Da Vinci College en leerpark als integraal concept Het Da Vinci College en leerpark in Dordrecht is

het leerpark en de school (die in eerste instantie

een toonbeeld van innovatieve samenwerking

niet mocht worden gebouwd) uiteindelijk positief

tussen partijen binnen, maar ook buiten de ke-

bijdroegen aan onder meer de veiligheid van de

ten.

vuilverbranding,

wijk, de zorg voor ouderen en

gemeente, schoolbestuur – samen met vele ande-

het verlagen van de CO2 uitstoot.

Woningbouwcorporaties,

ren werkten zij aan een integrale aanpak waarbij

Elco B rink m an:

Door ons te richten op gebieden en door bouwen met beheren te ver-

binden ontstaat ruimte voor duurzaamheid en kwaliteit. Bouwers worden in de 21ste eeuw aanbieders van fysieke ruimte, omgeving en infrastructuur. Bouwen wordt dienstverlenen.

Green Office 2015 Green Office 2015 is een innovatieve visie op –

waar wonen, werken en recreëren op een natuur-

en een concreet plan voor – de ontwikkeling van

lijke wijze zijn verweven. Het project is tot stand

duurzame kantoren in binnenstedelijke gebieden.

gekomen door de integrale samenwerking tussen

De parkachtige schakel verbindt en vitaliseert ge-

tal van projectpartners, van uitvoerend bouw-

bieden die door infrastructuur worden doorkruist.

bedrijf

Green Office 2015 is een energieleverend gebied

gen. (www.greenoffice2015.nl)

tot

kennisinstellin-

2.5 Technieken met toekomstpotentie Aan technieken om duurzaamheid en energiezuinigheid te vergroten is geen tekort. We kunnen nu bijvoorbeeld al warmte uit de buitenlucht halen, ook al is het maar drie graden boven nul. Warmtepompen en warmte- en elektriciteitsbuffers (zoals een brandstofcel) hebben nog voldoende potentie. En nieuwe oplossingen blijven komen. De mogelijkheden zijn oneindig. Pie r Na buurs :

Als het bedrijfsleven 10% van de omzet aan Research & Development be-

steedt nemen de ontwikkelingen in de toekomst een vlucht. Zelfs als we met zonne-energie slechts een factor 15 halen van wat we nu kunnen is het zonder subsidie een zeer aantrekkelijk alternatief en krijgen we massale toepassing. En dat kan, want die factor 15 is niets in vergelijking met de ontwikkelingen die we hebben gerealiseerd met computers en mobiele telefonie.

Comfort en energieverbruik Comfort vergroten en energieverbruik verminderen, dat is waar het in de toekomst om draait. Het gebouwcomfort wordt groter doordat het gebouw een constantere binnentemperatuur heeft en gebruikers de temperatuur zelf nog per werkplek kunnen bijsturen. Energieverbruik wordt verminderd, bijvoorbeeld doordat het licht pro-actief 72


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

reageert. Is er weinig energie beschikbaar? Dan gaat het licht aan waar beweging is en automatisch uit waar geen beweging is. Net als gordijnen of zonwering, die in de zomer dichtgaan wanneer de temperatuurstijging in huis te groot wordt. E ri ka Jacob s Lord:

Luchtvervuiling komt het meest voor in gebouwen. Producten als

MDF, die onder andere formaldehyde uitstoten, dragen daar negatief aan bij. Om het binnenmilieu te verbeteren kan men gezonde materiële keuzes maken en bijvoorbeeld planten inzetten die de lucht op natuurlijke wijze reinigen en verversen. Dergelijke kennis moeten we veel beter gebruiken om een fijne, gezonde leefomgeving te creëren.

Zonneceltechnologie De ontwikkeling van de zonneceltechnologie is één op één vergelijkbaar met die van chips en processors. Het zet zich onverminderd voort en over tien tot twintig jaar kunnen huishoudens over bijna gratis elektriciteit beschikken. De belangrijkste reden is dat de nanotechnologie wereldwijd in versneld tempo op zonneceltechniek wordt toegepast. Het gevolg is dat de efficiency en de prijs-kwaliteitverhouding snel verbeteren. Het gaat om zo’n sterke groei dat de hoeveelheid geproduceerde zonne-energie die in de wereld wordt opgewekt elke twee jaar verdubbelt. Daarbij worden ook de esthetische oplossingen beter. Zoals de leien dakbedekking op de afbeelding waar de zonneceltechnologie in is geïntegreerd. W i m de Ridd e r:

We zijn nog maar acht verdubbelingstappen verwijderd van een situatie

waarin zonne-energie al onze energiebehoefte dekt. Als we de hoeveelheid geproduceerde zonne-energie elke twee jaar blijven verdubbelen, dan is dit binnen twintig jaar bereikt.

De huidige ontwikkeling van zonnecellen kan niet anders dan ertoe leiden dat de gebouwde omgeving (maar bijvoorbeeld ook transport) straks volledig elektrisch gedreven is. Bij het verwarmen van woningen en gebouwen gebruiken we wel nog zoveel mogelijk omgevingswarmte. Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor opslag van warmte in de aarde, waarbij dan uiteraard wel weer elektrisch aangedreven warmtepompen worden gebruikt. Extra stappen zijn nog nodig om de benodigde intelligente infrastructuur te realiseren, maar ook op dat terrein leggen bedrijven al veel ontwikkelcapaciteit voor de dag. Andy va n de n Dobbelsteen:

Omdat de ontwikkelingen bij zonnecellen zo snel gaan,

durven gebruikers hier niet in te investeren. Over een jaar zijn er immers al weer betere. Producenten kunnen deze angst wegnemen door aan te bieden aangeschafte panelen periodiek te vervangen en de oude te recyclen.

73



duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

Slimme energiemeters Een bedrijf als Google is hard bezig om intelligente energiemeters op de markt te brengen. Ook traditionelere bedrijven als IBM en Siemens werken hieraan. Een slimme energiemeter (ook wel slimme meter genoemd) is een elektriciteitsmeter met ingebouwde informatie- en communicatietechnologie. Het apparaat zelf, en andere apparatuur, kunnen op afstand worden bediend en uitgelezen. Met een dergelijke techniek kan de netbeheerder de elektriciteit via één signaal afsluiten, bijvoorbeeld bij wanbetaling of bij (dreigende) overbelasting van het net. Maar hij kan ook op afstand energiestanden lezen, die dan dus niet meer doorgegeven hoeven te worden. Het is echter vooral voor huishoudens praktisch. Uit onderzoek blijkt dat huishoudens die een tijd met de energiemeter aan de slag gingen 7% aan elektriciteit bespaarden. Energiemeters zijn een kleine eerste stap op weg naar smart grids.

Energiemeter van Google In 2009 pakte Google uit met de gratis PowerMe-

tje dat een kleine $ 200 kost. Het wordt met een

ter-software die de consument een gedetailleerd

draadje aangesloten in de zekeringkast. De TED-

inzicht geeft in zijn elektriciteitsverbruik. Het

energiemonitor geeft via een kleine display het

ontbrak echter nog aan de nodige akkoorden met

energieverbruik in een woning weer. Daarnaast

de bouwers van de intelligente meters om proef-

krijgen alle gebruikers via het internet of ‘iGoogle

projecten op te zetten. Inmiddels is ook dat ge-

for mobiles phones’ toegang tot dezelfde meet-

regeld. De kleinste versie van de TED 5000, kort

gegevens. Volledig gratis. Vooralsnog is de TED

voor The Energy Detective, is een tafelmodelle-

overigens alleen verkrijgbaar in de VS.

W i m de Ridd e r:

De slimme energienetten komen eraan, alleen is het nog de vraag hoe

ze er exact uit gaan zien. En deze ontwikkeling blijft niet beperkt tot elektriciteit. Er ontstaan ook slimme netwerken voor bijvoorbeeld water en warmte en koude, waarbij we veel meer gaan recyclen.

Smart grids: slimme netwerken Smart grids zijn infrastructuren voor elektriciteit, gas en warmte waaraan ICT-systemen zijn toegevoegd. Deze meten de energiestromen en kunnen tevens de consumptie en productie van energie aansturen en regelen. Hierdoor wordt het verdelen van vraag en aanbod op gebouwniveau of op wijkniveau optimaal gestuurd.

75


Er zijn vier terreinen waar smart grids een belangrijke rol (kunnen) vervullen: Energiemanagement@home: Dit betreft het verminderen en optimaliseren van het energieverbruik op gebouwniveau. Waait het hard, dan kan bijvoorbeeld de wasmachine gaan draaien. Energie4sale: In Duitsland kan het al. Wanneer je meer energie opwekt dan je zelf nodig hebt kun je die energie verkopen. Aan je buurman, het energiebedrijf, maar ook aan iemand in een compleet andere stad. In Nederland is dit helaas nog niet mogelijk. Grid@work: De elektriciteitsnetten in Nederland zijn relatief conservatief. Er zit weinig intelligentie in. Maar het is mogelijk om het energieverbruik zo te reguleren dat transformatoren nooit maximaal worden belast en ze daardoor langer meegaan. Dan krijg je bijvoorbeeld van de energiemaatschappij een bericht als er energiecapaciteit over is, zodat je op dat moment je auto op kunt laden. TND4Climate: Transmission en distribution van grootschalige duurzame energie. Dit houdt in dat grootschalige duurzame energie wordt geïntegreerd in het elektriciteitsnet. ▼ Zo werken smartgrids.

Duurzame energiebronnen De energie die wordt opgewekt door duurzame energiebronnen komt in het energienet. Energie leveren aan het net Elk gebouw wordt in de toekomst een soort mini-energiecentrale. Door gebruik te maken van waterpompen / HRE ketels / Solar installaties neemt de totale energievraag af en kunnen huizen en kantoren stroom terugleveren aan het net.

Elektrische auto Kan via het netwerk laden, maar kan ook voor opslag van elektriciteit dienen en die weer teruggeven aan het net.

Slimme energiecentrale Door gebruik te maken van ICT is er een slim netwerk. Censoren meten continu op welk moment waar stroom nodig is, storingen en fluctuaties kunnen zeer snel worden gedetecteerd (en geïsoleerd). Hierdoor ontstaat een betrouwbaarder en efficiënter netwerk.

Slimme meters Slimme energiemeters in gebouwen sturen het energieverbruik. Ze communiceren met de centrale en krijgen actuele prijzen door. Zijn de prijzen laag, dan wordt bijvoorbeeld de wasmachine aangezet. Bovendien geven ze gebruikers realtime informatie over hun energieverbruik.

76

Opslag Energie die over is wordt opgeslagen in batterijen voor later gebruik.


duurz aamheid beïnvloedt wat, hoe en waar w e bouw en

E lekt ris che auto’s worden g eb ru i kt vo o r d e o p s lag va n en erg i e In 2010 zijn de eerste volledig elektrische auto’s al beschikbaar. In 2025 maken auto’s gebruik van de energie die de gebouwde omgeving realiseert. Elektrische auto’s hebben naast duurzaamheid ook veel andere voordelen. Ze hebben meer gebruiksgemak en geen motor en versnellingsbak meer. Ze geven geen herrie, maar hebben wel altijd het volle vermogen. De batterij kan in de vloer van voor naar achter, waardoor ze flexibel kunnen worden ingericht. De auto wordt elektrisch aangestuurd met kleine motortjes die de wielen draaien waardoor hij ook heel flexibel is op de weg. De besturing gaat zoals een play station. En het allermooiste: elektrische auto’s zijn goed in te zetten voor de opslag van energie. Genereert een gebouw op een bepaald moment meer energie dan noodzakelijk, dan is de auto een soort buffer.

77


78


3 Samenwerking staat centraal in een nieuw bouwproces Begin 20e eeuw hadden we misschien vijftig verschillende bouwmaterialen. Nu hebben we miljoenen technische oplossingen en heeft bijna niemand nog het overzicht. Door vergaande specialisatie is de keten steeds langer en het proces steeds ingewikkelder geworden. Daarmee zijn we afhankelijker van elkaar, maar ook minder betrokken bij het eindproduct (het bouwwerk). Het gevolg is dat we niet de optimale prijs-kwaliteitverhouding realiseren. Hoe gaan we dat in de toekomst beter doen? 79


In 2025… Werken we niet meer tegen elkaar, maar met elkaar. Architecten, bouwers, installateurs en toeleveranciers werken samen aan integrale oplossingen voor de klant. Ontwerp, materialisatie en beheer worden als samenhangend geheel gezien, waarbij de creativiteit van de ontwerper wordt gekoppeld aan het vernuft van de ingenieur en de ervaring en inventiviteit van de bouwer. ICT biedt ons nieuwe mogelijkheden en andere vormen van aanbesteden zorgen voor ruimte om op andere argumenten te selecteren dan de laagste prijs. We krijgen door dit alles veel meer voor elkaar en leveren daarmee een beter product tegen een aantrekkelijke prijs, mét een goede marge voor alle schakels in de keten.

Een Chine es de nkt vanuit de m a at s ch a ppij Individualisme en materialisme dringen zich op, ook in China. Toch houden de opofferingsgezindheid, trouw en discipline voorlopig nog stand. Het confucianisme, de filosofie van het collectief, is diep geworteld in China. Het onderscheidt zes deugden: 1. menselijkheid (beslissingen moeten allen ten goede komen) 2. t rouw (opoffering en een bijdrage leveren aan de maatschappij zijn belangrijk) 3. k inderlijke gehoorzaamheid (soms moet men de eigen wil laten varen uit respect en ontzag voor de ouders) 4. f atsoen (anderen moeten fatsoenlijk en hoffelijk worden benaderd en men moet niet overhaast handelen) 5. r echtvaardigheid (men mag niet handelen uit eigenbelang als het niet ook in het belang van anderen is) 6. w ederkerigheid (er is sprake van een wederzijdse verstandhouding waarbij elke persoon zijn rol goed moet vervullen) In China zijn de effecten van het confucianisme overduidelijk. Met een zekere gelatenheid aanvaardt de Chinees zijn leven tussen de massa en maakt hij zijn belangen ondergeschikt aan die van het collectief – de staat, de werkgever, maar vooral de familie. Chinezen werken minder vanaf eilanden. Ze werken samen met respect voor elkaars belangen. H e nne s de Ridder:

Door bijna alle betrokkenen wordt de sector verstard en gefragmen-

teerd genoemd. Het systeem zit muurvast in een korset van structuur en cultuur en bijna niemand is in staat uit te leggen waarom de processen zijn ingericht zoals ze zijn.

3.1 Het bouwproces Al onze afzonderlijke processen, het gebrek aan kennis van elkaars proces en het feit dat we steeds moeten wachten op elkaars input zijn van grote invloed op de doorlooptijd en de uiteindelijke kwaliteit van het eindproduct. We hebben weinig inzicht in 80


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

de totale kosten van een project en een gezamenlijk belang ontbreekt. Dat heeft een negatief effect op het verkleinen van de faalkosten. Ook is er door deze werkwijze weinig ruimte voor innovatie. Ieder project staat op zichzelf waardoor innovatie nauwelijks loont. Binnen één project kan innovatie immers bijna nooit worden terugverdiend. Kwaliteitsverbetering kan daardoor niet structureel worden opgepakt. Dat het anders moet, daar zijn we gelukkig van doordrongen. H ube rt Siste rm a ns:

De sector heeft van zichzelf een dinosauriër gemaakt die op het

punt staat uit te sterven. W i ll e m Ve rba a n:

Bouwen klinkt heel positief. Iets opbouwen, iets creëren. Maar dat

mooie begint in Nederland met ‘oorlog’. We moeten meer samenwerken om het proces beter in te richten.

Samenwerking Zoals we het proces nu kennen is er sprake van grote versnippering. Bij een gemiddeld bouwproject zijn vaak meer dan honderd organisaties betrokken. Een sterk vereenvoudigde weergave van de betrokken partijen in de bouw is zelfs al omvangrijk (zie illustratie). Of het nu gaat om de realisatie van een groot meerjarig project als de Noord/ Zuidlijn of een relatief klein woningbouwproject, iedereen heeft zijn eigen specialisme, doet zijn ding en geeft het vervolgens door aan de volgende partij in de keten.  Complexiteit bouwproces.

Eindgebruikers Beleggers Opdrachtgevers Beheerders

Architecten Adviseurs Ontwerpers Ingenieurs Constructeurs

P e te r va n Rooy:

Ruimtelijke ordening Hoofdaannemer Onderaannemers Bouwtoezicht Installateurs

Uitvoerders

Producenten

Overheden Welstand

Handelaren

In 2025 moet de sector betere kwaliteit leveren voor een lagere prijs.

Wil dat haalbaar zijn, dan moeten we samenwerken. Het is geen kwestie meer van ‘samen een leuk project doen’. Als je goed samenwerkt, krijgt je misschien die 7% marge. Werk je niet samen, dan kun je, met alle claims en dergelijke, niet verwachten nog een positief resultaat te halen en lig je eruit.

Bouwen is ingewikkeld, gespecialiseerde kennis is dan ook nodig. Maar door die kennis veel meer te delen, meer te werken in vaste teams en werkwijzen te standaardiseren kunnen we stappen maken en een einde maken aan de versnippering. Dikke boeken met procedures en contracten zijn niet de oplossing. Het gebruik van systemen zonder het gebruik van gezond verstand is zelfs gevaarlijk. We moeten niet alle hoop vestigen op de structuur maar het gewenste gedrag verankeren in de cultuur. Dan kunnen we kwaliteitsverbetering realiseren, besparen op de kosten en vooruitgang boeken. 81


Elux Het Eluxconcept laat zien hoe waardevol samenwerking is. De technische installatie van een woning bepaalt in hoge mate het wooncomfort, voor nu en in de toekomst. Daarvoor is, direct al bij de oplevering, een goede infrastructuur nodig die mogelijkheden biedt voor uitbreiding als de wensen van de bewoners veranderen. Het Eluxconcept is een onafhankelijke norm, ontstaan uit een samenwerking tussen twintig partners in de installatietechniek. Tegen beperkte meerkosten voorziet het Eluxconcept in een dubbel leidingnet voor zowel 230V als ICT-installatie. Daarmee krijgen de bewoners flexibele keuzemogelijkheden voor bijvoorbeeld CAI, telefoon, internet, beveiliging en zorg op afstand. Ook extra functionaliteiten zoals deurvideo, elektrische bediening van zonwering en rolluiken, afwezigheidsimulatie, alles aan/uit-knop en andere vormen van huisautomatisering kunnen worden toegepast. Doel van Elux is het realiseren van een uitgebreidere infrastructuur door normalisatie en standaardisatie. (www.elux.nl)

B e n Spiering:

Het veld waarin we bewegen wordt steeds complexer en vraagt om meer

en andere samenwerking. Ook met partijen van buiten de kolom.

Het ontstaan van samenwerking Samenwerking komt niet zomaar tot stand. Vaak wordt aangenomen dat vertrouwen de basis is waarop samenwerking ontstaat. Maar partijen weten pas of ze elkaar kunnen vertrouwen als ze door samenwerking aan elkaar hebben bewezen dat vertrouwen te verdienen. Dan kan verdere en structurele samenwerking ontstaan. Maar voor die allereerste stap is meer nodig. En dat meer, dat is vooral een gezamenlijk besef dat we met samenwerking betere, snellere en mooiere resultaten boeken. En dat we de uitdagingen waar we voor staan niet alleen aankunnen. Eric Ka rs e m akers :

Faalkostenreductie is geen quick win maar een structurele winst-

verbetering waar lef voor nodig is. Alhoewel het probleem wel algemeen wordt onderkend zijn er maar enkele daadkrachtige partijen die nu ook al echt concrete stappen nemen. Die hebben de aanpak geborgd in de organisatie en plukken daar nu de vruchten van.

Dat dit besef er langzaam komt is te zien aan de vele samenwerkingverbanden die er al zijn en waarvan een enkele ook beschreven wordt in dit boek. Samenwerking is in onze sector echter nog lang niet vanzelfsprekend. Maar dat verandert. Onze wederzijdse afhankelijkheid groeit en door de hoge eisen waaraan we moeten voldoen kunnen we gewoonweg niet meer anders dan het samen doen. In 2025 realiseren we ons allemaal dat het zinvol en noodzakelijk is om met elkaar samen te werken omdat we alleen daarmee kunnen inspelen op de kansen die de markt ons biedt. En door die samenwerking ontdekken we wie we kunnen vertrouwen en vinden we vaste partners.

82


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

Ke e s Fl ipse :

Er is nauwelijks sprake van kennisdeling omdat men de ander niet vertrouwt

dat deze er niet met de kennis vandoor gaat om ergens anders een lagere prijs te bedingen. Die angst is niet zomaar weg te nemen. Het is daarom belangrijk partijen strategisch aan je te binden. Zo kun je tot een betere afstemming komen.

W e g even el k aar e en 6 - voor sa m e nw erking Frens Pries onderzocht hoe samenwerking in de sector beoordeeld wordt. Over het algemeen beoordelen we elkaar met een 6-. Dat geldt zowel voor de kennis die we van elkaar hebben als voor de samenwerking op zich. We begrijpen elkaar enigszins, maar hebben onvoldoende inzicht in elkaars werkwijzen. We voelen ons door de ander minder begrepen dan dat we de ander zelf begrijpen. En we zijn weliswaar aardig voor elkaar en we vinden elkaar nuttig, maar toch wordt er veel op elkaar gemopperd.

Vertrouwen en respect Als de samenwerking tot stand is gekomen zijn vertrouwen en respect zeer belangrijk. Nu ontstaat door gebrek aan inzicht en slechte samenwerking onvrede, onderlinge wrijving en een onbevredigend resultaat. Onzekerheden en knelpunten uit de initiatief- en definitiefase hebben gevolgen voor het ontwerp en de uitvoering, maar zijn in dat stadium niet meer of heel moeilijk nog op te lossen. Dat leidt tot hoge faalkosten, vertraging, ontevreden klanten en in sommige gevallen zelfs gerechtelijke procedures. Vaak draait het om de prijs. Ieder werkt voor zich en daardoor bezuinigen we daar waar het niet direct opvalt of proberen we met meerwerk en inkoopdruk toch nog een aantrekkelijke marge te halen. Zo komen we nooit tot een situatie waarin iedereen het maximale verdient aan een eindproduct met de beste prijs-kwaliteitverhouding. F re ns Prie s:

Bouwen wordt nooit meer zoals vroeger. De complexiteit van regels en

belangen rondom bouwprojecten is blijvend. De uitdaging is om beter met elkaar samen te werken. Daarvoor is het noodzakelijk dat partijen elkaar vertrouwen. En om elkaar te vertrouwen moet je elkaar begrijpen. En om elkaar te begrijpen moet je elkaar kennen.

Door structureel met elkaar samen te werken, met respect voor elkaars belangen en oog voor elkaars kennis, bouwen we gezamenlijk kennis en ervaring op. Daardoor kunnen processen stapsgewijs worden verbeterd en kan veel beter invulling worden gegeven aan de wensen van de klant. Bovendien kost het minder geld en ontstaat een integrale visie op kwaliteit. Ti e Lie be :

Kijk je terug naar de 70-80-er jaren, dan werd er meer vanuit relaties gewerkt.

Dit is mede door de komst van de Europese aanbestedingen veranderd. Niet per definitie ten voordele. De vriendschappelijke relatie die je vroeger had, ontstond ook doordat je wist wat je aan elkaar had. Maar vriendschap mag nooit belangrijker worden dan professionaliteit. Het resultaat moet wel centraal blijven staan. 83


E.NU E.NU biedt als commercieel regionaal samenwer-

vloerisolatie. Het gevolg is dat de klant niet weet

kingsverband een one stop shopping formule op

wat hij moet doen. Onder de naam E.NU zijn 40

het gebied van duurzaamheid. Doel is de eindklant

regionale

te ontzorgen. Duurzaamheid wordt doorgaans

Hierin werken ondernemers van verschillende

door elke specialist vanuit zijn eigen discipline be-

disciplines met elkaar samen. Ze spreken elkaar

keken. De installateur denkt in oplossingen zoals

aan (gilde mentaliteit) en als blijkt dat een van

LED verlichting of warmtepompen, de glashandel

de partijen niet voldoet wordt afscheid genomen.

in oplossingen zoals dubbelglas en het isolatie-

(www.energiebesparingnu.nl)

samenwerkingsverbanden

gebouwd.

bedrijf denkt in mogelijkheden voor bijvoorbeeld

Ketenintegratie Binnen de sector zien we steeds meer samenwerkingsverbanden ontstaan. Fabrikanten die gezamenlijk een concept aanbieden bijvoorbeeld, of uitvoerende disciplines die elkaar aanvullen en zo meer totaaloplossingen kunnen bieden. Deze samenwerkingsverbanden kunnen worden gezien als een goede eerste stap richting ketenintegratie. Wat is eig enlijk keteninteg rat i e ? Ketenintegratie is de samenwerking tussen verschillende schakels van een bedrijfskolom. Alle organisaties en afdelingen in de keten die een rol spelen in het productie- of dienstverleningsproces werken bij ketenintegratie met elkaar samen. Niet enkel tijdens één project, maar langdurig, waardoor de schakels steeds beter op elkaar aansluiten. Ketenintegratie wordt daarom ook wel een strategische samenwerking genoemd, omdat het projectongebonden is. Het doel is een structureel betere prestatie in tijd, geld en kwaliteit. Transparantie en wederzijds vertrouwen zijn belangrijke uitgangspunten. Het verbeterpotentieel wordt gerealiseerd door inefficiënties in het proces weg te nemen. Ketenintegratie heeft daarmee ook veel te maken met lean bouwen (zie pagina 88). W il l e m V erbaan:

Het is zeer leerzaam om de kennis van de Angelsaksische sector te

vergelijken met de Nederlandse. De eenzijdigheid die we in Nederland bijna standaard aantreffen is daar allang doorbroken.

Ketenintegratie betekent dat we in de toekomst minder op eilanden werken en veel meer op een integrale manier met elkaar samenwerken. Nieuwe contractvormen en ICT ondersteunen dit proces, maar het gaat er vooral om dat de partijen in de keten zich realiseren (en er naar handelen) dat iedere partij, iedere partner, een belangrijke toegevoegde waarde levert aan het eindresultaat. Iedere partner moet daarvoor zijn verantwoordelijkheid nemen en delen in winst en risico. Feitelijk wordt de keten één onderneming waarin de bouwpartners de bedrijfsonderdelen vormen. Lange termijn relaties en goede samenwerking zijn het gevolg en de klant krijgt het beste resultaat.

84


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

Ketenintegratie: als we de koppen bij elkaar steken bereiken we meer

Ste ph a n Poe l s m a :

ICT biedt ondersteuning en is een communicatiemiddel. Het doel

daarvan is mensen bij elkaar brengen. Maar mensen leiden altijd het proces, niet systemen. ICT zorgt voor transparantie en brengt in het ontwerpproces de architect, de binnenhuisarchitect en de systeemarchitect bij elkaar. Hierdoor ontstaat een optimaal ontwerp waarbij meerwerk en bouwfouten worden geminimaliseerd.

Ketenintegratie in de praktijk bij Com∙wonen en Dura Vermeer Hoe het was: De samenwerking tussen Com∙wonen

cesaanpak en duidelijke overdrachtsmomenten.

en Dura Vermeer had een onduidelijke fasering

Teams die elkaar opvolgen hebben het gezamen-

waarin veel processen naast elkaar liepen. De be-

lijke einddoel helder voor ogen en komen nu sa-

sluitvorming in het voortraject ging over allerlei

men om een soepele overgang van de ene naar

schijven en was tamelijk ‘ambtelijk’. Architect en

de volgende fase te bewerkstelligen.

adviseurs werkten niet samen en doordat fasen

Praktische gevolgen: Deze eerste toepassing van

niet duidelijk werden afgesloten waren tijd, kwa-

ketenintegratie heeft aangetoond dat openheid

liteit en kosten lastig te beheersen. Vanwege de

en transparantie een positief effect hebben op

geschiedenis die mensen uit de organisaties met

de sfeer en het vertrouwen en daarmee op de

elkaar hadden was er in sommige gevallen zelfs

resultaten van het project. Dat neemt niet weg

sprake van tegenstrijdige belangen, ‘oud zeer’ en

dat het een leerproces is van vallen en opstaan.

wantrouwen.

De ervaringen en leerpunten zijn verspreid en

Wat gedaan moest worden: Om deze situatie te

worden uitgewisseld ten behoeve van verdere

doorbreken is een nieuwe samenwerking en een

verbetering. Zo wordt een structurele organisa-

nieuw geïntegreerd proces ontworpen, inclusief

tie neergezet die ketensamen-

nieuwe bouwpartners. Met een heldere fasering,

werking in de toekomst moet

een heldere rolverdeling, een gezamenlijke pro-

garanderen. 85


De bouwkolom Door ketenintegratie ontstaat in de toekomst een andere bouwkolom. Traditioneel loopt alles binnen onze sector volgordelijk. Die volgorde is van boven naar beneden (zie illustratie). Daardoor duren processen lang en wordt niet optimaal van elkaars expertise gebruik gemaakt.  De traditionele bouwkolom. Gemeente

Ontwikkelaar

Makelaar

Eindgebruiker

Architect

Adviseurs / Ingenieurs

Hoofdaannemer

Onderaannemer

Installateurs

Toeleveranciers

M a rce l Bulling a:

De bouwkolom is in 2025 geen kolom meer, maar een netwerk, zowel

fysiek als virtueel. Het onderscheid tussen bijvoorbeeld uitvoerders en ontwikkelaars wordt kleiner. Iedereen moet snappen in welk veld hij/zij zich beweegt en toegevoegde waarde leveren.

In 2025 ziet de bouwkolom er heel anders uit. Dat komt doordat we beseffen dat samenwerking noodzakelijk is, maar ook door de veranderende rol van onze klant. De klant – en daarmee ook zijn klanten en/of gebruikers – wordt in de toekomst namelijk veel belangrijker en neemt in het proces een centralere rol in (zie hoofdstuk 5). Zo gaat hij bijvoorbeeld zelf de coördinatie doen van het proces, of laat hij dit over aan een conceptaanbieder. Om in te kunnen spelen op de wensen, eisen en behoeften van de klant en te kunnen blijven concurreren is het essentieel om beter van elkaars expertise gebruik te maken. De concurrent gaat dat immers ook doen of doet het al! Bij nieuwe samenwerkingsverbanden is communicatie essentieel, zeker in het begin. We moeten duidelijkheid hebben over wie waarvoor verantwoordelijk is, wie wat doet en hoe we optimaal op 86


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

elkaar kunnen aansluiten. Doordat we steeds vaker met dezelfde partners werken gaat dat echter in toenemende mate vanzelf. Die opstartperiode die we nodig hebben betekent wel dat we beter vandaag dan morgen onze eerste stappen kunnen zetten naar samenwerking. Anders wordt het wel heel moeilijk om producten nog op tijd, voordat de concurrentie het doet, marktconform te kunnen aanbieden.  Een nieuwe bouwkolom waarbij de eindgebruiker betrokken maar ontzorgd wordt.

Gemeente

H ans va n de r Ve e n:

Eindgebruiker

Adviseurs / Ingenieurs Architecten

Conceptaanbieder

Toeleveranciers

Montagebedrijven

Installateurs

Het oude bouwsysteem is een belemmering om verbeteringen te

realiseren. Nu kennen we een topdown systeem met veel regels waardoor het oplossend vermogen nul is. Interdisciplinair werken als een bouwteam met ketenaansprakelijkheid werkt veel beter. Als je het horizontaal organiseert ben je met elkaar verantwoordelijk.

Qbiz Qbiz is een bouwmethode die is gebaseerd op ketenintegratie en op industrieel, demontabel, duurzaam en flexibel bouwen met lage levensduurkosten. Qbiz is integraal ontwikkeld door verschillende partijen. Componenten van bouw, data, elektriciteit en werktuigbouwkunde zijn op elkaar afgestemd. Alles is demontabel, geprefabriceerd en geschikt voor hergebruik. Bovendien is overname, financiering of terugname van het gebouw geen probleem. (www.qbiz.nu)

P i e t Oska m:

Slechts 10% van de bouw maakt gebruik van nieuwe inzichten. Dat be-

tekent dat er bij 90% nog verbetering mogelijk is. De samenwerking loopt veel soepeler wanneer de bouwkolom niet verticaal maar horizontaal is. Alle partijen werken daarbij intensief en op basis van gelijkwaardigheid samen. Zo wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van iedereen, verloopt het bouwproces beter en sneller en worden faalkosten zoveel mogelijk vermeden.

Voor- en achterwaartse integratie Naast een verschuiving van een verticale naar een meer horizontale bouwkolom zien we ook dat door voor- en achterwaartse integratie meer functies bij één partij komen te liggen. Bij voorwaartse integratie neemt een bedrijf de activiteiten over die een fase na zijn oorspronkelijke activiteiten in de productieketen liggen. Bijvoorbeeld 87


Cepezed (architect) die zijn eigen aannemersbedrijf is gestart (zie kader) of fabrikanten die ook de montage aanbieden. Achterwaartse integratie betekent juist dat een organisatie het werk overneemt van de partijen die voor hem in de keten zitten. Een bekend voorbeeld is een bouwbedrijf dat ook ontwerp en advieswerk naar zich toetrekt (bijvoorbeeld in eigen huis design & build aanbiedt).

BGC ontstaan uit Cepezed Cepezed liep tegen belemmeringen op in de tradi-

uitvoering grotendeels op onderaannemers verlaat

tionele bouwkolom en heeft om die reden de uit-

en bestaat van de marge. De contracten worden

voering zelf ter hand genomen. Bouwteam General

direct tussen de opdrachtgever zelf en de verschil-

Contractors (BGC) organiseert, coördineert en con-

lende uitvoerende partijen gesloten. Bouwteam

troleert de bouw van projecten die zijn ontworpen

General Contractors opereert daarmee feitelijk als

door Cepezed of door andere architecten. Het doet

uitvoeringsadviseur. Al tijdens de ontwerpfasen

dit volgens de methode van management contrac-

is het sterk in het proces betrokken en deelt het

ting, ook wel partiële aanbesteding of nevenaan-

kennis en kunde betreffende de realisatie- en kos-

neming genoemd. Hierbij wordt ieder werk apart

tenaspecten. Ontwerp en uitvoering worden hier-

vergeven aan de leverancier met het meeste vak-

door beter op elkaar afgestemd. Dit leidt tot een

manschap en de gunstigste condities. Er wordt dus

proces met een grote mate van financiële en pro-

niet, zoals dat traditioneel gebeurt, een hoofdaan-

cedurele transparantie.

nemer aangesteld die zich voor de daadwerkelijke

(www.bouwteamgc.nl)

bouwteam

Dergelijke voor- en achterwaartse integratie is niet noodzakelijk. Het is echter wel onvermijdelijk als partijen niet met elkaar gaan samenwerken. Wanneer partijen wel succesvol samenwerken is het immers niet nodig die andere partij (of zijn functie) over te nemen om de kennis in huis te krijgen.

Lean Bouwen In onze sector zijn de marges over het algemeen niet groot en ze worden voor veel bedrijven ook steeds kleiner. Daardoor is het moeilijk om (voldoende) winst te maken. Om toch te blijven verdienen wordt geprobeerd scherper in te kopen (zowel materiaal, materieel als onderaannemers) en mensen harder te laten werken. In de bouw lekt echter meer dan 10% aan rendement weg door faalkosten. Door Lean management kunnen deze faalkosten worden aangepakt en kunnen gebouwen sneller worden gerealiseerd. Bovendien leidt het tot betere relaties met opdrachtgevers en onderaannemers. Lean bouwen gaat in de kern over beter samenwerken, beter communiceren en datgene doen dat werkelijk van waarde is voor je eindproduct en al het andere achterwege laten. In onze sector kunnen we met deze productiefilosofie twee vliegen in één klap slaan. We leveren namelijk meer klantwaarde en we maken minder faalkosten. En met Lean bouwen kan sneller worden gebouwd. Dat betekent dat je eerder klaar kunt zijn, maar je kunt ook later beginnen. Daardoor heb je een lagere rentelast gedurende de bouw en de klant heeft meer tijd voor de besluitvorming. 88


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

Wat is l ea n bo uwe n? Lean is de naam die enkele Amerikaanse onderzoekers eind jaren tachtig hebben gegeven aan de productiefilosofie van Toyota. De Lean-filosofie is inmiddels een veel gebruikte manier om tegen een bedrijfsproces aan te kijken en het continu te verbeteren. Lean gaat uit van een heldere basisdefinitie: alle activiteiten binnen een organisatie die rechtstreeks bijdragen aan dat waar de klant voor betaalt, is waarde. Al het overige is verspilling. Verspilling is een noodzakelijk kwaad. Daar heeft een klant geen geld voor over. Er is eens een analyse gemaakt van de verhouding tussen waarde en verspilling in de bouw-, installatie- en vastgoedsector. Die verhouding lag op 80% verspilling en 20% waarde. Als we die verhouding naar 60-40 terug kunnen brengen, dan is dat een revolutie. In de bouw wordt het Lean bouwen inmiddels al op veel locaties toegepast. F e i ke Ooste rhof:

Lean, maar ook andere vormen van procesinnovatie zoals Six Sigma,

gaan (elk op hun eigen manier) terecht uit van de veronderstelling dat een constante prestatie beter is dan een niet constante maar gemiddeld gelijkwaardige prestatie. Dus beter altijd een 7 scoren dan ergens tussen de 5 en de 9.

De praktijk bij Heembouw In 2004 heeft Heembouw de Lean-filosofie geïntroduceerd en inmiddels is deze aanpak verankerd in het bedrijfsproces. De faalkosten zijn sindsdien gedaald en de procestijd is met gemiddeld 30% verkort. Een belangrijk Lean-instrument is de pull-planning. Voordat een project start plant Heembouw samen met alle betrokken partijen – opdrachtgever, leveranciers, architect en adviseurs – het totale uitvoeringsproces. Tijdens deze sessies worden eventuele knelpunten gesignaleerd en in overleg opgelost, wat leidt tot een hogere kwaliteit en een kortere doorloop-

voorziene zaken die ten koste gaan van de afge-

tijd. De pull-planning wordt vervolgens tijdens de

sproken kwaliteit, planning en logistiek. Boven-

uitvoering in een wekelijkse werkbespreking met

dien kan Heembouw daardoor flexibel omgaan

de bouwpartners op de bouwplaats bewaakt en

met wijzigingen van de kant van de opdrachtgever.

verfijnd. Zo kan tijdig worden ingespeeld op (on)-

(www.heembouw.nl)

Heembouw

Met Lean bouwen benoem je gezamenlijk datgene wat werkelijk van waarde is voor je eindproduct en benoem je dus ook die werkzaamheden en die elementen die dat niet zijn. Vervolgens maak je ook samen de planning. Als je dat twee of drie keer hebt gedaan, wordt het een automatisme. Dan gaan mensen vanzelf al het initiatief nemen. ‘Kun jij eerder?’ ‘Ja, maar dan moet jij dit of dat alvast doen.’ Die manier van samenwerken geeft mensen energie. Als je de planning gaat inkrimpen wordt je gedwongen de verspilling aan te pakken. 89


Ketenintegratie binnen de organisatie Lean bouwen vraagt om een andere rol van de uitvoerder en steun vanuit de hele organisatie. Uitvoerders in de bouw leven doorgaans van dag tot dag, terwijl met Lean bouwen een proactieve houding is vereist. Daarbij is het belangrijk dat de directie gelooft in ketenintegratie, want Lean bouwen moet weliswaar bottom up worden gedaan, het moet top down worden gedragen. Bij ketenintegratie gaat het om het besef: blijf je altijd maar met de partners werken die de laagste prijs hanteren of ga je verder met partners die je een marge gunt om gezond te kunnen opereren? Partners die in staat zijn gezamenlijk op te trekken, de bouwtijd te verkorten, de bouwkosten te reduceren en uiteindelijk een zo laag mogelijke integrale prijs te bereiken?

3.2 Samenwerking en techniek De ontwikkelingen in de Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) gaan razendsnel. Toch hebben we daar in de sector tot op heden nog weinig gebruik van gemaakt. Elk project is anders, vinden we, en daardoor komen dergelijke ontwikkelingen niet van de grond. Maar dat is natuurlijk onzin. Juist in de bouw-, installatie- en vastgoedsector, waar veel partijen betrokken zijn, ieder project anders is en in het proces veel wijzigingen voorkomen, worden hele hoge eisen gesteld aan de communicatie. Zonder ICT is dat nauwelijks nog bij te benen en zeker niet efficiënt te organiseren. In 2025 heeft ICT dan ook een veel belangrijkere rol gekregen in onze processen. Door gestandaardiseerde templates kunnen we in 2025 efficiënt met elkaar communiceren en goed georganiseerde databases dragen er aan bij dat we niet iedere keer het wiel opnieuw uitvinden. Onderhoud is bovendien veel eenvoudiger omdat de technische gegevens van het gebouw beschikbaar zijn (in de Verenigde Staten is het al jaren verplicht om de laatste tekeningen (digitaal) te verstrekken bij de oplevering van een gebouw). Fra nk B ijdendijk:

In de nieuwe bouw werken we met virtuele bedrijfsmatige (juridisch

aparte) eenheden die werken met vaste procedures. Dankzij systemen (die nu al beschikbaar zijn!) werken we met één gegevensstroom. Ieder volgend project gaat beter en is goedkoper. Bovendien wordt er met plezier en vertrouwen en in openheid met elkaar gewerkt.

BIM Een gebouw wordt in de toekomst twee keer gebouwd. Eén keer virtueel en één keer fysiek. Beiden blijven gedurende de hele exploitatie ook naast elkaar bestaan. Zo weten we altijd precies welke componenten zich waar bevinden en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Dat doen we met BIM. BIM is een software tool waarmee we efficiënt kunnen werken, transparantie krijgen en ervaringen uit een eerder project mee kunnen nemen in een volgend project. BIM bestaat al langere tijd, maar pas sinds een paar jaar gaan steeds meer partijen ermee werken. Nu nog wordt op veel plekken in het onderwijs in AutoCAD onderwezen. Zodra het onderwijs in groten getale BIM adopteert is het ook uit de bouwpraktijk niet meer weg te denken. En dat gaat geen jaren meer duren. 90


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

Pau l B eye rsbe rg e n:

Op dit moment worstelen veel partijen met de definitie van ‘BIM’

en de praktische toepasbaarheid ervan. In 2025 zien we een landschap waar samenwerken vanzelfsprekend is. Er wordt niet over ketenintegratie gesproken, dat is commodity. En transparantie is geen containerbegrip, maar stelt alle partijen in de kolom in staat de juiste keuzes te maken.

H e t Bo uw Infor m atie M odel ook (Building Information Model of kortweg BIM) maakt het mogelijk alle relevante informatie gedurende de hele levenscyclus van een gebouw op te slaan, te gebruiken en te beheren in een digitaal (3D) gebouwmodel. Het 3D-model bestaat uit dynamische en zogenaamde intelligente objecten. Het computerprogramma weet van de verschillende objecten wat ze zijn en laat ze op elkaar reageren. Op die manier worden wijzigingen ook direct voor alle objecten waarop die wijziging invloed heeft doorgevoerd. Bij traditioneel ontwerpen veroorzaken de wijzigingen vaak fouten die weer gecorrigeerd moeten worden. Dat is arbeidsintensief en kostenbepalend. Door de structuur van de software kan bij een BIM aan het model ook calculatie- en rekensoftware worden gekoppeld. En het is mogelijk om een factor tijd en kosten mee te nemen (4D respectievelijk 5D). Hierdoor kunnen de opbouw en de kosten van een gebouw of constructie direct worden gevisualiseerd en geanalyseerd. Daarmee kan het gebouw vanaf het begin zo efficiënt mogelijk worden samengesteld. Ontwerp J[a[d_d][d 8[h[a[d_d][d Visualisatie Haalbaarheidsonderzoek

Constructie J[a[d_d][d 8[h[a[d_d][d

Regelgeving

Bouw Informatie Model

Programma van Eisen

Installaties J[a[d_d][d 8[h[a[d_d][d

Simulaties Ab_cWWj :W]b_Y^j" ][bk_Z 8hWdZ % heeal[hifh[_Z_d] ;d[h]_[][Xhk_a

Beheer & Onderhoud

Facility Management ‘Virtueel bouwen’

Technische specificaties

91


Van 3D naar 4D en 5D ontwerpen Doordat met BIM in 3D ontworpen wordt sluiten elementen beter op elkaar aan. Bovendien kun je informatie hergebruiken. Daardoor kan met BIM veel tijd en geld worden bespaard. BIM biedt echter ook de mogelijkheid om in 4D en 5D te ontwerpen. Bij 4D ontwerpen wordt ook de factor tijd toegevoegd. De planactiviteiten maken dan onderdeel uit van het ontwerpen en zo kan al tijdens het ontwerpproces bekeken worden hoe snel iets gebouwd kan worden. De vijfde dimensie (5D ontwerpen) neemt daarnaast ook nog de kosten mee. Uiteraard is 4D en 5D ontwerpen alleen mogelijk op basis van grote databases waaruit de benodigde informatie gehaald kan worden over bouwtijd en –kosten. Er zijn echter al verschillende partijen die werken aan deze databases. De implementatie van 4D en 5D ontwerpen ligt daarmee ook niet ver meer van ons af. Dik Spe kkink:

80% van de architecten is op enigerlei wijze bezig met 3D/BIM

Voorde len van B I M • Meer partijen hebben inzicht in en invloed op de planvorming. • Goedkeuringsprocedures verlopen sneller. • Er is prake van eenduidige informatie (door afstemming van deelontwerpen ontstaan geen verrassingen in de uitvoeringsfase). • Het digitale model kan worden hergebruikt voor exploitatie, beheer en nieuwe projecten. • Er zijn minder faalkosten. • Er is minder meerwerk. • (duurzame) Kwaliteitsverbetering is mogelijk door betere aansluitingen en minder ambachtelijke oplossingen. • De evaluatie van projecten meet leerervaringen die kunnen worden hergebruikt in andere projecten.

Dankzij 3D-technologie realistische weergave van toekomstige gebouwen.

92


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

Leerpunten uit de BIM-caseweek 2010 1. Om BIM goed te laten werken moeten alle ge-

(voor de toekomst) is wie die data (na opleve-

gevens centraal worden gehouden en door één

ring) gaat onderhouden. De praktijk leert dat je

persoon (of klein team bij grote projecten) worden beheerd.

beter geen data kunt hebben dan slechte data. 4. De partijen die betrokken zijn bij een (bouw)-

2. B IM is het stadium van 3D-presentaties al ge-

project moeten bereid zijn de belangrijkste

passeerd. Het 3D-model kan nu al worden voor-

medewerkers van de verschillende bedrijven bij

zien van veel extra data.

elkaar te zetten, vooral in het begin. Dit is één

3. Het verrijken van het 3D-model gaat aan het be-

van de basisvoorwaarden voor een

gin van een project meestal goed. Grote vraag

hoge output. (www.bimcaseweek.nl)

E rwin va n Lu n:

BIM systemen worden in de toekomst ook beschikbaar gesteld aan de

klant en aan projectwebsites gekoppeld. Die websites zijn in de toekomst zo geavanceerd dat de klant bijvoorbeeld de vraag kan stellen ‘Kan ik ook grotere ramen nemen?’ om vervolgens een geautomatiseerd antwoord te ontvangen. Dankzij de techniek kunnen vragen steeds specifieker zijn en worden antwoorden steeds nauwkeuriger.

Gevolgen van BIM voor het proces Voor BIM is het belangrijk dat partijen vanaf het begin transparant samenwerken en bereid zijn tot het delen van digitale informatie. Het ontwerpproces wordt steeds minder een black box en steeds meer een proces van ons allemaal. Dat betekent ook dat het belangrijk is uitvoerende partijen er direct bij te betrekken. De grenzen tussen ontwerpfasen vervagen daardoor, of ze vallen soms zelfs helemaal weg. De traditionele honorariumverdeling past dan ook niet meer. Goede proces- en contractafspraken zijn dus noodzakelijk. Ook om onduidelijkheden over verantwoordelijkheden te voorkomen.

Gevolgen van BIM voor partijen uit de keten Het voordeel van BIM voor de opdrachtgever is het snellere proces en de nog zeer kleine kans op fouten. Bovendien krijgt hij meer inzicht in het proces en wordt hij volwaardig lid van het ontwerpteam. Toetsrondes, gebruikersoverleg en goedkeuringen gaan veel sneller en het ontwerp kan makkelijk worden vergeleken met het Programma van Eisen. En hij kan een vinger aan de pols houden doordat begrotingen direct gekoppeld zijn. De aannemer aan de andere kant, haalt zijn faalkosten omlaag en de architect kan BIM gebruiken om zijn ontwerpen mooi te presenteren en eenvoudig in bestekken om te zetten. BIM kan echter ook tot gevolg hebben dat de hoeveelheid werk van de architect afneemt doordat ontwerpen of delen daarvan worden hergebruikt. Ingenieurs doen er goed aan te inventariseren wat BIM voor hun organisatie kan betekenen in positieve, maar ook negatieve zin (zie paragraaf 7.1).

93


W il l e m V erbaan:

Zet drie jonkies drie weken achter een BIM systeem en dan hebben

ze gerealiseerd waar ingenieursbureaus nu drie jaar over doen. BIM maakt traditionele ingenieursbureaus bijna overbodig.

Nog geen goede standaarden Een praktisch probleem van BIM is dat er nog geen goede standaarden zijn. Er zijn verschillende computerprogramma’s maar die praten niet met elkaar. Als dat niet wordt aangepast moet iedereen die met elkaar wil werken dezelfde software gebruiken en dat is heel lastig te realiseren. Zeker omdat partijen vooralsnog elke keer weer met andere partners zaken doen. Het is daarom wenselijk dat er één standaard komt. In Scandinavië heeft de overheid om die reden dwingend een systeem opgelegd. Om te voorkomen dat tijdens het proces appels met peren worden vergeleken is het daarnaast belangrijk dat er een onafhankelijke, uniforme bibliotheek komt met objectdefinities. Alleen als data van grondstoffen, fabrikanten en leveranciers gestandaardiseerd zijn kunnen we een automatisering maken die zelf ontwerpbeslissingen maakt. Eén database met alle technische gegevens dus. Een open systeem dat iedereen kan gebruiken. Daarvoor is een gezamenlijke investering nodig en het kost tijd om het op te bouwen. Maar dat het er in 2025 is, is zo goed als zeker. Je a n-Paul S o s ef:

In 1990 hadden we 10 standaarden voor CAD in Nederland. Nu heb-

ben we nog maar één standaard. Waarschijnlijk hebben we over 10 jaar nog één standaard in Europa en 10 jaar later één in de wereld. Dat geldt ook voor BIM. Het duurt nog 10 jaar voordat we in Nederland één standaard hebben en nog eens 10 jaar voordat in Europa een standaardisatie is ingebed die bruikbaar is voor de hele bouwkolom. Pas dan kunnen alle producten die te koop zijn één op één in BIM worden verwerkt.

Welk pakket is voor mij het beste? Zoals altijd met software is het lastig – maar

te zijn. Er is namelijk niet één pakket dat op alle

belangrijk – een juist besluit te nemen over het

vlakken een betere keus is dan de rest. Mattijs

pakket. Een verkeerde keuze leidt intern tot veel

Vischer is een groot voorvechter van BIM en heeft

frustratie en veel onnodige (in)directe kosten. Bij

de belangrijkste programma’s getest. Dat zijn:

de keuze voor het BIM pakket spelen allerlei af-

4M

Allplan

Archicad

wegingen een rol. Vooralsnog kunnen we alleen

Bentley MS

DDS

Digital Project

echt eenvoudig bimmen met partners die het-

EliteCAD

Revit

Tekla

zelfde pakket hebben. Dat betekent dat ontwik-

Vertex

kelaar, bouwer, adviseur en leverancier allemaal

Komt u er niet uit welk pakket voor u het beste

eenzelfde pakket moeten aanschaffen. Maar een

is? Er zijn voldoende koplopers die u graag (gratis)

pakket dat voor een bepaald project om die re-

op weg helpen. Mattijs is er daar één van, hij is te

den geschikt is hoeft dat niet ook in de toekomst

bereiken via: mattijs@rovis-projects.nl

94


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

P i e t Oska m:

Om tot succesvolle BIM toepassing te komen is vooral een andere cultuur

nodig, gericht op samenspel.

GIM = Gebieds Informatie Model Voor BIM is het belangrijk dat partijen vanaf het begin transparant samenwerken en bereid zijn tot het delen van informatie. Een dergelijke werkwijze kan ook zeer veel betekenen voor gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling anno 2010 is een proces dat ongelooflijk lang kan duren. Of een plan haalbaar is wordt nu vaak door de verschillende experts na elkaar beoordeeld. Elke expert voert wijzigingen door waardoor het geheel uiteindelijk een optelsom van aanpassingen wordt. Is het niet veel effectiever om al die disciplines samen te brengen om ook samen het plan te maken? Dat al die partijen samen om de tafel zitten en wensen en mogelijkheden bespreken? Om die vervolgens direct te visualiseren en door te rekenen? Dat gebeurt steeds vaker met het Gebieds Informatie Model. Hiermee worden de meest wezenlijke aspecten bij gebiedsontwikkeling direct meegenomen. Milieu, bodem, vastgoed, ruimtegebruik, deelplannen, projectplannen, bestaande percelen, kavels en gebouwen, google earth. De betrokken partijen kunnen op deze manier veel beter hun keuzes maken, het traject verloopt sneller en op plankosten kan worden bespaard. GIM kan overigens met gemak gekoppeld worden aan BIM, waardoor de planontwikkeling geheel virtueel tot stand kan komen.  Gebieds Informatie Model.

Conceptueel niveau

Detail niveau

Direct financieel inzicht Instant (financieel) inzicht in nieuwe plannen op elk detail niveau

Ook stedenbouwkundige kentallen

Pau l B eye rsbe rg e n:

Automatische hercalculatie

In 2025 worden tools gebruikt die werken op real time informatie

en een goed beeld geven in kritische succesfactoren van vastgoedondernemingen. Daarnaast wordt gewerkt met realistische simulaties om inzicht te krijgen in processen en scenario’s, bijvoorbeeld bij het ‘rekenen en tekenen’ in vroege fasen van gebiedsontwikkelingen. 95


Open Source Naast het gebruik van BIM krijgt de sector ook te maken met technologische ontwikkelingen die niet specifiek voor de bouw worden gerealiseerd. Zoals de trend van openheid en openbare bronnen die is ingegeven door internet. Open source betekent dat eenieder met internet vrije toegang heeft tot de bronmaterialen (de source) van het eindproduct. Voor de bouw betekent dit bijvoorbeeld dat er in de toekomst wel eens gratis en vrij toegankelijk (deel)ontwerpen kunnen worden aangeboden. Jongeren doen relatief veel met open source. Zij stellen bijvoorbeeld gratis uitgewerkte oplossingen die zij uit passie voor een bepaald onderwerp hebben ontwikkeld beschikbaar op internet. Omdat ze het leuk vinden als iemand iets met hun kennis of oplossing doet en omdat het goed is voor het opbouwen van ervaring, een CV en een netwerk. En mogelijk komen er zelfs maatwerkopdrachten uit.

Open Source als model voor de toekomst Honderden architecten, creatieven en techneu-

source’. Net als bij software waar ontwikkelaars

ten wereldwijd zonden belangeloos hun ontwerp

gratis bijdragen leveren om samen tot een zo

in voor duurzame en goedkope (onder de € 12.500)

goed mogelijk systeem te komen. Iedereen heeft

huizen in Ghana om gezamenlijk een oplossing te

daarbij toegang tot informatie en oplossingen.

vinden voor de sloppenwijken. De opzet is ‘open

Verbeteren van de efficiency op de bouwplaats Technologie kan ons bouwproces en samenwerken vele malen makkelijker, efficiënter en foutlozer maken dan het nu is, zoals met BIM. Ook de bouwplaats (of montageplaats) zelf is in 2025 veel digitaler. Denk alleen al aan de mogelijkheden die de beschikbaarheid van een beeldscherm op de bouwplaats biedt. Zoals de iPad die sinds de zomer van 2010 in Nederland wordt verkocht. De ingebouwde computer in een dergelijk beeldscherm kan automatisch worden gekoppeld aan de laatste bouwtekeningen. Op de bouwplaats heb je daarmee altijd letterlijk de laatste tekeningen op zak. Dat betekent ook dat direct actie kan worden ondernomen als iets niet loopt zoals gepland. Bijvoorbeeld door contact op te nemen met de ontwerper die direct de nodige aanpassingen kan doen, die vervolgens ook meteen te zien zijn op het beeldscherm op de bouwplaats. ICT – en dan zowel hard- als software – gaan de komende jaren een belangrijke rol spelen in het efficiënter maken van ons proces. 96


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

3.3 Opdrachtverstrekking Bouwen begint met communicatie. En communicatie is tweerichtingsverkeer. Als opdrachtgever en ontwerper alleen communiceren richting uitvoerende bouw in de vorm van een openbare aanbesteding of pas echt communiceren nadat alles tot in detail is uitgewerkt en gespecificeerd, dan kan nauwelijks nog gebruik worden gemaakt van de expertise van de aannemer, de onderaannemers en toeleveranciers. Als gebouwen in losse percelen (bouwkundig, installatietechnisch, werktuigbouwkundig) worden geknipt en voor de laagste prijs in de markt worden gezet mag je bovendien op zijn best een suboptimale oplossing verwachten. En zeker geen integrale oplossing waarbij de componenten ook op elkaar zijn afgestemd. Als de ontwerp- en bouwopgave verder beperkt blijft tot de kavelgrens dan kan niet verwacht worden dat het object goed in haar omgeving is ingepast en dat de mogelijkheden van die omgeving optimaal worden benut. Andere manieren van aanbesteden zijn daarom essentieel. P e te r Fra a nje :

Het aanbesteden van snippertjes woning- en utiliteitsbouw en infra-

werk is in 2025 definitief voltooid verleden tijd. Simpelweg omdat het veel beter, doelmatiger en slimmer kan. F ra nk B ijde ndijk:

De enige die de huidige manier van bouwen kan doorbreken is de op-

drachtgever omdat de opdrachtgever het risico draagt. Veel opdrachtgevers leggen het risico bij iemand anders neer, maar daarmee krijg je alleen maar ellenlange meer en minderwerklijsten en ondersteun je het bestaansrecht van de afdeling claimmanagement bij de aannemer.

Aanbestedingen Het woord aanbesteden brengt doorgaans niet de meest positieve gevoelens naar boven. Aanbestedingen gaan vaak over de laagste prijs en velen zijn het erover eens dat de aanbestedingsprocedures de oorzaak zijn van de huidige bouwcultuur. Daar zit een kern van waarheid in, maar in bepaalde segmenten van de bouw worden we meer door aanbestedingsregels belemmerd dan in andere. Want lang niet bij ieder project is een openbare aanbesteding noodzakelijk en daar waar het wel noodzakelijk is zijn ook andere vormen mogelijk dan we nu gebruiken. We kunnen ons dus druk maken om de beperkingen van aanbestedingen, maar we kunnen er ook wat aan doen. En dat is een samenspel. Nieuwe aanbestedingsvormen zijn mogelijk, maar nieuwe manieren om met aanbestedingen om te gaan zijn dat ook. Concurreer je alleen op prijs, dan wordt ook alleen de prijs vergeleken. Biedt je specifieke diensten aan die herkenbaar zijn voor de opdrachtgever, dan kan hij die diensten in de beoordeling meenemen. Zeker wanneer het om private opdrachtgevers gaat. Vooralsnog vraagt het om kennis, creativiteit en doorzettingsvermogen om anders om te gaan met aanbestedingen, maar in 2025 is het anders aanbesteden en het anders inschrijven ingebed. Hoe dat in detail gebeurt? Dat bepalen wij als opdrachtgevers en als markt zelf en ook daarin geldt dat samenwerking belangrijk is. 97


Je a n-Paul S o s ef:

Als je werk voor een betere prijs wil maken, dan heb je te maken met

gunnen en vertrouwen. Alleen organisaties die stabiel zijn en een kwalitatief hoogwaardig product leveren komen in die markt. Bedrijven die inschrijven op Europese aanbestedingen en vervolgens voor de rechter hun gelijk gaan halen, zitten in een vechtersmarkt en komen daar ook niet uit.

Niet alleen op prijs selecteren Om te kunnen selecteren op basis van andere argumenten dan de prijs moet de opdrachtgever wel de toegevoegde waarde inzien van die andere argumenten en daarvoor is vertrouwen nodig. Vertrouwen dat wij als sector moeten verdienen. Door duidelijk te communiceren naar de opdrachtgever wat precies onze toegevoegde waarde is en te bewijzen dat die andere argumenten ertoe doen. Door er zelf in te geloven en onze visie te delen. Steeds meer bedrijven lukt dat ook. Ze bieden hun diensten aan in plaats van dat ze afwachten totdat ze worden gevraagd. Bovendien zien opdrachtgevers en klanten in dat wij beter uitgedaagd kunnen worden met prestatie-eisen en wensen, zodat we creatiever en inventiever worden. Dat leidt uiteindelijk tot een betere prijs-kwaliteit verhouding. G e rrit-Jan van de P o l:

Ook binnen de Europese aanbestedingen zijn creatieve metho-

den mogelijk om de onafhankelijkheid en marktwerking te behouden maar toch met vaste lerende teams te werken. Maar je moet de klant dan wel kunnen overtuigen wat de meerwaarde is om voor een dergelijke constructie te kiezen. Ti e Lie be:

In Nederland kun je als organisatie prima een positief kritische opstelling heb-

ben. Opbouwende suggesties die niet uit eigenbelang voortkomen worden doorgaans op prijs gesteld en dragen bij aan een duurzame relatie. Alleen een globaal verhaal vertellen, daarmee ga je het niet winnen. Als je echt iets meer te bieden hebt, kun je ook (nu al) één op één aan tafel komen.

Servic e Leve l Ag ree m ents ( SLA ) Als er vertrouwen is dat de partijen in de kolom hetzelfde doel nastreven, zijn opdrachtgevers veel eerder geneigd partijen uit de dagen met oplossingen te komen en meer abstracte opdrachten te geven. In plaats van ieder deelaspect tot in detail te formuleren wordt meer op zogenaamde service level agreements (SLA) aangestuurd. Bij een SLA wordt afgesproken wat de prestatie-indicatoren en kwaliteitseisen zijn van de te leveren dienst of het te leveren product, om deze later te toetsen. In een SLA worden de rechten en plichten van beide partijen omschreven. B e n Spiering:

Rijkswaterstaat legt nu al veel meer verantwoordelijkheid bij de markt

neer dan een aantal jaren terug. We dagen de markt steeds meer uit om met integrale oplossingen te komen voor complexe opgaven op lange termijn. 98


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

De meeste waarde bieden Een andere manier om aan te besteden is door niet te proberen de laagste prijs te krijgen, maar de meeste waarde. Er zijn al organisaties die een budget aangeven en marktpartijen uitdagen om met de beste oplossing te komen binnen dat budget. Het is net als met het kopen van een huis. Je weet wat je ongeveer te besteden hebt en op basis daarvan kijk je welk product je kunt krijgen. Dit kan binnen het Living Building concept (zie kader). Maar het kan ook anders. Bijvoorbeeld in de vorm van een prijsvraag. In China wordt deze manier van aanbesteden regelmatig ingezet. Het is direct een goede promotie voor je stad of bedrijf en je krijgt vaak veel creatievere oplossingen binnen. Th o m a s Rau :

Nu al zijn er alternatieve methoden om aan te besteden. Bij het Muziek-

centrum Den Haag is bijvoorbeeld vooraf een prijsvraag in de markt gezet met een vast honorarium voor de architect. Hoeveel werk de architect hiervoor wil leveren bepaalt hij zelf. Het resultaat is dat de beoordeling van de ontwerpen enkel op kwaliteit kan worden gedaan.

Living Building – Hoezo van te voren alles vastleggen? Het basisprincipe van het Living Building Concept is dat de aanbieder goed luistert naar de klant maar niet per definitie doet wat hij zegt. Immers, de aanbieder weet oneindig veel meer van het door hem te leveren product- en procesassortiment dan de vrager. In de praktijk betekent dit dat de klant aangeeft welke wensen en welk budget hij heeft. De aanbieder maakt en ontwerpt zijn eigen aanbod en probeert met innovaties zijn markt te veroveren. Het aanbod bestaat uit industrieel gemaakte, (de)montabele elementen en componenten waardoor het bouwwerk snel, eenvoudig en goedkoop kan worden aangepast. Belangrijk is dat de opdrachtgever zijn context geeft en dat de aanbieder met zijn zelf ontwikkelde bouwwerk komt. Context en bouwwerk veranderen in de tijd. Doordat de aanbieder samen met de opdrachtgever naar oplossingen zoekt is er ook veel meer ruimte voor creativiteit. Het Living Building Concept draait de huidige keten in de bouw om. De gehele keten van vragers en aanbieders (opdrachtgever en opdrachtnemer, opdrachtnemer en aannemer, aannemer en onderaannemer, onderaannemers en leveranciers) wordt niet meer top-down responsief, maar bottom-up proactief. (www.livingbuildingconcept.nl)

Ni e ls M e ije rink:

Er wordt nog zelden een echt duidelijke keus gemaakt tussen

traditionele en moderne aanbestedingsvormen. De negatieve gevolgen van een bepaalde keus worden niet geaccepteerd maar weer over de schutting gegooid. Zo werkt het natuurlijk niet. 99


Samenwerking leidt tot een beter eindresultaat Full service Doordat andere argumenten dan de prijs leidend worden, kenmerkt het bouwproces van de toekomst zich door de full service aanpak. In 2025 komt de opdrachtgever niet meer met een volledig uitgewerkt ontwerp, maar geeft hij prestatie-eisen mee. Als hij daarin bijvoorbeeld ook het onderhoud betrekt zorgt de bouwer er wel voor een goed gebouw neer te zetten. Alleen al om te voorkomen dat hij hoge reparatiekosten maakt. In Engeland wordt al langer zo gewerkt en daar is inmiddels gebleken dat het een aanwijsbaar betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit oplevert. In Nederland wint deze aanpak zogezegd ook terrein. De Nederlandse overheid heeft aangegeven bij grote projecten de voorkeur te geven aan deze full service aanpak. Voor de opdrachtgever betekent het een besparing van 15%. Zulke structurele wijzigingen vragen echter ook om een open mind bij de opdrachtgever. Uiteindelijk moet verandering van twee kanten komen. Ti e Lie be:

Een duurzame relatie aangaan met je opdrachtgever betekent anders werken.

Streven naar de winst op de korte termijn draagt vaak op lange termijn niets bij. Opleveren en er niet meer naar omkijken werkt dan niet. Er ligt een verantwoordelijkheid bij de branche zelf om met plannen en ideeĂŤn komen.

Bij de verandering van de bekostiging hoort een andere wereld, namelijk sturing op resultaat en daarmee bijna per definitie sturing op diensten in plaats van op producten. Dienstverlening vraagt om andere kwaliteiten dan bouwen, maar biedt grote voordelen. Dienstverlening is veel minder gebaseerd op kosten en veel meer op waarden, waardoor betere rendementen kunnen worden gerealiseerd. To m va n der Ho rst:

De discussie over Publiek Private Samenwerking (PPS) staat nog

in de kinderschoenen. Het is een ingewikkeld terrein, maar er wordt nog een enorme slag gemaakt. Daar liggen absoluut kansen. 100


samenw erking staat centraal in een nieuw bouw proce s

Nieuwe aanbestedingsvormen Door de opkomst van de full service aanpak ontstaan nieuwe formele en informele aanbestedingsvormen die verder gaan dan de oplevering van een gebouw. Ze gaan over total cost of ownership, bijvoorbeeld door middel van leaseconstructies voor gebouwen. Ook energieverbruik en schoonmaak kunnen hier bijvoorbeeld in worden opgenomen. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een DBFMO contract, een contractvorm die al enkele jaren wordt toegepast bij publieke (Ministerie van Financiën) en private (TNT) partijen. Een DBFMO contract (zie kader) is nu nog erg ingewikkeld en daardoor alleen haalbaar voor grote projecten met een lange looptijd. In de nabije toekomst gaan we echter eenvoudigere standaard varianten ontwikkelen die ook voor kleinere projecten te gebruiken zijn.  DBFMO contract (bron: martie jacobs www.opps.nl) Initiatief/ Ontwerp Realisatie PVE

Exploitatie Onderhoud

Services Facilitaire aan services derden

Eigendom door private partij

Eenmalig

Exploitatie Periodiek variabel Periodiek o.b.v. per- o.b.v. vast formance gebruik

Traditioneel Bouwteam DB DBM DBFM DBFMO

Design & Build Design, Build & Maintain Design, Build, Finance & Maintain Design, Build, Finance, Maintain & Operate Huur/ projectontwikkeling

Opdrachtgever

Selectie

Prijsvorming en contractering

Aanbieder

DBFMO contracten bij het Rijk De DBFMO-overeenkomst is een publiek-private overeenkomst tussen de Staat (vertegenwoordigd door de Rijksgebouwendienst en het ministerie van Financiën) en consortium Safire (waarin Burgers Ergon, Cofely, ISS Facility Services, Strukton en DIF als de investeerders zijn betrokken). De overeenkomst betreft ontwerp, bouw, financiering, gebouwbeheer en een aantal gebouwgebonden facilitaire diensten, zoals risicobeheersing, schoonmaak, catering, beheer en onderhoud, reststoffenmanagement en het beschikbaar stellen van sportfaciliteiten. De duur van de overeenkomst loopt tot 2033. De private financiering van het project is een essentieel onderdeel van de DBFMO-overeenkomst. Safire verdient zijn geld terug tijdens de exploitatie. De definitieve waarde van het contract is vastgesteld op een contractwaarde van € 173 miljoen.

101



4 Nieuwe bouwmethoden maken veel meer mogelijk Ons huidige bouwen is het resultaat van vele optelinnovaties. Structureel is er echter aan de bouwwijze sinds de Romeinen niet veel veranderd. Dat wordt de komende jaren compleet anders. Het industrieel bouwen wint weer terrein, maar nu met de mogelijkheid voor industrieel maatwerk. We gaan meer oplossingen hergebruiken, meer in de fabriek maken en minder werk verrichten op de bouwplaats. Hoe zien de bouwmethoden van de toekomst eruit? 103


In 2025… Bouwen we onze gebouwen en gebieden gezamenlijk. We zoeken eerst naar de optimale samenhang tussen de bouwkundige aspecten en de installatietechnische componenten om zo tot het beste plan te komen. We spelen in op de wensen van de eindgebruiker en bouwen tegelijkertijd flexibel. De woningen en gebouwen die we maken zijn makkelijk aan te passen aan andere wensen en bestemmingen, zijn geliefd en kunnen mee met hun tijd. Conceptueel bouwen is in 2025 gangbaar en misschien hebben we tegen die tijd wel geen metselaars meer nodig. Dan printen we het gebouw…

H a ns va n der Veen:

De bouw is ambachtelijk georganiseerd en dat botst met nieuwe

industriële toepassingen. In de toeleverende industrie heeft men veel voor elkaar qua kwaliteit, maar als industriële toepassingen nu al worden gebruikt, dan gaat er bij de verdere ambachtelijke verwerking alsnog vaak veel mis.

4.1 Naar standaardisatie met individualisatie De integrale kostprijs van gebouwen is de laatste decennia in vergelijking met andere industriële goederen enorm gestegen. Een televisie kostte 50 jaar geleden 1.000 gulden en had een zwart/wit beeldscherm van 22 cm. Vandaag de dag kun je voor datzelfde geld een hele grote TV kopen die ook nog eens vele malen beter is. In de bouw-, vastgoed- en installatiesector is het omgekeerd. De gemiddelde kostprijs van een nieuwbouwwoning in 1950 was slechts 5,7% van de gemiddelde kostprijs van een nieuwbouwwoning in 2008. In het verleden hebben we geprobeerd de kostprijs te verlagen door het productieproces te veranderen en industrieel te gaan bouwen. De oplossingen die bedrijven bedachten werden kant en klaar aan de markt aangeboden. Eigenlijk zoals het in de meeste industrieën gaat. De aannemer was blij en stond vooraan in het proces als hij een bouwsysteem kon aanbieden. Het nadeel van dit systeem is echter dat er vaak grote series nodig zijn om het financieel haalbaar te maken en de ontwikkelkosten terug te verdienen. Toen in de 70-er jaren de behoefte aan differentiatie en maatwerk toenam, werd deze methode daarom snel weer minder populair.

Waarom veranderen? Door de mogelijkheden die ICT ons biedt is er een nieuw tijdperk aangebroken waarin standaardisatie enerzijds en individualiteit anderzijds weer binnen handbereik zijn. We moeten ook wel. Om meerdere redenen. De bouw kent meer dan 10% faalkosten en maar 2% rendement. In de industrie is het doorgaans 10% rendement en 2% faalkosten. Willen we onze marges vergroten dan moeten we de faalkosten dus te lijf gaan. Niet in het minst ook omdat de concurrentie toeneemt. Van partijen van binnen de sector en van partijen van buiten de sector. 104


nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

Industrialisatie met maatwerk De IQwoning is de conceptuele woning van Ballast Nedam. Het casco van de woning is gemaakt van beton. De keuze voor de gevelbekleding is vrij, evenals de plaatsing en afwerking van de binnenwanden en de dakvorm. De IQwoningen worden gefabriceerd in een geïndustrialiseerd productieproces waarbij elke woning in zes onderdelen gebouwd wordt in de fabriek. Het plaatsen van trappen, binnenwanden, kozijnen, tegels en zelfs sanitair

gebeurt

in

geconditioneerde

omstandigheden. De doorlooptijd van één woning in de fabriek is ca. twee weken, inclusief volledige afbouw. De woningdelen worden vervolgens op vrachtwagens naar de bouwplaats getransporteerd en in één dag geassembleerd. De woning is dezelfde dag wind- en waterdicht, behangklaar en er is geen cementdekvloer nodig. De gevelafwerking kan in de fabriek of op de bouwplaats. In de woning blijven de werkzaamheden beperkt tot de wandafwerking en het afhangen van de binnendeuren. (www.iqwoning.nl)

De bestaande manier van bouwen leeft voor een groot deel bij de gratie van angst voor het onbekende en goed verankerde structuren. De concurrentie wordt echter harder en zoals we al hebben gezien in paragraaf 3.1 gebeurt het steeds vaker dat bedrijven functies van andere partijen uit de keten overnemen. Dat maakt het bij een gebrek aan samenwerking immers veel eenvoudiger om anders te bouwen, omdat je dan minder afhankelijk bent van anderen. Een minstens zo belangrijke bedreiging voor de sector is de toetreding van partijen van buiten de bestaande bouwkolom. Partijen zonder verstrengelde belangen. Partijen die kansen zien in efficiënter bouwen. Partijen met marketing power, kennis van de gebruikers en geld. Veel geld! H ube rt Siste rm a ns:

Google, Microsoft of Apple kunnen betere leefomgevingen neerzet-

ten dan alle bouwers bij elkaar. De 25 grootste bedrijven ter wereld bestonden vijftien jaar geleden nog niet of waren geen essentiële spelers. Nu hebben ze de kracht en macht. De tijd gaat vliegensvlug en de sector loopt de kans de boot te missen, omdat we niet gewend zijn aan het hoge veranderingstempo.

Gaan we als keten niet anders werken, in samenhang, efficiënt en met oog voor de wensen van de eindgebruiker, dan zetten we de deur wagenwijd open voor deze nieuwe toetreders. Want zoals we nu bouwen sturen we bijna een open uitnodiging naar concurrerende partijen. Als we het als keten zelf goed doen daarentegen, creëren we een veel minder aantrekkelijke markt voor nieuwe partijen om tot toe te treden. 105


Meer aandacht voor een gezamenlijk ontwerp We besteden nu onevenredig veel tijd aan het voortraject. De voorfase duurt soms wel zeven jaar. Dat kost miljoenen euro’s en kan vele malen efficiënter. Het ontwerp moet vervolgens na dat lange voortraject in twee maanden worden gemaakt. Dan is er onvoldoende tijd om het diepere doel van het programma te doorgronden. Door het proces samen met de opdrachtgever te doorlopen kan een visie worden ontwikkeld die overeen komt met de beoogde investeringskosten. Die visie en het uiteindelijke gebouw moeten een spiegelbeeld zijn van elkaar. Vaak verlangen opdrachtgevers al direct aan het begin van het proces het eindresultaat. De architect doet vervolgens braaf wat hem verteld wordt. In de toekomst gaan we daar anders mee om. Het direct realiseren van plaatjes van het eindresultaat verstoort het proces. In plaats van te vragen om een brug te construeren kun je beter eerst bekijken wat de wensen en doelen zijn. Wellicht is een tunnel een beter alternatief. In het huidige proces komen we er te laat achter dat er wellicht andere, slimmere oplossingen zijn. Met andere woorden: het Programma van Eisen wordt in Nederland veel te gedetailleerd uitgewerkt. Door direct met de juiste mensen en systemen om de tafel te gaan zitten kunnen we tot betere oplossingen komen (zie ook paragraaf 3.1).

Een integrale aanpak Om tot een optimaal plan te komen is het ook nodig om de juiste samenhang te vinden van bouwkundige aspecten en installatietechnische componenten. Zowel wat betreft investering en gebruik, als wat betreft comfort en energielasten. Tot op heden werd in Nederland vooral naar de buitenkant van een gebouw gekeken. In de toekomst is de aanpak veel integraler, waarbij de verschillende disciplines al vanaf het begin van een proces samenwerken. Een binnenhuisarchitect bijvoorbeeld, is vaak beter in staat naar de menselijke kant te kijken en een optimaal leef- en/of werkklimaat te realiseren. Een systeemarchitect weet hoe een gebouw optimaal kan functioneren. Door die partijen direct samen te laten werken voorkom je dat telkens wanneer één partij zijn werk af heeft, de volgende tegen allerlei onmogelijkheden of situaties aanloopt die beter anders hadden gekund. Bovendien kom je bij een gezamenlijke aanpak sneller tot nieuwe, creatieve oplossingen. In 2025 kijken we daarom vanaf het begin naar de buitenkant van het gebouw, de binnenkant van het gebouw, het systeem en naar de samenhang tussen deze aspecten zodat ze optimaal met elkaar functioneren. En om het nog complexer te maken kijken we daarbij direct ook naar de levensduur en vervangingscycli van de materialen. De ruwbouw heeft namelijk een veel langere levensduur dan de installaties en de afbouw. Ze moeten dus ook eenvoudig los van elkaar te onderhouden en te vervangen zijn.

106


nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

Sch eidin g va n ruwb o uw en af bo uw In zijn boek De dragers en de mensen (1961) formuleerde de Nederlandse architect John Habraken een ingrijpend alternatief voor de massawoningbouw in Nederland. Om het individu de gelegenheid te bieden om in een massaal vervaardigde woning een eigen woondomein te maken, introduceerde hij het concept van de scheiding van drager en inbouw. De drager vertegenwoordigt de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid in de productie van de massawoning, terwijl de inbouw voor de individuele zeggenschap staat. Op die manier moest in miljoenen woningen variatie en individualiteit worden gerealiseerd. De drager zelf biedt nog geen woning, maar kan worden beschouwd als bouwgrond in de lucht, met aansluitingen voor elektriciteit, riolering en andere algemene voorzieningen. De drager heeft een veel langere levensduur dan de woning die erin wordt gemonteerd en moet daarom onafhankelijk zijn van die woning. Er bestond onder architecten nauwelijks interesse voor de rationeel-methodische ontwikkeling van het ontwerpproces. Door de opkomende concurrentie en nieuwe technische oplossingen, nemen de mogelijkheden voor deze gedachtengang echter weer toe. Zo is het niet ondenkbaar dat casco woningen op voorraad worden gebouwd, waarna de afbouw op maat wordt gemaakt zodra ze verkocht zijn. J o hn H a b ra ke n a nno 2010:

Er zijn – zowel in nieuwbouw als in renovatie en onder-

houd – veel kansen voor een zelfstandige inbouwindustrie die bijvoorbeeld de installatie van wanden, keukens en badkamers op zich neemt. Het gaat om een focus op de gebruiker (custom made fit-out). Het probleem is niet technisch. De benodigde systemen zijn er. Het gaat om logistiek en management.

Het Cubi-concept Het Cubi-concept is een kubusvormig meubel waarin diverse woonelementen

worden

sa-

mengebracht. Op een beperkt aantal vierkante meters worden de functies slapen, verzorging, werken en koken geïntegreerd, waarbij de opdrachtgever de samenstelling van de elementen bepaalt. Door de slimme geïntegreerde installatiewand kunnen de aansluitingen afgestemd worden op de infrastructuur van het pand. Bovendien is het element snel te demonteren en herbruikbaar op iedere andere locatie. (www.cubifurniture.com) 107



nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

Flexibiliteit Om de afbouw en de installaties eenvoudiger aan te kunnen passen, moet ook de flexibiliteit van een gebouw worden vergroot. Alleen gebouwen met een unieke kwaliteit, zoals grachtenpanden, of gebouwen die eenvoudig aanpasbaar zijn, kunnen de tand des tijds doorstaan. Flexibele gebouwen die door de gebruikers gedurende de levensduur kunnen worden aangepast aan veranderende wensen kunnen immers heel erg lang mee. Flexibiliteit kan worden gerealiseerd met behulp van nieuwe bouwtechnieken waarmee steeds grotere overspanningen mogelijk zijn en er meer ruimte is voor variatie. Een andere manier om flexibel te bouwen is het bouwen in units, bijvoorbeeld met containers. Ook met behulp van Slimbouwen kan meer flexibiliteit worden verkregen. B e n Spie ring:

Het bouwen vanuit lege dozen heeft als grote voordeel dat telkens op-

nieuw ingericht kan worden. Het meest duurzaam zijn de basisconcepten waar je flexibele afwerkingen op kan zetten.

Slimbouwen Met Slimbouwen worden de vaste draagconstructies van de installaties (leidingen) ontkoppeld. Door de installatietechniek een eigen plek te geven in het proces en in het gebouw, wordt industrieel bouwen mogelijk gemaakt en blijven gebouwen in de toekomst voor meerdere functies aanpasbaar. Het resultaat is een hoger bouwrendement, lagere exploitatiekosten, een langere exploitatieperiode en een hogere restwaarde. Daarnaast wordt met Slimbouwen minder materiaal verbruikt, waardoor de milieubelasting minder is (ongeveer een halvering in gewicht, constructiediktes, CO2 -uitstoot, transport, afval en fijnstof).

Het Slimline-vloerconcept Slimline is een combinatie van plafond, installatieruimte en topvloer. Het is dun, licht en flexibel en heeft goede geluidsisolerende eigenschappen. Het Slimline-basiselement is een betonnen plafondplaat met ingestorte staalprofielen. De plafondplaat is ca. 70 mm dik en is meestal voorzien van leidingen, waarmee het plafond snel kan worden gekoeld en verwarmd. EĂŠn van de eigenschappen van Slimline is de optimale bereikbaarheid van leidingen en installaties via de vloer. In de praktijk is er daardoor buiten de schacht minimaal

zijn. Een vaste vloer is over het algemeen voor-

tot geen cross-over met horizontale leidingen. Het

zien van vloerverwarming om een beter binnen-

veranderen van de binnenruimte wordt hierdoor

klimaat te realiseren. De topvloer wordt akoes-

aanzienlijk vereenvoudigd. De topvloer bij Slim-

tisch ontkoppeld van de hoofddraagconstructie.

line kan vast, flexibel of een combinatie van beide

(www.slimlinebuildings.com) 109


Gebouwen moeten flexibel zijn

Jos Konickx:

In de toekomst heb je een gebouwde casco woning van bijvoorbeeld Moes

Bouwgroep en die moet worden afgebouwd. Dit complete afbouwpakket kan bij verschillende bedrijven zoals Ikea of Lomans of Heijmans worden gekocht. De prijs hiervan wordt in 2025 natuurlijk op performance basis (= mate van geschikt gebruik) afgerekend.

4.2 Conceptueel bouwen Conceptueel bouwen is het realiseren van bouwwerken door gebruik te maken van projectonafhankelijke, gestandaardiseerde oplossingen. Dat roept al snel beelden op van hele grote projecten. Voor conceptueel bouwen is zeker een schaalgrootte nodig, maar dat hoeft helemaal niet binnen één project te zijn. De elementen van conceptueel bouwen zijn namelijk deeloplossingen die meerdere functies vervullen en in vele projecten bruikbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan verschillende elementen die de eindklant zelf kan combineren om zo zijn eigen complete woning samen te stellen. Of aan een oplossing voor het dak die de ontwerper kan combineren met een gevelsysteem van een andere leverancier. Het voordeel van conceptueel bouwen is dat door standaardisering en projectonafhankelijk samenwerken kostenvoordelen ontstaan. Bovendien nodigen de standaardoplossingen ervoor uit om ze heel goed uit te denken en continu te verbeteren, omdat ze langer meegaan dan één project. De kans op fouten wordt hierdoor verkleind en de integrale afstemming wordt verbeterd. Daardoor – en doordat elementen 100% aansluiten – kan ook eenvoudiger duurzaam worden gebouwd. 110


nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

VBI EcoPrefab Het VBI EcoPrefab Concept is een (ge)bouwconcept waarmee nieuwe energiezuinige, duurzame en comfortabele gebouwen worden gerealiseerd. De energiekosten voor koelen en verwarmen dalen zonder extra investering met ruim 40%. En door de hoge mate van prefabricage dalen de bouwkosten, de bouwtijd en het bouwrisico. Bovendien blijven de installatieonderdelen eenvoudig

zijn er geen of minder hinderlijke kolommen in

bereikbaar waardoor latere aanpassingen en re-

het gebouw. Daardoor is er volledige vrijheid van

novaties simpel zijn. Verwarming/koeling van de

indeling en is het gebouw op termijn ook weer

binnenruimte gebeurt op basis van het thermisch

eenvoudig aan te passen. Bovendien leidt dit tot

activeren van de gebouwmassa. Dit levert niet al-

meer bruikbare m2, wat nog eens extra vergroot

leen een gunstige energieprestatie op, maar ook,

wordt doordat er geen radiatoren en verlaagde

in zomer en winter, een prettige binnentempera-

plafonds meer nodig zijn. De totale gebouwkos-

tuur. Doordat het concept de mogelijkheid biedt

ten zijn binnen 40 jaar volledig

om met grote vrije overspanningen te bouwen

terugverdiend. (www.vbi.nl)

Pau l Oortwijn:

Je kunt heel veel typen, merken en modellen auto’s kopen, maar alles is

wel in hoge mate gestandaardiseerd. Het onderstel van veel auto’s is hetzelfde, ze bouwen er alleen een eigen koets op. De automobielindustrie in ondanks standaardisatie in staat een grote variëteit te bieden aan de consument. Dat heet geen meerwerk, dat gaat over opties!

Goede ervaringen De helft van de corporaties en ontwikkelaars heeft ervaring met conceptueel bouwen en er zijn al bijna 1.000 concepten op de markt. Een meerderheid van de ontwikkelaars vindt deze concepten beter scoren op economische prestaties. Corporaties loven voornamelijk de snelheid. De kostenvoordelen van conceptueel bouwen worden nu al unaniem in de markt erkend. Er zijn voorbeelden van concepten die 25% kostenreductie opleveren en concepten die de doorlooptijd van het bouwproces met 50% verkorten. Hoewel daar helemaal geen reden toe is, is er wel nog twijfel over de mogelijkheden voor differentiatie en maatwerk. Wat vooral het succes bepaalt zijn vaste samenwerkingspartners die het concept aanbieden en die bereid zijn van elkaar te leren. Maar ook de opdrachtgever speelt een belangrijke rol. Nu legt de opdrachtgever vaak zijn ziel en zaligheid nog in de handen van de architect. Die heeft doorgaans echter geen belang bij conceptueel bouwen omdat er minder maatwerk ontwerp bij komt kijken en dus minder omzet. Ook de opdrachtgever moet daarom meer gaan denken in concepten. 111


Bouwen wordt monteren van uitgedachte concepten

Gevolgen voor partijen Conceptueel bouwen bestaat in 2025 niet meer uit een paar kleine elementen maar uit compleet integrale oplossingen. De verschillende concepten van de toeleveranciers worden dan gevormd tot één groot concept. Toeleveranciers krijgen daardoor te maken met een andere klant, een nieuwe speler in de markt, de system integrators (zie hiervoor ook hoofdstuk 7). Overigens kan die system integrator ook het bouwbedrijf zijn. Bijna alle grotere bouwbedrijven bieden inmiddels complete conceptuele woningen aan (zie ook pagina 105). Zij hebben daarvoor de samenwerking opgezocht met een aantal vaste partners. Op het gebied van duurzaamheid bieden deze woningen doorgaans meer dan de traditionele woningen en ze zijn al beschikbaar vanaf € 60.000. Andere voorbeelden van conceptuele duurzame woningen zijn onder meer de W&R Groenwoning van BAM, de PCS Hybride van Dura Vermeer en Plus-Wonen Passief van VolkerWessels. Maar ook diverse kleinere bouwers hebben dergelijke woningen ontwikkeld. Deze conceptuele woningen bieden doorgaans ook keuzevrijheid voor de eindgebruiker. Bouwers die liever een minder actief contact met de eindgebruiker hebben, kunnen ook kiezen voor een rol als montagebedrijf. Steeds meer elementen, die ook steeds meer componenten bevatten, komen immers kant en klaar uit de fabriek. De hoeveelheid werk op de bouwplaats wordt daardoor minder en anders. Maar ook andere partijen krijgen te maken met consequenties van conceptueel bouwen. De rol van de architect en de ingenieurs verandert. Bij fabrikanten en bouwers komt meer behoefte aan creatieve doordachte oplosssingen waar we ontwerpers voor nodig hebben. Maar omdat we gebruik maken van deeloplossingen is de hoeveelheid werk op projectniveau minder. 112


nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

Kijken we naar de handel, dan vindt ook daar een verschuiving plaats. Kan de handel nog voldoende advies geven? Het is nog maar de vraag of zij nog een functie in de logistiek kan vervullen en welke dat dan is. Meer over de rollen van verschillende bedrijven in de toekomst staat ook in hoofdstuk 7. P i e t e r H u ijb regts:

Tenminste 80% van de bouwopgave kan met

concepten worden gerealiseerd.

ModieSlab ModieSlab is een wegdek dat bestaat uit betonmodules die in de fabriek worden geproduceerd. Het bevat een geluidsarme deklaag, een laag met drainagebuizen en naar keuze een laag met leidingen voor het koelen en verwarmen van het wegdek of het afstaan van energie aan gebouwen in de buurt. Op een slechte ondergrond wordt de weg op palen gemonteerd en op een stabiele ondergrond wordt de weg aangelegd als beddingvariant. ModieSlab wegdek wordt sneller aangelegd dan het traditionele zoab en het systeem biedt ruimte voor intelligente functies zoals detectie en signalering. (www.modieslab.nl)

P i e t Oska m:

Concepten voorkomen dat het wiel steeds opnieuw wordt uitgevonden. Ze

geven richting en stellen partijen in staat om vanuit hun eigen kracht te werken. De herkenbaarheid en gestandaardiseerde werkprocedures die kenmerkend zijn voor concepten zorgen voor efficiency en een betere aansluiting bij de vraagzijde van de markt.

4.3 Andere bouwmethoden Naast het gebruik van concepten die min of meer aansluiten op traditionele bouwwijzen, gaan we ook gebruik maken van andere bouwmethoden. De verbeteringen die door de eeuwen heen zijn doorgevoerd konden worden toegevoegd aan de gangbare bouwmethode en kwamen nauwelijks ‘in plaats van’. Nieuwe bouwmethoden veroveren echter langzaam de markt. Zoals unitbouw, staalframebouw en zelfs gebouwprinters.

Legoblokken bouw Er zijn al diverse oplossingen op de markt die het bouwen eenvoudiger maken door steeds meer functies te integreren in één kant en klaar element. In plaats van bakstenen te metselen en te voegen, een behoorlijk bewerkelijke en tijds- en kostenintensieve methode, bouwen we met elementen die bestaan uit kant en klare oplossingen. Een voorbeeld dat we al langer kennen zijn de sandwichpanelen die onder meer voor bedrijfsgebouwen worden gebruikt. Er zijn echter ook steeds meer nieuwe – esthetisch ook zeer aantrekkelijke – opties. Deze elementen kunnen overigens ook als concepten worden beschouwd. 113


Met Smart Stones in één dag een woning bouwen Smart Stones is een voorbeeld van een bouwsysteem dat bestaat uit een soort legoblokken die aan elkaar kunnen worden geschoven of op elkaar kunnen worden gestapeld. Smart Stones zijn panelen uit glasvezel waarin isolatie is verwerkt en die van elke afwerking kunnen worden voorzien. De panelen worden met een gepatenteerd haaksysteem verbonden waardoor een nagenoeg naadloos systeem ontstaat. Met de panelen kunnen gebouwen tot drie verdiepingen hoog worden gerealiseerd. Het doel is om ruim 95% op de werktijd te besparen ten opzichte van traditionele bouwmethoden. Uit de panelen kunnen vloeren, wanden en daken worden gemaakt. De stenen van 12 cm zijn duurzaam, sterk en slijtvast en licht van gewicht. Met Smart Stones is geen hout, baksteen of kunststof voor bijvoorbeeld de kozijnen meer nodig. Ook stalen dakplaten en kalkzandsteen binnenwandblokken kunnen door het systeem worden vervangen. (www.smartstones.eu)

Unitbouw Vroeger dachten we bij containers in de bouw vooral aan de bouwkeet. Tegenwoordig worden echter hele huizenblokken en kantoren opgebouwd uit containers. Het biedt veel flexibiliteit. Unitbouw is al lang niet nieuw meer. Partijen als de Meeuw, Portakabin en Jan Snel passen deze bouwmethode in Nederland al jaren toe. Het grote voordeel van unitbouw is de snelheid van bouwen en het hergebruik. Het lijkt daarmee vooral geschikt voor tijdelijke locaties waar een lang bouwproces niet gewenst is. Maar tegenwoordig worden met behulp van hetzelfde bouwprincipe ook fantastische gebouwen ontwikkeld waar je de units niet of nauwelijks nog in terug herkent.

Staalframebouw Staal is het meest gerecyclede materiaal ter wereld. Sinds lange tijd wordt het kostbare oude ijzer verzameld om samen met erts tot nieuw staal te worden gesmeed. Over 40 à 50 jaar is er zoveel staal in omloop, dat het niet meer nodig is ijzererts te winnen om nieuw staal te maken. 114


nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

Staalframebouw is licht, koudgewalst staal dat ook industrieel (en dus nauwkeurig en snel) verwerkt wordt, geen rotting kent en ondanks zijn dikte van 1,25 mm sterk is. Het is mogelijk zes verdiepingen op elkaar te stapelen. Staalframebouw beperkt het afval en er kunnen veel prefab elementen per vracht worden vervoerd. Tevens is het mogelijk een productie-eenheid in de buurt van grote bouwlocaties te plaatsen. Een complete productie-eenheid is simpel op te bouwen en reduceert het transport tot praktisch nul.

Binnen één dag de constructie gebouwd TESC heeft een productiestraat ontwikkeld waar, naast het maken van de constructieve stalen frames, ook de beplating automatisch wordt aangebracht. De elektravoorbereiding (lege buizen en dozen) en de primaire en secundaire isolatie worden eveneens in de fabriek verzorgd. Door al deze, in de fabriek gecontroleerde processen, ontstaat een stabiele en geïsoleerde binnenjas, die op de bouwplaats in één dag tot een casco wordt opgesteld. (www.tescforce.nl)

Kunststof gebouwen Een andere belangrijke ontwikkeling is de komst van kunststof gebouwen. We gebruiken momenteel veel dure bouwmethoden die bovendien ook erg bewerkelijk zijn. Daarom is het te verwachten dat we in de bouwsector steeds meer kunststof bouwmaterialen gaan gebruiken. Door kunststof materialen te gebruiken is 3D ontwerpen eenvoudig en kunnen robots het productieproces overnemen. Flexibeler bouwen wordt daardoor ook mogelijk. Vliegtuigbouwer Boeing bouwt zijn nieuwe vliegtuig praktisch volledig van kunststof. Die technieken en de technieken die nog worden ontwikkeld kunnen ook in de bouw worden toegepast. Gezien de opkomst van bioplastics zijn er qua milieu ook weinig belemmeringen. En voor wat betreft de uitstraling komen er steeds geavanceerdere mogelijkheden waardoor ook een esthetisch aantrekkelijk gebouw uit kunststof realiseerbaar wordt. Ku nst stof woning e n in China China is al ver gevorderd met de ontwikkeling van kunststof woningen, juist omdat het relatief goedkoop is en de woningen snel, grootschalig en op industrieel niveau kunnen worden gefabriceerd. In een land als China, waar de verstedelijking in een hoog tempo verloopt, is dat essentieel. In China gaat het vooral om eenvoudige, soort starters woningen, maar hetzelfde proces kan op de hoogwaardige bouw in West-Europa worden toegepast. Bovendien kan kunststof na zijn gebruik als bouwmateriaal ook worden gebruikt als brandstof om energie op te wekken. 115


W i m de Ridder:

Kunststof gebouwen gaan de bouw-, vastgoed- en installatiesector vol-

ledig op zijn kop zetten! Voor de woningbouw betekent dit dat huizen straks 30% tot 40% goedkoper worden dan via de traditionele bouwmethoden. De basisconcepten liggen al bij de TU’s op de plank, het is alleen nog wachten op een opdrachtgever die zijn nek durft uit te steken.

Gebouwprinters Onze sector wordt steeds meer een ICT sector. De mogelijkheid om met 3D printers grote objecten te printen is inmiddels heel dichtbij. In feite is deze techniek zelfs al beschikbaar. Alleen een betaalbare doorbraak ontbreekt nog. Met 3D printers kunnen niet alleen gebouwen worden gemaakt, maar kan eenvoudig een breed scala aan producten worden geprint. Van auto-onderdelen tot gootstenen. Om het printen van complete gebouwen of deelproducten mogelijk te maken zijn echter wel aanpassingen nodig in de manier waarop we werken. 3D printen vraagt om een compleet andere structuur van de markt, namelijk de sector als één netwerk in plaats van een verzameling losse schakels. We moeten daarom eerst het proces aanpassen om op grote schaal met 3D printers aan de slag te kunnen gaan. 116


nieuw e bouw methoden maken veel meer mogelijk

M arce l Bu l l ing a :

De metselaar wordt overbodig. In 2025 printen we onze gebouwen.

We gaan echt geen dingen meer met stenen in elkaar zetten.

3D-printing Met zogenaamde D-shape technologie kan een gebouw op de bouwplaats of in een fabriek worden geprint. Het proces is vergelijkbaar met het normale drukken. Het systeem perst een bindmiddel op een zandlaag, zoals dat normaal bij inkt op papier gebeurt. Het stollingsproces duurt 24 uur. Het afdrukken begint vanaf de onderkant van het gebouw en stijgt in secties van 5–10 mm. Zand dat links en rechts overblijft fungeert als ondersteuning tijdens het stollingsproces en kan daarna eenvoudig worden verwijderd en hergebruikt. CADCAM-software stuurt de machine tijdens het proces aan. Trappen, ex- en interne scheidingswanden, zuilen, standbeelden en holtes voor bekabeling en leiding worden direct meegenomen.

Ondanks

de grote omvang is de structuur zeer licht. Deze kan eenvoudig worden vervoerd en in een paar uur door twee werklieden in elkaar worden gezet. De binder transformeert elke vorm van zand in een marmerachtig materiaal met een weerstand en tractie die beter zijn dan bij cement. Het is zelfs zo sterk dat er geen gebruik van ijzer nodig is ter versterking van de structuur. Het kunstmarmer is niet te onderscheiden van echt marmer en is 100% milieuvriendelijk. (www.d-shape.com)

117



5  De klant weet wat hij wil en zegt dat ook De tijd dat klanten en eindgebruikers zich passief opstelden is voorbij. Hun rol neemt de komende jaren flink toe. Om daar als sector goed mee om te gaan is een (cultuur-)omslag nodig van aanbod gestuurd naar vraaggericht werken. Willen we onze producten nog verkopen, dan moeten we dichter bij de klant staan en weten waar zijn of haar (latente) behoeften liggen. Hoe gaan we dat doen?

119


In 2025… Hebben we te maken met een mondige klant die weet wat hij wil. Die klant kan de eindgebruiker zijn, maar net zo goed een andere partij in of buiten de keten waar wij zaken mee doen. Die klanten weten via internet precies welke mogelijkheden en aanbieders er zijn en hoe die aanbieders door anderen worden beoordeeld. Daardoor ontkomen we er niet meer aan ze te betrekken en te zorgen dat zij tevreden zijn. Zijn ze een tussenliggende schakel dan moeten we ook zorgen dat de klant van de klant tevreden is. Daar werken we dan ook hard aan. De focus in het bouwproces ligt niet meer op de techniek, maar op de mens. In co-creatie produceren we gebruiksvriendelijke producten waarbij niet de kostprijs, maar de service centraal staat.

De oude Chinese wijsheer Confucius zei: ‘Wat u voor uzelf niet wenst, wens dat een ander niet’. Bouwen wij wel altijd voor een ander zoals wij voor onszelf zouden bouwen? Dat betekent overigens niet dat we voor hen bijvoorbeeld het huis bouwen waar wij zelf in willen wonen. Het betekent dat wij voor hen een huis bouwen dat net zo goed aansluit op hun behoefte als een huis dat wij voor onszelf zouden bouwen aansluit op onze behoefte. We moeten meer en beter luisteren en naar de behoefte kijken, voordat we met de techniek aan de slag gaan.

5.1 De klant krijgt het voor het zeggen Klanten weten steeds beter wat ze willen en wat de mogelijkheden zijn. Waar de patiënt vroeger met een klacht bij de huisarts kwam en nu tevens de (op internet gevonden) oorzaak en behandelmethoden meebrengt, zo is de klant in onze sector steeds beter op de hoogte van het aanbod en mogelijke aanbieders. En dat neemt de komende jaren nog flink toe. Adviezen worden niet meer klakkeloos geaccepteerd. Klanten vragen door en met een opmerking als ‘Dat is niet mogelijk’ of ‘Daar zijn meerkosten aan verbonden’ kom je in de toekomst niet meer zomaar weg. Pau l Oortwijn:

We moeten accepteren dat de gebruiker eisen stelt. Waarom hebben hui-

zen bijvoorbeeld nog geen keyless systeem, zodat ik met mijn zware boodschappen niet naar mijn sleutel hoef te zoeken? Wanneer gaan we nou eens denken vanuit de gebruiker?

Transparantie De klant krijgt niet alleen meer invloed op de kwaliteit van het product, maar ook op de prijs. Prijzen zijn namelijk steeds vaker voor iedereen beschikbaar en eenvoudig te vergelijken. Een offerte waar een opslag op de prijzen in staat zonder dat dit apart is aangegeven wordt in de toekomst niet meer geaccepteerd en tast het vertrouwen in grote mate aan. De klant kan het met behulp van een snelle vergelijking immers direct zien of de prijs marktconform is en dus niet te hoog. Natuurlijk mogen er best kosten voor coördinatie van inkoop worden berekend, maar transparantie is belangrijk. De klant verwacht dat deze kosten apart worden weergegeven. 120


de klant w eet wat hij w il en z egt dat ook

Zelf kiezen De klant gaat eisen stellen en kiest zelf zijn leveranciers. Dat geldt voor de partijen die te maken hebben met een eindgebruiker als klant, maar het geldt ook voor de partijen die zaken doen met andere bedrijven. Het staat steeds minder vast wie op welk stuk grond mag gaan bouwen. Partijen (dat kunnen ook ketens zijn) bieden een oplossing aan en de klant kiest de oplossing die zijn voorkeur heeft, gebaseerd op referenties en persoonlijke voorkeur. E rwin va n Lu n:

Macht ligt in de toekomst bij degene die

betaalt. Niet bij degene die het maakt.

In Almere kiest de toekomstige bewoner zijn eigen aannemer Op de website ‘ik bouw betaalbaar Almere’ kan

Van compleet maatwerk tot standaard conceptu-

de toekomstige bewoner zijn eigen kavel uitkie-

ele woningen. De klant kiest zijn eigen bouwer

zen. Vervolgens krijgt hij een dik boekwerk waar-

uit het boekwerk. (www.ik-

in allerlei bedrijven hun woningen aanbieden.

bouwbetaalbaar.nl)

Vaak kiest een klant uit ‘ontzorgingsoverwegingen’ één partij of een op elkaar ingespeelde keten, die voor hem alles regelt. Vanzelfsprekend is dat echter niet. Inzicht in het aanbod en de kwaliteit van dat aanbod maken het gemakkelijk om delen van een proces in te kopen en zelf te kiezen voor een bouwer, een ontwikkelaar, een installateur, een architect of een interieurontwerper. En het zelf coördineren van een bouwproces gaat in 2025 dankzij techniek, maar vooral dankzij de instelling van de verschillende partijen, een stuk vlotter dan nu. W i m va n Ve e l e n:

Gebouwenaanbieders in de branche krijgen meer een eigen identi-

teit door specialisatie op productgroepen met een daaraan verbonden dienstenpakket. De waarde wordt explicieter en de voortbrengingskosten worden lager. In die samenhang ontstaat ook prijsdifferentiatie.

Middelmatigheid komt duur te staan Internet speelt in het keuze en het selectieproces een grote rol. Net zoals er voor restaurants en andere producten en diensten websites bestaan waarop klanten hun mening geven, zo komen er ook websites waarop bouwers en ontwikkelaars worden beoordeeld. Goede ervaringen bereiken daarmee een grote groep mensen, maar slechte ervaringen ook. Het leveren van middelmatig werk komt daardoor duur te staan. We hebben onze online referenties niet meer onder controle. Nu al zien we bij bedrijven op werkspot.nl dat ze voor opdrachten in grote mate afhankelijk zijn van de referenties. In de toekomst geldt dit voor alles en iedereen. Social media spelen daarbij (gewenst en ongewenst) een grote rol. 121


Werkspot Werkspot is een platform dat helpt in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod met betrekking tot klussen in en om het huis. Opdrachtgevers kunnen hun klus gratis en vrijblijvend op Werkspot plaatsen en aangesloten vakmannen kunnen hier door middel van een bod, offerte of persoonlijk bericht op reageren. Iedereen die uiteindelijk een partner heeft geselecteerd wordt ook gevraagd een referentie op te geven. Zo ontstaat een onafhankelijk beeld van de beoordelingen van de aangesloten vakmensen. (www.werkspot.nl)

Erwin van Lun:

Op internet wordt voor iedereen inzichtelijk wie met wie zaken heeft

gedaan en hoe dat is bevallen. Dat gaat ook een rol spelen bij de selectie van partners. Wat we vandaag de dag zien is kinderspel bij wat er komen gaat.

Zoeken wordt steeds geavanceerder Niet alleen over mensen en bedrijven, maar ook over materialen is straks werkelijk alles online te vinden. Waar de materialen vandaan komen, hoe ze zijn geproduceerd, hoe duurzaam ze zijn, of en hoe ze recyclebaar zijn, etcetera. Deze ontwikkeling wordt nog eens extra beïnvloed door Web 3.0 (zie paarse tekst). W eb 3.0 Nu wordt internet vooral nog gebruikt om informatie uit te wisselen. Met Web 3.0 halen we veel meer uit het web omdat we gegevens met elkaar in verband brengen en computerprogramma’s erover laten redeneren. Doordat onderdelen minder onafhankelijk van elkaar opereren wordt het zoeken en verspreiden van informatie makkelijker. Plaats je bijvoorbeeld een status update op Linkedin, dan krijgen mensen die twitteren dat als tweet binnen. Hoewel ze eigenlijk niets met elkaar van doen hebben, communiceren die programma’s dus met elkaar. Dat wordt meer en meer gemeengoed en vergroot het gemak waarmee we kennis en informatie uitwisselen.

122


de klant w eet wat hij w il en z egt dat ook

Geavanceerde zoekmachines kunnen straks zelf verbanden leggen. Door de betekenis van een vraag te doorgronden kan het systeem proactief reageren. Zo weet de zoekmachine bijvoorbeeld (nu al) welke zaken je in het verleden hebt gezocht en geselecteerd en houdt hij daar rekening mee. Ook kan de zoekmachine je in contact brengen met mensen die je nog niet kent. Ben je bijvoorbeeld op zoek naar een bouwbedrijf en kijk je op de website van een bouwbedrijf? Dan kan de zoekmachine een suggestie doen van iemand die je kunt benaderen die met dat bedrijf heeft gewerkt. Dergelijke technieken hebben grote invloed op hoe wij werken en hoe wij ons bedrijf in de markt zetten. Wil je door nieuwe klanten gevonden worden, dan heb je een hele scherpe positionering nodig, moet je je onderscheiden van de rest en zijn tevreden klanten van groot belang. J e an-Pau l Sose f:

De persoonlijke zoekmachine van de toekomst zorgt ervoor dat je die

mensen vindt die bij je niveau en interesse passen. Dat helpt je niet alleen zoeken, maar het helpt je ook om keuzes te maken.

Marktgericht denken Voor alle partijen uit de sector betekenen deze ontwikkelingen dat de klant veel meer centraal moet komen te staan. En daarvoor is nog wel een stap te maken. In hoe we met elkaar omgaan als klant, maar ook in hoe we omgaan met de eindgebruiker. Een nieuwbouwwoning heeft gemiddeld 22 opleverpunten, stel je voor dat je nieuwe auto met 22 opleverpunten wordt geleverd! En we vinden het normaal om meerprijzen te berekenen. Stel je voor dat je een nieuwe auto koopt en hij wordt afgeleverd en je moet nog even 2% extra betalen, want de versnellingsbak was niet inbegrepen en stond niet in de opdrachtbevestiging! Je moet een compleet pakket aanbieden en met de klant meedenken wat hij misschien allemaal nodig zou kunnen hebben. Vervolgens kan de klant aangeven of hij daar wel of geen behoefte aan heeft. En dat proces loop je uiteraard gezamenlijk door vóór dat de opdrachtbevestiging is getekend. E lc o B rinkm a n:

De markt is er nu klaar voor om het anders aan te pakken en versneld

de bouw op zijn kop te zetten: van aanbodgedreven naar vraaggericht. Om waarde te creëren tegen een aantrekkelijke prijs en om hoge kwaliteit te leveren moeten we meer en beter gaan samenwerken.

Alhoewel ontwikkelaars steeds vaker gebruik maken van modellen om te bepalen waar ze wat moeten bouwen voor welke doelgroep, wordt de eindgebruiker nog lang niet echt betrokken. De gebruiker en zijn tevredenheid als uitgangspunt nemen, deze echt betrekken in het proces en doorvragen, gezamenlijk naar oplossingen zoeken, ook na de verkoop het contact onderhouden en op basis van wensen verdere verbeteringen doorvoeren. Dat doen we over het algemeen nog niet. Maar we gaan inzien dat het toegevoegde waarde heeft dit wel te doen en het krijgt een plek in het proces. 123


Bewonersparticipatie Nijestee heeft met nClude een online participatieplatform opgezet om leefbaarheid in de wijk te vergroten. Bewoners kunnen hun dromen en ideeĂŤn over de wijk indienen en andere bewoners kunnen hierop reageren en/of stemmen. Bij voldoende draagvlak wordt de droom of het idee uitgevoerd. De plannen worden door de bewoners zelf uitgevoerd. De kosten voor de realisatie zijn voor iedereen inzichtelijk en worden in mindering gebracht van het leefbaarheidfonds dat beschikbaar is gesteld. Doelstelling is dat er per wijk jaarlijks door minstens 250 verschillende wijkbewoners wordt gestemd en 50 verschillende wijkbewoners samenwerken aan een plan. (www.nclude.us)

Fra nk B ijdendijk:

Dankzij nieuwe technieken als BIM is het eenvoudig de gebruiker mee

te laten denken in het proces.

5.2 Samen met de klant ontwikkelen Klanten die meedenken en meebeslissen, dat brengt voor de sector voor- en nadelen met zich mee. De betrokkenheid van de eindgebruiker resulteert in kwalitatief betere producten die aansluiten bij de wensen van de klant en makkelijker verkoopbaar zijn. Bovendien zorgt het voor meer trots en een langere binding met het product.

Ontwikkelen doe je samen 124


de klant w eet wat hij w il en z egt dat ook

Aan de andere kant kost het wel tijd en daarmee ook geld. Zeker als we kijken naar een particuliere klant van een gebouw. Hij weet immers wel wat hij wil, maar hij heeft heel weinig (zo niet geen) vakkennis. Het betrekken van deze klant bij de totstandkoming kost dan ook de nodige energie. Die extra tijd in de beginfase wordt echter later in het traject terugverdiend doordat minder tijd en kosten verloren gaan met het verhuren en/of verkopen, omdat het eindproduct veel beter aansluit bij de wensen van de klant. En het draagt bij aan een veel grotere tevredenheid en daarmee aan het verkrijgen van toekomstige klanten.

Samen ontwikkelen makkelijker Nieuwbouw Nederland is een website die het aan-

bijvoorbeeld liever een eengezinswoning of een

bod van nieuw te bouwen koop- en huurwoningen

appartement? En hoe groot willen de mensen die

in beeld brengt. Het gaat dan vaak om plannen

een tuin willen die tuin dan hebben? Deze aanpak

die nog niet zijn uitgewerkt. Aan de bezoekers

vergroot de kans voor de toekomstige bewoner

van de site wordt gevraagd een complete lijst van

dat daadwerkelijk een project wordt gerealiseerd

woonwensen in te vullen. Daardoor ontstaat een

dat aan zijn wensen voldoet. De aanbieder kan

goed inzicht in de interesse voor de te ontwikke-

eenvoudig in contact te komen met zijn potentiële

len projecten. Bovendien kan eenvoudig een eer-

doelgroep en heeft daardoor meer kans

ste idee van het project worden gevormd. Willen

om zijn aanbod te verkopen of te ver-

de mensen met interesse in een bepaalde regio

huren. (www.nieuwbouw-nederland.nl)

Co-creatie Met de betrokkenheid van de klant groeit ook de co-creatie. Wat enkele jaren geleden in onze sector nog ondenkbaar was wordt steeds meer gemeengoed: dienstverlenen. We nemen de problemen en de wensen van onze klanten als basis om tot een duurzaam antwoord te komen. Dat geldt wederom voor de partijen die te maken hebben met een eindgebruiker als klant, maar ook voor de partijen in de business to business. C o - creat ie Co-creatie is een situatie waarbij een organisatie waardecreatie creëert door een samenwerking aan te gaan met een groep consumenten, eindgebruikers of andere belanghebbenden. De term is populair geworden door de managementdenkers C.K. Prahalad en Venkat Ramaswamy. Zij beargumenteren in hun boek De toekomst van concurrentie dat waarde in toenemende mate geco-creëerd wordt door de organisatie en hun klanten, in plaats van uitsluitend binnen de organisatie. Een voorbeeld van co-creatie is een routenavigatiesysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van anonieme mobiele telefoongegevens van automobilisten. Door langs een snelweg te monitoren hoeveel en hoe snel mobiele telefoons van automobilisten voorbij rijden, wordt file informatie gegenereerd. Die informatie wordt vervolgens doorgestuurd aan gebruikers van het routenavigatiesysteem, inclusief alternatieve routes bij files. Zonder de eindgebruikers zou er niet ter plekke waardevolle informatie worden gecreëerd. 125


Jos Ve rveen:

Mensen willen niet langer dat er voor ze bedacht wordt waar ze moeten

recreëren, winkelen en wonen. Ze willen zelf invloed. De wijk wordt dan ook veel meer van de mensen zelf, waarbij de bewoners een actieve rol spelen in de ontwikkeling van hun leefomgeving.

Co-creatie is een maatschappelijke trend waar ook onze sector in meegaat. Jaren geleden konden we online al onze eigen sneakers ontwerpen. In de toekomst adviseren wij onze klanten steeds vaker vanaf het prille begin van een project, bieden we keuzes uit pakketen en concepten, onderzoeken we financieringsmogelijkheden en nog veel meer. Om op die manier samen met de klant tot een mooi product te komen. Ru dy Stro ink:

Je moet doorvragen en uitzoeken wat de gebruiker echt wil. En daar ver-

volgens een netwerk van leveranciers omheen bouwen. Er is behoefte aan meer co-creatie, maar om dat te realiseren moet iedereen in de kolom veranderen. En niet langer denken vanuit het eigen aanbod.

De techniek (onder meer internet), maakt het mogelijk. Maar eindgebruikers doen alleen mee omdat ze het leuk vinden. Zoals niet iedereen erop zat te wachten zijn eigen schoen te moeten ontwerpen, zo wil ook niet iedere bewoner zijn eigen huis ontwerpen. Er blijven altijd mensen die het heerlijk vinden als alles voor ze wordt geregeld. Pe te r Fraanj e:

In 2025 hebben ontwerpers en bouwers de gebouwde omgeving en het

landschap daaromheen in samenspraak met de bewoners en gebruikers getransformeerd tot een ruimte waar het prettig vertoeven is. Bewoners ervaren hun omgeving als dierbaar en dragen zelf bij aan de kwaliteit.

Bewoners als stadsontwikkelaars Het initiatief voor ruimtelijke ontwikkeling ligt in Nederland voor een groot deel bij de gevestigde partijen: plannen worden gemaakt door de gemeente en vervolgens ingevuld door ontwikkelaars of corporaties. In Groot-Brittannië initiëren sinds de jaren zestig Development Trusts naast sociaal-maatschappelijke initiatieven ook ruimtelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld zijn de Coin Street Community Builders. Deze trust kwam in het begin van de jaren tachtig voort uit een protestbeweging tegen de geplande grootschalige kantoorontwikkelingen in de wijk. Ze dienden een tegenplan in dat door de lokale overheid werd gesteund. Sindsdien hebben de Community Builders zelfstandig een groot aantal initiatieven opgezet die de wijk in 25 jaar compleet transformeerden. De Trust zelf is in de loop der jaren uitgegroeid van een kleinschalig initiatief tot een professionele speler. De Community Builders worden bestuurd door een bestuur dat geheel bestaat uit bewoners van de wijk die zich laten ondersteunen door professionals. 126


de klant w eet wat hij w il en z egt dat ook

G e e rt De wu l f:

We krijgen in de toekomst te maken met grote organisaties met veel

leden die zich sterk met de gang van zaken gaan bemoeien. Een deel van de overheidsrol wordt door die organisaties overgenomen. Daarvoor moeten ook procedures worden aangepast.

5.3. Denk met de klant mee Bedrijven worden klantgerichter. Klantgerichtheid zegt iets over wat je de klant te bieden hebt, je meerwaarde. Bij klantgerichtheid draait het erom de klant niet te geven wat hij vraagt maar wat hij nodig heeft. Dat is overigens iets heel anders dan klantvriendelijk zijn. Je kunt heel klantvriendelijk zijn maar niet klantgericht. Organisaties mogen best eigenwijzer zijn dan de klant. Het komt vaak voor dat de leverancier beter weet waarmee de klant geholpen is dan de klant zelf. Ford zei ooit dat als hij naar zijn klanten had geluisterd hij een sneller paard zou hebben uitgevonden. Je moet dus wel luisteren naar de klant, maar de vraag achter de vraag zien te ontdekken.

Je klant meerwaarde bieden Er zijn meerdere manieren om goede service te

teem vinden bijna geen incidenten meer plaats

verlenen, mee te denken met de klant of zelfs

en dat bood ruimte voor een samenwerking met

vooruit te denken voor de klant. Hillson Groep

verzekeringsmaatschappijen. Wanneer dit bevei-

levert beveiligingsconcepten voor bouwplaatsen

ligingsconcept is ingezet passen verzekeraars nu

om risico‘s en schade door diefstal, brand en van-

voor de klant een vermindering van de verzeke-

dalisme beheersbaar te houden. Ze hebben de ca-

ringspremie en het eigen risico toe. Het contact

merabewaking zo opgezet dat wanneer een alarm

zoeken met zo´n verzekeringsmaatschappij, dat is

afgaat en er echt iets aan de hand is, de politie

klantgericht. (www.hillsongroep.nl)

binnen 15 minuten ter plaatse is. Door dit sys-

Maak het makkelijk Mensen willen geen zorgen en zo min mogelijk risico’s. Daarom moet een dienstverlener zichzelf de vraag stellen: ‘Welke zorgen kan ik uit handen nemen?’. Dat is de kern van ieder bedrijf. Help andere partijen uit de keten (of dat nu klanten zijn of niet) zodat ze zich kunnen focussen op dat wat ze leuk vinden en/of goed kunnen. Vindt een school het leuk om met de leerlingen de tuin te onderhouden, dan doen ze het zelf. Anders kun je een oplossing bieden voor het uit handen nemen van dat tuinonderhoud. Gebouwen bevatten steeds meer techniek en die techniek moet worden onderhouden. Als er nu iets mis is moet de bewoner vaak thuis blijven om de monteur te ontvangen. Is dat in de toekomst nog nodig? Er zijn oneindig veel dingen te bedenken 127


WensWonen In de toekomst is het steeds meer de eindgebrui-

materiaal gebruik je voor de gevel? Bij iedere stap

ker die bepaald hoe, wat en waar gebouwd wordt.

kan de eindgebruiker ook meteen zien hoeveel

Heijmans ontwikkelde een softwareprogramma

zijn plan kost. Een leuke, praktische tool en het

dat potentiĂŤle kopers stapsgewijs door het ont-

spaart intern veel tijd uit aan kopersbegeleiding.

werpproces leidt. Hoeveel verdiepingen wil je,

(www.wenswonen.nl)

waar moet de badkamer, waar de keuken, welk

die het voor gebruikers makkelijker maken. Om die te ontdekken moet je tijd in die gebruiker stoppen en de individuele wensen boven tafel krijgen. Natuurlijk is het niet altijd (financieel) mogelijk dat voor ieder project opnieuw te doen. Daarom moeten ook projectoverstijgende concepten worden uitgewerkt waar een gebruiker uit kan kiezen.

Meer aandacht voor softe zaken en minder voor techniek We focussen ons momenteel hoofdzakelijk op harde kenmerken, zoals bijvoorbeeld het maximaliseren van het aantal verhuur- of verkoopbare vierkante meters. We kijken nog onvoldoende naar hoe we een maximale toegevoegde waarde kunnen realiseren tegen een aantrekkelijke prijs. Met de klant als onze nieuwe focus wordt het vertrekpunt de mens. Die staat centraal in het ontwerpproces. Hoe kunnen de systemen de mens dienen? Wat vinden we wel en niet prettig en waarom vinden we dat? De vraag voor de architect wordt daarmee: Hoe creĂŤer ik een omgeving waarin mijn eindgebruiker optimaal functioneert? En daarin is het gebouw het middel en de techniek de sluitpost.

128


de klant w eet wat hij w il en z egt dat ook

Hoe kan ik het mijn klant makkelijk maken?

Atto H a rsta :

In de bouw zien we een verheerlijking van het gebouw en het bouwproces.

Het lijkt of alles daarom draait terwijl het slechts een middel is om allerlei processen te faciliteren. Net zoals de kas er is bij de gratie van een plantje wat zo snel en effectief mogelijk moet groeien.

Architecten gaan dan ook meer naar de gebruiker kijken en dat brengt geheel nieuwe samenwerkingsverbanden met zich mee, zoals met psychologen. We kunnen veel van andere disciplines leren. Uit diverse studies blijkt bijvoorbeeld dat er een positieve samenhang is tussen een comfortabele ruimte in relatie tot arbeidsproductiviteit en welbevinden (lager ziekteverzuim). Het is ook niet zo gek dat er nu pas veel diepgaander naar het effect van gebouwen op mensen wordt gekeken. We leefden altijd veel meer buiten. Pas sinds de vorige eeuw doen we bijna alles binnen: werken, leven, wonen, sporten, verplaatsen. Omdat we tegenwoordig zo veel binnen zitten zijn gebouwen niet meer zo basaal als vroeger. Maar door de focus op kosten en geld in de afgelopen eeuw heeft het softe aspect zich onvoldoende vertaald in de architectuuropleidingen. Daar is nog een belangrijke slag te maken. M arijke Va n Loon:

Kleur, groen, licht en ruimte zijn aspecten waar mensen blij van wor-

den. Zintuiglijke ervaringen zijn zeker zo belangrijk voor ons welbevinden. Healthy environment is al ontdekt in de zorg en het onderwijs. Nu de rest van de sector nog. 129



de klant w eet wat hij w il en z egt dat ook

Bouwen = het bieden van oplossingen Door de klant centraal te stellen kunnen we in de toekomst niet alleen aan de vraag voldoen, maar kunnen we er ook voor zorgen dat we op die vraag vooruit lopen en de vraag zelfs creĂŤren. Door zelf proactief met concrete en voor de markt aantrekkelijke oplossingen te komen. Want door nieuwe eisen en wensen worden we creatiever en inventiever. En dat leidt tot een betere gebouwkwaliteit en een betere infrastructuur. In de toekomst komen partijen dan ook steeds vaker met eigen initiatieven die gericht zijn op de klant.

Denk vanuit de klant, niet vanuit techniek Met het GebouwConcept van TBI techniek wor-

gelijk door de grote databases met ervaringscij-

den met de opdrachtgever prestatieafspraken

fers die TBI heeft opgebouwd. Voor de opdracht-

gemaakt, nog voordat er bestekken geschreven

gever brengt dit veel duidelijkheid met zich mee.

zijn. Die afspraken betreffen bijvoorbeeld de vei-

Hij lijdt daarnaast geen onnodig tijdverlies, komt

ligheid, de communicatie, het energieverbruik en/

niet achteraf voor verrassingen te staan, heeft

of het comfort. Het gaat dan niet om het type

geen bestekkosten en hij krijgt een installatie die

installatie dat gebruikt wordt, maar bijvoorbeeld

is gericht op exploitatie in plaats van enkel op de

over de gewenste temperatuur in het gebouw. Op

installatie ervan. Dit concept is een samenwer-

basis van de specifieke wensen van de opdracht-

king tussen de TBI bedrijven Croon (elektrotech-

gever levert TBI techniek snel een offerte met

niek) en Wolter & Dros (werktuig-

een vast bedrag per vierkante meter. Dat is mo-

bouwkunde).

131



Deel III ... en welke invloed heeft dat op organisaties?



6 Mensen en organisaties zijn in 2025 niet meer hetzelfde Mensen en organisaties veranderen. Nieuwe generaties met nieuwe overtuigingen en nieuwe manieren van werken betreden de arbeidsmarkt. Dit heeft grote invloed op de manier waarop organisaties worden geleid en ingericht. De veeleisender wordende markt vraagt daarnaast om meer ondernemerschap. We moeten ons immers onderscheiden en efficiÍnt en marktgericht opereren. Welke invloed hebben deze veranderingen op uw organisatie? 135


In 2025‌ Staat de organisatie als geheel op de achtergrond. Het gaat om de mensen en hun kwaliteiten en daarop selecteren we onze partners en teams. We werken resultaatgericht, waarbij de individuele inbreng van de betrokken medewerkers zwaar weegt. We zijn flexibel. Daar waar dat mogelijk is werken we onafhankelijker van tijd en plaats en fysieke ontmoetingen zijn door de virtuele mogelijkheden lang niet altijd meer nodig. De inrichting van onze organisaties is in 2025 dan ook veranderd. De markt vraagt om full service oplossingen en een klein aantal bedrijven springt hierop in. Een groot aantal kleinere, gespecialiseerde bedrijven biedt specifieke oplossingen die door de vergaande ketenintegratie eenvoudig op alle momenten in het proces kunnen worden ingepast.

6.1 Nieuwe manieren van werken De tijd dat we tevreden waren met een goede, zekere baan, voldoende eten en een dak boven ons hoofd is voorbij. Nu de samenleving in toenemende mate maakbaar is streven we steeds meer geluk na en hebben we meer wensen. Als we kijken naar de behoeftepiramide van Maslov, dan zitten we vandaag de dag een flink aantal stappen hoger dan decennia terug. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er een niveau is bijgekomen. Zingeving.

Nieuw! Nieuw! Zingeving

Jezelf beoordelen Kritiek ontvangen en geven

Zelfontplooiing, kennis...

Waardering, vrienden, collega’s...

Open staan voor anderen Liefde en genegenheid: familie, partner... Eigen volk eerst Veiligheid, zekerheid, woning, werk... Regels van omgang gelden niet bij overleven. Desnoods doden we elkaar

Eerste levensbehoefte: eten, drinken, slapen, voortplanting...

In de toekomst zet deze ontwikkeling zich in versterkte mate door. De onderste treden worden een vanzelfsprekendheid en de bovenste treden hetgeen we ons hele leven najagen. Bedrijven kunnen hierop inspelen met hun producten en diensten. Mensen willen immers invulling geven aan de diverse niveaus en hebben daar ook iets voor over (zie paragraaf 8.1). 136


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

Maar niet alleen voor het aanbod van organisaties heeft deze drang naar zingeving consequenties. Het heeft ook heel veel invloed op de manier waarop organisaties zijn ingericht. Want de veeleisender wordende markt kan alleen goed worden bediend door marktgericht en efficiënt te werken en ondernemerschap te tonen. En op de veranderende behoeften van medewerkers kan alleen worden ingespeeld met nieuwe manieren van werken en leiding geven. J e an-Pau l Sose f:

Voor veel mensen is het belangrijk te werken in een organisatie waar

ze gerespecteerd worden. Het werk moet voldoende afwisseling bieden en worden gewaardeerd. We zijn groepsdieren die geborgenheid zoeken. Zolang we die vinden zijn er niet zoveel redenen om te veranderen van baan.

Persoonlijke ontwikkeling Werkzekerheid was lange tijd het belangrijkste streven van werknemers. Het hebben van een baan en bijbehorend vast inkomen gaf een bepaalde rust. Men wist waar hij aan toe was. Het was dan ook heel normaal om het hele werkende leven te werken bij één en hetzelfde bedrijf. Met de generaties zijn die behoeften veranderd en steeds meer staat de persoonlijke ontwikkeling voorop. We zijn in toenemende mate loyaal aan onze eigen loopbaan in plaats van aan onze werkgever. Als de organisatie waar we werken voldoende kansen biedt voor persoonlijke ontwikkeling blijven we. Als we elders meer kansen zien om ons door te ontwikkelen vertrekken we naar een andere organisatie. Een levenslang dienstverband is voor bijna niemand nog een doel en de binding met de organisatie wordt daardoor minder.

Resultaten boeken Dat betekent niet dat we niet loyaal zijn aan de organisatie waar we op dat moment werken en geen goede resultaten willen boeken. Onze eigen prestaties en competenties zijn immers de basis voor toekomstig werk – waar dat ook mag zijn – en virtuele en fysieke netwerken verspreiden negatieve en positieve referenties snel. We zoeken in ons werk naar inspiratie en uitdaging. We willen blijven leren en steeds beter worden in hetgeen we doen, maar het moet vooral ook leuk zijn. F re ns Prie s:

De nieuwe generatie kan goed samenwerken zolang die samenwerking bij-

draagt aan de eigen ontwikkeling. Is dat niet (meer) het geval, dan stopt de samenwerking snel en worden andere mensen gezocht.

Werk en privé De focus op persoonlijke ontwikkeling in plaats van op werkzekerheid heeft ook invloed op de plek die werk inneemt in ons leven. Persoonlijke ontwikkeling kunnen we immers vinden in ons werk, maar ook in ons privéleven. Door te reizen, leuke dingen te ondernemen met vrienden, hechte contacten te onderhouden met onze familie en iets te betekenen voor de maatschappij. We zoeken daardoor steeds meer naar de 137


balans tussen ons werkende leven en ons privéleven. We willen het maximale halen uit beiden. We willen voldoende geld hebben om te leven maar het hoogst gewaardeerde goed is in de toekomst niet langer geld. Dat is meer (vrije) tijd. J ean-Pau l S o se f:

De nieuwe generatie wil meer

evenwicht in vrije tijd en carrière. Werken waar en wanneer het uitkomt in plaats van op vaste tijden. Deze generatie maakt dus ook bewuste keuzes tussen vrije tijd versus geld.

Nieuwe werkrelaties De nieuwe prioriteiten hebben grote invloed op de relatie tussen werkgever en werknemer. De werkgever heeft geen garanties meer dat een goede werknemer voor hem blijft werken. Hij zal dus zijn best moeten doen die goede werknemer te behouden door datgene te bieden waar die werknemer behoefte aan heeft, zoals loopbaanontwikkeling en flexibiliteit om zijn werk met zijn privéleven te combineren. Daar staat tegenover dat de werknemer zichzelf op andere manieren moet gaan bewijzen. Hij mag zijn werktijden flexibeler invullen, maar dat betekent ook dat alleen aanwezigheid geen maatstaf meer is voor een goede invulling van zijn contract. Hij wordt door zijn werkgever in toenemende mate beoordeeld op resultaat en output. M e nno La m m ers:

In 2025 willen we niet langer een medewerker zijn, maar

een professional. We willen meedenken. We willen in organisaties werken waarin innovatie, vernieuwing en service centraal staan. De hiërarchische structuur wordt een netwerkstructuur. De jonge generatie verwacht alles op basis van gelijkwaardigheid.

De invloed van ICT Flexibeler werken komt steeds vaker voor. Het mobiliteitsprobleem en nieuwe behoeften van werknemers zijn daar oorzaak van, maar het gebeurt ook omdat het kan. Ontwikkelingen op het gebied van ICT maken het immers mogelijk je werk op praktische wijze te doen op andere plekken en andere tijden dan op kantoor tussen negen en vijf. Tenminste, als het type werk dat je doet dat toelaat. Want er zijn natuurlijk ook beroepen waarbij flexibele werktijden niet mogelijk zijn of het werk niet ‘op afstand’ kan worden gedaan. Zeker in de bouw. Een schilder kan moeilijk op afstand gaan schilderen. Werken op afstand werkt vooral voor de zogenaamde ‘kenniswerkers’, en dat is – ook in onze sector – een grote groep. 138


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

Het Nieuwe Werken De hierboven beschreven manier van werken wordt ook wel aangeduid met de term Het Nieuwe Werken. Het Nieuwe Werken wordt vaak gebruikt als synoniem voor flexwerken of thuiswerken, maar het is veel meer dan dat. Het gaat uit van de verantwoordelijkheid en professionaliteit van werkgever en werknemer en het verandert de manier waarop we werken structureel. Het kantoor zoals wij dat kennen, een uitvloeisel uit het industriĂŤle tijdperk waarbij werk geconcentreerd is rond een centrale werkplek en de baas de controle heeft, is in 2025 definitief verleden tijd. E rwin va n Lu n:

Werken op kantoor wordt in de toekomst een beleving. Het kantoor

wordt de ontmoetingsplaats. Een plek met een gemeenschappelijke ruimtelijke ervaring. Als een soort kerk. Met de sfeer die nodig is om een team te bouwen.

Het Nieuwe Werken betekent slimmer en efficiĂŤnter werken, onafhankelijk van tijd en plaats, waarbij gebruik wordt gemaakt van de netwerkfunctie van internet. Het betekent samenwerken op afstand en productiever werken door je tijd beter in te delen. Het Nieuwe Werken is gebaseerd op vertrouwen en resultaat in plaats van op wantrouwen en aanwezigheid. H e t N ieuwe W erke n is een visie op een betere inrichting en een beter bestuur van het kenniswerk. Het gaat om vernieuwing van de fysieke werkplek, de organisatiestructuur en -cultuur, de managementstijl en, niet te vergeten, de mentaliteit van de kenniswerker en zijn manager.

139


Fra nk H aag edo o rn:

Het nieuwe werken ontstaat binnen een bestaande samenleving

die door verschillende generaties wordt gevormd. Het benutten van kansen en diversiteiten verdient volop aandacht!

Prestaties staan centraal Steeds meer bedrijven werken al op deze manier. Aanwezigheid is niet meer belangrijk omdat het resultaat telt. Dat voorkomt dat mensen, op de momenten dat ze eigenlijk andere dingen aan hun hoofd hebben, weinig productief zijn maar toch betaald krijgen. En het voorkomt ook dat mensen onnodig lang in de file staan of in de knoop komen met bijvoorbeeld het ophalen van de kinderen van school of van de kinderopvang. Het gaat er niet meer om waar en wanneer je iets doet, als je het maar doet. Goed en binnen de afgesproken tijd. Het Nieuwe Werken is geen vrijheid, blijheid, want er wordt duidelijk gestuurd op resultaten. Dat resultaat wordt echter niet langer uitgedrukt in aanwezigheid, maar in prestaties. Het gaat erom dat je duidelijk kan maken wat je waarde is, wat je bijdrage is aan een project of een team. Het gaat om hetgeen je daadwerkelijk realiseert.

Met het Nieuwe Werken groeide de productiviteit met 20%! Ymere voert Het Nieuwe Werken gefaseerd per afdeling in en daar waar de veranderingen al zijn doorgevoerd is de productiviteit met 20% gestegen. Vaak zijn mensen al voor de deadline klaar. Of ze harder werken, meer werken of wellicht

geconcentreerder

werken?

Voor Ymere is het vooral van belang dat er nu met plezier wordt gewerkt. Dat is immers waar ze hun goede medewerkers mee behouden. De extra eisen aan harden software zijn voor de invoering van Het Nieuwe Werken minimaal. Op andere terreinen moeten wel flinke investeringen worden gedaan. Zoals aan de inrichting van het kantoor. Veel open ruimtes, flexibele verstelbare bureaus, goede geluidsisolatie en een goede sfeer vanuit de inrichting zijn belangrijk. Aan de andere kant zijn minder werkplekken nodig en bespaar je dus flink op de huisvestingskosten. Datzelfde geldt voor de parkeerplekken en de reiskosten. De grootste uitdaging zit volgens Ymere in het coachen van de medewerkers. Leiderschap krijgt met Het Nieuwe Werken een compleet andere betekenis. (www.ymere.nl) 140


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

P e te r va n Rooy:

Iedereen heeft bij ons zijn eigen verantwoordelijkheid en moet iedere

drie maanden vertellen waarom ze hun salaris hebben verdiend. En dan vragen we stevig door.

Talent wil vertrouwen Organisaties die Het Nieuwe Werken reeds hebben ingevoerd geven aan dat talentvolle medewerkers beter presteren binnen Het Nieuwe Werken, omdat er afspraken worden gemaakt over de te behalen resultaten (de output) in plaats van de aanwezigheid (de input). Minder talentvolle mensen voelen zich minder thuis in een dergelijke, op resultaat gerichte organisatie. Zij geven de voorkeur aan een traditioneler ingerichte organisatie. Is dat erg? Voor de organisaties die werken volgens Het Nieuwe Werken niet. Het is vervelend afscheid te moeten nemen van sommige medewerkers, maar het vergroot de aantrekkingskracht op talent. Mensen mét talent zoeken een plek waar ze het vertrouwen krijgen en mogen laten zien wat ze écht waard zijn. F ra nk H a ag e doorn:

Het Nieuwe Werken dwingt organisaties om hun primaire proces on-

der de loep te nemen. Dat heeft voor het personeel zowel positieve als negatieve gevolgen.

Nieuwe managers Nieuwe manieren van werken vragen ook om andere vaardigheden en nieuwe managementstijlen. We willen vooral doen waar we goed in zijn en samenwerken met mensen die onze kennis en kunde goed met hun kennis en kunde aanvullen. De manager van de toekomst moet daarom iemand zijn die het juiste team weet samen te stellen. Hij of zij ziet in welke kwaliteiten wenselijk of noodzakelijk zijn voor succes en kent de mensen die dat samen in kunnen vullen. Een goede manager stelt vervolgens de passie, trots en talenten van zijn teamleden centraal. Bedrijven die talent willen aantrekken en behouden moeten daarom afstappen van de hiërarchie. Dienend leiderschap vormt de nieuwe basis. Het geven van positieve feedback en complimenten wordt gemeengoed en leiders sturen op hoofdzaken, maar leggen de verantwoordelijkheid bij de medewerkers zelf. M e nno La m m e rs:

De leider van de toekomst verbindt talent en zet dat talent optimaal

in. Hij is zich niet alleen bewust van wat kan maar ook van ambities en dromen. Het is denken en doen in mogelijkheden, niet in problemen.

Voor organisaties brengt dat grote veranderingen met zich mee. In de bouw-, installatie- en vastgoedsector hebben de meeste managers nu nog een technische achtergrond, zowel in opleiding als in werkervaring. Zij hebben het traditionele carrièrepad van uitvoerder tot projectleider doorlopen. Niet al deze managers kunnen in de nieuwe manier van werken nog goed functioneren. Techneuten zijn doorgaans vooral goed in controleren, beheersen en verklaren en hebben minder oog voor de mense141


lijke kant. Terwijl de toekomst juist vraagt om managers die goed kunnen luisteren en met gevoelens om kunnen gaan. Fre ns Pries :

Techneuten zijn vooral gefocust op de technologie en het gebruik daarvan.

Ze dringen eerder de menselijke factor terug dan dat ze mensen betrekken.

Topniveau is nodig Aan het management worden in de toekomst dus hoge eisen gesteld. Door de veranderende cultuur op de werkvloer, maar ook omdat het management een doorslaggevend effect heeft op het succes van de organisatie. Managers moeten veel meer kwaliteiten hebben. Op het gebied van visie ontwikkeling, het motiveren van mensen, bedrijfsmatig werken en het managen van de uitvoering. Dit betekent dat er een noodzaak is om grote stappen te maken ten opzichte van de huidige situatie. Het topniveau management dat we nodig hebben is nu zeker nog niet overal aanwezig. Joe p Ja nsen:

De bouw-, installatie- en vastgoedsector heeft in de toekomst meer be-

hoefte aan goede managers en aan meer kennis dan technische kennis alleen. Daardoor ontstaat automatisch meer behoefte aan vrouwen in management functies. î ˆ Gewenste kwaliteitsslag competenties directie/topmanagement (bron: verzwegen onderneming, bewerking constructief)

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Visie ontwikkeling Bedrijfsmatig werken

142

Nodig Motiveren mensen

Managen uitvoering

Nu sterk Technische deskundigheid


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

Meer vrouwen Met de komst van andere manieren van werken veranderen de kwaliteiten waaraan managers moeten voldoen, maar verandert ook de behoefte aan typen werknemers. Mede door de ontwikkeling van ‘hard’ management naar ‘zacht’ management groeien in onze sector de mogelijkheden voor vrouwen. Hun creativiteit, servicegerichtheid en sensitiviteit zijn zeer welkom en door de veranderende waarden voelen zij zich in onze sector ook steeds meer thuis. De komende jaren zet die ontwikkeling door en de toepassing van standaardisatie en prefabricage draagt daar eveneens aan bij. Door de toename van plug en play oplossingen en het belang van marketing en communicatie is nu bijvoorbeeld al veel minder sprake van ‘vuile handen’ en zwaar werk. Functies waarin sprake is van coördineren en verkopen groeien in aantal, vereisen een andere opleiding of een ander talent en trekken daarmee nieuwe typen werknemers aan. P e te r Fra a nje :

De bouw-, installatie- en vastgoedsector is in 2025 geen mannenbolwerk

meer; vrouwen zijn dan werkzaam in alle fasen. Of het nu om ontwerp, werkvoorbereiding, montage of beheer gaat. Dankzij sterk doorgevoerde prefabricage en andere innovaties bestaat zwaar werk niet meer. Bouwen = monteren. 143


We krijgen steeds meer oplossingen die plug & play zijn.

Ook opleidingen veranderen Naast de techniek spelen dus ook steeds meer andere, ‘zachtere’ zaken mee. De rol van de techniek zelf verandert echter ook. De versterkte aanwezigheid van ICT en oplossingen zoals BIM betekenen aan de ene kant dat veel processen die voorheen technische kennis vereisten nu worden geautomatiseerd. Aan de andere kant worden steeds hogere eisen aan de kwaliteit gesteld en daarvoor moet die techniek ook steeds verder worden doorontwikkeld. Er ontstaat daardoor een nieuwe behoefte aan vakmanschap. Een metselaar wordt in de toekomst niet alleen aangesproken op het aantal stenen dat hij metselt per uur, maar ook op zijn kennis van het vak. Dat heeft consequenties voor de manier waarop we opleiden. Het vak techniek kent in de toekomst een sterkere tweedeling, waarbij behoefte is aan een heel hoog niveau kennis, om snel te kunnen innoveren en producten te ontwikkelen die veel, divers en makkelijk toepasbaar zijn. En een behoefte aan lager opgeleide mensen die deze producten op vrij eenvoudige wijze kunnen verwerken. Tenminste, zolang dergelijke werkzaamheden niet zijn geautomatiseerd of zijn overgenomen door robots. M a rce l Bulling a:

Er wordt een groter beroep gedaan op deskundigheid van mensen en

hun vermogen zich aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen. Eenvoudig werk wordt door robots gedaan en het niveau van ménsen die uitvoerend werk leveren gaat omhoog. Daardoor gaan ook de vereiste kennis en opleidingsniveaus omhoog. 144


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

Bovendien komen opleidingen en een leven lang leren nog meer centraal te staan. Om voor te blijven op de concurrentie (uit binnen- en buitenland) moeten organisaties constant op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen in de internationale markt. Niemand kan een specialist zijn in alles en continu alle kennis over alles vergaren. Er ontstaat binnen organisaties dus een sterkere scheiding tussen specialisaties.

6.2 Ondernemerschap staat weer centraal De toenemende concurrentie betekent niet alleen dat we als mensen moeten blijven leren. Het betekent ook dat organisaties moeten blijven innoveren. Onze klanten stellen hogere eisen. Aan het product, het proces, de service en de samenwerking. Om succesvol te blijven moeten we efficiënter en marktgerichter opereren. Maar doordat we als mensen ondernemender worden, worden onze bedrijven dat ook. Ti e Lie be :

De sector moet meer durf en commercialiteit tonen.

Van een taak- naar een persoonscultuur Nu is er in onze sector nog sprake van een taakcultuur. Maar in een markt die onderscheidend vermogen en creativiteit vereist schiet deze taakcultuur tekort. Want een organisatie die is opgetuigd om zo goedkoop mogelijk te produceren brengt producten voort die zijn ontdaan van menselijkheid en persoonlijkheid. Terwijl het in de toekomst juist gaat om de mensen en hoe zij onderling samenwerken om, met aandacht voor de omgeving en de gebruiker, tot een mooi eindproduct te komen. In 2025 werken we dan ook veel meer op basis van een persoonscultuur, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met (bedrijfs)eigen projectbelangen, maar alle belangen inzichtelijk zijn en talentontwikkeling een belangrijke bedrijfswaarde is. In deze nieuwe cultuur hebben mensen het gevoel dat ze belangrijk zijn en niet inwisselbaar. Dat verhoogt het resultaat en het plezier in het werk. J e an-Pau l Sose f:

Iedere schakel in het bedrijf is even belangrijk. De schaarste van de

schakel bepaalt de prijs. Vandaar dat een leerling monteur goedkoper is dan een ervaren specialist.

Resultaatgerichte projectteams Doordat het resultaat centraal staat gaan bedrijven veel meer werken met projectteams, waarbij de mensen bij elkaar worden gezocht die met elkaar het beste invulling kunnen geven aan de doelstelling. Dit kunnen mensen zijn uit de eigen organisatie, maar ook mensen van buiten. Hoeveel tijd je besteedt aan een opdracht en wie je er allemaal bij betrekt is jouw zaak, als het resultaat maar wordt gehaald. De projectteams vormen een soort eigen onderneming en gaan concreet en doelgericht te werk en komen ook zelfstandig met ideeën. 145


Het gaat niet om teams... ...het gaat om de klant Bij Waal Bouw werken ze met zelfsturende teams. Ieder team is een soort organisatie op zichzelf, met een eigen specialisatie waarop kan worden voortgebouwd. Doordat de teams zijn samengesteld uit medewerkers van de verschillende afdelingen zoals die voorheen bestonden is alle kennis gedurende het hele traject aanwezig. Zo ontstaat een hechte samenwerking en een efficiënt proces. Binnen de teams wordt veel meer een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid. Dat vraagt veel van de medewerkers, maar hun werkplezier gaat er fors op vooruit. Mensen die intensief met elkaar samenwerken hebben automatisch meer voor elkaar over en hebben het beter naar hun zin. Hoofdmotief van deze kanteling van de organisatie is klantgerichter te kunnen werken. Een soort ketenintegratie, maar dan in het klein. (www.waalbouw.nl) Commercie Planontwikkeling Calculatie Modelleren Kopersbegeleiding Projectleiding Werkvoorbereiding Uitvoering Nazorg

Je a n-Paul S o s ef:

Kennis en ervaring zijn van onschatbare waarde. Succesvolle bedrijven

zijn die bedrijven die een effectief team hebben van iemand met ervaring, iemand met kennis, innoverend vermogen en creativiteit en natuurlijk de super snelle handjes. Het is niet het een of het ander maar in evenwicht.

Ondernemingen binnen een onderneming Door de opkomst van projectteams en het groeiende belang van ondernemerschap verdwijnen grote organisaties zeker niet. Om op een hoger productie- en serviceniveau te komen moeten immers steeds grotere investeringen worden gedaan. Grote organisaties krijgen wel een andere structuur. Bijvoorbeeld een cellenstructuur zoals we dat nu al zien bij bedrijven als VolkerWessels en TBI. Deze bedrijven bestaan uit een groot aantal relatief kleine, zelfstandig ondernemingen waar een sterk moederbedrijf boven staat. De zelfstandige onderdelen dragen de verantwoordelijkheid voor hun eigen resultaat. Dit kunnen bijvoorbeeld regiovestigingen zijn of bedrijven met een specifieke specialisatie. M a rce l Bulling a:

Het stand-alone bedrijf is uit, het netwerkbedrijf is in. Er wordt in de

toekomst veel meer samengewerkt in ketens dan nu. 146


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

Ti e Lie be :

De huidige top tien van bedrijven bestaat in 2025 voor een groot deel niet

meer. Grote bureaucratische bedrijven verzanden. Kleinschalige bedrijven die ondernemend zijn, zich op de gebruiker oriënteren en antwoorden en oplossingen op lokale vragen weten zetten de trend.

D e cel l enst ructuur Het principe achter de cellenstructuur is dat elke organisatie bestaat uit een aantal mensen. Deze mensen vormen gezamenlijk een cel met één eindverantwoordelijke. Wanneer de cel groter wordt dan bijvoorbeeld 50 medewerkers splitst de cel zich op in tweeën en komt er dus een nieuwe cel bij. De leidinggevende kiest een persoon uit die hij geschikt acht als leider van die volgende cel. Wanneer de cellen zich wederom uitbreiden en weer aan een aantal van circa 50 medewerkers komen, splitsen zij zich weer en wordt weer een leidinggevende gekozen. Leidinggevenden worden nooit van buitenaf aangenomen, zodat zij ruim voldoende kennis hebben van de organisatie en hoeder kunnen zijn van de cultuur van de organisatie. De leidinggevenden van alle cellen vormen samen een managementteam en zij passen de kaders zonodig aan. Alle cellen opereren onafhankelijk onder een gemeenschappelijke naam en zijn ingedeeld naar bijvoorbeeld afzetgebied, branche of werkzaamheden. Er is één hoofdcel, waaraan verantwoording wordt afgelegd over bijvoorbeeld financiën. M e nno La m m e rs:

In 2025 zijn het geen grote vaststaande organisaties meer die produc-

ten en diensten aanbieden, maar mensen van verschillende organisaties die gezamenlijk werken aan maatschappelijke vraagstukken.

Flexibiliteit en ondernemerschap belangrijk

147


Los laten Veel bedrijven denken en werken vanuit een dwang om te beheersen. In de techniek is dat nog sterker het geval dan in andere sectoren. Er wordt gestuurd op controle en cijfers. Dit heeft doorgaans een negatief effect op innovatie. Innovaties zijn vaak niet te beheersen (zie ook hoofdstuk 8). Het is van tevoren moeilijk in te schatten wat de kosten zijn en ook het succes en de afzet zijn vooraf gezien een vraagteken. Risico’s zijn er ook. Wat als er schade ontstaat bij toepassing van het nieuwe product? Wat als we de productie niet aankunnen? Innovatie is omgeven door onzekerheden. Goed onderzoek biedt deels een oplossing maar is nog geen garantie voor succes. In de toekomst ontstaat een stroming van bedrijven die de controle (bijna) volledig overboord gooien. Zij opereren dan niet meer vanuit kostenbeheersing, maar vanuit creativiteit en inlevingsvermogen. Juist om die zo hard benodigde innovatie te stimuleren. Dat klinkt misschien zweverig, maar het zou wel eens heel succesvol kunnen zijn. M e nno La m m ers:

In 2025 werken mensen daar, waar passend werk is. Ze zoeken steeds

naar passende en relevante projecten. Andere verdienmodellen doen daarbij hun intrede, zoals bijvoorbeeld Waarde Bepaling Achteraf (WBA).

Wa a rde be palin g Achte raf Waardebepaling Achteraf is een nieuwe manier van werken waarbij achteraf bepaald wordt wat een dienst of een product waard is. Je weet dus van tevoren niet wat je gaat krijgen. Misschien vinden mensen het waardeloos en krijg je niets (buiten waardevolle feedback). Of mensen vinden het prachtig en je wordt rijkelijk beloond. Met deze nieuwe manieren van werken ontstaat overigens ook een nieuwe manier van belonen. Niet met geld bijvoorbeeld, maar met wederdiensten. Het is ook een manier om risico’s te delen.

148


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

Netwerken Persoonlijke en zakelijke netwerken worden steeds groter. Door de opkomst van internet liggen kennis en ervaring digitaal voor het oprapen. Oplossingen of samenstellingen van teams komen in de toekomst onder meer tot stand via social media, crowdsourcing (zie pagina 193) en co-creatie (zie pagina 125). F ra nk H a ag e doorn:

Kritisch selecteren van mensen tijdens sollicitatieprocedures wordt

de komende jaren nog belangrijker. De mogelijkheden die de diverse sociale media bieden werken zo nu en dan overprofilering in de hand.

Netwerken draait in de toekomst niet alleen om gezellig een middag lunchen, maar ook om innovatie van producten en diensten. En natuurlijk net zoals nu om contacten op te doen en wederzijds vertrouwen op te bouwen. Onder het motto: ‘Als je kunt delen, kun je ook vermenigvuldigen…’ J e an-Pau l Sose f:

Gunnen en vertrouwen bij zakendoen is universeel, dit mechanisme

heeft door de eeuwen heen gewerkt en blijft in de toekomst werken. Waterdichte contracten bestaan niet, dus een betrouwbare relatie of ervaring is heel veel waard.

Dat vraagt van organisaties een omslag van gesloten, hiërarchisch en onpersoonlijk naar open, authentiek en verbonden. Dan kan het ondernemend leren optimaal worden benut en vergroot en zijn organisaties aantrekkelijk. Bovendien ontstaan met nieuwe contacten ook nieuwe commerciële kansen. M e nno La m m e rs:

In 2025 maakt kennis niet machtiger, maar maken kennissen krachtiger.

Samenwerken in virtuele netwerken is voor de nieuwe generatie normaal. Ze delen gemakkelijk kennis met anderen, bijvoorbeeld via internet. Door hun uitgesproken computervaardigheden en hun grote online netwerken weten ze snel de gewenste informatie en bijpassende personen te vinden. Vaak werken ze daarbij over de grenzen van de organisatie heen. M e nno La m m e rs:

De wereld wordt kleiner, maar mijn wereld wordt groter. Social Media

en Social Networks dragen hier in belangrijke mate aan bij.

Ruilhandel komt weer terug Het netwerken zit er zo sterk in bij de nieuwe generatie dat ook steeds meer een cultuur ontstaat van ‘ik doe iets voor jou, dan doe jij iets voor mij’. Eerder beschreven we al de Waardebepaling Achteraf, maar ook andere manieren van belonen winnen aan populariteit. Zo ontstaat er een nieuwe vorm van ruilhandel, waarbij diensten niet worden beloond met geld maar met een wederdienst.

149


Het Nieuwe Werken in zijn meest pure vorm Plug de dag is een Amsterdams initiatief van jonge professionals die Het Nieuwe Werken willen combineren met het leveren van een bijdrage aan de maatschappij. Aanleiding voor Plug de dag was de grote leegstand. Waarom reizen wij elke dag naar ons werk, terwijl om de hoek van waar wij wonen ‘werkplekken’ beschikbaar zijn, vroegen zij zich af. Nu werken zij elke woensdag in een leegstaand gebouw. Ze verkorten daarmee hun reistijd en halen zichzelf uit de dagelijkse routine. Als tegenprestatie naar de eigenaar brainstormen ze gezamenlijk over alternatieve toepassingen voor het gebouw. De eigenaar is daarnaast blij met de positieve aandacht voor zijn gebouw, die de kans op verhuur in de toekomst weer vergroot. Door berichten te verspreiden via netwerksites als Linkedin komen de deelnemers aan Plug de dag in contact met bedrijven en particulieren die hen helpen aan bureaus, stoelen, lampen en andere noodzakelijkheden die natuurlijk missen in een leegstaand gebouw. Plug de dag is een mooi voorbeeld van moderne ruilhandel en een netwerk van professionals dat buiten officiële organisatiestructuren om samenkomt. (www.plugdedag.nl)

Meer zzp’ers Het stijgende aantal zelfstandige professionals is ook een teken van het groeiende ondernemerschap. Want crisis of geen crisis, het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) groeit gestaag door. Van 2006 tot 2009 is het aantal zelfstandigen in de bouw toegenomen met maar liefst 70%. Momenteel zijn in de bouwsector ongeveer 76.000 zelfstandigen werkzaam. Het EIB schat dat in 2015 22% van de werkzame mensen in de bouw zzp’er is. Het is niet verwonderlijk dat onze sector zoveel zelfstandigen kent. De vele specialisaties die maar beperkt nodig zijn in projecten lenen zich uitstekend voor verzelfstandiging. En waar de hoogconjunctuur financiële kansen bood voor mensen die als zzp’er aan de slag gingen, daar is nu het gebrek aan vaste arbeidsplaatsen in de sector voor veel mensen aanleiding om (noodgedwongen) voor zichzelf te beginnen. M a rce l Bulling a:

In 2025 werken zzp’ers en (grote) bedrijven met elkaar samen in

vloeibare netwerken. Minder mensen werken in loondienst en meer ondernemerschap is vereist. Dit gaat ook ten koste van de sociale zekerheid. In 2025 ligt meer verantwoordelijkheid bij de mensen zelf om een pensioen te regelen en zich te beschermen tegen werkloosheid.

150


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

151


Werken met zzp’ers De toename van het aantal zzp’ers biedt organisaties meer flexibiliteit en keuze voor specialisten. Het werken met zzp’ers is ook een uitdaging. Voor het lerend effect is het bijvoorbeeld belangrijk dat mensen niet één keer samen een project doen, maar vaker samenwerken. Op die manier kunnen ze gezamenlijk tot steeds betere resultaten komen. Als organisatie heb je echter geen inzicht in de planning van een zelfstandige. Het kan dus voorkomen dat iemand een ander project heeft aangenomen, net als jij een beroep op hem of haar wilt doen. Bovendien kan het werken met zzp’ers een negatief effect hebben op de marge van een bedrijf. Een kleine vaste organisatie met een grote flexibele schil loopt weliswaar minder risico en heeft minder vaste kosten, maar betaalt bij veel projecten hogere kosten omdat de zzp’ers hun risico en niet declarabele uren ook in hun tarief verwerken. Het is dus belangrijk een goede balans te zoeken tussen vaste en flexibele medewerkers. Bovendien is goede communicatie met zzp’ers heel belangrijk, alleen al om inzicht te behouden in elkaars planning. Je a n-Paul S o s ef:

We moeten niet te veel blindvaren op zzp’ers. De meeste mensen wil-

len niet voor zichzelf beginnen maar voelen zich thuis in de geborgenheid van het team of de organisatie die hen waardeert en respecteert.

Grote flexibele schil Kennisorganisaties hebben in de toekomst een kleine, vaste crew (20%) en een grote flexibele schil (80%). Die flexibele schil bestaat uit specialisten – zzp’ers bijvoorbeeld of specialisten uit andere organisaties – die op basis van reputatie en ervaring zijn geselecteerd. Voor ieder project wordt een passend team samengesteld en samen-

152


mensen en org ani sat ie s zijn in 2 02 5 niet meer het z elfde

werkingsverbanden die goed werken worden vaker ingezet. Keuzes vallen niet langer op organisaties, maar op ketens of personen. Personal branding wordt dus voor kennismedewerkers net zo belangrijk als het positioneren van de organisatie. Bij uitvoerende organisaties blijft het aantal vaste medewerkers substantieel groter, maar ook deze bedrijven werken met vaste teams van in- en externen die optimaal op elkaar zijn ingespeeld. Voor alle bedrijven geldt dat medewerkers die binnen de eigen organisatie niet optimaal kunnen worden ingezet ergens anders aan de slag gaan. In de toekomst heeft dus iedereen een minder vaste werkplek.

De sector van de toekomst Al met al hebben deze ontwikkelingen grote invloed op hoe we werken, op hoe onze organisaties zijn ingericht, maar ook op hoe onze sector is ingericht. Want om goed om te gaan met de veranderende behoeften van medewerkers – zelfstandig of in vaste dienst – en door de noodzaak ondernemender en efficiënter te werken moeten grote bedrijven flinke aanpassingen doen om te overleven. Met traagheid en logheid red je het niet meer in een markt die wordt gekenmerkt door concurrentie, continue vernieuwing en een run op schaars talent. En zowel kleine als grote organisaties moeten minder gaan denken vanuit techniek en meer vanuit softere waarden. Dat vraagt om een andere teamsamenstelling en een andere managementstijl. Een managementstijl die direct aansluit op Het Nieuwe Werken en ruimte biedt voor creativiteit. J o s Ve rve e n:

Jongeren zijn gewend aan korte lijnen en openheid. Hiërarchie is ze

vreemd. Ze hechten aan persoonlijke ontwikkeling en vinden die sneller bij een klein bedrijf dat kansen biedt en waar minder eentonig werk wordt verricht. Grote bedrijven krijgen het daarom zwaar.

153


De visie van Het jonge aanstormende talent van nu speelt in 2025 een belangrijke rol. Generatie Y worden ze ook wel genoemd. Ze zijn gehecht aan vrijheid en de mogelijkheid tot zelfontplooiing, maar zoeken ook naar verbondenheid en willen een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving. Een bijzondere groep met veel potentie – mits zij in contact staan met hun eigen verlangens. 154


jongeren Hoe denken jongeren over de ontwikkelingen in de sector en wat verwachten zij van de toekomst? Welke rol denken zij zelf te kunnen spelen in het veranderingsproces waar we nu al middenin zitten? De generatie Y (leden van De Nieuwbouw) spreekt zich uit:

People Het menselijk aspect – drijfveren, wensen en emoties – neemt in sterke mate toe. Dat

Colin Maring: Je kunt een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt. (Einstein)

betekent dat we op een andere manier gaan werken. Wat we doen en van welk proces we

Werken is niet meer waar het leven om draait,

deel uitmaken is belangrijk. Dat vraagt ook om

het loopt dwars door het leven heen. Persoonlij-

andere aansturing. Wij willen niet beoordeeld

ke ontwikkeling en een nuttige bijdrage leveren

worden op aanwezigheid via traditionele hiërar-

aan de maatschappij zijn voor ons minstens zo

chische structuren. Wij willen worden beoor-

belangrijk.

deeld op de output die we leveren. Op onze inzet en het resultaat.

Wij kijken ook anders naar producten en diensten. Het feitelijke product – de technische

Wij hechten geen waarde aan het woordje ‘ma-

oplossing – is slechts een deel van het aanbod.

nager’ op een visitekaartje. We gedragen ons

Het effect van die technische oplossing is min-

liever als ZIN-ers (zelfstandigen in netwerken).

stens zo belangrijk. We gaan daarom diensten, concepten en oplossingen aanbieden die niet

Menno Lammers: Tijd is het nieuwe geld.

langer technisch geformuleerd zijn, maar betrekking hebben op fijn wonen en werken en van A naar B komen. En het gaat nog verder. Een geboden oplossing moet ook van invloed zijn op onze denkwereld. Het moet prikkelen en persoonlijke groei bevorderen. In de wetenschap duiden we dit aan met transformatie (zie pagina 189).

Planet We hebben bijna geen fossiele energie meer en we moeten echt anders met ons afval leren omgaan. Dat is zo duidelijk als wat. Alternatieve energie is over een paar jaar niet ‘alternatief’ meer, maar de standaard. Hierin spelen zelfvoor155


zienende systemen en Smart Grids een belangrijke rol. We gaan anders bouwen. Om energiebesparing te realiseren, om in de toekomst om te kunnen gaan met de grondstoffenschaarste en om het creëren van onnodig afval tegen te gaan.

Profit Profit is relatief. Bij de generatie die nu aan de top zit staat geld centraal, maar daar gaat het ons niet om. Profit is voor ons de optelsom van People en Planet. Tijdwinst wordt de nieuwe winst voor organisaties EN mensen.

Serena Scholte: Als je echt iets wilt, spant het hele universum samen om ervoor te zorgen dat je je droom verwezenlijkt. (Paulo Coelho)

In 2025 werken we in netwerken 156

Om een bijdrage aan people en planet te kunnen leveren hebben we organisaties nodig met een vernieuwende visie. Het proces wordt door ICT nog veel verder geoptimaliseerd dan we nu voor mogelijk houden. Daardoor krijgen we ook een beter eindproduct. Met behulp van ‘augmented reality’ kunnen we in de heel nabije toekomst al in een zeer realistisch gebouw


de vi sie van jongeren

rondlopen zonder dat het gebouwd is. Of over een weg rijden die er nog niet ligt. Bovendien neemt ‘cloud ontwikkeling’ (zie pagina 62) een grote vlucht. Door in een cloud te werken kunnen mensen met specifieke talenten hun specialisaties all-over the-World inzetten. Projecten kunnen op die manier, door optimaal gebruik te maken van specialismen, heel efficiënt verlopen en aan onze producten en diensten kunnen we nog veel meer waarde toevoegen.

Michiel Kool: HRM verandert van ‘aantrekken, ontwikkelen en vasthouden’ naar ‘aantrekken, ontwikkelen en vrij laten’.

Wat kunnen jongeren bijdragen? Wij – de nieuwe generatie – zijn goed in het

project, maar ook de specialisten die we daarbij

verbinden van mensen en het vergaren en ver-

kunnen inschakelen.

werken van allerlei soorten informatie. Wij zijn goed thuis op het internet en maken ons binnen

Bovendien zijn we flexibel en leggen we mak-

de kortste keren een nieuw onderwerp zodanig

kelijk verbanden. Zo komen we snel tot een

eigen dat we op hoofdlijnen begrijpen waar het

optimaal resultaat. We zitten nog niet vast in

over gaat. Of het nu gaat om verdieping of ver-

bestaande structuren en trekken ons weinig aan

breding, doordat het internet in onze genen zit

van hiërarchie. Zo kunnen we dwars door alle

weten wij in korte tijd in een grote hoeveelheid

bestaande processen heen onze weg vinden

informatie onze weg te vinden en het kaf van

en ‘brutaal’ de vragen stellen die belangrijk zijn

het koren te scheiden. Daardoor vinden we niet

voor succes.

alleen snel de benodigde informatie voor een We zijn brede denkers en netwerkers. Zet in een organisatie jongeren in als koplopers en je

Thijs Mackus: De nieuwe netwerkgeneraties zijn de sleutel tot verbinding.

kunt er zeker van zijn dat er beweging ontstaat. Jongeren zijn goede versnellers. We schromen niet om te veranderen. Zolang het doel maar past bij onze overtuigingen zetten wij ons met tomeloze energie in om het gewenste resultaat te behalen. Met dank aan: Colin Maring (1986), Michiel Kool (1986), Thijs Mackus (1980), Serena Scholte (1981), Menno Lammers (1977). De NieuwBouw is hèt netwerk van een nieuwe generatie professionals dat streeft naar vernieuwing in de bouw-, installatie- en vastgoedsector. Het netwerk telt ruim 2000 leden, werkzaam bij onder andere overheden, kennisinstituten, bouwbedrijven, vastgoedondernemingen en ingenieurs-en adviesbureau’s.

157


158


7 Rollen veranderen voor alle partijen De rollen van alle partijen in het bouwproces veranderen in de toekomst substantieel. Door integrale samenwerking, het gebruik van BIM en de klant als centraal uitgangspunt pakken we onze processen anders aan. En veranderende omstandigheden veranderen ook de aanpak van de overheid. Uiteindelijk is in dit nieuwe systeem voor iedereen een plek, maar flinke stappen zijn voor sommigen nog nodig. Welke invloed hebben de veranderingen op de rol van uw organisatie?

159


In 2025… Is de sector niet meer hetzelfde. Het traditionele bouwbedrijf bestaat niet meer, maar heeft plaatsgemaakt voor full service dienstverlenende bedrijven en montagebedrijven. Om de opdrachtgever te ontzorgen bieden we totaalpakketten aan. Niet het product staat daarin centraal, maar de service. We hebben dan ook allemaal een nieuwe rol gekregen in het proces. We werken samen en de overheid is van uitvoerder veranderd in een regisseur. Van de partijen die hun toegevoegde waarde in het nieuwe proces niet hebben kunnen aantonen hebben we in 2025 afscheid genomen.

7.1 Veranderende rollen voor bedrijven ‘Het bouwbedrijf’ bestaat in 2025 niet meer. Door de groeiende vraag naar totaaloplossingen, de eindgebruiker die een steeds belangrijkere rol krijgt, de verschuiving van de focus van bouwen naar beheren en steeds meer standaardisatie, verdwijnt het traditionele bouwbedrijf. In de toekomst kennen we in plaats daarvan twee typen bedrijven: full service bedrijven en montagebedrijven. Voor de bouwbedrijven zoals we die nu kennen betekent dit dat zij een keuze moeten maken. Welke rol past hen in de toekomst het beste en welke veranderingen zijn ervoor nodig om die rol goed in te vullen?

Het full service bedrijf Het full service bedrijf van de toekomst staat voor een totaaloplossing en is gespecialiseerd in de ontwikkeling en het beheer van de gebouwde omgeving. Dat is een breed terrein, maar betekent vooral dat full service bedrijven zorgen dat bewoners, ziekenhuizen, scholen, ondernemingen en instellingen zich volledig kunnen richten op hun kernactiviteiten door hen alle zorgen in en rondom het gebouw uit handen te nemen. Daarbij kijken deze bedrijven niet alleen naar het gebouw, de parkeerterreinen en de toegangswegen, maar ook naar het onderhoud en het beheer (schoonmaken, beveiligen) van de gebouwen, de installaties en de ruimte om het gebouw heen. Ook voor mobiliteit ontstaan dergelijke full service bedrijven. Deze bedrijven leggen geen asfalt aan, maar zorgen voor beschikbaarheid en doorstroming van verschillende transportmiddelen, waarbij er veel aandacht is voor verkeersmanagement.

160


rollen veranderen voor alle part ijen

In de woningbouw spelen full service bedrijven eveneens een belangrijke rol. Of het nu gaat om binnenstedelijke herstructurering of uitleglocaties. Deze full service bedrijven besteden daarbij een groot deel van hun tijd aan communicatie met alle betrokken partijen en in het bijzonder met de klant om deze optimaal te bedienen. Deze nieuwe dienstverleners vervangen de huidige (grote) ingenieursbureaus, de bouwconglomeraten en de grote installatiebedrijven. Het onderscheid tussen ontwikkelen, ontwerpen, bouwen en installeren verdwijnt. In plaats daarvan redeneren we steeds meer vanuit de levenscyclus van de functie. Zoals in Frankrijk krijgen we ook in Nederland brede aanbieders. Professionele, kennisintensieve bedrijven die hoogwaardige diensten en producten leveren en zich onderscheiden op hun mensen, hun kennis en hun procesbeheersing. Hier werken dan ook niet alleen bouwvakkers en werkvoorbereiders, maar ook ontwerpers, communicatiedeskundigen en business developers. P e te r va n Rooy:

In de toekomst heeft de particulier het voor het zeggen. Dat is een hele

omslag voor een sector die gewend is dat het initiatief vanuit de publieke sector komt, de private sector het vervolgens realiseert en het eindproduct automatisch werd verkocht. En die particulier krijgt het niet alleen voor het zeggen, hij wordt ook steeds kritischer en legt zijn geld niet zomaar op tafel.

Fullservicebedrijven stellen de klant centraal 161


Doe-het-NIET-zelf-winkel De Verbouwshop® is de eerste doe-het-NIET-zelf-winkel in Nederland die complete verbouwingen regelt. Van de bouwtechnische tekeningen tot de vergunningen en de realisatie van de verbouwing. In de winkel wordt aan de hand van een digitaal prijzenbord een keuze gemaakt uit diverse aanbouwen, opbouwen, dakkapellen en dakramen, evenals materialen, vloeren en wanden. In de Verbouwshop zijn voorbeelden uitgestald waar een prijskaartje aan hangt. In één oogopslag ziet de klant dus de keuzemogelijkheden en bijbehorende prijzen. De totaalprijs voor de verbouwing kan daardoor snel worden vastgesteld, inclusief tekening, vergunningaanvraag en natuurlijk de gehele bouw en afwerking. De klant heeft op deze manier één aanspreekpunt en direct inzicht in de kosten. Daarnaast heeft hij weinig last van de verbouwing zelf, want zo veel mogelijk wordt geprefabriceerd. (www.verbouwshop.nl)

De montagebedrijven en leveranciers De markt is in 2025 sterk geïndustrialiseerd. Maatwerkproducten met standaardoplossingen worden voorbereid in fabrieken en op de bouwplaats staat het monteren centraal. Alhoewel handwerk altijd nodig blijft gebeurt steeds meer machinaal. Leveranciers worden daardoor belangrijker. Zij leveren prefab onderdelen aan en zijn in staat maatwerk te leveren, ook voor de onderhoudsmarkt. Daarmee verdringen zij het bouwplaatspersoneel zoals we dat nu kennen. Dat bouwplaatspersoneel kan zijn diensten wel verleggen. De industrie krijgt immers steeds meer behoefte aan montageploegen. Pau l Oortwijn:

In 2025 is de toeleverancier het merk waar de mensen voor kiezen.

Vergelijkbaar met de keukenleverancier. De aannemer plaatst alleen, vergelijkbaar met een montagebedrijf.

Toeleverende industrie schuift naar voren Bij de toeleveranciers vindt nu de grootste innovatie, optimalisatie en systeemintegratie plaats. Hier wordt al industrieel en in delen met prefab oplossingen gebouwd en dat neemt in de toekomst alleen maar verder toe. Zoals reeds aangegeven krijgt de toeleverende industrie daarmee een belangrijkere rol en maakt bouwen plaats voor monteren. Deze montagebedrijven gaan op termijn in opdracht werken van de industrie, omdat de industrie daarmee een garantie kan bieden op systemen als geheel. Nu durft de industrie die stap vaak nog niet te maken, omdat ze daarmee het werk weghaalt bij haar grootste klantengroep (het bouwbedrijf) en omzetderving niet wil riskeren. Om voor de markt tot betere oplossingen te komen ontkomen ze er in de toekomst echter niet aan om uit die houdgreep los te komen. 162


rollen veranderen voor alle part ijen

Toeleverancier trekt initiatief naar zich toe Spaansen Bouwsystemen verzorgt de advisering, engineering, productie en montage van complete lichtbeton casco’s. Door mee te denken in het ontwerpstadium worden product en proces geoptimaliseerd, met lagere bouw- en faalkosten tot gevolg. Spaansen levert een casco wat direct geschikt is voor verdere afbouw, de aannemer hoeft nagenoeg geen werkzaamheden aan het ruwbouwcasco te verrichten. De montage wordt uitgevoerd door eigen ploegen, waardoor een optimale kwaliteit en continuïteit wordt gewaarborgd. (www.spaansen.nl)

Door het groeiende belang van de toeleverende industrie schuiven de toeleveranciers naar voren in het proces. De industrie wordt steeds eerder betrokken om al in de beginfase mee te denken over passende oplossingen. Nu al zien we dat veelvuldig bij projecten waar ketenintegratie een rol speelt. Overigens kan de toeleverancier van de toekomst natuurlijk ook het bouwbedrijf van nu zijn. Als een bouwbedrijf in staat is succesvolle concepten neer te zetten en efficiënt industrieel te produceren kan hij de rol van toeleverancier heel goed vervullen. Re m ko Zu ide m a :

De bouw-, vastgoed- en installatiesector is de enige technische sector

waar technisch ontwerp en uitvoering niet in één hand liggen. Ook leveranciers, verantwoordelijk voor 70% van de omzet in de bouw, moeten eerder betrokken worden. Gezamenlijk moet een ontwerp worden gerealiseerd dat recht doet aan de gebruikerswensen.

Installateurs worden ook adviseurs Zowel werktuigbouwkundige als elektrotechnische installaties krijgen een steeds belangrijkere functie in alle typen bouwwerken. Het aandeel van de installaties neemt toe. Ongeacht of het gaat over nieuwbouw of renovatie, over woningbouw, utiliteitsbouw of infrastructuur. Hoewel het advieswerk hierover doorgaans door ingenieurs wordt gedaan zien we dat die rol ook steeds meer door (grotere) installatiebedrijven wordt opgepakt. Ze zijn daardoor eerder bij het project betrokken. Belangrijk is dat ze de samenhang tussen de installaties en de andere aspecten van het bouwen kunnen bewaken. Het adviseren omtrent comfort en efficiency speelt daarbij ook een belangrijke rol. En wat voor bouwbedrijven geldt, geldt ook voor installatiebedrijven. We gaan naar full service en montagebedrijven.

De opdrachtgever neemt een centrale rol De rol van de architect is veranderd van bouwmeester in de middeleeuwen naar vormgever van een gebouw. In de landen om ons heen heeft de architect ook de regie – en de verantwoordelijkheid – voor het hele proces. Dat is in Nederland niet meer zo. Vandaag de dag hebben projectmanagers de verantwoordelijkheid voor tijd en kosten 163


en houdt de architect zich vooral bezig met het esthetische gedeelte. Het nadeel van deze situatie is dat onduidelijk is wie eindverantwoordelijk is voor de kwaliteit. Vooral voor de opdrachtgever is dit een onwenselijke situatie. Het komt voor dat een opdrachtgever miljoenen uitgeeft, maar bij problemen moet uitzoeken waar hij zich kan beklagen. Fra nk B ijdendijk:

In 2025 werkt de opdrachtgever heel anders dan vandaag. Dan is de

opdrachtgever onderdeel van de virtuele organisatie. Hij werkt mee, zoekt duurzame kwaliteit en neemt de verantwoordelijkheid voor de procesgang. Er bestaan diverse suborganisaties, maar de opdrachtgever overziet de totale gegevensstroom en beheerst het proces.

In de toekomst eisen opdrachtgevers meer duidelijkheid, maar ook meer betrokkenheid. Van de aangesloten partijen, maar ook van zichzelf. Ze worden een belangrijk onderdeel van het proces en een belangrijke schakel die het overzicht behoudt. Uiteraard kan de uiteindelijke eigenaar van het bouwwerk het opdrachtgeverschap ook uit handen geven aan ĂŠĂŠn partij. Maar ook daarbij geldt dat deze partij niet bovenaan de bouwkolom staat, maar het centrale punt in het midden van de keten is.

Twee rollen voor architecten Architecten blijven een vrije en relatief eigenzinnige beroepsgroep in de sector. Vanuit hun rijke traditie blijven zij mooie dingen maken om er met elkaar voor te zorgen dat de Nederlandse architectuur internationaal toonaangevend is en blijft. Dat stelt wel hoge eisen aan de kwaliteit van de opleidingen en het betekent ook dat we blijven zoeken naar (inter)nationaal talent. Het hoge, hiervoor vereiste niveau, is niet voor iedereen

164


rollen veranderen voor alle part ijen

weggelegd. Naast aangeboren talent vraagt het om constante bijscholing om op de hoogte te blijven van de nieuwste trends en technieken. Om constante meerwaarde te kunnen bieden is bijscholing overigens ook een vereiste voor veel andere partijen. Atto H a rsta :

Architecten vinden zichzelf vaak heel belangrijk, het gebouw een beetje

belangrijk, maar die gebruiker helemaal niet belangrijk. Het succes van Apple zit er in dat ze vanuit de klant denken. Ze stellen zich uitermate dienstbaar op (wie kent de ontwerper van de iPhone?). Architecten die in de toekomst succesvol willen zijn moeten dat ook doen.

Er zijn in de toekomst architecten die oplossingen uitwerken die herbruikbaar zijn of deeloplossingen weten te combineren tot één totaaloplossing. Want iedere keer opnieuw voor een gebouw van A tot Z het wiel uitvinden is verleden tijd. Vrijblijvend naar eigen inzicht een ontwerp maken voor een tamelijk standaard oplossing zit er in de toekomst niet of nauwelijks nog in. Dat is alleen nog weggelegd voor een handvol prestigieuze projecten. De architect staat dus voor de keuze. Is hij goed in staat de specifieke klantvraag te beantwoorden met passende state-of-the-art (deel) oplossing(en)? Of wil hij herbruikbare deeloplossingen ontwerpen? F ra nk B ijde ndijk:

Sinds de Renaissance vindt de architect zichzelf heel belangrijk en

verheft hij zich boven de rest. Een totaal misplaatste rol. Op technisch gebied en qua realisatie heeft de architect weinig toegevoegde waarde. Hij is dus slechts een schakel in de keten en pas succesvol als hij aansluiting vindt bij de (duurzame) gebruikerseisen. Th o m a s Rau :

De architect van de toekomst wordt afgerekend op kwaliteit en perfor-

mance en moet dus meer doen dan een mooi plaatje maken.

Hebben we nog ingenieurs nodig? Door ontwikkelingen zoals de groei van het gebruik van BIM wordt de toegevoegde waarde van de ingenieur zoals we die nu kennen steeds kleiner. De problemen op de bouwplaats die nu nog worden opgelost door de ingenieur worden in toenemende mate voorkomen of opgelost door het gebruik van ICT. Als het hele proces straks geautomatiseerd werkt en we ook nog eens veel kennis gaan hergebruiken wordt de rol van de ingenieur helemaal anders. Pau l Oortwijn:

Een BIM ontwerp is echt iets anders dan een ontwerp dat op de tradi-

tionele manier wordt vertaald in een bestek. Ingenieurs die dat hun klanten niet duidelijk kunnen maken, krijgen het moeilijk.

Het betekent niet dat de ingenieur per definitie geen werk meer heeft. Het betekent wel dat de ingenieur een duidelijke keus moet maken en zijn eigen rol moet opeisen in het BIM proces. Want verschillende disciplines ontwerpen in de heel nabije toekomst tegelijkertijd aan één en hetzelfde gebouw. Daar heb je een sterke regisseur voor nodig. Een regisseur die ook de eindverantwoordelijkheid neemt. Een regisseur die vaak ook in dienst van de opdrachtgever of een full service bouwbedrijf werkt. 165


BIM vraagt een sterke regisseur Ingenieursbureaus die deze stap niet (durven) zetten, geen eigen initiatief tonen en verantwoordelijkheid niet durven nemen, zetten zichzelf buiten het proces. Ingenieursbureaus die de rol van regisseur met eindverantwoordelijkheid wel op zich nemen zetten de stap naar de (virtuele) bouwer. Pau l Oortwijn:

Ingenieursbureaus moeten nadenken over hun businesspropositie in

een BIM georiënteerd werkproces. Ze kunnen de grote winnaars worden, maar ook de grote verliezers. Als ze BIM niet louter zien als een vertaling van 2D naar 3D ontwerpen, maar als meerwaarde naar de klant kunnen ze meer verdienen dan nu. Maar die positie moeten ze wel eerst waarmaken door verantwoordelijkheid te nemen en te ontzorgen.

Ingenieur garandeert resultaat Ingenieursbureau ARCADIS verlegt met GRIP®

de mogelijkheid om vervuilde terreinen snel en

(Guaranteed Remediation and Insurance Pro-

met een prijs- en resultaatgarantie te saneren.

gramme) zijn grenzen. De ontwikkelingen in de

Zonder meerwerk of aanvullende kosten. Er zijn

markt veranderen de rol van het bedrijf. Niet lan-

al meer dan honderd projecten zo uitgevoerd.

ger uurtje/factuurtje werk staat centraal, maar

Bij geen van deze projecten is er ooit een (meer-

de eindverantwoordelijkheid voor het resultaat.

werk)claim naar de opdrachtgevers gestuurd. Dat

ARCADIS neemt met GRIP® de totale zorg voor

bewijst de gegarandeerde oplossing, zonder ha-

saneringen over. Want bodemverontreiniging kan

ken of ogen voor de opdrachtgever (www.arcadis.

verbouw-, herontwikkelings- of verkoopplannen

nl/grip).

danig in de weg staan. ARCADIS biedt met GRIP® 166


rollen veranderen voor alle part ijen

Nieuw, de system integrator Er zijn heel veel goede systemen waar we mee werken, maar de samenhang is vaak nog ver te zoeken. Er zijn maar weinig organisaties (en mensen) die alle verschillende schakels uit de sector aan elkaar kunnen verbinden en een onafhankelijke, onderbouwde keus kunnen maken. Die organisaties komen er wel. De system integrators. Deze system integrators worden in de toekomst steeds belangrijker. Er komen immers alleen maar meer oplossingen en partijen bij. De system integrators kunnen voortkomen uit architecten-, of ingenieursbureaus, maar bijvoorbeeld ook vanuit bouwbedrijven (zie kader pagina 168). Atto H a rsta :

Je moet niet alleen een duurzaam gebouw maken, maar ook ondersteunen

in hoe het wordt gebruikt. Veel producten zijn aardig bedacht, maar houden op bij de levering. Echt succesvolle producten ondersteunen de gebruiker bij een proces en sturen zijn of haar gedrag in de juiste richting. Daarvoor is kennis nodig over die eindgebruiker en hoe hij of zij de producten gaat gebruiken. 50 jaar exploitatie bepaalt of een duurzaam gebouw ook werkelijk duurzaam is.

Wat zijn de kenm e rken van ee n syste m int eg rato r? PSI Bouw beschrijft in haar publicatie ‘Systeemintegratoren in de bouwsector’ dat we kunnen spreken van een system integrator als is voldaan aan de volgende criteria: • Het bedrijf draagt richting de klant de volledige contractuele verantwoordelijkheid voor het ontwerpen en vervaardigen van het bouwwerk. • Het bedrijf koopt het merendeel van de componenten waaruit het bouwwerk wordt samengesteld in bij meerdere externe leveranciers en/of onderaannemers. • Het bedrijf stemt het bouwwerk af op de behoefte van een individuele klant, waartoe ook locatiespecifieke kenmerken behoren; hetgeen inhoudt dat de productie per project plaatsvindt. De criteria van de system integrator anno 2010 doen erg denken aan de bouwmeester van vroeger. Er is echter wel een groot verschil. Het aantal beschikbare technologieën en specialisaties is enorm toegenomen. En daarmee is het vandaag de dag een stuk omvangrijker en complexer. Bovendien is de markt dynamischer dan vroeger waardoor het een uitdaging is de concurrentie voor te blijven.

167


Van bouwbedrijf tot system integrator Ooms Avenhorn Groep ontwikkelde zich van

voor de voeding voor Lage Temperatuur Vloeren

bouwbedrijf tot system integrator. Een voorbeeld

plafondverwarming, gecombineerd met warm wa-

van zo’n systeemoplossing is het Road Energy

terbereiding via een voorraadboiler. Na gebruik

SystemsÂŽ, ontwikkeld samen met Tipspit en WTH

wordt het afgekoelde water opgeslagen in de

Vloerverwarming. Bij dit duurzame energie sys-

ondergrondse koudebron. In de zomer worden de

teem worden in het asfalt speciale leidingen in

appartementen naar persoonlijke behoefte met

een versterkend raster verwerkt tot een asfalt-

topkoeling gekoeld. Een system integration op-

zonnecollector. Het in de zomer opgewarmde wa-

lossing omdat Ooms Avenhorn Groep de compo-

ter uit de asfaltzonnecollector wordt opgeslagen

nenten inkoopt, maar ook de complete contrac-

in een ondergrondse warme bron (WKO). Gevoed

tuele verantwoordelijkheid op zich neemt. (www.

vanuit deze warme bron dragen individuele warm-

roadenergysystems.nl)

tepompen in de winter per appartement zorg

De opkomst van de bouwplantoetsbureaus Ingenieurs kunnen naast de rol van regisseur of system integrator ook een andere rol opeisen. Want door de terugtrekkende beweging van de overheid (zie ook paragraaf 7.2) komen uitvoerende taken steeds meer bij de markt te liggen. Zo ook wellicht de controle op de naleving van de regels die de overheid instelt. Net zoals de overheid niet zelf de boeken van alle bedrijven controleert maar daar geaccrediteerde accountants voor zijn, zo kan de overheid ook de controle van bouwwerken door geaccrediteerde bedrijven (bouwplantoetsbureaus) laten uitvoeren. Deze rol zou door de huidige ingenieursbureaus kunnen worden ingevuld. Voorwaarde is uiteraard wel dat de overheid eerst die stap zet. 168


rollen veranderen voor alle part ijen

H arry Nie m a n:

De overheid moet wetten maken en handhaven. De techniek, daar moet

je je als overheid niet mee bemoeien. Daar is de markt veel beter in.

Makelaars krijgen het moeilijk Koop- en verkoop regelen we steeds meer zelf online. Als particulier of privaat bedrijf, maar ook als ontwikkelaar. Lokale huisvestingsbehoeften zijn inzichtelijk via online databases, waar ook direct contact gelegd kan worden met potentiële klanten (zie pagina 125). Voor de makelaar geldt dus wat voor alle partijen in de sector geldt, hij moet duidelijk maken welke rol hij nog heeft en zijn meerwaarde in die rol bewijzen. Alleen als er behoefte is aan zijn nieuwe diensten heeft de makelaar bestaansrecht. Voor een makelaar betekent dit dat hij kansen moet signaleren die andere partijen niet zien. Of hij moet adviseren en begeleiden. Dat is een andere rol, waar veel tijd in zit en aandacht voor nodig is.

Iedere partij moet duidelijk maken wat hij kan

J o s Konickx:

In 2025 is het voor de makelaar niet meer alleen bemiddelen bij kopen en

verkopen. Door persoonlijke aandacht, inzet van netwerk en interesse in de behoefte van klanten gaat hij vraag en aanbod afstemmen. Van dealmaker naar matchmaker!

Beleggers De beleggers hebben boven alles toegang tot geld. Vaak zijn zij in staat projecten te financieren waar bij de banken geen geld voor loskomt. Dat geldt voor de institutionele beleggers, maar in nog sterkere mate voor de particuliere beleggers. Steeds meer zien we daarbij dat beleggers ook zelf ontwikkelen. Omdat beleggers gewend zijn in Live Cycle Analyse te denken kijken zij bij hun bouwwerken naar de lange termijn exploitatie. Hun streven naar integrale kwaliteit, tezamen met hun financiële slagkracht maakt beleggers ook tot een geliefde partner voor bijvoorbeeld gemeenten. 169


Jos Konickx:

Beleggers en financiers gaan zich meer bezighouden met de dienstver-

lening in en rondom een gebouw, zoals de CO2 neutrale energielevering, schoonmaak en dienstverlening op afroep. Met name voor beleggers geldt dat zij meer aan branding van hun bedrijf en de plek van het gebouw gaan doen. Van gebouwen wordt veel duidelijker wie de belegger is, bijvoorbeeld door servicemonteurs die een jasje van de belegger dragen met daarop ‘wij werken voor uw pensioenvoorziening’.

Nog toegevoegde waarde voor ontwikkelaars? Ontwikkelaars moeten hun kennis uitbreiden. Beleggers, bouwers of eindgebruikers organiseren het zelf als ze dat kunnen. De toegevoegde waarde van onafhankelijke ontwikkelaars zit in de toekomst in hun specialisatie. In een grote hoeveelheid kennis over een heel specifiek onderwerp. Of je moet net die ene ontwikkelaar zijn die de financiering rond krijgt. Hoe dan ook moeten ontwikkelaars in concepten denken en hun propositie en toegevoegde waarde – net als alle andere partijen – duidelijk maken. Pe te r van Ro oy:

In 2025 hebben ontwikkelaars een ondersteunende rol. Het proces

wordt vraag gestuurd. Wat er moet gebeuren bedenkt de klant vooral zelf.

Particulier Opdrachtgeverschap zonder tussenkomst aannemer Traditioneel heeft de koper van een nieuwbouwwoning twee keuzes. Een kavel kopen en kiezen voor een architect of bouwer, of een door een ontwikkelaar aangeboden woning kopen. In steeds meer projecten van ontwikkelaars wordt een conceptuele woning aangeboden waarbij de koper keuze heeft qua inrichting. Van het prijsvoordeel van de conceptuele woning profiteert echter vooral de projectontwikkelaar. Bohemen heeft een projectmatig concept ontwikkeld waarbij de klant een kavel koopt, het woningontwerp kiest en de woning vervolgens geheel naar eigen wens laat bouwen. Er zit geen aannemer meer tussen en door te werken met vaste leveranciers en vaste sofware ontstaat een proces dat is gebaseerd op procesgedreven automatisering en kwaliteitverhogende realisatie methoden. Het einde van het proces gebaseerd op grondposities of bouwomzet capaciteit? (www.bohemen. nl)

170


rollen veranderen voor alle part ijen

Het merk centraal, conceptaanbieders Zoals gezegd, voor alle partijen wordt het zaak om te bewijzen welke toegevoegde waarde ze bieden aan de opdrachtgever. Dat vraagt om een andere expertise en ander gedrag. De vechtcultuur zoals we die nu kennen verandert in de toekomst in een waardecultuur (zie pagina 187). Daarbij krijgen ook zachte waarden een belangrijke rol, zoals klantoriëntatie, communicatie en proceskennis. Zo ontstaan in de toekomst creatieve concepthouders. Zij schrijven in op een aanbesteding als een merk en wie vervolgens de invulling doet is helemaal niet zo interessant. Het gaat om het gedachtegoed van dat merk, de kwaliteit waar dat merk voor staat en de service. Ketens die een goede ervaring met elkaar hebben, kunnen zich ook als zo’n conceptaanbieder in de markt zetten.

W i m va n Ve e l e n:

Grondposities als machtsfactor nemen snel in belang af voor ontwik-

kelaars. Marktpositie wordt verkregen door sterke business concepten en allianties met maatschappelijke partijen.

Zo komen er wellicht gespecialiseerde merken voor dinki’s (double income no kids) die fantastische wijken realiseren waar de behoefte van deze doelgroep optimaal wordt vervuld. En dan gaat het niet alleen om de gebouwen, maar om alle diensten daar omheen, zoals de winkels, het type supermarkt, sportvoorzieningen en cultuur. Deze conceptaanbieders richten zich op een specifieke doelgroep, kennen die doelgroep, weten die doelgroep te enthousiasmeren voor deze gebieden en leiden de contacten met stakeholders in goede banen. Dat zijn uiteraard niet per definitie nieuwbouwwijken. G e e rt De wu l f:

In 2025 liggen er kansen in de markt voor de aanbieders voor complete

concepten die voorzien in de huisvestingsbehoefte. Concepten die nauw aansluiten bij wensen van klanten. Dat betekent dat de vertrouwensband met de klant van essentieel belang is om opdrachten te krijgen. Dit kan de rol van de ontwikkelaar blijven, maar er kunnen ook nieuwe toetreders zijn die de regie op zich gaan nemen. Misschien wel Google of Apple. Of een ingenieursbureau… Ti e Lie be :

Nieuwe toetreders gaan het goed doen. Bedrijven met een uitgekiend busi-

nessmodel en niet alleen een missie als proza worden succesvol. 171


Nieuwe toetreders Marketing en sales wordt in onze sector veel belangrijker. Concepten in de markt zetten, branding en imago zijn belangrijk om gevonden en gekozen te worden. De toenemende transparantie en de toenemende rol van de eindgebruiker versterken dit proces. Tegelijkertijd gaat bouwen door digitale gestandaardiseerde procesbeheersing in de toekomst voor een groot deel over gestructureerd informatiebeheer. De kennis van de sector wordt als het ware één groot datawarehouse. In het goed bouwen en beheren van dit datawarehouse zit veel toegevoegde waarde. De feitelijke realisatie van het gebouw kun je uitbesteden. Dus als je goed bent in het beheer van informatie en het vermarkten van concepten dan ben je de geschikte partij. Als wij zelf dat proces niet oppakken zijn er ongetwijfeld organisaties die kansen zien in de veranderingen in onze sector en toetreden tot de keten. Wie heeft strraks de regie?

Rol a nd van der Klauw:

Reed Business, Sanoma of Yacht zijn partijen die informatie

kunnen beheren en concepten kunnen vermarkten. In de bouw gaat het meer en meer om slim hergebruik van (ontwerp-)informatie. Indien deze partijen de informatiestroom gaan beheren en vermarkten kunnen zij wel eens de onafhankelijke partij worden die de bouwprocessen gaat aansturen, omdat zij een lagere prijs en toetsbare kwaliteit bieden aan de klant. 172


rollen veranderen voor alle part ijen

H ube rt Siste rm a ns:

De sector toont momenteel geen initiatief. Ze voert uit wat haar

gevraagd wordt zonder zelf kritisch na te denken. Innovaties zijn lapmiddelen, maar geen structurele oplossingen. In 2025 wordt de keten voortgetrokken door energiebedrijven en Cradle to Cradle bedrijven. Die bedrijven huren delen van de sector in voor de realisatie, maar komen ook met nieuwe creatieve oplossingen die de bouw zelf niet heeft bedacht.

C hin e zen in N e de rland Vooralsnog is China in de Nederlandse bouw vooral zichtbaar doordat de Chinezen – vaak goedkopere, imitatie – bouw- en installatiematerialen leveren. En dat gaat al lang niet meer om kleine hoeveelheden. Op de website Made in China worden meer dan 100.000 verschillende bouw- en decoratiematerialen aangeboden. Taaltechnisch is de website niet geweldig, waarschijnlijk door het gebruik van een vertaalmachine. Maar het indrukwekkende overzicht geeft eens temeer aan hoe de Chinezen bezig zijn met hun wereldopmars. (nl.made-in-china.com)

7.2 Een veranderende rol voor de overheid Naast de ontwikkelingen die de rollen van bedrijven in de sector veranderen, zien we door verdere terugtreding ook een veranderende rol van de overheid. In andere branches heeft de overheid al eerder een terugtrekkende beweging gemaakt, bijvoorbeeld in de telecommunicatie en de energiesector. Ook in de bouw-, installatie- en vastgoedsector probeert de overheid steeds meer verantwoordelijkheid te verleggen naar de markt.

De effecten van terugtreding Een veranderende rol van de overheid heeft doorgaans grote effecten. De belangrijkste daarvan zijn de groei van outsourcing, meer focus op kerncompetenties, veranderende regelgeving en meer private financieringen. • Outsourcing: Door de terugtredende overheid worden steeds meer taken niet meer door de overheid, maar door marktpartijen uitgevoerd. Dit betekent niet dat de regie per definitie wordt overgedragen, maar het betekent wel dat uitvoering en het beheer van bepaalde taken bij private partijen komen te liggen. • Risicobeheersing: Risico’s worden daar neergelegd waar ze het beste beheerst kunnen worden. Er komt daardoor steeds meer focus op core competence. Dit bete173


kent dat iedere organisatie doet waar hij goed in is en wat tot zijn kerntaak behoort. Andere zaken worden uitbesteed aan andere organisaties (outsourcing). • Regelgeving: Met minder overheid ontstaat ruimte voor een ander type regelgeving. In sommige landen werkt men bijvoorbeeld al met regelluwe zones. Ook in Nederland wordt hiervoor gepleit. • Private financiering: Door de terugtredende overheid ontstaat meer Publiek Private Samenwerking (PPS), vooral op decentraal niveau. Die ontwikkeling is bijvoorbeeld al zichtbaar in het onderwijs en de zorg. Ru dy Stro ink:

De overheid moet een visie hebben voor de samenleving, faciliteren en

richting geven. Beleid maken in plaats van beleid uitvoeren. Niet minder dus, maar wel anders.

Van uitvoeren naar regisseren De overheid voert in de nabije toekomst minder taken zelf uit en wordt een regisseur op landelijk, provinciaal en lokaal niveau. Het werken op basis van vaste budgetten past dan ook niet meer. De overheid gaat opereren op een bedrijfseconomische manier, waarbij sprake is van baten-lasten stelsels, total cost of ownership (TCO) en lifetime costs-modellen. De integrale aanpak staat dan centraal, met lifetime als uitgangspunt in het denken, ontwerpen en ontwikkelen. De overheid verwacht van de sector lange termijn oplossingen, waarbij de risico’s daar komen te liggen waar ze beheerst kunnen worden. In veel gevallen is dit (deels) bij de opdrachtnemer. Als gevolg van deze ontwikkeling verandert ook de manier waarop overheden opdrachten in de markt zetten. De inhoudelijke vraag wordt een functionele vraag. Aantrekkelijke partners voor de overheid zijn partijen die niet alleen aan de korte termijn realisatie denken, maar complete integrale oplossingen bieden voor de lange termijn. W i m va n Veelen:

In 2025 schrijven creatieve concepthouders in op een aanbesteding

samen met realisatiepartners. Deze concepthouders bieden een ‘brand ’ aan op het gebied van wonen, werken of recreëren. Een brand dat de gebouwen omvat, maar ook de maatschappelijke diensten zoals bijvoorbeeld energie, parkeren, opvang en winkels.

Regelgeving verandert Met minder overheid ontstaat ruimte voor een ander type regelgeving. Bedrijven in de sector geven nu aan dat zij regelgeving als een grote belemmering ervaren in hun werk. De verwachting is echter niet dat we minder regels krijgen. Op het gebied van duurzaamheid moeten we als maatschappij bijvoorbeeld nog grote stappen maken. Als 174


rollen veranderen voor alle part ijen

we hier geen strengere regelgeving voor ontwikkelen kan misschien alleen de stijging van de olieprijs (of het einde van alle olie!) ervoor zorgen dat we anders gaan bouwen. En dan is het mogelijk al te laat. Ook ten aanzien van bouwvergunningen, herbestemming en sloop geldt dat argument. Als we gewoon door blijven bouwen zoals we dat nu doen krijgen we te maken met leegstand, verloedering en nog meer bouwafval. De overheid moet beleid ontwikkelen om dat tegen te gaan en het is onvermijdelijk dat daar een verdere aanscherping van regels uit voortvloeit. H arry Nie m a n:

We gaan alleen maar meer eisen stellen. Kijk bijvoorbeeld naar het bin-

nenmilieu, daar is nog een flinke slag te maken. Er staat nog niets in bouwregelgeving over het te warm worden van gebouwen. Terwijl het helemaal niet gek zou zijn als wordt vastgelegd dat bejaardenwoningen niet warmer mogen worden dan 25 graden, omdat dat slecht is voor hun gezondheid. Ti e Lie be :

Iedereen heeft zijn mond vol over deregulering. Maar we hebben een bureau-

cratisch systeem. Brussel verdwijnt echt niet zomaar en de Europese aanbesteding gaat waarschijnlijk ook niet in zijn geheel op zijn kop. Wel gaan gemeenten en overheden het anders interpreteren en meer werken op basis van vertrouwen. Er groeien weer meer duurzame relaties. 175


Niet minder streng, wel efficiënter De regelgeving wordt dan wellicht niet minder streng, het proces kan wel beter en eenvoudiger verlopen. ICT biedt bijvoorbeeld kansen om bouwvergunningverlening deels geautomatiseerd en vlotter af te handelen. Er zijn tevens mogelijkheden om bepaalde ontwikkelingen op een andere manier te stimuleren dan met regels. In plaats van duurzaam bouwen te verplichten, kan de overheid bijvoorbeeld ook zeer hoge belastingen heffen op energie, waardoor gebruikers duurzaamheid gaan eisen en de markt zelf een oplossing moet vinden om op die vraag in te spelen. Particulieren worden overigens sowieso proactiever en eigengereid, waardoor de overheid op bepaalde vlakken de touwtjes uit handen moet geven. Particulieren willen zelf bepalen hoe hun leefomgeving eruit ziet. Ze hebben echt geen overheid meer nodig die bijvoorbeeld bedenkt waar het toilet moet staan ten opzichte van de keuken. Particulieren willen en nemen in 2025 meer vrijheid en bepalen dus zelf of ze een loft-woning of een kaswoning willen. Minder strakke bouwbesluiten zijn daarom noodzakelijk. Hierbij geldt natuurlijk wel dat de overheid het maatschappelijke belang in de gaten moet houden. De vrijheid mag niet tot leegstand en verloedering of onveilige situaties leiden.

Concessiemodel voor ontwikkeling Amvest ontwikkelt samen met Kavel Vastgoed ‘De Gouden Buurten’ in Berkel en Rodenrijs. Uniek aan dit project is de werkwijze met een concessiemodel, waarbij de overheid niet langer sturend optreedt. Amvest en Kavel Vastgoed ontwikkelen en realiseren de deelplannen, waarbij zij ook verantwoordelijk zijn voor de openbare ruimte en infrastructuur binnen de wijk. De gemeente heeft daarbij alleen een toetsende rol. Het masterplan en het bestemmingsplan zijn heel globaal geformuleerd. Hoe straten en wegen lopen bijvoorbeeld, of wat de kaphoogte is, is niet bepaald. Door deze aanpak is er een grote mate van flexibiliteit, waardoor veel beter kan worden ingespeeld op de actuele marktsituatie. Ook komt het ten goede van de kwaliteit van de ontwikkeling. Amvest en Kavel Vastgoed kunnen met het concessiemodel veel meer belevingswaarde creëren. Zo is in De Gouden Buurten bijvoorbeeld openbaar gebied ingericht met sfeervolle klinkers, speelplekken en lantaarns. Het loont om te investeren in kwaliteit, enerzijds is dat goed voor het imago van de buurt en anderzijds omdat de woningen in het volgende deelplan beter verkopen. (www.goudenbuurten.nl)

176


rollen veranderen voor alle part ijen

Reg elg eving in Nede rland ve rsus China In Nederland is het verkeer strak gereguleerd met stoplichten, verkeersborden en gescheiden fietspaden. In China lijkt wet noch regel het verkeer te leiden. Als in een woeste mierenhoop rent, rijdt en fietst iedereen kriskras door elkaar. Tot op de millimeter nauwkeurig haalt men halsbrekende toeren uit, maar vrijwel zonder ongelukken. Mensen snijden elkaar continu de pas af, bumperkleven bij het leven en gebruiken de vluchtstrook als inhaalstrook. Er wordt echter niet gefoeterd of met opgeheven middelvingers gewerkt. Men houdt eenvoudigweg rekening met elkaar. Zolang wij in Nederland vanuit eigenbelang denken (en dus niet vanuit gemeenschappelijk belang) en een transparante overheid eisen, is regelgeving echter hier noodzakelijk.

H arry Nie m a n:

Bavel en Heerenveen hebben geen welstandstoezicht meer. De vraag is

natuurlijk wel of wij vinden dat mensen inderdaad maar mogen bouwen wat ze willen.

Verantwoordelijkheid bij de markt De terugtrekkende overheid vertaalt zich dan wel niet in minder regels, het kan zich wel vertalen in het uit handen geven van het toezicht op de naleving van die regels. Want de overheid maakt weliswaar de wetten en zorgt voor handhaving, het daadwerkelijk controleren van het technische ontwerp en de uitvoering kan zij overlaten aan de markt. Bijvoorbeeld door de controle van bouwwerken door geaccrediteerde bedrijven (bouwplantoetsbureaus) te laten uitvoeren. Verzaken deze toetsers hun werk… dan verliezen ze hun vergunning. Zo is er is altijd één eindverantwoordelijke. Centrale controle moet echter ook blijven bestaan. Dat doet de ‘fiscale’ recherche die ad hoc controles uitvoert. 177


H a rry Nie m an:

De overheid schiet nu qua tijd, kennis en capaciteit structureel te kort

om goed te kunnen controleren. De procedures duren daardoor veel te lang. De markt kan het overnemen, maar de overheid moet wel een vinger aan de pols houden om de kwaliteit te evalueren.

Door de verantwoordelijkheid voor de toetsing in de markt te leggen, verbetert de kwaliteit van de gebouwen. Daarnaast wordt de controle een continu proces in plaats van een momentopname bij de vergunningaanvraag. Of de overheid echter deze stap gaat zetten is nog de vraag. H a rry Nie m an:

Plannen worden nooit zo gebouwd als ze worden ingediend. Bij een

controle bleek bijvoorbeeld dat 70% van de bouwprojecten op het gebied van ventilatie in werkelijkheid totaal anders was dan vooraf was aangegeven.

Kwaliteit moet vanzelfsprekend zijn Gek genoeg hebben we in de bouw weliswaar veel regels, maar in veel gevallen ontbreken nog duidelijke richtlijnen. Terwijl de consument zeker wil zijn dat als hij iets koopt, dit voldoet aan alle wettelijke eisen. Als ik een dakkapel laat plaatsen is het echter helemaal niet zeker dat die dakkapel ook technisch voldoet en dat er bijvoorbeeld rekening is gehouden met ventilatie. Het is logisch dat de overheid daar regelgeving voor maakt. Als een auto op de markt komt wordt hij ook gekeurd. Zo kan voor bouwwerken ook een soort prototype keuring komen, waarbij bekeken wordt of het bouwwerk aan de eisen voldoet. Zodat de consument hier bij aanschaf vanzelfsprekend vanuit kan gaan.

Internationale regelgeving Naast onze eigen nationale regelgeving hebben we ook te maken met internationale regelgeving. Vooralsnog is de implementatie van de Europese regelgeving nationaal bepaald. Dat komt door de verschillende rechtssystemen in ieder land, maar ook door de grote geografische en geologische verschillen in Europa. Het is bijvoorbeeld logisch dat de EPC in de noordelijke landen strenger is dan in de zuidelijke landen. Uiteraard verschuift regelgeving wel meer naar Europees niveau. De regelgeving vanuit Europa was in eerste instantie productgericht om het handelen in producten mogelijk te maken. Dat is gelukt met de CE-markering. Aangezien bijvoorbeeld ook Canadese producten die men in Europa wil verkopen aan de CE moeten voldoen, heeft Europa deze standaard internationaal af kunnen dwingen. De volgende stap in de Europese regelgeving betreft de 55 Eurocodes, normen voor bijvoorbeeld hout- en betonconstructies. Ingenieurs krijgen anno 2010 geen les meer in de TGB (Technische Grondslagen voor Bouwwerken), maar in de Eurocodes. Het gevolg daarvan is dat de berekenmethodes en de communicatie in 2025 Europees zijn. Een Nederlandse ingenieur kan dus ook in andere landen gaan werken. 178


rollen veranderen voor alle part ijen

In de toekomst nemen de internationale regelgeving en standaarden verder toe. Die internationale regelgeving wordt een soort gemiddelde van alle betrokken landen. Omdat we in Nederland al een tamelijk strenge regelgeving gewend zijn, kan dit betekenen dat de regels in Nederland minder streng worden, maar ook anders. H arry Nie m a n:

We stellen in Nederland en een aantal omringende landen hogere eisen

aan onze producten en gebouwen dan bijvoorbeeld in de zuidelijke landen van Europa. Door meer invloed van internationale regels, kan dit betekenen dat in Nederland ook lagere eisen moeten worden gesteld. Het is immers onrealistisch te verwachten dat alle landen ons eisenniveau overnemen.

Meer en minder regels Alle oplossingen vanuit de overheid hebben voor- en nadelen, maar beleid van de overheid is nodig om het algemene belang te bewaken. Zonder beleid met een lange termijn visie van de overheid lopen we in het ergste geval het risico dat we onze wereld opconsumeren met onherstelbare schade als gevolg. Dat er (strenger) beleid moet worden ontwikkeld om zoiets te voorkomen staat vast. Al met al betekent de terugtrekkende beweging van de overheid dus niet dat er minder regels komen. Integendeel. De overheid gaat zich juist meer toeleggen op het maken van regels en geeft de uitvoering meer uit handen. Daar waar aanscherping van de regels nodig is neemt de overheid maatregelen. En daar waar minder regels juist het proces bevorderen wordt de hoeveelheid regels verminderd. Van uitvoerder verandert de overheid in een regisseur en zo krijgt de overheid net als de marktpartijen een hele andere rol in het bouwproces van de toekomst. 179


Invloed van partijen in 2025 Overheden Gebruiker van gebouwen en infrastructuur Ontwerper/Ingenieur

System integrator

180

=

De overheid krijgt een regisserende rol en neemt het initiatief. Overheden voeren minder zelf uit.

++

De rol van de gebruiker neemt sterk toe. Gebruikers zijn vaker initiatiefnemers, staan centraler in het proces en stellen meer en hogere eisen.

=

De rol van de ontwerpers en ingenieurs verschuift naar de kant van de bouwers en toeleveranciers. Ze werken alleen nog projectspecifiek voor unieke, gecompliceerde projecten. En ze ontwikkelen de oplossingen en productinnovaties die in veel toepassingen te gebruiken zijn. Ook is het denkbaar dat ze een geheel andere rol in de keten op zich nemen.

++

Gebouwen worden steeds complexer en er worden hogere eisen aan gesteld. Maar er zijn ook steeds meer oplossingen beschikbaar. Iemand moet deze oplossingen combineren en vertalen in gebruikerswensen. Die rol lijkt op de huidige functie van ingenieurs en architecten. Het grote verschil is dat system integrators meer verbinden (oplossingen en partijen!) en minder zelf bedenken. Bovendien hebben ze veel meer aandacht voor de gebruiker.

Ontwikkelaars

-

Voor de onafhankelijke ontwikkelaar is in de toekomst minder ruimte. Ontwikkelaars die uitgekiende gebiedsconcepten (met herstructurering) aanbieden hebben kansen. Voor een groot deel verschuift het echter naar full service bouwbedrijven en beleggers.

Bouwbedrijf

=

Het bouwbedrijf dat klantgerichte oplossingen biedt en een zeer efficiĂŤnt proces kan organiseren heeft groeipotentie. De rol van ambachtelijk bouwer verandert in efficiĂŤntere monteur en/of een klantgerichte full service procesregisseur.

Toeleverende industrie

+

De toeleverende industrie ontwikkelt (met elkaar) kant en klare oplossingen. Door ICT toepassingen heeft de toeleverende industrie toegang tot de tekeningen en specificaties, die direct geautomatiseerd gekoppeld zijn aan het productieproces. Zo kan zij de gewenste producten op maat en last minute vervaardigen en uitleveren. Daarbij draagt zij steeds vaker ook zorg voor de montage. De productkennis van de toeleverende industrie wordt door de hele sector gebruikt.


rollen veranderen voor alle part ijen

Belegger

+

Wie betaalt bepaalt. De belegger trekt dan ook meer invloed naar zich toe om de waarde van een gebouw over de gehele levenscyclus zeker te stellen. Bovendien gaat hij meer services aanbieden. Verder zijn er steeds meer beleggers die zelf ontwikkelen.

Opdrachtgever

+

Opdrachtgevers gaan een integraler deel uitmaken van het proces. Zij worden meer betrokken en stellen hogere eisen.

Installateur

+

De installaties krijgen een steeds belangrijkere functie in het gebouw. Om dit goed te kunnen realiseren wordt de installateur direct aan het begin van een project betrokken. Hij krijgt daarmee ook een adviserende rol. Daarbij geldt echter wel dat ook de installateur een keuze moet maken uit montagebedrijf of full service dienstverlener. En voor dit laatste is meer conceptuele kennis noodzakelijk dan zij momenteel doorgaans aan de dag leggen.

Makelaar

-

Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod is door ICT toepassingen geen grote uitdaging meer. Het matchen van vraag en aanbod wordt door het steeds groter wordende aantal keuzes echter wel steeds moeilijker. De rol van de makelaar wordt dan ook veel persoonlijker, zoals het begeleiden van kopers en verbouwers in projecten.

Conceptaanbieder van ++ complete gebouw- en wijkoplossingen

Ook voor nieuwe organisaties ontstaat plek in de keten. Met name specialisten in het aanbieden en vermarkten van complete oplossingen voor gebouwen en wijken krijgen een belangrijke rol. Die complete oplossingen omvatten alles rondom het gehele proces. Van het gebouw tot de voorzieningen, de branding en, heel belangrijk, de contacten met stakeholders. Deze conceptaanbieders zijn zo gepositioneerd dat zij veel vertrouwen van opdrachtgevers krijgen.

181


182


8  Innovatie Ontzorgen, concepten, klantgericht zijn, integraal werken‌ De toekomst ziet er voor de bouw-, installatie- en vastgoedsector minder technisch en meer mensgericht uit. Dat is een grote verandering en om de omslag te maken die nodig is, is innovatie onmisbaar. Innovatie vraagt om durf, om investeringen en om het maken van duidelijke keuzes. Hoe kunt u uw organisatie met innovatie klaar maken voor de toekomst?

183


In 2025… Zijn de succesvolste bedrijven in de sector de bedrijven die met hun aanbod het beste aansluiten bij de wensen van mens en maatschappij. Zij kennen hun klant en hebben een sterk onderscheidend vermogen in de toegevoegde waarde die zij bieden aan de klant. Zij luisteren naar wat nodig is, investeren vervolgens in onderzoek en vernieuwing en komen met oplossingen die ertoe doen. We kiezen onze producten en partners in 2025 dan ook niet meer alleen op basis van de beste prijs. De kwaliteit wordt leidend en de waarde die je als bedrijf kunt toevoegen aan het gehele proces bepaalt je succes.

inn ovatie in china Hoewel de Chinezen vooral beticht worden van plagiaat zijn ze wel degelijk ook zeer innovatief. Een groot aantal uitvindingen is in China gedaan. Zo’n 100 jaar voor Christus werd in China voor het eerst de kruiwagen gebruikt, Europa volgde pas in de 13e eeuw. De eerste boekdrukkerij was in China al in het jaar 1041 een feit, terwijl de eerste boeken in Europa in de 15e eeuw werden gedrukt. Zo staat de uitvinding van papier ook op naam van de Chinezen. En de Chinezen hebben – weliswaar per ongeluk – het buskruit uitgevonden. Alchemisten waren op zoek naar een middeltje dat de mens onsterfelijk zou kunnen maken en stuitten met het mengen op het explosieve buskruit. Zo was ook de uitvinding van het kompas toeval. Men was niet op zoek naar een goed navigatiemiddel, maar naar een instrument om voorspellingen te doen.

8.1 Waarom innoveren? In de voorgaande hoofdstukken staat beschreven met welke grote veranderingen wij als sector te maken krijgen. Een nog grotere nadruk op duurzaamheid, een verschuiving van bouwen naar beheren, een centrale rol voor de klant en zijn wensen en nieuwe technieken en werkwijzen vragen om een andere instelling. Als we omzet willen blijven genereren tegen een leuke marge, dan moeten we – vooral in deze tijden, waarin de concurrentie alleen maar groter wordt – meerwaarde creëren. Dat kan stapsgewijs: • Stap 1: onze klant op de eerste plaats zetten en een groei realiseren in het aantal klanten en/of in de winstgevendheid per klant. • Stap 2: ons productenportfolio laten aansluiten bij de wensen van de klant. Dat betekent: meer focus op de winstgevende producten en diensten, daar zoveel mogelijk waarde aan blijven toevoegen en de verliesleidende activiteiten afstoten. • Stap 3: efficiency creëren. Dat betekent: zoeken naar de beste prijs-kwaliteit verhouding. Daarvoor is het onder meer nodig dat we onze processen verbeteren, scherper inkopen en schaalvoordelen realiseren. Om tot een optimale mix te komen met zoveel mogelijk toegevoegde waarde is voor veel organisaties innovatie, in combinatie met het maken van keuzes, noodzakelijk. 184


innovat ie

Wie heeft mijn kaas gepikt? ‘Wie heeft mijn kaas gepikt?’ is een luchtig boekje over het omgaan met veranderingen. Het verhaal begint met twee minimensen die op zoek zijn naar een voorraad kaas. Als ze die gevonden hebben maken ze het zichzelf gemakkelijk. Ze hebben geen idee hebben waar de kaas vandaan komt en wie het voor ze neerlegt. Ze gaan er gewoon vanuit dat die kaas er altijd is. De minimensen zijn gelukkig en vinden dat ze het helemaal gemaakt hebben. Als er op een dag geen kaas meer is raken ze volledig in paniek. ‘Wie heeft mijn kaas gepikt?’ sluit aan op de uitdaging waar we als sector voor staan. De sector is niet meer zoals hij was. We kunnen daarom beter onze ogen openen en samen een sector creëren die past bij de huidige tijd en perspectief biedt voor de toekomst.

W i m de Ridd e r:

Als marktvolger haal je niet de marges die innovatieve bedrijven halen.

In een hoogopgeleid en kennisintensief land als Nederland mogen we die rol van marktvolger ook niet accepteren. We kunnen als samenleving veel meer groei en welvaart realiseren als we koploper zijn. Elke maatschappij moet af en toe eens wereldkampioen worden. Die mentaliteit moeten wij veel nadrukkelijker uitstralen.

Keuzes maken Alvorens meerwaarde te kunnen creëren en een toegevoegde waarde te kunnen leveren aan de klant moet iedere organisatie keuzes maken. We kunnen immers niet overal heel goed in zijn en heel goed zijn is noodzaak om een voorsprong te behou185


den op concurrenten. Met middelmatigheid redt geen enkel bedrijf het meer in 2025. Dat betekent dus keuzes maken. Waar is uw bedrijf heel goed in? Waar ligt uw expertise? Waar heeft u inmiddels heel veel ervaring in opgedaan? Of waar liggen voor uw bedrijf nieuwe kansen? Hoeveel risico wilt u nemen in de vormgeving van die nieuwe kansen? Er zijn altijd verschillende functies die een bedrijf kan vervullen. Het gaat er nu om focus aan te brengen en ĂŠĂŠn of enkele functies te kiezen en de bijbehorende activiteiten te perfectioneren. En er ook flink in te investeren.

G e e rt Dewulf:

De keuze in materialen en oplossingen wordt met de dag groter. Het

aanbod wordt groter, maar de klant vraagt ook om meer diversiteit. En dat terwijl we ook de behoefte hebben om te standaardiseren. Voor bouwbedrijven betekent dit dat ze enorm moeten investeren in kennis, terwijl de houdbaarheid van die kennis veel korter is. Dat maakt de markt dynamischer en moeilijker voorspelbaar.

Betere prestaties zijn nodig In het verleden hebben we als afzonderlijke partijen in de bouwsector te veel taken op ons genomen in de veronderstelling dat we het allemaal wel konden. Maar is het niet een algemeen gegeven dat hoe meer je doet, hoe meer je het minder doet? Door te bepalen waar we echt goed in zijn kunnen we het niveau van onze dienstverlening sterk laten stijgen. Kijk bijvoorbeeld naar een advocatenkantoor. Een echtscheiding wordt door een andere advocaat behandeld dan een bedrijfsovername. Gewoon omdat beide advocaten in die zaken het meeste kennis en ervaring hebben en daardoor (het snelste) de beste resultaten boeken. Pe te r van Ro oy:

De partijen die goed kunnen luisteren en weten wat nodig is voor kwa-

liteit zijn in de toekomst succesvol. De automatische piloot moet worden begraven. Daar is de samenleving te complex voor geworden.

186


innovat ie

Meerwaarde creëren Als we een keuze hebben gemaakt in wat we heel goed kunnen en willen doen, houden we tijd en geld over om meerwaarde te creëren. We zijn nu nog gewend te denken in termen van de kostprijs, maar de waarde van onze producten en diensten is van belang. Dan gaat het erom wat de klant wil betalen voor hetgeen je levert. En als je meer biedt dan de concurrent, zoals een betere service, dan mag je daar ook meer voor vragen. Meerwaarde is niet per definitie duurder, maar het levert altijd meer op. H o e k a n ik wa arde cre ëre n? Wat is nou waarde creëren en hoe doe je dat? Waarde creëren betekent dat je met de presentatie van je product goed aansluit bij de behoefte van de klant. Je bent succesvol als mensen omlopen voor je product of bereid zijn meer te betalen. De kwaliteit is daarvoor niet altijd de maatstaf. Bloemen zijn duurder op Valentijnsdag en Moederdag. Dat heeft niets te maken met de kwaliteit of de kostprijs. De waarde is op die dagen gewoon (al dan niet terecht) groter. Het gaat erom zo naar de klant en omgeving te kijken dat je weet op welke manier meerwaarde gecreëerd kan worden.

De kostprijs bepaalt niet wat iets waard is

187


Het belang van de belevenis Alhoewel het voor onze, vaak technisch georiënteerde sector vaag kan klinken heeft de waarde van een product of dienst ook veel te maken met de belevenis eromheen. Heel bekend is het voorbeeld van het product koffie dat door de toegevoegde waarde van de belevenis sterk in kostprijs kan stijgen (zie kader).

De beleveniswaarde van koffie De waarde die de klant hecht aan een bijzondere ervaring bepaalt het prijskaartje. Bijvoorbeeld voor een kop koffie. Want met de gebrande koffieboon als grondstof voor elk van deze kopjes kost… • … een zelfgemaakt kopje koffie met koffie uit de supermarkt € 0,10 • … een kop koffie in een gewoon café € 2,00 • … een kop koffie bij Starbucks € 4,50 • … een café complet in een chique sterrenrestaurant € 10 • … een espresso bij Café Florian op het Piazza San Marco in Venetië, de ultieme koffie-experience, € 20,00!

In de literatuur worden vier verschillende belevenissen genoemd; amuserende belevenissen, lerende belevenissen, ontsnappingsbelevenissen en esthetiek. Hoe meer wordt ingespeeld op de belevenis, hoe meer de klant bereid is ervoor te betalen. Het kopen van een huis of kantoor is voor veel mensen bijvoorbeeld een hele grote belevenis. Hier kunnen we als sector veel meer mee doen. En dat begint al met zoiets simpels als een fles champagne. Want hoeveel aannemers en makelaars hebben een glaasje klaar staan voor de trotse nieuwe eigenaar? We zijn nu nog veel te functioneel gericht en doen bijzonder weinig met emoties. Hier is nog heel veel winst te behalen. Dat geldt overigens net zo sterk voor onze omgang met elkaar. Goede samenwerking en net even een stap extra doen helpt. Met wie willen we immers in de toekomst weer samenwerken? Met die mensen waar we een goed gevoel bij hadden, die hun werk goed deden en die net even dat extra’s boden. En het eindresultaat is dan zeker niet het enige dat telt. Juist ook het proces en de herinneringen die we overhouden aan de samenwerking spelen mee. Daarmee onderscheiden we ons van elkaar. Erwin van Lun:

In een wereld waarin we zelf volledig controle hebben, draait alles om

de ervaringen. Van ervaringen leren we, over ervaringen kunnen we praten. De beleveniseconomie zoals we die nu al kennen neemt stormachtig toe. 188


innovat ie

D e bel evenis econo m ie e n de volg end e sta p : t ra n s fo rm at i e Lange tijd was het winnen van grondstoffen de enige vorm van economische activiteit (fase 1). Tijdens de industriële revolutie ontstond de overgang naar productie (fase 2) en later ook massaproductie. In de loop van de 20e eeuw verdienden vervolgens steeds meer mensen hun geld met het verkopen van diensten, omdat diensten meer toegevoegde waarde opleveren dan producten (fase 3). Inmiddels zijn we in de overgang naar entertainment (fase 4), waarin de belevenissen de motor van de economie zijn. Service is niet meer voldoende. Een product moet onderscheidend zijn van de concurrenten en waardetoevoegend zijn voor consumenten. De klant wil namelijk méér dan een product en is bereid te betalen voor de belevenis eromheen. De fase die hierna komt is transformatie. In deze vijfde fase creëren bedrijven belevenissen die veranderingen teweeg brengen bij de consument. Wanneer een consument een transformatie koopt, wil hij begeleid worden op weg naar het doel dat hij of zij zich voor ogen heeft gesteld. Grondstoffen

J o s Konickx:

Producten

Service

Entertainment

Transformatie

Bij gebiedsontwikkeling is nu vaak geld nog het doel. ‘We gaan een wijk

ontwikkelen en dat levert ons zoveel winst op’. In 2025 denken en handelen we vanuit een ander perspectief: welke (her-)ontwikkeling van de wijk of community willen wij faciliteren? Wat ontbreekt? Hoe kunnen we de wijkeconomie of het sociale netwerk versterken? Hoe besturen we het collectieve eigenaarschap van de openbare ruimte? Het financiële rendement komt dan in tweede instantie: van doel naar uitkomst. Bedrijven die alleen op geld sturen worden in 2025 met de nek aangekeken.

Onderscheidend vermogen Decennia lang hebben we alleen op prijs geselecteerd, waardoor de focus bij uitvoerende bedrijven vooral gelegen heeft op het zoveel mogelijk verlagen van de prijs en dus de kosten. Het is echter veel zinvoller je te onderscheiden. Het moet voor een klant direct duidelijk zijn waarom hij of zij moet kiezen voor jouw organisatie, wijk of stad. Dat kan wel de prijs zijn, maar als we ons daar allemaal op richten is het niet onderscheidend meer. G e e rt De wu l f:

In 2025 hebben alle bedrijven een duidelijke specialisatie met toegevoeg-

de waarde en onderscheidend vermogen. Het na-apen zoals we dat nu kennen in de sector, daar red je het in 2025 echt niet meer mee.

Bij het creëren van meerwaarde en onderscheidend vermogen gaat het erom dat het een meerwaarde is voor de klant en een onderscheidend vermogen dat door de klant wordt (h)erkend. Om dat te realiseren is het van belang om niet alleen naar de vraag te luisteren, maar de achterliggende behoefte te vinden en dat als uitgangspunt te nemen voor het vinden van een oplossing. Er wordt nu in de sector nog veel te weinig geëxperimenteerd met diensten, services en processen die op de gebruiker zijn gericht. 189


G e rrit-Jan van de P o l:

Bedrijven die zich door hun opdrachtgever onbegrepen voelen,

doen er goed aan eerst naar zichzelf te kijken. Dat is de basis voor verandering. Want kennelijk sluit je aanbod niet (meer) aan op wat die opdrachtgever wil.

Geef elkaar de ruimte De toepassing van innovatieve kennis vraagt om nieuw gedrag op strategisch en beleidsmatig niveau. De manier waarop de sector nu is ingericht maakt dat echter moeilijk. We houden elkaar in de houdgreep, waardoor niemand het risico durft te nemen. En als het een bedrijf toch lukt de moed te verzamelen om iets nieuws te gaan doen, dan walst de rest van de sector er zo overheen. Toch is het een kwestie van durf en doorzetten om te blijven proberen uit die houdgreep los te komen. Verandering in de sector komt immers niet vanzelf. Dat betekent ook dat wij als sector onze koplopers positief moeten benaderen en moeten stimuleren. Het is heel makkelijk om ze te bekritiseren op wat niet goed is aan wat ze doen, maar daar schieten we niets mee op. Innovatie ontwikkelt zich geleidelijk en is een proces van vallen en opstaan. Als diegene die de durf heeft risico’s te nemen valt, dan zeg je niet: ‘Zie je wel’. Dan bewonder je hem om zijn moed en loof je hem voor het feit dat hij het probeert en zoek je gezamenlijk naar oplossingen hoe het wel kan werken. To m va n der Ho rst:

De sleutel ligt bij het vrijspelen van de koplopers. De bedrijven die

hun nek uitsteken en durven. Die bedrijven moet je ondersteunen. Bijvoorbeeld door wetgeving aan te passen aan hun tempo. 190


innovat ie

Anders dan anders wordt in de sector vaak niet geaccepteerd

Re m ko Zu ide m a :

Nu komt innovatie vaak pas aan bod als de toeleverende industrie

aanschuift aan tafel. Dat is echter het moment waarop de beslissingen al zijn genomen en tijdsdruk regeert. Daardoor wordt nog te vaak teruggegrepen op traditionele oplossingen.

8.2 Innovatie: het hoe en wat ‘Je kunt pas innoveren als je iets weet wat een ander niet weet.’ Waar? Onzin! We zijn ons vaak van allerlei mogelijkheden bewust. Het vertalen en er ook daadwerkelijk iets mee doen is echter heel wat anders. Daar laten we kansen liggen. Gemakzucht (vaak onbewust) kan daaraan ten grondslag liggen. Maar ook de angst dat het wel eens niet goed uit kan pakken houdt ons tegen. Of andere prioriteiten die we stellen door dagelijkse beslommeringen. Goed management betekent hierin veel. De kracht van een goede manager zit niet alleen in kennis, maar juist ook in de vertaling van die kennis naar goede ideeën. Maar de sector kan ook veel vooruitgang boeken door eens wat meer op de tenen te staan en over de schutting heen te kijken naar wat er gebeurt in andere sectoren. De bouw-, installatie- en vastgoedsector is één van de puzzelstukken voor de oplossingen van de maatschappelijke problematiek zoals we die nu kennen. Door kruisbestuiving kunnen die verschillende puzzelstukken in elkaar worden gelegd. En we kunnen er maar beter nu zelf achteraan gaan, want voor we het weten ziet iemand anders die link en lopen we als sector achter de feiten aan. To m va n de r H orst:

We moeten meer openstaan voor de kansen en bedreigingen in

andere sectoren. De buffercapaciteit van elektrische auto’s kan bijvoorbeeld wel eens de sleutel zijn voor gebouwen. 191


Zelf geen creatieve ideeën? Laat het een computer doen! Er komen steeds meer geavanceerdere uitvindprogramma’s op de markt. Nu al worden veel producten door een computer bedacht. In de toekomst zijn uitvinders dan ook vooral bezig met het formuleren van het probleem en laten ze de computer de oplossing vinden. Nu gebeurt dit nog op basis van technische specificaties, maar steeds meer wordt het een kruisbestuiving met bijvoorbeeld biologie. Daardoor worden ook uitvindingen ontwikkeld die zich aanpassen aan de omgeving. Interessant? lees het boek The genie in the machine van Robert Plotkin.

Plan met tijd en geld Voor innovatie is een plan met middellange termijn doelen essentieel en de voortgang hiervan moet op elk management overleg op de agenda staan. Anders verzandt innovatie al snel in de dagelijkse problematiek en wordt de groei geremd. Bovendien moet je voor innovatie speelruimte hebben. En speelruimte betekent tijd en geld. Innovatie doe je er gewoonweg ‘niet even bij’. Wil je echt serieus met innovatie aan de slag dan is het belangrijk er iemand binnen de organisatie verantwoordelijk voor te maken. Iemand die alleen dat als taak heeft en zich er volledig op kan toeleggen. G e rrit-Jan van de P o l:

In 2025 kunnen we een internationale reputatie hebben opge-

bouwd met ondernemende bedrijven die innovaties hebben gerealiseerd uit eigen R&D. Dan moeten we echter wel bereid zijn te investeren en leren om mislukkingen te aanvaarden.

De top van Philips geloofde niet dat televisie een succes zou worden Het eerste commerciële televisietoestel dat Philips maakte in 1949 had een beeldbuis van 22 cm en een 4-kanalenkiezer. En het toestel kostte meer dan 1.000 gulden. De top van Philips geloofde niet erg in de televisie, zo blijkt uit de notulen van een vergadering in november 1935. Men zou liever films willen projecteren en de hoge prijs maakte televisie slechts ‘een aardig gerief voor de happy few’. Bovendien reikten de zenders nog niet verder dan veertig kilometer. TV zou dus beperkt blijven tot grote bevolkingscentra zoals Londen. Bovendien hadden ‘ze het probleem van het maken van interessante televisieprogramma’s nog niet opgelost.’ Niettemin werkte men door. De trekkers van destijds vroegen zich jaren later nog af: ‘Hoe ik dat toen allemaal heb durven ondernemen, dat is mij nu een raadsel.’

Co-creatie In dit boek is het onderwerp co-creatie al een aantal keren aan de orde gekomen. Ten aanzien van innovatie speelt co-creatie ook een belangrijke rol. Door de transparantie in de markt en het grote, snelle bereik ziet productontwikkeling er in de toekomst heel anders uit. Internet maakt het mogelijk om snel informatie te geven, informatie te halen en informatie uit te wisselen. 192


innovat ie

J e an-Pau l Sose f:

Ontwikkelingen nu gaan niet per definitie sneller, maar op het moment

dat iemand ergens op deze wereld iets heeft bedacht weet al heel snel iedereen het. De totale ontwikkelingstijd wordt daarmee verkort, want je krijgt ontwikkeling op ontwikkeling. In het verleden deed je in Europa op 20 plaatsen hetzelfde, nu misschien nog op drie, waardoor je veel meer gebruik maakt van elkaars oplossingen en technologie.

Steeds vaker zal iemand wanneer hij op een idee komt dit delen met anderen en al direct medeontwikkelaars, medestanders en meelopers verzamelen die de innovatie samen vorm gaan geven. Internet maakt het eenvoudig deze mensen te vinden. En het is, ook weer door internet, eenvoudig na te gaan hoe snel een product of dienst na de eerste introductie wordt overgenomen of afgewezen en welke aanpassingen eventueel nodig zijn. W i ll e m Ve rba a n:

De cultuur van ‘waarom zou ik iets slims aanbieden als ik niet één-op-

één beloond word?’ loopt op zijn eind. Lifecyle contracten en een regievoerende overheid vragen om partnerships en commitment. Dat betekent dare to share in plaats van angst om ‘apen te leren klimmen’. De nieuwe strategische keuze is: hoe word ik de slimste aap?

C rowd s o urcing Bij crowdsourcing maken organisaties of personen gebruik van een grote groep niet vooraf gespecificeerde mensen (professionals, vrijwilligers, geïnteresseerden) voor consultancy, innovatie, beleidsvorming en onderzoek. Hoewel het niet noodzakelijk via internet gebeurt, is dit wel de meest gebruikte manier.

193


Innovatie spi raal

Verspreiding Realisatie

Inbedding Ontwikkeling

Pril idee Inspiratie Planvorming

Pril idee

Initiatiefnemer komt op een idee vanwege een uitdaging of een probleem.

Inspiratie

Het informele netwerk, de mensen die zich aangesproken voelen en die willen veranderen (initiatiefgroep), genereert energie.

Planvorming

Er ontstaat een ontwerpgroep waarin initiatiefnemers afspraken maken, taken verdelen en eventueel ontbrekende schakels opvullen.

Ontwikkeling

De ontwikkelgroep en kennisnetwerken ontstaan.

Realisatie

De techniek of de werkwijze wordt daadwerkelijk ingevoerd. Anderen krijgen ook met de gevolgen te maken.

Verspreiding

Als mensen zien dat de vernieuwing werkt is navolging te verwachten.

Inbedding

De formele netwerken passen zich structureel aan omdat de vernieuwing gangbare praktijk wordt.

W i m de Ridder:

Zet de innovatieve mensen uit de sector bij elkaar en laat ze zelf

ontdekken hoe ze nieuwe modellen en technieken in de praktijk kunnen combineren en toe kunnen passen. Als bedrijven dan ook nog leren om zichzelf beter te verkopen zorg je ervoor dat de samenleving de oplossingen op een snelle manier omarmt en accepteert.

Innovatie komt van die partijen waar de kennis zit In onze sector komt innovatie vaak tot stand door vragen of behoeften van opdrachtgevers of kennisinstellingen. Ingenieurs leveren daarbij op aanvraag – en op basis van uurtje factuurtje – kennis. Merkwaardig, want in eigenlijk alle andere sectoren wordt innovatie geïnitieerd door de aanbieders van het product en niet door de opdrachtgever. 194


innovat ie

In de toekomst wordt dat dan ook anders. Dan komt innovatie vanuit de aanbieders. Dat betekent niet dat de opdrachtgever niet betrokken is, maar het wordt een andere betrokkenheid. De technische vragen staan niet langer centraal, wel de algemene vragen waarvoor de sector met een complete integrale oplossing komt. De rol van de opdrachtgever draait dus om de eigen expertise en de wensen en behoeften en niet om de technische invulling. G e rrit-Ja n va n de Po l:

De verhouding publiek geld-privaat geld deugt niet. Nu wordt

innovatie vooral gefinancierd door publiek geld, terwijl innovatie vooral van de bouwbedrijven zou moeten komen. Het is te gek voor woorden dat de overheid als opdrachtgever een deel van de innovatiekracht moet bedenken. â–ź Voorbeeld van huidige en toekomstige innovatie in de grond,- weg- en waterbouw.

Innovatie anno 2010 in de gww Regelgever/beleid: Overheid (Verkeer & Waterstaat)

Initiatief en investeringen vanuit de overheid en opdrachtgevers

Markt: Opdrachtgever: Overheid (Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, provincies etc)

Ingenieursbureaus Bouwbedrijven

Kennisinstelling: TU, TNO, STOWA etc.

Fabrikanten

Innovatie anno 2025 in de gww Regelgever/beleid: Overheid (Verkeer & Waterstaat)

Opdrachtgever: Overheid (Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, provincies etc)

Kennisinstelling: TU, TNO, STOWA etc.

Initiatief en investeringen vanuit de opdrachtnemer

Markt: Ingenieursbureaus/ Bouwbedrijven/ Fabrikanten en anderen

195


Best eding en aan re search & d ev elo p m en t In 1997 gaf China slechts 0,5% van het bruto binnenlands product (BBP) uit aan R&D. Anno 2010 is dat ruim 1,5%. De Chinese regering streeft ernaar om in 2020 2,5% van het BBP aan R&D te besteden. Dat betekent dat bij handhaving van het huidige groeitempo van de Chinese economie, het land in 2020 $300 miljard aan R&D uitgeeft. De doelstelling van de EU in 2020 is dat de investeringen moeten stijgen tot 3% van het BBP. In Nederland zijn de investeringen al jaren dalende. Alleen de investeringen in het hoger onderwijs stijgen, maar desalniettemin lag het percentage over 2008 op ongeveer 1,8% van het BBP. In China is de bijdrage van het bedrijfsleven maar liefst 70%. In de EU wordt 50% gefinancierd door het bedrijfsleven. Datzelfde percentage geldt ook ongeveer voor Nederland. H e nne s de Ridder:

Het meest vreemde van de bouw-, installatie- en vastgoedsector is

dat aanbieders over de gehele keten maken wat anderen (vragers) hebben ontworpen en dat – op enkele uitzonderingen na – alle aanbieders op de laagste prijs worden geselecteerd. Daar is in geen enkele ‘normale’ voortbrengende industrietak sprake van.

Innovaties terugverdienen Nieuwe technieken ontwikkelen kost tijd en dus geld en het duurt doorgaans lang voordat ze ook daadwerkelijk een positieve bijdrage leveren aan het bedrijfsresultaat. Voor de sector ligt er een grote uitdaging om te zorgen dat innovaties worden terugverdiend. Uiteraard is het mogelijk octrooien aan te vragen en er bestaat ook een systeem voor open licenties dat vooral in de grond-, weg- en waterbouw wordt toegepast (zie kader). Hoe dan ook moeten organisaties er vanuit gaan dat innovaties niet direct in hetzelfde project worden terugverdiend. Innovatie moet voortkomen uit de bedrijfsdoelstelling en de bedrijfspositionering. Het moet onderdeel uitmaken van het businessmodel. Dat betekent dat de innovatie niet één keer, maar veel vaker wordt toegepast en ook steeds verder ontwikkeld en geoptimaliseerd wordt. G e e rt Dewulf:

Innovaties vinden nu plaats op projectniveau en niet als businessmodel.

De sector denkt iedere innovatie nog in hetzelfde project te moeten terugverdienen. Er zijn maar weinig projectoverschrijdende businessmodellen.

196


innovat ie

Open licenties als oplossing Via open licenties kunnen opdrachtnemers hun intellectuele eigendomsrechten tegen een eerlijke

• Opdrachtnemers behouden hun rechten en kunnen hun investeringen terugverdienen.

vergoeding beschikbaar stellen aan opdrachtge-

Om dit te realiseren zijn modellen ontwikkeld

vers. De belangen van beide partijen zijn gewaar-

voor de aanbestedingsprocedure, de uitvoering

borgd:

en massaproductie. (www.gww-ie.nl of de CROW-

• Opdrachtgevers kunnen vrij gebruik maken van

publicatie 275 Samen werken aan innovatie – Open

de innovatie.

licenties in de gww)

De psychologie van verandering In iedere organisatie werken mensen met totaal verschillende karakters en niet iedereen staat open voor innovatie en verandering. Vanuit psychologische analyse is het heel begrijpelijk dat innovatie juist in onze sector zo moeilijk op gang komt. We hebben in onze sector vooral te maken met technische mensen. Technische mensen zijn goed in inhoud en procedures. Doelen, opgaven, resultaten, feiten, cijfers, parameters. Daar zijn zij in thuis. Over het algemeen voelen zij zich minder thuis bij variatie en projecten waarvan vooraf de uitkomst onduidelijk is. Iets dat juist bij innovatie vaak het geval is. De manier van werken die we nodig hebben en waar we naar toe gaan vraagt om een mix van karakters. Daarin staan bijvoorbeeld interactie, feedback en commitment ook centraal. Vrouwen zijn hierin doorgaans beter ontwikkeld en het is dan ook goed en logisch dat er steeds meer vrouwen in de sector werkzaam zijn. Maar uiteraard is het geen vereiste. Centraal staat een mix van karakters. En die mix van karakters heeft een hele positieve invloed op ons innovatieve vermogen. J o s Konickx:

Mensen met een exacte, financiële of juridische opleiding duiken in (her-)

ontwikkelingsprocessen meteen in de cijfers en ‘feiten’. Hierdoor wordt een ‘ontwikkelproces’ een ‘onderhandelingsproces’. Het blijkt veel effectiever eerst een werkrelatie met de procesgenoten op te bouwen. Eerst ontwikkelen en als het plan klaar is, dan pas onderhandelen. Professionals met meer sociale componenten in hun opleiding organiseren en acteren van nature in (her-)ontwikkelingsprocessen effectiever. In 2025 besturen deze mensen onze stedelijke herontwikkelingsprocessen.

197


De kl euren van C aluwé Succes valt of staat met de reactie van je mensen op een veranderingstraject. Iedereen heeft een eigen overtuiging die bepaalt wie je bent, hoe je in het leven staat en hoe je reageert. Ben je je hier als manager van bewust, dan kun je processen in je organisatie beter inschatten en begeleiden.

de witt e

de g roene de rode de b lauwe

de g e le

Caluwé onderscheidt ruwweg vijf typen mensen: dit zijn de natuurlijke leiders, de sleutelfiguren. Ze zijn goed in lobbyen en netwerken, houden alle opties open en zijn bezig met macht en relaties. Het woord ‘macht’ nemen ze zelf echter zo min mogelijk letterlijk in de mond. Ze realiseren verandering door de aanwezigheid van dreiging: er moet nu iets gebeuren, anders gaat het mis. Weerstand vanuit de organisatie hoort erbij, want zonder wrijving geen glans! dit zijn de gestructureerde mensen. Ze willen alles concreet maken, houden van duidelijke afspraken, efficiëntie, knopen doorhakken en resultaat. Ze realiseren verandering door de aanwezigheid van druk en targets. Ze zijn intolerant voor variatie en heel rechtlijnig.

dit zijn de mensen-mensen. Ze houden van saamhorigheid, het wij-gevoel, sociaal commitment. Ze realiseren een verandering door sociale druk (‘we hebben je gemist bij de bijeenkomst’) of door deze zo aantrekkelijk te maken dat anderen erom gaan vragen (de marketing en reclame manier). dit zijn de bewusten, de denkers, de mensen die geloven in ontwikkelen en leren. Ze vinden feedback, reflectie en doelen belangrijk. Wat je precies leert is niet het belangrijkste, het gaat om de weg er naartoe. Ze realiseren verandering gestaag, door persoonlijke ontwikkeling en groeiprocessen, waardoor je nieuwe inzichten opdoet.

dit zijn de ondernemers. De aanpakkers, de gedrevenen. Mensen die geen projectgroep nodig hebben om een visie te ontwikkelen, maar zelf een visie hebben. Zij realiseren verandering door te doen. Ze bedenken iets beters dan ze vandaag hebben en voeren dit gewoon uit. Witten accepteren risico’s en nemen deze voor lief. Ze hebben een tolerantie voor variatie en spelen in op wat ze waarnemen.

Elk persoon heeft één of twee groepen waar hij zich het meeste thuis voelt en uiteraard ook groepen waar hij zich niet goed in kan verplaatsen. Voor een succesvol verandertraject is de aanwezigheid van alle groepen het meest ideaal. De kunst is om je als manager bewust te zijn van deze verschillen en hier overheen te communiceren. Conclusie: eenzijdigheid is de grootste bedreiging! 198


innovat ie

Ke e s Fl ipse :

Roepen dat het anders moet werkt niet. Mensen veranderen alleen als ze

daar zelf direct voordeel van ondervinden. De koplopers moeten de anderen dus stinkend jaloers maken, dan volgen ze wel.

Het is vallen en opstaan Innovatie is niet altijd succesvol. En er kunnen al helemaal geen garanties worden gegeven. Het vraagt om een lange adem en veel doorzettingsvermogen. En als een innovatie succesvol is, dan is dat vrijwel nooit direct al zo. Er moet dus getoetst en bijgespijkerd worden en dat is een continu proces. Het is heel belangrijk niet bij de eerste tegenslag op te geven, maar tegenslagen juist te gebruiken om de innovatie verder te optimaliseren. F ra nk B ijde ndijk:

Zonder fouten geen leerproces. De vraag is wat doe je met de fouten.

In 2025 straffen we fouten niet langer af, maar leren we ervan. Dat hangt samen met transparantie en vertrouwen. Er is maar één fout die je maar één keer kunt maken en dat is de ander belazeren. Dan lig je er meteen uit. Alle andere fouten zijn bespreekbaar.

De toekomst in één bedrijf verenigd More for You heeft verschillende toekomstont-

rechtstreeks gekoppeld aan het Bouw Informatie

wikkelingen opgepakt en in één organisatie ver-

Model (BIM). More for You heeft daarvoor een ei-

enigd. Voor een project kijken ze in eerste in-

gen bibliotheek opgebouwd waardoor 4D en 5D te

stantie uitgebreid naar wat kan en mag op een

ontwerpen is en dus veel tijd en kosten bespaard

locatie. En uiteraard naar wat de behoeften zijn.

worden. Bij het ontwerp wordt gedacht vanuit de

Daarvoor is een tool ontwikkeld, gebaseerd op

verschillende levensduur voor de buitenschil (15-

technieken uit de consumentenmarketing, maar

25 jaar), constructie (100 jaar) en binnenschil (5-7

omgebouwd specifiek voor de vastgoedsector.

jaar) en toekomstige aanpassingen van buiten-

Deze informatie wordt samengevoegd in het

en binnenschil worden in het ontwerp gefacili-

Gebieds Informatie Model (GIM). Tekening (ste-

teerd. Door de procesmatige manier van werken

denbouwkundig plan) en berekening (grondex-

ontstaat een zeer groot leereffect voor de orga-

ploitatie) zijn aan elkaar gekoppeld waardoor

nisatie en is het implementeren van procesver-

verschillende scenario’s en alternatieve ideeën

beteringen en ontwerp-optimalisatie mogelijk.

van alle belanghebbenden real-time worden aan-

Bij de oplevering van een gebouw worden twee

gepast, gevisualiseerd en berekend, inclusief de

gebouwen opgeleverd: het echte gebouw en het

beperkende randvoorwaarden. Vervolgens wordt

virtuele gebouw. In dit virtuele gebouw is alle

het project ontwikkeld in een co-creatie proces

daadwerkelijke materialisatie van het geleverde

met alle belanghebbenden en gerealiseerd door

gebouw opgenomen. De onderhoudsvoorschrif-

partijen die risicodragend betrokken zijn. Hier-

ten van de leveranciers worden rechtstreeks

voor vinden interactieve sessies plaats waarin re-

gekoppeld. Tevens zijn onderhoudschema’s van

al-time scenario’s worden ontwikkeld die niet al-

installaties of systemen in te voeren. Daardoor

leen meerwaarde creëren maar ook bijdragen aan

ontstaat een management- en informatiemodel

een snellere begripsvorming van haalbaarheid en

voor de totale gebruiksperiode, het zoge-

randvoorwaarden. De uitkomsten van het defini-

naamde Facility Informatie Model (FIM).

tief gekozen Project Ontwikkelscenario worden

(www.moreforyou.nl) 199



Samenvatting Hoe ziet de sector eruit in 2025? Hoe werken we, wat bouwen we en voor wie bouwen we? En, welke verbeteringen zijn dan zichtbaar ten gevolge van de veranderingen die we nu al voorzichtig inzetten? Want de sector ziet er in 2025 heel anders uit. Dat is nodig, maar dat beseffen we ook steeds meer. Met een aantal ingrepen is daardoor al een start gemaakt. Over het hoe en wat in 2025 leest u in deze samenvatting in het kort.

201


Eén sector In 2025 spreken we niet meer over een vastgoedsector, een installatiesector en een bouwsector, maar vormen we met elkaar één geheel. Civiel, woning- en utiliteitsbouw – het is allemaal integraal met elkaar verbonden en functies zijn vermengd. We kijken ook niet meer elk na elkaar naar het project, maar verschillende functies zitten direct al in het begin met elkaar om tafel. Natuurlijk hebben we specialismen, maar die zijn dienend aan het grotere geheel. Er ontstaat samenwerking met andere sectoren en het ontwerpproces vindt plaats in dialoog met de klant en eindgebruiker in plaats van op basis van een vooraf compleet uitgedacht Programma van Eisen. We kijken niet meer enkel naar het gebouw, maar naar het hele gebied, waarbij we streven naar creatieve, integrale oplossingen. Voor uw organisatie betekent dit dat het belangrijk is om goed na te denken over het (nieuwe) speelveld waarin u zich bevindt en wat daarin de rol en toegevoegde waarde is van uw organisatie. Alleen als u uw nieuwe rol tijdig en op een goede manier invult kunt u deel uit blijven maken van de keten.

Samenwerking In 2025 werken we samen. Met partijen binnen èn buiten de sector. Dat vraagt een compleet andere mindset, voor bijna iedereen in de kolom. Onze businessmodellen maken in 2025 niet alleen gebruik van, maar doen ook recht aan de toegevoegde waarde van alle betrokken partijen. We werken mét elkaar aan een gemeenschappelijk doel en iedereen gunt elkaar een eerlijke marge. Continue leerervaringen maken ons steeds beter. De schijnbeheersing die we nu hebben gecreëerd moeten we loslaten. We kunnen niet alles 100% met contracten afdekken. En de laagste inkoopprijs is, vooral op de lange termijn, zeker niet altijd de beste oplossing. Meer toegevoegde waarde en betere oplossingen ontstaan als we beter naar elkaar luisteren, van elkaars expertise gebruikmaken, risico’s samen dragen en elkaar een eerlijke prijs gunnen.

Transparantie en delen In 2025 is de sector transparant. Onze klanten en zakenpartners eisen dat, maar het is ook nodig voor goede samenwerking en bij het gebruik van nieuwe technieken. Kennis delen we daardoor al aan het begin van een project. Digitale tekeningen zijn voor iedereen die aan een project werkt beschikbaar en klanttevredenheid en referenties liggen oncontroleerbaar op straat. 202


samenvatt ing

Door deze ontwikkelingen bepalen (interne en externe) openheid en continue goede prestaties in 2025 de overlevingskansen voor uw organisatie. Het is zinloos om te proberen uw kennis compleet af te schermen. Als u niet kunt delen kunt u ook niet vermenigvuldigen. Maar met een proactieve instelling kunt u snel bepalen welke kennis u heeft die van toegevoegde waarde is voor uw relaties en zelf kiezen met wie u wat van die kennis wilt delen.

Bovengemiddelde prestaties In 2025 zijn de opgaven waar we voor staan niet meer te vergelijken met 75 jaar geleden. Het proces is nu al vele malen complexer en dat neemt de komende jaren alleen maar verder toe. Er komen hogere eisen, meer specialismen en meer aangeboden oplossingen. Door de toegenomen transparantie weten we wel wie we het beste waarvoor kunnen benaderen. Iedereen wil zich onderscheiden door steeds betere prestaties neer te zetten. Daardoor gaat het niveau van de diensten die wij bieden, keer op keer omhoog. Wat dat betekent voor uw organisatie? In ieder geval dat u het met middelmatigheid niet meer redt. En aangezien een bovengemiddelde prestatie in alles bijna onmogelijk is, betekent dit dat u keuzes moet maken. Keuzes die ook helder zijn voor de klant en waar u in investeert. Want alleen die partijen die echt iets te bieden hebben doen mee in 2025.

Ontwerpen gebeurt in BIM en GIM In 2025 ontwerpen we digitaal en geïntegreerd in verschillende dimensies. Op korte termijn – zodra de standaarden beter zijn georganiseerd en de bibliotheken zijn opgebouwd – schakelen we over van 3D naar 4D en 5D ontwerpen. Opdrachtgevers eisen dit ook, want zij krijgen daarmee veel meer vat op het proces. Daarbij gaat het ontwerpen sneller en integraler, het verkleint risico’s en het voorkomt eventuele onvoorziene kosten. Op deze manier werken we plezieriger samen in een efficiënt proces met een beter eindresultaat. Voor uw organisatie betekent dit allereerst dat u tijdig mensen op moet leiden die goed met deze systemen om kunnen gaan. Maar het betekent ook dat de rol van uw organisatie in het proces hoogstwaarschijnlijk verandert. Bent u voorbereid op de impact die het voor uw organisatie heeft?

Bouwmethoden veranderen In 2025 engineeren we nog slechts een heel klein deel van de projecten vanaf het begin handmatig. Bij de meeste projecten maken we gebruik van integrale deeloplossingen die we eerder hebben bedacht en gecombineerd. Fabrikanten bieden met elkaar 203


een oplossing aan of projecten worden samengesteld uit een combinatie van deeloplossingen die zo uit de kast worden getrokken. Daarbij gaat het ook om oplossingen die industrieel worden gemaakt, maar rekening houden met de specifieke maten en wensen van het project. Dat alles gebeurt geautomatiseerd. Wat dat betekent voor uw organisatie hangt helemaal af van uw specifieke situatie, maar er komt meer behoefte aan echt goed vakmanschap en plug & play (eenvoudige monteurs). Voor uitvoerende partijen, architecten en ingenieurs betekent het bijvoorbeeld dat zij vaker werkzaam zijn bij of voor conceptleveranciers om oplossingen te implementeren of te ontwerpen die vaker gebruikt worden.

De bouwopgave verandert In 2025 is de bouwopgave totaal veranderd. Door vergrijzing en krimp, maar ook doordat we anders gaan werken. De groei van het aantal thuiswerkers heeft bijvoorbeeld een daling tot gevolg in de vraag naar werkplekken. De afname van de beroepsbevolking draagt daar eveneens aan bij. En ook de nieuwbouw voor het wegennet blijft beperkt doordat de mobiliteit in Nederland op lange termijn nauwelijks nog toeneemt en wellicht zelfs afneemt. Een specialisatie op nieuwbouw is in de toekomst maar voor enkele bedrijven weggelegd. Meer markt is er in de renovatie en het onderhoud en vooral in het technisch steeds geavanceerder maken van gebouwen en infrastructuur. Is uw organisatie hiervoor optimaal ingericht en sluit uw aanbod goed op deze markt aan?

Flexibiliteit gebouwen en bestemmingen In 2025 bouwen we gebouwen die flexibel aanpasbaar zijn aan veranderende wensen. Dat geldt voor woningen maar ook voor utiliteitsbouw. We willen langer zelfstandig leven waardoor de vraag naar levensloopbestendige woningen stijgt. En nieuwe manieren van werken veranderen en verminderen de behoefte aan kantoorruimte. In toenemende mate passen we gebouwen en hun bestemmingen aan de nieuwe 204


samenvatt ing

omstandigheden aan. Dit heeft automatisch tot gevolg dat we binnen gebieden meer vermenging van functies krijgen en meer flexibelere (tijdelijke) gebouwen realiseren. Deze verandering houdt in dat de bouwwijze voor een gebouw wordt aangepast aan de te verwachten levensduur van het gebouw en/of rekening wordt gehouden met andere bestemmingen. Gedegen advisering hieromtrent is van grote waarde. Voor de opdrachtgever, maar ook voor de maatschappij. Om te voorkomen dat we straks te maken hebben met verloedering en/of dure en milieu onvriendelijke sloop. Hiervoor wordt van de sector een proactieve houding gevraagd.

Grondstoffen worden schaars In 2025 zijn wijken energieneutraal en worden restmaterialen ingezameld en hergebruikt. Dat moet ook wel, want fossiele brandstoffen en grondstoffen raken op. Nu gaat de discussie vaak nog over energie, maar tekorten draaien om meer dan alleen fossiele brandstoffen. Veel grondstoffen die nu als basisingrediÍnt worden gebruikt voor dagelijkse producten zijn er in 2025 niet meer of raken al snel daarna op. Zeker als we op wereldschaal gaan consumeren zoals we dat al decennia in het Westen doen. Voortijdige maatregelen zijn nodig om voorbereid te zijn op de nieuwe omstandigheden. Ketensamenwerking moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat we producten op zo’n manier verwerken dat ze te recyclen zijn. De vraag naar goede advisering en kennis stijgt explosief. Demontabel bouwen en oplossingen die cradle to cradle zijn of 0-materialen zodanig met elkaar combineren dat het bouwwerk ook nog een positieve energiebijdrage heeft. En niet alleen op papier, maar ook in het gebruik. Misschien kan dat uw expertise worden? En wellicht is het voor u een aardige businesscase om eigenaar te blijven van een gebouw en de grondstoffen die daarin verwerkt zijn?

Stichtingskosten ondergeschikt aan levensduurkosten In 2025 is de bouw niet meer gericht op stichtingskosten, maar zijn de levensduurkosten van belang. De bouwkosten van een gebouw zijn nog geen vijfde van de exploitatiekosten. In 2025 is dat gedachtegoed verankerd in de structuur. Daardoor kijken we niet alleen naar de bouwkosten, maar ook naar het energieverbruik en het onderhoud. Overigens geldt dat ook voor de infrastructuur. Ook daar worden de onderhoudskosten belangrijk. Bovendien ontstaan verschillende business cases die bouwwerken bijvoorbeeld inzetten als bron om energie op te wekken, waardoor het geen geld kost, maar oplevert. Deze veranderingen bieden mogelijkheden voor nieuwe verdienmodellen. De investeringskosten zijn dan uiteraard hoger, maar dit wordt in de exploitatie meer dan terugverdiend. Zeker binnen stedelijk gebied biedt dit kansen. Bent u zich bewust van de lange termijn consequenties van het gebruik van producten en oplossingen en in staat uw klant hierover (ongevraagd) te adviseren? Bent u in de gelegenheid hiervoor ook risico te dragen? Dan liggen daar volop kansen. 205


Talent aantrekken en behouden In 2025 zijn organisaties niet meer gesloten, hiërarchisch en onpersoonlijk, maar open, authentiek en verbonden. De nieuwe generatie – en talent in het bijzonder – voelt zich niet thuis in hiërarchische structuren. Nieuwe medewerkers willen verantwoordelijkheid, ruimte en waardering. Daarnaast willen medewerkers het gevoel hebben dat ze een belangrijke bijdrage leveren aan iets wezenlijks. Dit is ook in lijn met de wensen van opdrachtgevers. Ook zij willen niet langer betalen op basis van uurtjefactuurtje, maar voor het resultaat. Hoeveel tijd waar en wanneer wordt besteed is ondergeschikt aan dat wat opgeleverd wordt. Dit betekent dat medewerkers behoefte krijgen aan een compleet andere managementstijl. Personeel wil niet langer worden afgerekend op aanwezigheid, maar op resultaat. Leidinggeven wordt coachen waarin het van belang is de medewerkers ruimte te geven om zich te ontplooien en met creatieve oplossingen te komen. Bovendien wordt het samenstellen en coachen van op elkaar ingespeelde projectteams (met inen externen) belangrijk. Technische kennis is hierbij ondergeschikt aan managementvaardigheden.

Waarde toevoegen In 2025 denken we niet vanuit kosten, maar vanuit waarde. Kostprijs plus? Wellicht voor de maakbedrijven die voor 90% op prijs concurreren en hun toegevoegde waarde bieden in de eigen efficiency, maar in andere segmenten draait het om de waarde. En wat iets waard is? Dat is over het algemeen niet te berekenen en van veel factoren afhankelijk. Je moet het dus testen en ervaren. Door op creatieve wijze meerwaarde te organiseren voor klanten en eindgebruikers, kun je als organisatie betere rendementen behalen en zijn je klanten uiteindelijk ook meer tevreden. Het gaat in 2025 minder om geld. Waarde zit dan bijvoorbeeld ook in het leveren van een zinvolle bijdrage aan de maatschappij of in meer vrije tijd voor personeel of klanten. Daarvoor is men bereid meer geld op tafel te leggen. Welke waarde biedt u uw klanten? Een vraag die vandaag de dag al belangrijk is. Wacht niet met het creëren van waarde tot 2025…

Wensen van de klant centraal In 2025 is het de klant of eindgebruiker die beslist. Zijn behoeften staan centraal en in de keten is iedereen zich ervan bewust dat moet worden beantwoord aan zijn wensen. Want ook al zijn er in 2025 conceptaanbieders die een full-service oplossing bieden, dan nog verwachten zij van hun leveranciers en onderaannemers betrokkenheid bij het einddoel. De eindgebruiker is ook steeds vaker direct in co-creatie bij het proces betrokken. Dat stelt eisen aan de communicatie. 206


samenvatt ing

Voor uw organisatie is het door deze veranderingen heel belangrijk te weten wat die eindgebruiker wil. En dan gaat het niet om technische oplossingen maar algemenere behoeften en wensen. Alleen dan kunt u met waardevolle (technische) oplossingen en ideeën komen bij uw klant. Daarmee levert u toegevoegde waarde. Is de eindgebruiker tevreden? Dan is ook uw klant tevreden en dat is de basis voor toekomstige opdrachten.

Geen focus op techniek, maar op de mens In 2025 is er veel meer aandacht voor comfort en zachte elementen. Een complete ommezwaai voor de markt. Niet de techniek staat centraal, maar de mens. We bekijken eerst wat een prettige omgeving is. Zintuiglijke waarnemingen en emotie spelen daarin een belangrijke rol. Pas daarna kijken we naar de techniek en hoe we dat realiseren. Dat betekent dat u goed op de hoogte moet zijn van de functie van een bouwwerk en het gedrag en de behoefte van de gebruiker. U kunt daarbij ook partners zoeken die uw expertise aanvullen. Maar diegene die tot de kern van de behoefte weet door te dringen en de vertaalslag naar de bouwwerken maakt, leidt het proces.

Meer innoveren om de concurrentiepositie te behouden In 2025 is onze sector innovatief. Dat moet ook wel, want alleen met innovatie is het mogelijk de concurrentiepositie te behouden en steeds meer waarde te creëren. Doen we dat niet, dan kan de concurrentie ook wel eens uit ‘onverwachte’ hoek komen. Voor u betekent dit: meer innoveren, meer ondernemen en vaak ook meer risico nemen. En binnen uw organisatie een goed klimaat bieden voor de mensen die de innovatiekar trekken, want zij zijn degenen die het toekomstige succes van uw organisatie bepalen. Maar niet alleen van bedrijven wordt een excellente prestatie verwacht, ook van de ketens waar die bedrijven (misschien wel vast) onderdeel van zijn. Die ketens worden eveneens op hun resultaat beoordeeld en zijn zo zwak als de zwakste schakel. Het is daarom van groot belang ervoor te zorgen dat de ketens waar u deel van uitmaakt eveneens beter dan op hun best presteren. Dat betekent: innoveren en kennis delen. Continu en op een hoog niveau.

207


Checklist: Hoe bereid ik mijn organisatie voor op 2025? Hoe weet u nu of uw organisatie klaar is voor 2025? Een goede vraag waar geen eenduidig antwoord op te geven is. Het is immers niet alleen afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt – die ook nog eens niet 100% te voorspellen zijn – het hangt ook nauw samen met de kenmerken en cultuur van uw organisatie. Bovendien is het natuurijk sterk afhankelijk van uw rol in het proces. Er is niet één juiste oplossing. Er is wel een aantal vragen dat van belang is om te stellen om een gevoel te krijgen waar u staat. Bent u op zoek naar een kritische blik van buitenaf of wilt u een gestructureerde sessie om te inventariseren of uw organisatie klaar is voor 2025? Kijk dan op pagina 231.

208


ckeckli st

Bent u klaar voor 2025? Stel uzelf kritisch de volgende vragen: Over uw klant: 1K en ik mijn klant goed? Weet ik waar mijn klant mee te maken heeft en hoe ik het hem of haar makkelijker kan maken? 2Z ijn er nog aanvullende producten of diensten die ik aan kan bieden om mijn klanten verder te ontzorgen? 3B en ik voldoende naar buiten gekeerd om te zien wat er in de markt bij mijn klanten en de klanten van mijn klanten gebeurt en speel ik daar ook op in? 4W eet ik hoe tevreden mijn klanten zijn? Wat zou het voor mijn organisatie betekenen als mijn klanttevredenheid open en bloot op straat ligt? Over uw aanbod: 1W aarom zou iemand met mijn organisatie zaken willen doen? Waarin is mijn organisatie echt goed? 2W at voor product/dienst zou ik aanbieden als ik nu opnieuw zou beginnen? 3W elke rol vervul ik in de nieuwe keten. Waarin wil ik als organisatie (op termijn) uitblinken? 4H eb ik voldoende samenwerkingspartners om mij heen om mijn klanten een integrale oplossing te bieden? Zijn mijn samenwerkingspartners en ik optimaal op elkaar ingespeeld of is er nog een kwaliteits- of effectiviteitsverbetering te behalen? 5M et welke andere partners zou ik op termijn nog willen/kunnen samenwerken? 6B en ik in staat transparant te zijn en kennis te delen? Waar zit mijn toegevoegde waarde in zo’n transparant proces? 7H eb ik voldoende spreiding van klanten en segmenten om continuïteit te garanderen? Over uw eigen bedrijf: 1W at bied ik nieuw talent? Ben ik in staat resultaatgericht aan te sturen en heb ik daarvoor de juiste managers? 2 Wie uit mijn bestaande organisatie zou ik meenemen als ik opnieuw zou beginnen? (Dit gaat niet om de goede mensen, maar om de juiste mensen.) 3K en ik alle kerncijfers om mijn bedrijf op te sturen? Weet ik wie waar hoeveel tijd in investeert en waar aanknopingpunten voor de verbetering van de efficiency liggen? Dragen al mijn activiteiten bij aan een positief bedrijfsresultaat? 4O p welke wijze moet ik investeren om te zorgen dat ik ook echt een uitblinker ben? Betekent het dat ik andere activiteiten moet afstoten? Met andere woorden, durf ik keuzes te maken en bieden deze keuzes voor de lange termijn voldoende zekerheid voor het voortbestaan van mijn organisatie?

Tip: Maak een zogenaamde elevator pitch. Beschrijf in maximaal 300 woorden wat u aanbiedt, wat daar bijzonder goed aan is en – minstens zo belangrijk – wat daarvan het voordeel voor uw klant is. 209



Met de wind mee ‘Wie de toekomst ervaart als tegenwind, loopt in de verkeerde richting’ Dit is een uitspraak van de toneelspeler Martin Held. Wind waait er zeker in de bouw de komende tijd. Een stevige wind. Een vernieuwende wind. Een wind die mensen en bedrijven samenbrengt. Die nieuwe manieren van samenwerken smeedt en verrassende concepten oplevert. Een wind die alles behalve een tegenwind is voor ondernemers die op hun toekomst zijn voorbereid. Ik ben ervan overtuigd dat we die kant op gaan. Ik heb geen bouwkundige achtergrond, maar ik heb wel jarenlang in een bedrijfstak gewerkt die zeer dicht tegen de bouw aanligt: Siemens. Al jaar en dag trekken de technologische maakindustrie en de bouw zij aan zij op in belangrijke bouwprojecten. Ik weet dus tot welke prachtige hoogstandjes goede samenwerking kan leiden. Kijken naar de bouw in 2025 is niet kijken in een glazen bol. Het is een optelsom van ontwikkelingen die zich vandaag al – soms schoorvoetend – aankondigen. Hoe tegenstrijdig het misschien ook klinkt: bouwen is een kwestie van muren slechten. En dan met name de psychologische muren tussen de verschillende partijen. De optimale keten van eerste ontwerpidee tot een duurzaam gebouw of project is alleen te realiseren met samenwerking. Samenwerking ín de keten, maar ook samenwerking tot ver daarbuiten. Met partijen die het vandaag wellicht nog voor volstrekt onmogelijk houden dat ze morgen partners zijn. Hoe komen we daar? Door processen te vernieuwen. En door te laten zien dat samenwerking ècht rendement oplevert. Een duurzaam rendement. Voor alle betrokken partijen. Dat is precies wat wij ook op het oog hebben. Partijen – ook de op het eerste gezicht meest onwaarschijnlijke partijen – bij elkaar brengen. Bouwers, overheden, opdrachtgevers, wetenschappers, toeleveranciers etc. En aan de bouwomgeving laten zien dat samenwerken loont. Het plaatje zegt meer dan het praatje. Innovaties die nieuwe innovaties uitlokken. Als je met praktijkvoorbeelden toont welke meerwaarde samenwerken heeft, slaan ideeën eerder en gemakkelijker aan. En willen anderen ze ook uitproberen. We staan voor bijzonder interessante tijden. Samenwerking is de belangrijkste succesfactor als we in 2025 terugkijken. Samenwerking die vandaag moet beginnen, willen we de wind tégen kunnen omzetten in de wind mee. Ik ben ervan overtuigd dat het lukt! Martin van Pernis, voorzitter Vernieuwing Bouw 211


Wie is wie: de quotes In dit boek zijn tientallen quotes opgenomen die grotendeels voortkomen uit persoonlijke gesprekken tussen de geïnterviewden en de auteur van dit boek. In al deze gesprekken stond de visie op de toekomst van de sector centraal. Wie is wie?

ir. Paul J.A. Oortwijn, directeur nlingenieurs Paul Oortwijn is als civiel ingenieur (specialisatie Verkeer & Vervoer) afgestudeerd aan de TU Delft. Bij Rijkswaterstaat voerde hij onderzoek uit naar een (veilig) wegontwerp en de vertaling hiervan in ontwerprichtlijnen. Nadat hij drie jaar hoofd was van de Hoofdafdeling Verkeersgedrag & Verkeerstechniek bij de toenmalige Dienst Verkeerskunde verruilde hij zijn baan voor een managementfunctie bij Grontmij. Sinds 2005 is hij directeur van NLingenieurs. (www.nlingenieurs.nl)

ing. Jean-Paul Sosef Msc, vestigingsdirecteur ingenieursbureau Wolter & Dros bv Jean-Paul Sosef is 22 jaar werkzaam in de installatietechniek waarvan de afgelopen 10 jaar als vestigingsdirecteur voor Zuid-Holland bij Wolter & Dros bv. In 2005 behaalde hij zijn mastertitel Integraal ontwerpen in de gebouwde omgeving. Naast zijn werk als directeur vervult hij diverse bestuursfuncties die gerelateerd zijn aan de verbetering van de kwaliteit, de instroom en het imago van (opleidingen in) de installatietechniek. (www.wolterendros.nl)

prof. dr. ir. Andy van den Dobbelsteen, hoogleraar TU Delft, Faculteit Bouwkunde Andy van den Dobbelsteen is hoogleraar Climate Design & Sustainability en coördinator van het onderzoeksprogramma Green Building Innovation van de afdeling Bouwtechnologie van de Faculteit Bouwkunde. (www.tudelft.nl)

dr. ing. Peter Fraanje, innovatiemanager Bouwend Nederland Peter Fraanje ondersteunt en stimuleert als innovatiemanager bouwbedrijven op het vlak van duurzame innovatie. Hij is de motor achter BouwLokalen, waarbij ondernemers worden bijgepraat over concrete innovaties in de bouw. Tevens is hij co-auteur van het boek Van Aannemen Naar Ondernemen, waarin 18 nieuwe businessmodellen voor de bouw worden beschreven. Eerder werkte hij bij TNO Bouw en aan de UvA. Hij promoveerde op het duurzaam gebruik van hernieuwbare grondstoffen in de bouw. (www.bouwendnederland.nl) 212


w ie i s w ie?

Willem Verbaan, lector Vastgoedkunde en Duurzame Gebiedsontwikkeling Hogeschool van Amsterdam Willem Verbaan werkte na zijn studie Econometrie achtereenvolgens bij de Erasmus Universiteit, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, het Ministerie van VROM, het Amsterdamse GemeenteVervoer-Bedrijf en diverse consultancy bureaus. Hij voerde als zelfstandig interim-manager diverse opdrachten uit, veelal binnen de overheid. Tevens publiceerde hij verschillende boeken en artikelen. (www.hva.nl)

Marcel Bullinga, futurist Futurecheck.nl Futurist Marcel Bullinga is keynote spreker en dagvoorzitter en gespecialiseerd in de toekomst. Hij heeft honderden presentaties gegeven over onder meer het groene kantoor van de toekomst, city en country branding, de mix van virtuele en fysieke economie, energie van de toekomst, Innovatie 2.0, duurzaamheid en transparantie. Lees zijn boek Welcome to the Future Cloud of bekijk de video op www.youtube.com/watch?v=3j27ezEaytM. (www.futurecheck.nl)

drs. Tie Liebe, directeur Concepten & Acquisitie ASR Vastgoed Ontwikkeling Tie Liebe studeerde Sociaal-economische geografie. In 1996 werd hij directeur/aandeelhouder bij William Properties. Dat bedrijf werd in 2006 verkocht aan Fortis Vastgoed Ontwikkeling, waar hij sinds 2009 directeur is van ASR Vastgoed Ontwikkeling. Zijn visie: wat de bouw nodig heeft is meer Rock & Roll, ambitie, samen er voor gaan en samen winnen en verliezen. Versnippering van kennis en verantwoordelijkheden is een doodsteek voor een bedrijf. (www.asrvastgoed.nl)

ing. Menno Lammers, procesmanager / dwarsdenker Vernieuwing Bouw / De NieuwBouw Menno Lammers is procesmanager bij Vernieuwing Bouw en daarnaast zelfstandig ondernemer. Hij zet zich in voor vernieuwing en het realiseren van organisatiedromen. Ook is hij actief voor De NieuwBouw, waar hij tevens anderhalf jaar lang voorzitter van was. Menno Lammers is te typeren als een initiator en dwarsdenker. Zijn favoriete quote is: ‘Don’t be a chicken, fly like an eagle’. (www.vernieuwingbouw.nl)

MBM MSc. Erwin van Lun, Erwin Van Lun Future Trend Research Erwin van Lun is een Nederlandse auteur, futurist en trendwatcher. Als professioneel spreker helpt hij bedrijven om lange termijn veranderingen in de maatschappij te doorgronden, relevante trends te identificeren en succesvol te anticiperen op wat er gaat komen. In zijn boek Van Massamerk naar Mensmerk voorspelde hij hoe het gedrag van consumenten in relatie tot bedrijven, merken en overheden verandert en sindsdien volgt hij met veel plezier hoe zijn eigen voorspellingen realiteit worden. (www.erwinvanlun.com) 213


ir. Frank Ph. Bijdendijk, bestuurder Stadgenoot In 2007 mocht Frank Bijdendijk de award Corporate directeur 2006 in ontvangst nemen en werd hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau, onder meer vanwege zijn verdienste voor de volkshuisvesting. Hij heeft meerdere publicaties op zijn naam staan: Corporaties, wat moeten we ermee?, Wonen zonder staatssteun, Met andere ogen, Wonen in wanhoop, De laatste trein, Stad te koop en Duurzaamheid loont. (www.stadgenoot.nl)

ir. Jos Konickx, partner RnR group collaborative creation bv Jos Konickx is procesmanager en houdt zich bezig met vernieuwing, saneringen, opvolging, marktwerking in de zorg en implementatie van ecologische en sociale duurzaamheid. Regie en resultaat bereikt hij door de betrokken professionals tot een team te smeden, vernieuwing en ondernemerschap te verankeren en tijdens het proces bottom line resultaten te blijven boeken. (www.rnrgroup.nl)

Peter van Rooy, directeur Accanto en codirecteur NederLandBovenWater Met zijn onorthodoxe doch constructieve aanpak van maatschappelijke kwesties en als procesregisseur van tal van beleidsexperimenten en gebiedsontwikkelingen heeft Peter van Rooy diverse prijzen in de wacht gesleept. Tevens heeft hij meer dan 100 publicaties en diverse radio en televisie optredens op zijn naam staan. Gebiedsontwikkeling vormt de rode draad waarbij hij een trendbreuk signaleert in de verhouding tussen publieke, private en particuliere partijen. (www.accanto.nl)

ir. Tom van der Horst, BU manager Innovatie en Ruimte TNO Bouw en Ondergrond Tom van der Horst leidt de businessunit Innovatie en Ruimte van TNO Bouw en Ondergrond, een strategische denktank waar onderzoek wordt verricht op de thema’s innovatie, duurzaamheid, ruimtelijke ontwikkeling en economie. Hij studeerde aan de Technische Universiteit Delft en is sinds 1988 werkzaam bij TNO. Aanvankelijk als hoofd van een afdeling productontwikkeling waar hij onder andere aan de basis stond van het ecodesign gedachtegoed. (www.bouw.tno.nl)

ir. Atto Harsta, directeur Aldus bouwinnovatie, oprichter Living Daylights, voorzitter Booosting Atto Harsta richtte na zijn studie Bouwkunde in 1998 Aldus bouwinnovatie op met als doel een wezenlijke bijdrage te leveren aan duurzame vernieuwing in en van de bouw. Hij is daarnaast oprichter van Stichting Living Daylights en voorzitter van Booosting, het platform voor koplopers in bouwinnovatie. Atto Harsta is een creatieve en strategisch ingestelde bouwvisionair die met beide benen op de bouwplaats staat en een duurzame verandering tot een werkelijk succes te maakt. (www.aldus.nl) 214


w ie i s w ie?

prof. dr. Geert Dewulf, hoogleraar Universiteit Twente Geert Dewulf is hoogleraar planvorming en conceptontwikkeling. Hij was onder meer voorzitter van PSIbouw en wetenschappelijk voorzitter van het RWS programma PIM. Geert Dewulf is plaatsvervangend decaan van de Faculteit Construerende Wetenschappen. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan op het gebied van partnership, alliantievorming en PPS. (www. utwente.nl)

drs. Ben Spiering, manager corporate innovation Rijkswaterstaat Ben Spiering werkt bij Rijkswaterstaat aan de verbetering van primaire processen en samenwerking met de markt. Vanaf 2005 deed hij dat als programmamanager van het Partnerprogramma Infrastructuur Management. Daarvoor werkte hij acht jaar aan de introductie van Publiek Private Samenwerking. Hij is auteur en redacteur van de bundel Publiek Opdrachtgeverschap: de burger als klant en Waarde creĂŤren met infrastructuur. Momenteel werkt hij als manager corporate innovation bij Rijkswaterstaat. (www.rijkswaterstaat.nl)

mr. drs. Leendert Cornelis (Elco) Brinkman, voorzitter Bouwend Nederland Elco Brinkman is sinds 1995 als voorzitter verbonden aan Bouwend Nederland en daarmee hĂŠt gezicht van de vereniging. In 2006 werd hij door de Volkskrant uitgeroepen tot de meest invloedrijke bestuurder van Nederland. Voorheen was hij onder meer directeur-generaal Binnenlands Bestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. (www.bouwendnederland.nl)

dr. ir. Frens Pries, lector Hogeschool Utrecht Frens Pries (1956) is lector aan de HU. Hij studeerde Bouwkunde in Delft en is in 1995 gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit op innovatiemanagement in de bouw. Pries is partner van Balance & Result en directeur van Pro6managers. Zijn competenties liggen vooral op het gebied van strategie- en organisatieontwikkeling, innovatie, procesbeheersing en vraagprofessionalisering. Dit blijkt ondermeer uit ruim 50 publicaties en tientallen lezingen over deze onderwerpen van zijn hand. (www.hu.nl)

Hubert Sistermans, directeur SIS/Datacasa/Be-Best Hubert Sistermans vervulde diverse directiefuncties binnen de professionele bouwmaterialenhandel en in de DHZ branche. Nu houdt hij zich als zelfstandig ondernemer bezig met prestatieverbetering en formule ontwikkeling in de bouw. Hij ondersteunt bedrijven met hun formule en businessunit ontwikkeling, the time and way to market en alles wat daarbij komt kijken. Doel is de omzet en klantwaarde van deze bedrijven te versterken. (www.inspiredsystems.nl) 215


Rudy Stroink, COACH TCN Rudy Stroink is (of is geweest) stedenbouwer, coach (voetbal en hockey), ijsjesverkoper, piloot, directeur, projectontwikkelaar, houtvester, vader, burgemeester (twee dagen), ziekenverzorger, arbeidstherapeut, belegger, adviseur, bestuurder, curator, projectmanager, cineast en ambtenaar. In 1994 heeft hij TCN opgericht, een ontwikkelaar en belegger van en in bijzondere vastgoedprojecten. TCN is inmiddels actief in tien landen. Vanaf december 2010 zit Rudy Stroink in de politiek. (www.tcnpp.com)

prof. dr. Wim de Ridder, hoogleraar Toekomstonderzoek Universiteit Twente Wim de Ridder is futuroloog en al meer dan 30 jaar actief met het bestuderen van de toekomst. Hij was topeconoom in het bankwezen en directeur van de denktank Stichting Maatschappij en Onderneming. Behalve hoogleraar is hij directeur van Futures Studies & Management Consultancy bv, een onderneming die zich richt op lange termijn verkenning en strategische advisering. In oktober 2010 verscheen zijn nieuwste boek: De Wereld Breekt Open, strategisch inspelen op de nieuwe tijd. (www.utwente.nl)

drs. Adjiedj Bakas, trendwatcher Trend Office BAKAS Adjiedj Bakas schreef verschillende bestsellers over de toekomst. Bakas werd uitgeroepen tot trendwatcher van het jaar 2009 en tot zwarte ondernemer van het jaar 2008. Vakblad Management Team riep hem onlangs uit tot een van de 25 creatiefste Nederlanders en het NIMA, de branchevereniging van marketeers, heeft hem uitgeroepen tot de invloedrijkste trendwatcher onder de vaderlandse marketeers. (www.bakas.nl)

ir. Pier Nabuurs, CEO NV KEMA Pier Nabuurs studeerde Elektrotechniek. In 2002 werd hij Bestuursvoorzitter en CEO van KEMA, een bedrijf voor consultancy, operational support en testen en certificeren voor de energiesector. In deze rol is Pier Nabuurs zeer betrokken bij de ontwikkelingen in de energiesector. Hij was lid van de Task Force Energie Transitie, is lid van het bestuur van het Kennisplatform Elektromagnetische velden en Gezondheid, lid van de Taskforce Stimulering Financiering Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten en Bestuurslid van Syntens. (www.kema.com)

MBA Wim van Veelen, directeur stavest bv/associé bij Berenschot bv De rode draad in de carrière van Wim van Veelen is de ontwikkeling van nieuwe ‘businessmodellen’ voor nieuwe opgaven. Dat deed hij onder meer bij Bouwfonds Adviesgroep, MBO/ING Real Estate, KPN Vastgoed en Multi. Wim van Veelen was verder betrokken bij de vormgeving van de klantontdekking bij gebiedsontwikkeling en het vormgeven van PPS als wijze van aanpak bij de ontwikkeling van Vathorst. Nu werkt hij aan ketentransformatie in theorie en praktijk (stavest/Berenschot). (www.stavest.eu) 216


w ie i s w ie?

Piet M. Oskam, directeur/oprichter Centrum voor Innovatie van de Bouwkolom (CIB) Piet Oskam heeft in 2003 als oprichter de basis gelegd voor het CIB als expertisecentrum en innovatienetwerk voor vernieuwende marktpartijen uit de gehele bouwkolom. Sindsdien werkt hij aan de verdere uitbouw van de organisatie. Binnen het CIB leidt hij focusgroepen, neemt hij deel aan projectteams, verzorgt hij lezingen en inleidingen bij seminars en congressen en schrijft hij artikelen in vakbladen en tijdschriften. (www.bouwkolom.org)

ir. Hans van der Veen, directeur STT (Stichting Toekomstbeeld der Techniek) Hans van der Veen is directeur van de STT. STT verkent trends en ontwikkelt inspirerende visies op de toekomst van de techniek en de maatschappij. De resultaten van de STT verkenningen worden zoveel mogelijk in nieuwe initiatieven verankerd. Naast zijn functie als directeur van STT is Van der Veen voorzitter van het Innovatie- en Onderzoeksprogramma Oppervlaktetechnologie (IOP) en van een aantal adviesraden. (www.stt.nl)

mr. Egbert Vennik, directeur Van Gansewinkel bv Egbert Vennik is specialist in change management, strategie en organisatie. Sinds 2003 is hij directeur bij Van Gansewinkel. Hij studeerde rechten aan de Erasmus Universiteit en vervulde van 1991 tot 1999 wereldwijd diverse managementfuncties bij P&O en P&O Nedlloyd Europe. In 1999 stapte hij over naar de Maltha Group. Hier was hij vier jaar lang directeur van Maltha Glasrecycling dat internationaal een leidende rol heeft in de glasverwerkingsindustrie. (www.vangansewinkel.nl)

ir. Marcel Engels, voorzitter van UNETO-VNI Marcel Engels is voorzitter van UNETO-VNI, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel. Hij studeerde elektrotechniek aan de TU Delft. Hij was onder meer algemeen directeur van Peek Traffic, de Wolter en Dros Groep en BioFerm Energy. Van 2001-2004 zat hij in de Raad van Bestuur van TBI Holdings. In 2006 werd hij benoemd als voorzitter van brancheorganisatie UNETO-VNI. (www.uneto-vni.nl)

ir. Gerrit-Jan van de Pol, algemeen directeur GMB Gerrit-Jan van de Pol studeerde in 1991 af aan de TU Delft op civiele techniek. In 1992 startte hij als trainee bij HWZ in Rotterdam. In 1994 werd hij directieassistent van Midden-Betuwe Holding. Na een tussenperiode van twee jaar als adjunct-directeur van Broekert Aannemingsmaatschappij werd hij in 1998 bedrijfsdirecteur van Midden-Betuwe Aannemingsmaatschappij. Van 1998 tot 2002 was hij directeur van Midden-Betuwe Holding en sinds 2002 bekleedt hij de functie van algemeen directeur van GMB. (www.gmb.eu) 217


prof. dr. ir. Hennes de Ridder, hoogleraar TU Delft/ directeur De Ridder Consult bv Hennes de Ridder studeerde waterbouw aan de TU Delft en promoveerde op het onderwerp Nieuwe contractvormen in de civiele techniek. Van 1978-1999 werkte hij voor HBG. Sindsdien werkt hij onder meer als zelfstandig consultant. Sinds 1995 is hij bovendien hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen aan de faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen van de TU Delft. In 2004 introduceerde hij het Living Building Concept waarvan inmiddels twee projecten zijn gerealiseerd. (www.tudelft.nl)

drs. Joep Jansen, hoofd Marktinformatie Fundeon Joep Jansen houdt zich als hoofd van de afdeling Marktinformatie vooral bezig met statistiek en onderzoek naar de (ontwikkelingen) op de onderwijsmarkt, de arbeidsmarkt en de stagemarkt in de bouwnijverheid. Hiermee ondersteunt hij Fundeon met haar kerntaken: de advieswerkzaamheden in het veld, de ontwikkeling van leermiddelen, het onderhoud van de kwalificatiestructuur en activiteiten gericht op instroom en behoud van personeel. (www.fundeon.nl)

drs. Jos Verveen, ondernemer, adviseur The BS Network en gemeenteraadslid Jos Verveen is ondernemer, adviseur bij The BS Network en politicus. Hij zet zelf organisaties in de markt, maar begeleidt ook anderen bij het in de markt zetten van organisaties. Door zelf te ondernemen blijft hij scherp als adviseur en door met beide benen in de maatschappij te staan blijft hij concreet als politicus. En van de afwisseling wordt hij vrolijk... Jos Verveen was in 2000 medeoprichter van het jongerenadvies en -communicatiebureau Keesie. (www.thebsnetwork.com)

Marco Jungbeker, vice president Mobility, Industry Sector Siemens Canada Limited Marco Jungbeker is momenteel verantwoordelijk voor de activiteiten van de mobiliteitsdivisie van Siemens in de industriesector in Canada. Voordat hij naar Canada vertrok was hij vice voorzitter van de mobiliteitsdivisie van Siemens Nederland en vervulde hij namens Siemens diverse bestuursfuncties met betrekking tot transport en PPS. (www.siemens.com)

Bachelor of Arts (BA) Thomas Rau, architect/directeur RAU Thomas Rau volgde de opleidingen Beeldende Kunst en Dans aan de Kunstacademie en studeerde Architectuur aan de RWTH Aken. Sinds 1990 werkt hij als architect in Amsterdam, waar hij in 1992 RAU oprichtte. RAU houdt zich bezig met duurzaam bouwen. Thomas Rau noemt dit ook wel oneplanetarchitecture; een manier van werken waarin respect en zorg voor de aarde centraal staan. (www.rau.nl) 218


w ie i s w ie?

Frank Haagedoorn, directeur Continu Bouw & Infra Frank Haagedoorn is van oorsprong docent Bouwkunde. Na 4 jaar actief geweest te zijn in de rol van docent is hij sinds 1999 werkzaam bij Continu bv. Vanaf 2005 als directeur en in die rol eindverantwoordelijk voor de Businessunit Bouw & Infra. Hij heeft een grote interesse in technische mensen en in hun manier van denken. De focus van deze interesse ligt in de bouw, vastgoed en infra. (www.continu.nl)

drs. ing. Harry Nieman, directeur/senior consultant Nieman Consultancy bv Harry Nieman heeft ruime ervaring in de bouw, zowel theoretisch als praktisch. In 1988 richtte hij Adviesburo Nieman bv te Utrecht op waar hij tot 2009 directeur/senior projectleider was. In 2009 startte hij Nieman Consultancy bv. Harry Nieman hecht veel waarde aan kennisoverdracht. Hij is docent aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle, actief voor de Stichting Kennisoverdracht Bouwfysica, redactielid voor SBR-Referentiedetails, Bouwbesluit-Praktijk en Bouwregels in de Praktijk en lid van verschillende commissies. (www.niemanconsultancy.nl)

Eric Karsemakers, manager Marketing, Product management & Wholesale Draka Energy & Infrastructure Europe Eric Karsemakers begon met een commercieel elektrotechnische studie. Die werd gevolgd door een bedrijfskundige HBO opleiding, een MBA opleiding en Nima A,B en C. Nadat hij tien jaar commerciële functies had binnen een elektrotechnische groothandel startte hij bij Draka. De laatste zes jaar is hij daar verantwoordelijk voor marketing, product management en groothandel. (www.draka.com)

Erika Jacobs Lord, interieurarchitect Studio Lord Interior Architecture Erika Jacobs Lord studeerde in 2008 af aan de HKU met een Bachelors en in 2009 met een Master Interior Design (cum laude) van de maHKU. In 2009 richtte ze Studio Lord Interior Architecture op. Studio Lord ontwerpt interieurs met een specialisatie in natuurlijke en duurzame oplossingen. Studio Lord ontwikkelt momenteel verticale ‘groene’ oplossingen voor het interieur die de luchtkwaliteit in het interieur aanzienlijk verbeteren. (www.studio-lord.com)

Peter T.J.M. Bongers, co-chairman en co-founder Living Tomorrow Peter Bongers is medeoprichter van Living Tomorrow. Sinds 1995 heeft hij vier succesvolle projecten van Living Tomorrow gelanceerd, waarvan drie in België (Vilvoorde) en één in Nederland (Amsterdam). Vandaag de dag stippelt hij de bedrijfsstrategie uit en onderhoudt hij het uitgebreide netwerk van participanten. Zijn motto is: ‘We cannot predict the future but we can invent it’. (www.livingtomorrow.com) 219


ir. Pieter Huijbregts, grondlegger netwerk conceptueel bouwen Al vanaf zijn studie aan de TUE verwondert Pieter Huijbregts zich over de vele problemen waar de bouw mee worstelt. In 1978 was hij medeoprichter van BouwhulpGroep en in 2000 zette hij Coficient op. Verder heeft hij diverse studiegroepen opgezet om het antwoord te vinden op de vraag: is niet-projectmatig bouwen ook mogelijk? De afgelopen jaren heeft hij zich ingezet om conceptueel bouwen op de spreekwoordelijke bouwkaart van Nederland te zetten. (www.conceptueelbouwen.nl)

drs. ir. Niels Meijerink, programmamanager Contracteren CROW/ Baanbreker Niels Meijerink is als programmamanager Contracteren bij het CROW verantwoordelijk voor de koers en strategie van het programma. Hij heeft eerder zowel als opdrachtgever als opdrachtnemer ervaring opgedaan bij (Europese) aanbestedingen en het daarbij behorende contracteringsproces. Bovendien is Niels ‘baanbreker’. (www.baanbrekersindebouw.nl)

Roland van der Klauw, general manager Building Brains TNO Roland van der Klauw is afgestudeerd aan de KMA. Na een militaire carrière is hij in diverse management functies werkzaam geweest bij Fokker Aircraft bv, TNO Inro, KLICT, en Cokon bv. In 2001 keerde hij terug bij TNO in de sector bouw, waar hij diverse marktfuncties vervulde. Zijn nevenfuncties waren en zijn onder andere: technisch directeur van iBuild bv, directeur van KennisCentrum BouwProcesInnovatie (CPI), supervisor van BBTDC ltd (Beijing, PRC) en supervisor van SEBC ltd (Chengdu, PRC). (www.tno.nl)

Paul Beyersbergen, directeur/aandeelhouder van Brink Groep Paul Beyersbergen is directeur/aandeelhouder van Brink Groep, een groep ondernemingen voor management, advies en automatisering voor bouw, huisvesting en vastgoed. Naast zijn verantwoordelijkheid voor Brink Groep en KPD Automatisering is hij betrokken bij grootschalige vastgoedprojecten, zoals het ADO-stadion, de SS Rotterdam en de Calatrava Campus. Hij bekleedt ook diverse bestuursfuncties, waaronder het voorzitterschap van de branchevereniging Forum Systeemhuizen. (www.brinkgroep.nl)

Nicolaas John Habraken, professor in Architecture Emeritus, Massachusetts Institute of Technology John Habraken is een bekende naam in de bouwsector. Hij heeft diverse boeken op zijn naam staan, waarvan in Nederland De Dragers en de Mensen uit 1962 de bekendste is. Dit boek is nog altijd verkrijgbaar in Engelse vertaling. Hij was in 1967 de eerste voorzitter van de afdeling Bouwkunde van de TUE. Van 1975 tot 1989 was hij hoogleraar aan de Department of Architecture, Massachusetts Institute of Technology (waarvan zes jaar hoofd van de afdeling). (www.habraken.com) 220


w ie i s w ie?

ir. Ruben Vrijhoef, onderzoeker TU Delft Ruben Vrijhoef is als onderzoeker bouwprocesinnovatie verbonden aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Zijn expertise ligt met name op het gebied van ketenintegratie. Naast onderzoek is hij via het Kenniscentrum Bouwprocesinnovatie ook betrokken bij de praktische toepassing van ketenintegratie in de samenwerking tussen opdrachtgevers en aanbiedende partijen in de bouw. (www.tudelft.nl)

Stephan Poelsma, managing partner Cnut Connecting Concepts bv Stephan Poelsma is medeoprichter en managing partner van Cnut Connecting Concepts dat onderdeel is van de DPI Holding. Cnut Connecting Concepts ontwikkelt digitale maquettes, interactieve communicatie en presentatie middelen en augmented reality oplossingen. Binnen DPI Holding werkt Cnut Connecting Concepts samen met de architecten van BINT, de interieur ontwerpers van Binnenmaat, de communicatie en marketing adviseurs van ZOOTZ en de 3D en nieuwe media producenten van DPI Animation House. (www.cnut.nl)

ir. Rick Meynen, consultant asset management water MWH Rick Meynen is momenteel consultant asset management bij MWH, dat marktleider is op het gebied van wet infrastructure. Eerder vervulde hij functies aan de UT, bij de Provincie Overijssel en bij NLingenieurs en was hij bestuurslid van De NieuwBouw. Hierbij stond de andere blik op civiele techniek centraal. Zo ook bij MWH, dat riolering en rioolwaterzuiveringsinstallaties als wet infrastructure betitelt, waardoor de afvalwaterketen in een heel ander daglicht komt te staan. De expertise van Rick Meynen ligt met name op het vlak van data management. (www.mwhglobal.com)

ir. Jack de Leeuw, algemeen directeur/bestuurder SBR (Stichting Bouwresearch) Jack de Leeuw is afgestudeerd als architect aan de TU Delft in 1981. Hij startte zijn carrière bij EZ als beleidsmedewerker energiebesparing gebouwde omgeving. In 1985 kwam hij in dienst bij Novem waar hij vanaf 1992 divisiemanager Gebouwde Omgeving was. Sinds 1998 is hij algemeen directeur/ bestuurder van SBR. SBR ontwikkelt, verspreidt en implementeert kennis in de hele bouwsector. Hij bekleedt diverse bestuurlijke functies in de bouw- en installatiewereld en treedt regelmatig op als dagvoorzitter. (www.sbr.nl)

Feike Oosterhof, organisatieadviseur Oosterhof Organisatieadvies Feike Oosterhof richt zich als bedrijfskundige op het verbeteren van de bedrijfsvoering; van afdelingen, bedrijven en bedrijfsketens, met als specialisatie ketenintegratie. Want bedrijven kunnen heel veel zelf, maar hebben af en toe een objectieve, onafhankelijke adviseur nodig. Om zich verder te ontwikkelen en om beter te kunnen presteren. (www.oosterhofadvies.nl) 221


drs. F.J.W. (Frank) van Blokland MRICS, directeur IVBN Frank van Blokland is als economisch geograaf in 1983 cum laude afgestudeerd en sinds 2002 directeur van IVBN (Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland). IVBN behartigt de belangen van vastgoedondernemingen die werkzaam zijn voor pensioenfondsen en verzekeraars. IVBN werkt tevens aan de verdere professionalisering van de vastgoedbeleggingssector. De 31 leden van IVBN hebben voor circa 60 miljard euro aan Nederlands onroerend goed in bezit en daarnaast nog zo’n 150 miljard in het buitenland. (www.ivbn.nl)

dr. Frank van Dam, senior onderzoeker / programmaleider Wonen Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) Frank van Dam is sociaal geograaf en promoveerde in 1995 op een onderzoek naar schaalvergroting en bereikbaarheid van voorzieningen op het platteland. Sinds 2002 werkt hij als onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving (voorheen Ruimtelijk Planbureau). Daar doet hij vooral onderzoek op het terrein van de woningmarkt en demografische krimp. (www.pbl.nl)

dr. Gerard Marlet, directeur Atlas voor Gemeenten Gerard Marlet studeerde Economische Geschiedenis aan de KU Nijmegen. Na zijn studie werkte hij vele jaren bij NYFER. In 2003 richtte hij samen met Clemens van Woerkens de Stichting Atlas voor gemeenten op. Sindsdien richt hij zich op ruimtelijk economisch onderzoek naar de ontwikkeling van wijken, steden en regio’s in Nederland. Hij is tevens verbonden aan de Utrecht School of Economics. (www.atlasvoorgemeenten.nl)

ing. Hans Segers, managing director van KWx en voorzitter van de Fedet Hans Segers studeerde HTS Elektrotechniek. Na 28 jaar te hebben gewerkt bij ABB werd hij in 2007 directeur en mede eigenaar van KWx. Als voorzitter van de Fedet (de spreekbuis voor de elektrotechniek naar aanpalende industrieën en overheid) zet hij zich in voor de elektrotechnische branche. Met zijn werk bij de Fedet wil hij meer jongere stimuleren voor elektrotechniek te kiezen, de toepassingen van duurzame producten en duurzame systemen promoten en het belang van elektrotechniek in de samenleving duidelijk maken. (www.fedet.nl)

ir. C.P.C. (Kees) Flipse, directeur van Bouwbedrijf Flipse bv Na zijn opleiding aan de TH-Eindhoven richtte Kees Flipse zijn eigen constructeursbureau Konstrukton bv op. Vijf jaar later stapte hij in bij Bouwbedrijf Flipse bv, waarvan hij nog altijd mede-eigenaar is. Verder heeft hij diverse projectontwikkelingsactiviteiten mede ontplooid. Kees Flipse vervult bovendien diverse bestuursfuncties, zoals onder meer in de Regieraad Bouw, de stichting Bouwtalent en de stichting STABU. (www.bouwbedrijfflipse.nl) 222


w ie i s w ie?

Marijke van Loon, kleurspecialist bouw, docent kleur, kleuronderzoeker Van Loon Kleuradvies Na het volgen van een specialisatie in kleur, het volgen van seminars van buitenlandse specialisten en het bij elkaar verzamelen van kleurkennis is Marijke van Loon in 1993 haar eigen bedrijf gestart. Voorheen gaf ze les in tekenen en kunstgeschiedenis bij het volwassenenonderwijs. Kleur is voor Van Loon visueel geluid en die geeft zij vorm in de bebouwde omgeving. Het aanwenden van kleur als middel om een doel te bereiken en ons welbevinden positief te beĂŻnvloeden is haar passie. (www.vanloonkleuradvies.nl)

Martin Verweij, senior adviseur INTRON bv Vanuit zijn opleiding en ervaring in de chemie heeft Martin Verweij kennis van procesbeheersing, risicobeheersing, kennisontwikkeling en innovatie. Hij is ervan overtuigd dat de branche veel sterker kan worden als de bouw dit oppakt. Naast de chemie van materialen wordt in zijn werk de chemie tussen diverse partijen steeds belangrijker, bijvoorbeeld bij schadeclaims, samenwerking of acquisitie. Waar de chemie op de bouwplaats ontbreekt, daalt het kwaliteitsniveau en de efficiĂŤntie. (www.intron.nl)

ir. Remko Zuidema, adviseur in duurzame bouwprocessen, oprichter en directeur adamasgroep bv Remko Zuidema werkte onder meer bij de overheid, in het bedrijfsleven, als deelraadslid, als bestuurslid voor maatschappelijke organisaties en in diverse werkvelden van woning- en utiliteitsbouw tot infrastructuur en industrie. Hij is overtuigd geraakt van de overeenkomstige belangen en behoeften van eindgebruiker en producent/ leverancier en daarmee geoefend in het herkennen en erkennen van de verbanden tussen mens en techniek in onze (bouw) wereld. (www.adamasgroep.nl)

ir. Dik Spekkink, directeur-eigenaar van Spekkink Consultancy & Research Dik Spekkink is in 1980 afgestudeerd als architect, maar is sindsdien vooral actief geweest in onderzoek en ontwikkeling in de bouw. Van 1987 tot en met 2000 was hij directeur onderzoek bij EGM architecten in Dordrecht. Sinds 2001 heeft hij zijn eigen advies- en onderzoeksbureau in Woudrichem. Kennisgebieden zijn kwaliteitszorg, bouwprocesinnovatie, ICT-beleid en Veiligheid & Gezondheid op de bouwplaats. (www.spekkink.nl)

223




Rene van Loon, ondernemer, eigenaar van Van Loon Groep en Entron Dongen bv Domotica; Bert van der Beek, manager Real estate development & B to B market bij VDM Woningen; Hubert-Jan Busch, account manager Duurzame Woningprojecten bij Itho bv; Marco Sturmans, Bohebitat Building Products bv; Frans Kuenen, ecoloog bij MIECON mitigatiebedrijf; Annika Doeve-Heerekop, communicatieadviseur bij Beta Media Group (Bouw & Industrie); Henk Mostert, independent Writing and Editing Professional; Richard Clement, conceptmanager bij Van Loon Elektro BV; Wim Arnoldus, directeur bij Hofman Kozijnen BV; Gerard Scherff, marketing medewerker bij Brink Climate Systems BV; Barend Hemmes, eigenaar Hemmes Energietechniek; Erik Driessen, eigenaar van designgoed; Matthijs Vrisekoop, manager bij Hillson Groep bv; Jaap Ketel, managing director bij Ketel Consulting Agents bv; Olaf Buter, ai bouwprocesmanager bij Bibliotheek Lek & IJssel; Maurice van Mourik, Architecture & Planning consultant and professional; Edwin Brouwer, Commercieel Manager at Ask-Romein; Hans Versloot, innovatiecoach bij Syntens; Laurens Oude Lashof, BIM consultant bij Itannex bv; Pim Feijen, project manager bij Holland Virtueel; Jaco Poldervaart, directeur bij BIM Intelligence bv; Peggy Bovens, eigenaar, PB calc & consult; Ruud Mol, Director/ Owner at Asta Development BV; Mattijs Vischer, director bij Rovis Projects; Hans Lammerts, ontwerper bij Railinfra Solutions; Ton Vermeulen, eigenaar van De nationale WoonduurVerlenger; Dennis Duffels, manager Sales bij VBI; Jolanda Vogelzang, adviseur in wonen in het Noorden; Paul Verhoeven, specialist in vraaggestuurde woningbouwprojecten; Quint Henrion Verpoorten, junior professional in Property; Maarten Pijnenborgh, makelaardij Peel & Maas; Olga Fonteijn, werkzaam bij EHR Franchise; Harrie van Leeuwen, eigenaar van Spacebox Nederland; Ray Hoogendoorn, projectleider technisch beheer bij WBS; Willem Ossewaarde, interim adviseur property management bij Woningstichting Rentree; Robert Keulers, accountmanager bij De Meeuw Bouwsystemen bv; Joost Hekkelman, accountmanager bij Hegeman Bouwgroep Almelo; Sietse la Roi, projectmanager/adviseur Huisvesting Gezondheidszorg; Frans Blom, manager bij van Aken architecten; Hans Schevers, Strategis Group; Jan Straatman, directeur Balance & Result; Jack Hoogenboom, innovatieadviseur Syntens; Carlos Silva dos Santos, innovation consultant bij Syntens; Wietse Walinga, partner & publisher bij Duurzaam Gebouwd; Hans Linders, adviseur Bouwconcepten bij VBI; Emilie van Erven Dorens, directievoerder bij het Rijksmuseum; Michiel Wijnen, directeur bij SMT Bouw & Vastgoed; Harma Zijgers, eigenaar van De WoonConsument; Hans de Waay, LEAN trainer en consultant; Rop Krist, manager bij ICSadviseurs and Real Estate Consultant; Erwin van Waterschoot, directeur Buro Watermerk; Laurens de Lange, directeur bij Unica Installatiegroep; Peter Verharen RSE, director bij Dome 160; Carin Barreveld, process manager bij Aluvisions and 3D BluePrint; Jan-Willem PonjĂŠ, eigenaar van Bouwbedrijf PonjĂŠ; Gert Koutstaal, bedrijfskundig business consultant; Jan van der Putten, Eyes on China.

226


Speciaal woord van dank Omdat dit boek in co-creatie tot stand is gekomen is het onmogelijk iedereen persoonlijk te bedanken. Daarom: alle mensen die in dit boek zijn vermeld, de organisaties en fotografen die het mogelijk maakten meer dan 300 illustraties in dit boek op te nemen, bedankt. CVIII Ontwerpers heeft mede dankzij jullie bijdrage een mooi boek kunnen maken. Menno Lammers, Rob Hogendoorn, Jean-Paul Sosef, Andy van den Dobbelsteen, Ruben Vrijhoef en Peter Fraanje: hartelijk dank voor het meelezen en alle suggesties. Willem Verbaan: veel dank. Jouw eerdere publicaties en tips hebben dit boek een breder kader gegeven. Alle sponsoren: het is een eer dat jullie zo’n groot vertrouwen in mij stelden door als sponsor bij te dragen, nog voordat er een letter op papier stond. Bovendien maken jullie het mogelijk een brede verspreiding van het boek te realiseren en daarmee werken we gezamenlijk aan vernieuwing in de bouw. En last but certainly not least, dank aan Inge Sijpkens. Dankzij haar is dit boek hopelijk niet alleen interessant om te lezen, maar ook leuk om te lezen. Wat voor mij begon als een interessant project is uitgegroeid tot een passie. Om het mooie dat we in deze sector hebben verder te ontwikkelen, beter te gebruiken en ook aan de buitenwereld te laten zien. De vele mensen die ik heb gesproken en de overweldigende reacties op mijn initiatief, nog voordat het boek gepubliceerd was, hebben mij enorm geïnspireerd. Marjet Rutten

227


Sponsors Basissponsors:

bouwteam

228


Hoofdsponsors:

Premiumsponsors:

229



En nu? Workshops en discussies Heeft u het boek gelezen en wilt u meer? Op verschillende manieren kunt u bijblijven of meediscussiëren.

Registreren op www.debouwin2025.nl Heeft u een exemplaar van dit boek bij de boekhandel gekocht of van iemand gekregen en wilt u op de hoogte blijven van ontwikkelingen in de markt, andere boeken en publicaties over dit thema of evenementen? Registreer u dan op de website www.debouwin2025.nl. U krijgt dan ook korting als u meer boeken bestelt of workshops wilt bijwonen.

Linkedin Op Linkedin is (als subgroep van ‘De Bouw Vernieuwt’) een groep gestart met de naam: De bouw in 2025. Hier kunt u zich aanmelden en vragen stellen aan branchegenoten en discussiëren over de toekomst van onze sector. De auteur van dit boek is uiteraard ook lid van deze groep en discussieert mee.

Workshops en lezingen Vindt u het interessant een workshop of lezing bij te wonen over hoe u in kunt spelen op de ontwikkelingen? Of wilt u binnen uw organisatie een workshop organiseren, bijvoorbeeld met het managementteam of het commerciële team? Of heeft u een bijeenkomst waar u een speker voor zoekt? Neem dan contact op met Constructief (de organisatie waar de auteur van dit boek aan verbonden is) en vraag naar de mogelijkheden via info@constructief.org.

Kent u goede voorbeelden Kent u goede voorbeelden uit de praktijk die niet in dit boek staan? Stuur een link naar de website of een elevator pitch (uitleg in maximaal 300 woorden) naar info@constructief.org en wie weet komt uw voorbeeld in een volgend boek of wordt het als voorbeeldcase meegenomen in de workshops of lezingen.

231


Colofon Idee en samenstelling: Marjet Rutten, directeur Constructief marketing- en managementexpertise Met bijdragen van: Inge Sijpkens, Paul Oortwijn, Jean-Paul Sosef, Andy van den Dobbelsteen, Peter Fraanje, Willem Verbaan, Marcel Bullinga, Tie Liebe, Menno Lammers, Erwin van Lun, Frank Bijdendijk, Jos Konickx, Peter van Rooy, Tom van der Horst, Atto Harsta, Geert Dewulf, Ben Spiering, Elco Brinkman, Frens Pries, Hubert Sistermans, Rudy Stroink, Wim de Ridder, Adjiedj Bakas, Pier Nabuurs, Wim van Veelen, Piet Oskam, Hans van der Veen, Egbert Vennik, Marcel Engels, Gerrit-Jan van de Pol, Hennes de Ridder, Joep Jansen, Jos Verveen, Marco Jungbeker, Thomas Rau, Frank Haagedoorn, Harry Nieman, Eric Karsemakers, Erika Jacobs Lord, Peter Bongers, Pieter Huijbregts, Niels Meijerink, Roland van der Klauw, Paul Beyersbergen, John Habraken, Ruben Vrijhoef, Stephan Poelsma, Rick Meynen, Jack de Leeuw, Feike Oosterhof, Frank van Blokland, Frank van Dam, Gerard Marlet, Hans Segers, Kees Flipse, Marijke van Loon, Martin Verweij, Remko Zuidema, Dik Spekkink, Serena Scholte, Thijs Mackus, Michiel Kool, Colin Maring, Marjet Rutten en vele honderden mensen die hun visie hebben gegeven of beeldmateriaal beschikbaar stelden. Hoofdredactie: Marjet Rutten (Constructief) Redactie: Inge Sijpkens (PINGC) Grafisch ontwerp boek: Luci van Engelen (CVIII Ontwerpers) Illustraties: Erwin Suvaal (CVIII Ontwerpers) Fotografie: John Verbruggen (JVF), Rhalda Jansen Fotografie, Urban Space Management Ltd., Jan van Dam (Het Dok), en vele anderen Druk: Loodswerk Uitgever: Constructief

©? Nee. Want vernieuwen doen we samen. Constructief heeft er daarom geen bezwaar tegen als delen uit dit boek worden overgenomen en/of gekopieerd. De informatie mag echter niet worden verkocht. De auteursrechten van de quotes en afbeeldingen in dit boek liggen verder niet bij Constructief, maar bij derden. Constructief kan daarmee niet beslissen over het verder dupliceren en verspreiden van deze informatie.

ISBN: 978-90-815838-1-7 www.debouwin2025.nl


2


De bouw-, installatie- en vastgoedsector staat aan de vooravond van hele grote veranderingen. Wat kunt u verwachten en wat moet u doen om goed toegerust de toekomst tegemoet te treden? Van Yab Yum tot Dim Sum geeft antwoord op die twee vragen. Ontwikkelingen op het gebied van economie, demografie, sociale zaken, technologie en natuur en milieu zorgen ervoor dat de sector er in 2025 definitief anders uitziet. Van Yab Yum naar Dim Sum licht de ontwikkelingen toe en geeft voorbeelden hoe andere organisaties op die ontwikkelingen inspelen. Het is geen wetenschappelijk betoog, maar een praktisch, luchtig boek. Aan dit boek werkten honderden mensen mee. Zij gaven hun visie, droegen ideeën aan en deelden hun verwachtingen. Jonge, aanstormende talenten net zo goed als oude rotten in het vak. Doel is om u te inspireren. U als overheid, ontwikkelaar, corporatie, bouwer, branchevereniging, adviseur, toeleverancier en alle andere partijen voor wie het nu van cruciaal belang is om verder vooruit te kijken dan naar de dag van morgen…

De auteur Marjet Rutten begon haar carrière in de bouw in 1998 als marketingmanager voor de bouwtoelevering. Eind 2001 was zij mede-oprichter van BouwKennis en in 2006 zette zij het Duitse BauInfoConsult op. Sinds 2009 werkt zij als zelfstandig adviseur en ondersteunt ze organisaties in de bouw-, installatie- en vastgoedsector bij hun marketing- en innovatiebeleid en treedt zij op als spreker en begeleidt management workshops.

CONSTRUCT EF DIRECT INZETBARE MARKETING- EN MANAGEMENTEXPERTISE

CONSTRUC


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.