V2 izb lichtspoor 6 2014

Page 1

52ste jaargang | 2014 nummer 6


Met vreugde verlangen

‘Wij zijn een explosieve familie... ’ Elburg, de jaren dertig van de vorige eeuw. Een vissersman met zeven kinderen wordt onverwacht weduwnaar. Het oudste kind, amper 13 jaar oud, krijgt de dagelijkse zorg over het gezin, want vader moet de kost verdienen op zee. Alleen op zaterdag­middag en zondag is hij thuis. In het vissersdorp woont ook een weduwe met twee kinderen. Haar man had als soldaat in de Eerste Wereldoorlog een longaandoening opgelopen. Nadat de dorpsdokter bij de behandeling van de kwaal een inwendige bloeding had veroorzaakt was hij op 25-jarige leeftijd overleden. Op een zondag liep de weduw­naar met zijn kinderen uit de kerk naar huis. Terwijl de weduwe hen zo zag lopen, zei een stem in haar binnenste: ‘Jij moet voor die kinderen zorgen’. En zo is het gegaan.

Ze kenden elkaar niet, maar trouwden niet lang daarna, vertelt Gerrit Jan van Triest, die in 1934 als één van de twee kinderen uit het nieuwe huwelijk werd geboren. Sommige familiegeschiedenissen zijn zo vol dramatiek, dat een romanschrijver er weinig aan toe zou hebben te voegen. ‘Wij zijn een explosieve familie. We beleven alles nogal spontaan’, zegt Gerrit Jan van Triest.

‘... we beleven alles nogal spontaan.’ ´Jôh, wat heb je toch, je kijkt zo blij! Je ogen stra­ len. Je hebt vast een heel mooi cijfer gehaald, voor je toets op school.´ Sem is bij oma op bezoek. Ze wonen in hetzelfde dorp. Hij vindt het wel leuk om af en toe even bij haar aan te wippen. En oma vindt dat erg fijn, want ze is veel alleen. Vandaag is hij er weer. Waarom is hij zo opgetogen? ‘Nee oma, we hadden geen toets, maar eh… u weet toch wel dat ik over twee weken jarig ben? Papa heeft gezegd dat ik die stoere fiets krijg, die ik allang graag wil hebben. Heel veel jongens van school hebben er zo een. En nu krijg ik hem ook. Helemaal te gek. Papa heeft het echt beloofd.’ Sem verkneukelt zich als hij er aan denkt, dat hij straks met z’n vriendjes kan crossen over de ­paadjes in het bos. In Johannes 8 gaat het ook over iemand die met veel verlangen uitziet naar iets wat komen zou. Jezus zegt: ‘Abraham (…) verheugde zich er sterk op dat hij Mijn dag zou zien, en hij heeft die ge­ zien en heeft zich verblijd.’ De Here Jezus spreekt hier over Abraham, die met blij verlangen uitzag naar de tijd, waarin al de volken van de aarde 2

echt gelukkig zouden kunnen worden. ‘Mijn dag’, noemt Jezus die tijd. Reikhalzend heeft Abraham daarnaar uitgekeken. Er zou namelijk uit zijn na­ geslacht een koning geboren worden, die het heil van God op deze aarde zou brengen. Dat verlangen was niet gebaseerd op romantische gedachten over zijn familie. Zoals wij wel eens idealen koesteren over onze kinderen en klein­ kinderen. Nee, de HERE had het zelf beloofd. Daar hield hij zich aan vast , al druiste de werkelijkheid er dwars tegen in. Hij zag wat hij met z´n gewone ogen niet kon zien. Hij zag door de bril van Gods belofte. Misschien zouden wij ook wel zo’n kind willen zijn vol blij verlangen. Maar we zijn oud gewor­ den. De jaren van ons hebben onze verlangens uitgedoofd. Wat hebben wij nog te verwachten? Of mag het toch? Niet om wat wij zien, maar om wat God belooft aan zondige mensen. En dat is nogal wat. Een toekomst van ‘louter licht en vreugde’. Ds. J. Westland 3


Het nieuwe samengestelde gezin telde kinderen uit drie relaties: zeven van vader, twee van moeder en twee van hen samen. ‘Dat leverde wel spanningen op. Bijvoorbeeld toen één van de jongens van vader verkering kreeg met zijn halfzus. En dat onder één dak, dat kon niet. Om de beide geliefden uit elkaar te halen, moest de dochter als dienstmeid gaan werken in Wassenaar.’ Zo kwam er een einde aan de ontluikende relatie. De jongen ging naar de grote vaart, werd eerste stuurman. Maar het vuur van de liefde was niet gedoofd, want toen hij op 42-jarige leeftijd overleed, was één familielid meer dan de anderen in diepe rouw…

4

Elburg had in mijn jeugd een synagoge; ik kende al de leden. Na de oorlog was er niet één meer. Mulo Gerrit Jan had graag onderwijzer willen worden, maar daar kwam niets van in. ‘Help eerst maar eens een tijdje mee op het schip, dan zullen wij jou later wel verder helpen’, zei vader. Het familiebedrijf kon wel wat extra hulp gebruiken, want ­vader was door een beroerte half verlamd geraakt. Maar in 1959, toen Gerrit Jan de visserij voorgoed vaarwel zei, was de belofte nog niet ingelost. Vader was al vier jaar daarvóór overleden. Gerrit Jan: ‘Mijn vrouw en ik hebben altijd een honger naar kennis gehad. Ik had na de lagere school graag de Mulo gevolgd, maar dat kon dus niet. Via zelfstudie heb ik alsnog het diploma gehaald, op zee, bij een oliepitje in het vooronder.’ Een baan aan de wal, dat was eigenlijk niets voor een Van Triest, had vader altijd gezegd. ‘Als we in de winter niet uit konden varen, mochten we altijd uit schaatsen, in plaats van dat we vervangend werk moesten zoeken. “Wij horen op het water”’, zei hij.

Maar voor Gerrit Jan zat er niet anders op. Via de postschool werd hij employé achter het loket van de PTT. Later haalde hij zijn praktijkdiploma boekhouden, na de overstap naar de Rabobank, die in Elspeet een bijkantoor opende. ‘Als je op zondag niet de auto pakt en kerkelijk meeleeft, dan red je het in Elspeet’, had een van de bestuurders van de bank hem aangeraden. De Rabo beleefde onder leiding van Van Triest ­gouden tijden; de bank was ­bijkans monopolist in het dorp. ‘Ik genoot veel vertrouwen en gelukkig heb ik dat nooit beschaamd. Ze spraken ook niet over de Rabobank, maar over ‘Van Triest’. Vuile was ‘Je weet nog niet de helft van alle verhalen’, zegt Gerrit Jan, terwijl hij voor een foto poseert bij een replica van de botter. Zo moeten we het nog wel even hebben over ‘opoe Zwep’, de moeder van zijn moeder. ‘Ze was tot op hoge leeftijd een centrale figuur in de familie. Op 17-jarige leeftijd was in een kerkdienst de tekst op haar hart

‘Wij horen op het water.’

gebonden: ‘De satan heeft u zeer begeerd om te ziften als de tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude.’ Ze heeft haar hele leven met die tekst geleefd, tot ze op 84-jarige leeftijd een doorbraak mocht ervaren in het geloof. Vanaf dat moment heeft ze getuigd en gezongen. Psalm 116 was haar lievelingslied. En voor iedereen die langs kwam had ze een woord. Als ze ging slapen, bad ze voor al haar kinderen en kleinkinderen; elk van hen noemde ze bij name. Ze was altijd opgewekt. Als je dan vroeg: is het nooit eens donker in uw geloofsleven?, dan antwoordde ze: “Natuurlijk. Maar je gaat de vuile was toch niet buiten hangen? Daar krijgt de Here de eer niet van”.’

Wanneer men zich in een enigszins bijbels gestroomlijnd denken afvraagt, wat de zin en de inhoud van het kerstfeest is, dan zal men moeten antwoorden: de zin en inhoud van het kerstfeest liggen in een historisch feit! Zoveel eeuwen geleden is er eens iets gebeurd, in het land Palestina, in het stadje Bethlehem – dàt is nog steeds de inhoud van het kerstfeest. Toch is deze binding aan een historisch feit nog niet het meest verbazingwekkende in het kerstfeest naar christelijke belijdenis. Als we horen, wat de inhoud van het feit is, kunnen we alleen maar van puur ongeloof de ogen wijd open sperren en zeggen: maar dat is ongehoord! Dat in Jezus Christus, God de Zoon het menselijke vlees heeft aangenomen en om onzentwil mens geworden is. Wie hier niet sprakeloos van verbazing staat, heeft nog niet goed gehoord wat hem gezegd wordt. Want dit is het toch wat op het kerstfeest van mij verwacht wordt: dat ik bedenk, dat daar een doodgewone baby in de kribbe ligt, waar niets bijzonders aan te zien is, en dat deze baby God zelf, namelijk God de Zoon is in het menselijke vlees, dat Hij door een soevereine daad van genade aannam. Dit zijn de kernpunten van het christelijke geloof: Hij is waarlijk God en waarlijk mens. In de latere eeuwen, vooral in de laatste twee eeuwen, heeft men op alle mogelijke manieren geprobeerd de volslagen onmogelijkheid van deze formuleringen van het dogma aan te wijzen. Maar het merkwaardige is, dat het getuigenis van het Nieuwe Testament aangaande Jezus zich als een granieten rots zeer weerbarstig blijft verzetten tegen alle mogelijke verzachtende uitleggingen. En hoe langer de moderne bijbelwetenschap zich onbevangen met dit getuigenis bezighoudt, hoe meer zij tot de ontdekking komt, dat men denkend moeilijk beter kan zeggen wie Jezus was, dan de Kerk het in haar dogma – stamelend en stotterend – heeft gedaan.

A.A. van Ruler, uit: ‘Blij zijn als kinderen’, p. 117/118.

Samen ‘Moeder was een zoekende vrouw. Ze was niet heel standvastig in haar geloof, maar ze droeg het lampje op haar rug’, vertelt hij. ‘Met veel liefde en toewijding heeft ze zich ingezet voor de opvoeding van haar stiefkinderen; die kregen bij wijze van spreken nog meer aandacht dan haar eigen kinderen. Ze stond altijd voor anderen klaar.’

Oorlog Het grote gezin leefde van de visserij, dus wist de 13-jarige Gerrit Jan wat hem te doen stond. Al was hem ook van jongsaf aan duidelijk dat aan het werk op de botter ‘Elburg 68’ eens een eind zou komen. Sinds de bouw van de Afsluitdijk dunde de vloot uit. ‘Vader had nog in zout water op haring, schol en tong gevist. Wij vingen in de latere jaren vooral paling en snoekbaars.’ De oorlogsjaren maakten een onuitwisbare indruk op de jongen. ‘Op een nacht werden eens 24 Engelse vliegeniers op terugtocht uit Duitsland uit de lucht geschoten. Regelmatig troffen de vissers een lijk in de netten.’ Een andere onvergetelijke herinnering: ‘Op een ochtend werd een joods gezin dat tijdens de onderduik was verraden, in koelen bloede geëxecuteerd. Man, vrouw en een paar kinderen. Hun lichamen werden in de haven van Elburg gegooid. Ik kwam er als jochie langs. Mijn vader voer juist de haven binnen. In mijn onnozelheid schreeuwde ik hem vanaf de kade toe, terwijl de SS’ers vrijwel naast me stonden: ‘Ze hebben joodse mensen dood­ geschoten!’ Hij kon weinig anders zeggen dan: ‘Maak dat je wegkomt!’

Sprakeloos van verbazing

5


Verder kijken dan de horizon Humoristen zeggen dat we verder moeten kijken dan onze neus lang is. Een Papoea in de rimboe van Nieuw Guinea zou zeggen: Zover als de pijl van mijn boog reikt, wil ik kunnen kijken. Kortgeleden hoorde ik een verhaal over een gesprek tussen een Papoea en een zendeling die hem het evangelie had verteld. De zendeling werkte aan een bijbelvertaling en worstelde al een tijd met een lastig vertaalprobleem. Hoe geef je in de taal van de Papoea’s weer wat het bijbelse woord ‘hoop’ betekent? Hij vond maar geen term die de lading dekte. En hij wist ook niet zo gauw een voorbeeld om het te omschrijven. Heel onverwacht kreeg hij antwoord. Een leider van een Papoea-stam was bij de zendeling op bezoek en het gesprek kwam op een vraag die hém erg bezig hield. Het zoontje 6

van de zendeling was namelijk gestorven aan de gevolgen van een tropische ziekte. ‘Hoe kunt u nog geloven in de boodschap die u ons heeft verteld?’, vroeg de man aan de zendeling. Een pijnlijke vraag. Dubbel pijnlijk voor de zendeling omdat hij in zijn diepe verdriet ook nog werd geconfronteerd met de twijfel over de God. Na enig nadenken antwoordde hij dat hij en zijn vrouw het verlies van hun kind ook niet konden begrijpen. Toen de stam-oudste daarop wilde concluderen dat God blijkbaar niets tegen de dood van het kind had kunnen doen zei hij: ‘Wacht even! Mijn vrouw en ik geloven, hoe onbegrijpelijk het ook is, dat ons kind altijd al in Gods hand was, en daar ook eeuwig blijft!’ Verbaasd sloeg de Papoea met zijn handen op zijn knieën en zei: ‘Wat zijn jullie christenen

toch rare mensen. Het is net alsof jullie in moeilijkheden altijd over de horizon heen kunnen kijken.’ De zendeling sprong op van vreugde: ‘Hartelijk dank!’ ‘Waarom?’ vroeg de verbaasde Papoea. ‘Ik loop al een hele tijd te zoeken naar een manier om jullie uit te leggen wat de bijbelse ‘hoop’ betekent. Je dacht misschien dat onze hoop de bodem was in geslagen toen ons kind stierf. Integendeel. Wij zien niet aan wat voor ogen is, want wij kunnen met onze ogen net zover kijken als elk mens. Ook wij hebben een horizon. Net als jij met je pijl en boog. God heeft ons naar jullie toe gezonden om een boodschap te vertellen die niet in onszelf is opgekomen, maar die we uit de bijbel doorgeven met ons woord hoop. Over de horizon kijken. De Bijbel noemt dat zelf ook een dwaze bezigheid. Maar door het geloof ZIEN we wat God ons heeft onthuld. Dat is het geheim van Jezus’ komst in Bethlehems stal. God werd mens in een onmenselijke wereld, waarin mensen hun geliefden, soms zelfs hun eigen kind, verliezen aan de dood. Een wereld waarin steeds meer mensen, ouderen en kinderen, bang zijn voor de toekomst. Natuurlijk kan niemand achter de horizon kijken… Maar geloof dit: Jezus breekt door de horizon heen om alles nieuw te maken. En doe maar zo raar als al die christenen met advent en kerst. Ze zingen: ‘Op U, mijn Heiland blijf ik hopen!’ En ze buigen bij de kribbe van Jezus omdat ze ook knielen mogen bij Zijn kruis. En in Zijn naam geloven: onze geliefde, ons kind, is al thuis!’ Ds. J.H.Gijsbertsen

Honderd vragen over de hemel Bestaat de hemel echt? Hoe ziet de hemel eruit? Wat gebeurt er als we sterven? Wat zullen we doen in de hemel? Kunnen we zeker weten dat we naar de hemel gaan? Wat doet het ertoe dat dat de hemel bestaat? In zijn nieuwste boek probeert Billy Graham antwoord te geven op deze en soortgelijke vragen. Ondanks zijn hoge leeftijd – hij is in de negentig is de bekende evangelist in staat de bijbelse boodschap op een heldere en aansprekende manier te verkondigen. Hij beschikt bovendien over een vaardige pen.

GEHEIM Te groot is dit geheim geen mens kan erbij niemand kan het vatten dat God die de Schepper is een mens wilde zijn geboren worden ademhalen leven met stervenspijn onze pijn die van weggedwaalden

geen mens kan erbij niemand kan het vatten maar voorgoed staat het ingebrand:

In het besef dat zijn levensreis er bijna op zit, publiceerde hij een soort tweeluik. In 2012 verscheen ‘Bijna thuis’, waarin hij terugblikt op zijn rijk gevulde leven en duidelijk maakt dat God ook in de ouderdom met je meetrekt. Een jaar later verscheen dit nieuwe boek: ‘Hoe is het thuis?’, met de honderd vragen over de hemel. De antwoorden beslaan gewoonlijk anderhalve pagina, zijn bijbels gefundeerd en helder geformuleerd. Eigenlijk doet Graham wat hij heel zijn leven heeft gedaan: het evangelie verkondigen en uitleggen voor een breed publiek. Wie in geloofsverbondenheid met Christus leeft komt ook echt Thuis. Deze overtuiging loopt als een rode draad door het boek heen. Tegelijk wordt benadrukt dat die geloofsverbondenheid essentieel is om Thuis te komen. Ik denk dat dit boek verschillende doelgroepen heeft. Het is bestemd voor mensen die zoeken naar bijbelse antwoorden op vragen als ‘Wat is de ­hemel en hoe moet ik me het leven daar voorstellen?’ Ouderen bij wie de levenslust is weggesijpeld en die daarom verlangen om heen te gaan en Thuis te komen worden niet veroordeeld maar vertroost. Het boekje kan ook goed dienst doen als bijbels dagboek. Enkele maanden dagelijks een stukje ­lezen over de toekomstverwachting van een christen kan ons verlangen naar het Thuis­komen bij God voeden. Dat verlangen staat namelijk behoorlijk onder druk in een wereld waarin alle nadruk valt op het leven aan deze kant van het graf. Daarom kan het lezen van dit boekje echt heilzaam zijn. Het geeft je meer inzicht in de werkelijkheid achter de dood en versterkt de hoop op het ­eeuwige leven.

God wenkt met een mensenhand:

Ds H.G. de Graaff

kom, mens, kom bij Mij. Naar aanleiding van: ‘Hoe is het thuis?’, door Billy Graham, Inge Lievaart

uitgeverij Gideon, 160 blz. € 12,50. 7


Gerard Wijdeveld, uit: Vijf geheimen en andere gedichten

Ik heb mijn hart tot U geheven Ik heb mijn hart tot U geheven, Heer, al mijn hoop zijt Gij. Ik weet: Gij zult mij niet begeven; mijn Heiland is nabij.

Al ligt de wereld diep verduisterd, al drukt de grauwe tijd, mijn hart heeft met geloof geluisterd, mijn hart heeft zekerheid. Mijn hart weet, dat ons oud verlangen weldra vervulling vindt. Het eeuwig licht is reeds ontvangen, de maagd verwacht haar Kind.

Vergeef, Heer, al mijn slechte daden, zet recht mijn dwarse voet, en leer mij lopen langs uw paden mijn Heiland tegemoet.

Lichtspoor (voorheen ‘Licht in de avond’) verschijnt zes maal per jaar en is een uitgave van de IZB, vereniging voor zending in Nederland.

Redactie: ds. J.H. Gijsbertsen (voorzitter) J. Anker (secretariaat) ds. H.G. de Graaff ds. J. Westland K. van Noppen

Redactie-adres: Joh. van Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB Amersfoort Telefoon 033-4611949 E-mail: info@izb.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.