Nieuw haags peil 2013 NL versie

Page 1

dehaagsehogeschool.nl

Nieuw Haags Peil 2013 Uitgave September 2013 De Haagse Hogeschool Dienst Communicatie & Marketing Johanna Westerdijkplein 75 2521 EN Den Haag onderzoek@hhs.nl

Tevredenheid over De Haagse Hogeschool Nationale Studenten Enquête • Startmonitor • HBO-Monitor • International Student Barometer


Nieuw Haags Peil 2013 Tevredenheid over De Haagse Hogeschool Nationale Studenten Enquête • Startmonitor HBO-Monitor • International Student Barometer

Communicatie & Marketing Mounia Bahi Kim van der Kruis Nando Rensen Wâtte Zijlstra

Den Haag, september 2013



3


4

Inhoudsopgave 1. Inleiding

5

2. Highlights

9

3. Verantwoording bronnen 3.1 Startmonitor 3.2 Nationale Studenten Enquête 3.3 HBO-Monitor 3.4 Vergelijking internationale en nationale studenten 3.5 Leeswijzer

15 16 17 19 21 22

4. Streefwaarden prestatieafspraken 4.1 Huidige situatie 4.2 Beïnvloedingsfactoren

27 27 28

5. Tevredenheid onderwijsthema’s 5.1 Satisfiers en dissatisfiers 5.2 Inhoud en opzet van de opleiding 5.3 Docenten en studiebegeleiding 5.4 Toetsing en beoordeling 5.5 Voorbereiding beroepsloopbaan en stage 5.6 Kleine kwaliteit

35 35 39 42 45 47 50

6. Vergelijking internationale en nationale studenten 6.1. Belangrijkste onderwijsthema’s 6.2. Inhoud en opzet van de opleiding 6.3 Algemene vaardigheden en praktijkgericht onderzoek 6.4 Voorbereiding beroepsloopbaan 6.5 Docenten 6.6 Informatie vanuit de opleiding en studiefaciliteiten 6.7 Specifieke begeleiding voor internationale studenten

57 57 59 61 62 63 64 66

N I E U W H A AGS PE IL 2013


1. Inleiding Voor je ligt een nieuwe rapportage met een nieuwe naam: Nieuw Haags Peil 2013. Daarmee is de jaarlijkse rapportage De Reflector verleden tijd. Elf jaar lang brachten wij ieder jaar De Reflector uit. Maar nu De Reflector als jaarlijks tevredenheidsonderzoek van De Haagse Hogeschool is gestopt, dekt deze titel de lading van de rapportage niet meer en is gekozen voor een nieuwe naam. Vanaf nu zal ieder jaar Nieuw Haags Peil verschijnen waarin wij de resultaten van hogeschoolbreed onderzoek op een rij zetten en waar mogelijk met elkaar in verband brengen. De afgelopen jaren kreeg De Reflector rapportage een steeds breder karakter: naast de resultaten van De Reflector werd ook aandacht besteed aan de resultaten van de Startmonitor, de Nationale Studenten Enquête en de HBO-Monitor en werden specifieke analyses getoond vanuit het Onderzoekshuis Studiesucces. Nieuw Haags Peil heeft hetzelfde brede karakter: we tonen de resultaten van de NSE, de Startmonitor, de HBO-Monitor en de International Student Barometer. Meer dan voorheen worden de onderzoeken in samenhang getoond. Daarom heeft ieder hoofdstuk een thematische insteek. In hoofdstuk vier besteden we aandacht aan de prestatieafspraken die worden gemonitord via de NSE. In hoeverre worden de prestatieafspraken gehaald en hoe kunnen de streefwaarden worden beïnvloed? In hoofdstuk vijf is gekeken naar de samenhang tussen de veertien hoofdthema’s uit de NSE en de algemene tevredenheid. Dit geeft meer zicht op de kritische succesfactoren voor de tevredenheid en kan helpen bij het bedenken van verbetermaatregelen. De belangrijkste thema’s zijn vervolgens geanalyseerd vanuit de NSE, de Startmonitor en de HBO-Monitor. In hoofdstuk zes tenslotte zijn de oordelen van de internationale studenten vergeleken met de oordelen van de nationale studenten. Dit hoofdstuk verschaft input voor het internationaliseringsbeleid. De beschrijving van de vier onderzoeken en de verantwoording vind je in hoofdstuk drie, in hoofdstuk twee staan de belangrijkste inzichten op een rij. In deze rapportage is een keuze gemaakt uit de vele data die beschikbaar is. Op Medewerkersnet vind je alle onderzoeksresultaten van de vier onderzoeken, waar mogelijk ook op opleidingsniveau. Kijk onder Organisatie & Beleid > Beleidsonderzoek & Marktgegevens. Dienst Communicatie & Marketing

5



highlights 7



2. Highlights

9

In dit hoofdstuk staan een aantal resultaten beschreven die opmerkelijk zijn in het licht van de instellingsagenda van De Haagse Hogeschool. Daarbij worden enkele suggesties gedaan voor verbeteringen. Het rapport is veel rijker aan gegevens, dit hoofdstuk is dus niet bedoeld als samenvatting. Je vindt hier highlights over de prestatieafspraken, de kwaliteit van de opleiding, de waardering voor de docenten, de plek van stages binnen de leeromgeving en specifiek over internationale studenten.

Prestatieafspraken Er zijn prestatieafspraken gemaakt met het Ministerie van OCW die gemonitord worden door de NSE. In tabel 2.1 is te zien dat de streefwaarde ‘inhoud van de opleiding’ wordt gehaald op dit moment. De streefwaarde omtrent de tevredenheid over de docenten wordt nog niet gehaald. Nadere analyse toont dat vooral gewerkt moet worden aan de stimulerende werking van de leeromgeving (inhoud opleiding en docenten) en de begeleiding om hogere streefwaarden te realiseren (zie hoofdstuk vier).

tabel 2.1

Prestatieafspraken Streefwaarde 2015

NSE 2013

De inhoud van de opleiding

3.7

3.70

De docenten van de opleiding

3.6

3.48

De vaardigheden in het doen van praktijkgericht onderzoek

3.5

3.47

Je studie in het algemeen

3.7

3.68

Bron: NSE 2013.

Opleiding: niveau is goed, plek onderzoek nog onduidelijk Over de inhoud van de opleiding zijn veel studenten goed te spreken. Het niveau van de opleiding wordt gemiddeld genomen als een sterk punt beschouwd. Toch zijn er verschillen tussen groepen studenten. Vwo’ers zijn bijvoorbeeld minder vaak tevreden over het niveau dan mbo’ers (51% versus 63%) en ouderejaars zijn minder vaak tevreden hierover dan eerstejaars (61% versus 69%). Ook alumni lijken minder vaak tevreden: 44% van de werkzame alumni is het eens met de stelling dat de opleiding uitdagend was qua niveau. Het lijkt van belang om na te denken hoe het hbo-onderwijs in de hoofdfase uitdagender gemaakt kan worden voor de studenten. Een van de zaken die het onderwijs een nieuwe impuls kan geven is het praktijkgericht onderzoek. Hiervoor is steeds meer aandacht binnen het Onderwijskader. De studenten lijken hiervan nog niet zo veel te merken omdat het thema ‘praktijkgericht onderzoek’ de zevende plaats krijgt in de ranglijst van de tien ‘satisfiers’ uit de NSE (zie hoofdstuk vijf, gebaseerd op de correlatie met de algemene tevredenheid). Wat zegt dit over de huidige plaats van praktijkgericht onderzoek binnen het curriculum?

h i g h ligh ts


10

Een andere manier om de opleiding uitdagender te maken is het meer serieus nemen van de student. In de open antwoorden worden daar verschillende opmerkingen over gemaakt. Bovendien scoort De Haagse Hogeschool zwak op de afhandeling van klachten van studenten en op het gebruik van resultaten van onderwijsevaluaties.

Docenten: betere begeleiding en didactische vaardigheden In het door het College van Bestuur besproken advies over de toekomst van het studiesucces aan De Haagse Hogeschool (28 mei 2013) staat dat de kwaliteit en mentaliteit van het docententeam van cruciaal belang is voor het studiesuccesvraagstuk. Studenten zijn over het algemeen ‘(zeer) tevreden’ over de docenten, zij waarderen het contact en de inhoudelijke kennis. Toch is er ook kritiek. De kwaliteit van de begeleiding, de mate waarin docenten inspirerend zijn en de didactische kwaliteit worden matig beoordeeld. In de open antwoorden valt op dat er veel opmerkingen worden gemaakt over docenten die zich niet houden aan de afspraken, die studenten niet gelijk behandelen en opmerkingen over onvoldoende vertrouwen. Juist aan deze aspecten die te maken hebben met willekeur moet volgens het advies veel aandacht besteed worden.

Stages: voorbereiding stages moet beter Een andere mogelijkheid om het onderwijs in de hoofdfase uitdagender te maken is het beter positioneren van stages binnen het curriculum. Allereerst valt op dat de tevredenheid over de voorbereiding op de stages in het algemeen laag is. Dit wordt als een zwak punt beschouwd. Ook valt op dat de correlatie van de stage-ervaringen met de algemene tevredenheid vrij laag is. Dit kan er op duiden dat studenten de stage-ervaringen nauwelijks associëren met het onderwijsaanbod. Het actief gebruiken van de stage-ervaringen binnen het curriculum en het koppelen van deze ervaringen met theorie kan ertoe leiden dat de student een en ander meer gaat verbinden waardoor meer diepgang ontstaat.

Internationale studenten: vaker tevreden, andere verwachtingen onderzoek Omdat internationalisering een van de speerpunten is van De Haagse Hogeschool is een apart hoofdstuk gewijd aan de internationale studenten. Deze groep studenten is vergeleken met de nationale studenten die aan één van de negen Engelstalige bacheloropleidingen studeren, maar ook met de nationale studenten die aan de Nederlandstalige bacheloropleidingen studeren. Allereerst valt op dat de internationale studenten vaker tevreden zijn dan de nationale studenten. Zij lijken ook aan veel meer aspecten van het onderwijsaanbod een groter belang te hechten. Deels is dat te verklaren. Zij hechten bijvoorbeeld een veel groter belang aan de kwaliteit van de campus en de studiefaciliteiten. Internationale studenten zijn hier waarschijnlijk meer afhankelijk van dan nationale studenten. Daarnaast valt op dat de nationale studenten die studeren aan de Engelstalige bacheloropleidingen vaker tevreden zijn dan de nationale studenten die studeren aan de Nederlandstalige bacheloropleidingen. Zij vinden de opleiding vaker stimulerend (59% versus 48%), zij zijn vaker tevreden over de samenhang (65% versus 56%) en over de aansluiting van de inhoud bij actuele ontwikkelingen (67% versus 56%). Waardoor zijn deze verschillen te verklaren? Is het leerklimaat van de internationale opleidingen wezenlijk anders, trekken deze opleidingen andere type nationale studenten aan?

N I E U W H A AGS PE IL 2013


Van onderzoek lijken internationale studenten andere verwachtingen te hebben. De constatering dat internationale studenten vaker tevreden zijn gaat hier niet op. De nationale studenten van de Engelstalige bacheloropleidingen zijn over het praktijkgericht onderzoek vaker tevreden dan internationale studenten (hoewel niet significant). De vraag is of de internationale studenten andere verwachtingen hadden van het type onderzoek dat gegeven wordt aan De Haagse Hogeschool toen zij hun opleiding startten.

h i g h ligh ts

11



verantwoording bronnen 13



3. Verantwoording bronnen Voor deze rapportage zijn verschillende bronnen gebruikt: de Startmonitor, de Nationale Studenten Enquête (NSE), de HBO-Monitor en de International Student Barometer (ISB). Aan bod komen de steekproef, de onderzoeksperiode, de behaalde respons en de representativiteit. In tabel 3.1 staan per onderzoeksbron de belangrijkste vraagcategorieën weergegeven.

tabel 3.1

Overzicht vraagcategorieën van de gebruikte onderzoeksbronnen Startmonitor

NSE

HBO-Monitor

ISB

Ervaringen eerstejaarsstudenten

Studenttevredenheidsonderzoek

Tevredenheid en arbeidsmarktpositie alumni

Ervaringen internationale studenten

Studiekeuze

Inhoud opleiding

Tevredenheid opleiding

Studiekeuze

Verwachtingen

Algemene vaardigheden

Inhoud opleiding

Inschrijving

Binding

Praktijkgericht onderzoek

Toetsing en beoordeling

Aankomst (Arrival)

Aansluiting

Voorbereiding beroepsloopbaan

Docenten

Kwaliteit onderwijs (Learning)

Studiegedrag en inzet

Docenten

Voorbereiding arbeidsmarkt

Leefomgeving (Living)

Studievoortgang

Studiebegeleiding

Aansluiting arbeidsmarkt

Ondersteuning (Support)

Waardering

Toetsing en beoordeling

Succes arbeidsmarkt

Leeromgeving

Informatievoorziening

Uitval

Studieroosters Studielast Groepsgrootte Stages Kwaliteitszorg Studieomgeving Huisvesting

v e ra n two o rding bronnen

15


16

Representativiteit Voor alle hierboven genoemde onderzoeken (behalve de ISB) geldt dat de steekproef op een aantal achtergrondvariabelen is vergeleken met de werkelijke studentenpopulatie. Bij elk onderzoek zijn bepaalde groepen oververtegenwoordigd. Daarom worden voor de analyses weegfactoren toegepast. Door het gebruik van de weegfactoren is de steekproef representatief voor de gehele studentenpopulatie. Bij de NSE wordt gewogen op ‘instelling’, ‘opleiding’ en ‘locatie’. De weegfactoren die bij de Startmonitor worden toegepast zijn: ‘academie’, ‘variant’ en ‘geslacht’. Bij de HBO-Monitor wordt gewogen op: ‘geslacht’, ‘regio’, ‘variant’ en ‘opleiding’.

3.1 Startmonitor De Startmonitor is een landelijk onderzoek van onderzoeksbureau ResearchNed onder eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs. Landelijk wordt een steekproef via DUO aangeschreven van nieuwe eerstejaarsstudenten. De Haagse Hogeschool heeft in studiejaar 2011-2012 voor de vierde keer deelgenomen aan het onderzoek met de hele populatie Nederlandstalige eerstejaarsstudenten. De metingen hebben op drie momenten plaatsgevonden: september, december en juni. Van de in totaal 6.204 uitgenodigde studenten hebben 2.036 de septemberenquête ingevuld, een responspercentage van 33%. De responsaantallen zijn per meting zichtbaar gemaakt in figuur 3.1. Het responsaantal van de juni-meting in 2013 was bij het moment van schrijven nog niet bekend. Opvallend is dat het aantal respondenten in september vanaf 2009 afneemt. De aantallen zijn wel voldoende om hogeschoolbreed een representatief beeld te geven van de (aansluitings)ervaringen in het eerste jaar.

figuur 3.1

Responsaantallen Startmonitor

4000 3000 2000 1000 0

2008-2009 September

2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 December

N I E U W H A AGS PE IL 2013

Juni


In deze rapportage wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de Startmonitor 2011-2012. Daarnaast is het Onderzoekshuis Studiesucces gebruikt. In dit onderzoekshuis zijn de resultaten van de Startmonitor gekoppeld aan de studievoortganggegevens van de respondenten. Hierdoor is het mogelijk om de studenten die na het eerste jaar aan dezelfde opleiding blijven studeren ‘doorstudeerders’ (68% in 2011-2012) te vergelijken met de studenten die in of na het eerste jaar zijn gestopt met de opleiding ‘uitvallers’ (32% in 2011-2012).

3.2 Nationale Studenten Enquête De Nationale Studenten Enquête (afgekort: NSE) is een landelijk onderzoek dat jaarlijks wordt gehouden onder studenten in het hoger onderwijs. Dit onderzoek richt zich zowel op nationale als op internationale studenten. De studentoordelen worden onder andere gebruikt voor de website www.studiekeuze123.nl. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Intomart Gfk in opdracht van Studiekeuze123. Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode van 14 januari tot en met 24 maart 2013. De NSE is door 5.936 studenten van De Haagse Hogeschool ingevuld, een responspercentage van 26% (bruto respons voor data cleaning). Landelijk bedraagt het responspercentage 40%. In figuur 3.2 is het responsverloop van de NSE in beeld gebracht voor de jaren 2010, 2012 en 2013. In het jaar 2011 heeft De Haagse Hogeschool niet deelgenomen aan de NSE.

figuur 3.2

Responsverloop NSE

50% 40% 30% 20% 0%

2010

2012 HHs

v e ra n two o rding bronnen

Landelijk

2013

17


18

In tabel 3.2 is te zien hoe de verdeling van de steekproef van de NSE voor De Haagse Hogeschool eruit ziet. In het overzicht staan de aantallen respondenten.

tabel 3.2

Overzicht achtergrondvariabelen respondenten NSE 2013 van De Haagse Hogeschool Kenmerken steekproef NSE 2013 (HHs)

Percentage

n

Man

48%

2.789

Vrouw

52%

2.979

Havo

50%

2.847

Vwo

10%

600

Mbo

27%

1.566

Buitenlands diploma

4%

251

Colloquium Doctum

3%

146

Overig

6%

340

Eerstejaars

35%

2.013

Ouderejaars

65%

3.755

Autochtoon

68%

3.930

Niet-westers

23%

1.321

Westers

9%

515

Bachelor

99,2%

5.719

Master

0,4%

24

Associate Degree

0,4%

25

Geslacht

Vooropleiding

Studiejaar

Etniciteit

Type Hoger Onderwijs

N I E U W H A AGS PE IL 2013


3.3 HBO-Monitor

19

De HBO-Monitor is een landelijk onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo en hun tevredenheid over het genoten hoger onderwijs. Het onderzoek wordt jaarlijks uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Maastricht University. In het najaar van 2012 (anderhalf jaar na afstuderen) zijn 2.775 afgestudeerden (examenjaar 2010-2011) van De Haagse Hogeschool benaderd. De vragenlijst van de HBO-Monitor is door 1.013 alumni ingevuld, een responspercentage van 37%. Landelijk bedraagt de respons 38%. In deze rapportage is onderzocht wat de invloed van de huidige maatschappelijke positie van alumni is op de tevredenheidsoordelen over de gevolgde opleiding. Zijn werkzame alumni positiever in hun oordeel over de gevolgde opleiding dan werkloze alumni? De afgestudeerden zijn verdeeld in drie groepen: werkzame alumni (minimaal 12 uur per week), werkloze alumni en (door)studerende alumni (vervolgopleiding in hbo of wo). In figuur 3.3 zijn de aantallen per groep vanaf 2008 weergegeven. Te zien is dat de werkeloosheid is gestegen van 4.4% in 2010 naar 5.6% in 2012. Het percentage studerende alumni is behalve een eenmalige stijging in 2009 weer op hetzelfde niveau als daarvoor.

figuur 3.3

Huidige maatschappelijke positie alumni (anderhalf jaar na afstuderen)

100% 90% 80%

15,4%

19,7%

3,6%

15,6%

15,9%

15,7%

4,4%

5,7%

5,6%

5,1%

70%

50% 81,0%

75,2%

80,0%

78,5%

78,8%

2008

2009

2010

2011

2012

30% 20% 10% 0%

Werkloze alumni Werkzame alumni

60%

40%

Studerende alumni

v e ra n two o rding bronnen


20

Een factor die een rol kan spelen in het oordeel van werkzame alumni over hun opleiding is de aansluiting tussen opleiding en werk. In welke mate hebben afgestudeerden een baan binnen hun eigen vakgebied en in welke mate hebben ze een baan op minimaal hbo-niveau? In figuur 3.4 zijn de percentages voor deze groepen weergegeven door de jaren heen. Het aantal afgestudeerden dat een baan vindt op minimaal hbo-niveau neemt sinds 2008 gestaag af. Datzelfde geldt voor het percentage afgestudeerden dat een baan vindt binnen het eigen vakgebied (van 81.4% in 2008 gedaald naar 73.1% in 2012).

figuur 3.4

Richting en niveau van werk (anderhalf jaar na afstuderen)

100% 90% 80%

85,0% 81,4%

81,9% 75,1%

80,5% 78,2% 78,0%

75,5%

77,3%

70%

73,1%

60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2008 2009 2010 2011 2012 Op niveau

N I E U W H A AGS PE IL 2013

Binnen vakgebied


3.4 Vergelijking internationale en nationale studenten In hoofdstuk zes staat de tevredenheid van de internationale student centraal. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de internationale studenten en de nationale studenten. De gehanteerde definitie voor internationale student in hoofdstuk zes is een student met een buitenlandse vooropleiding. Voor dit hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van twee onderzoeken: de NSE en de ISB.

Nationale Studenten Enquête

tabel 3.3

In paragraaf 3.2 is beschreven wat de NSE inhoudt. In hoofdstuk zes wordt dit onderzoek ook gebruikt en is er voor gekozen om voornamelijk de oordelen van de studenten die één van de negen Engelstalige bacheloropleidingen volgen te rapporteren. Het betreft de volgende opleidingen: Bedrijfseconomie - English Stream / International Financial Management & Control Bestuurskunde/Overheidsmanagement - English Stream/ Public Management Chemische Technologie / Process & Food Technology Communicatie - English stream / International Communication Management European Studies - English Stream HBO-Rechten - English Stream/ International & European Law Industrieel Product Ontwerpen - English Stream/ Industrial Design Engineering Integrale Veiligheidskunde - English Stream/ Safety and Security Management Studies International Business and Management Studies Responsoverzicht negen Engelstalige Bachelors uitgesplitst naar buitenlandse en Nederlandse vooropleiding Respons per groep

Buitenlandse vooropleiding

Nederlandse vooropleiding

Engelstalige Bachelors

n= 219

n= 333

International Student Barometer De International Student Barometer (ISB) is een internationaal onderzoek over studiekeuze en studie-ervaringen van internationale studenten. Het onderzoek wordt jaarlijks uitgevoerd door International Graduate Insight Group (i-graduate) en kent twee metingen: een entry wave (najaar) en een exit wave (voorjaar). Onder internationale studenten wordt verstaan studenten met een buitenlandse vooropleiding én een niet-Nederlandse nationaliteit. De entry wave 2012 heeft plaatsgevonden van 1 november t/m 7 december 2012. Van de 1.040 nieuwe internationale studenten hebben 322 studenten de vragenlijst ingevuld, een responspercentage van 31%. De ISB resultaten die in hoofstuk zes worden gerapporteerd bevatten de oordelen van de bachelor-, master- en exchange studenten in tegenstelling tot de NSE resultaten, waarbij alleen de bachelor oordelen zijn weergegeven.

v e ra n two o rding bronnen

21


22

3.5 Leeswijzer In de vragenlijsten van de onderzoeken wordt gebruik gemaakt van verschillende typen antwoordmogelijkheden waarmee de student zijn/haar tevredenheid en/of waardering kan uitdrukken, waaronder: • Een vijfpuntsschaal (geheel oneens – geheel eens), waarbij ‘geheel oneens’ gelijk staat aan waarde 1 en ‘geheel eens’ gelijk staat aan waarde 5. • Een vijfpuntsschaal (zeer ontevreden – zeer tevreden) waarbij ‘zeer ontevreden’ gelijk staat aan waarde 1 en ‘zeer tevreden’ gelijk staat aan waarde 5. • Een rapportcijfer van 1 – 10. In onderstaande tabellen staat de normering weergegeven die in deze rapportage wordt gehanteerd bij de interpretatie van de resultaten de categorieën ‘sterk’, ‘matig’ en ‘zwak’.

Vragen met antwoordmogelijkheid vijfpuntsschaal: eens/oneens en tevreden/ontevreden Zwak

Matig

Sterk

< 3.0

≥ 3.0 < 3.5

≥ 3.5

Vragen met antwoordmogelijkheid rapportcijfer 1-10 Zwak

Matig

Sterk

< 5.5

≥ 5.5 < 7.0

≥ 7.0

In de NSE wordt aan studenten de open vraag gesteld “Welke wensen of ideeën heb je voor de verbetering van je opleiding?”. Veel studenten (n=1.649) hebben hiervan gebruikgemaakt. De open antwoorden zijn geanalyseerd en verwerkt in deze rapportage door middel van citaten.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


23

v e ra n two o rding bronnen



streefwaarden prestatieafspraken 25



4. Streefwaarden prestatieafspraken In december 2011 sloten de Vereniging Hogescholen (voorheen de HBO-raad) en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het hoofdlijnenakkoord over de verbetering van kwaliteit en rendement van het onderwijs en meer differentiatie en profilering van de hogescholen. Voor De Haagse Hogeschool heeft dit geresulteerd in afspraken met het Ministerie die zijn vastgelegd in de notitie: Profilering en prestatieafspraken van De Haagse Hogeschool (2012). De prestatieafspraken ten aanzien van de tevredenheid over de kwaliteit van het onderwijs worden gemonitord middels de Nationale Studenten Enquête. In dit hoofdstuk komt dit aan de orde.

4.1 Huidige situatie In de NSE worden veertien thema’s behandeld. Aan de studenten wordt allereerst gevraagd om over ieder thema een algemeen oordeel te geven, vervolgens worden per thema verschillende stellingen voorgelegd. Aan hen wordt gevraagd om aan te geven hoe tevreden ze zijn over de studie in het algemeen en ook hoe tevreden ze zijn over de docenten, de inhoud van het programma, de informatie vanuit de opleiding, etcetera. De Haagse Hogeschool heeft drie prestatieafspraken gemaakt met het Ministerie die worden gemonitord middels de NSE. Deze betreffen streefwaarden voor het algemene oordeel over ‘de inhoud van de opleiding’, ‘de docenten van de opleiding’ en ‘de vaardigheden in het doen van praktijkgericht onderzoek’. De streefwaarden voor deze thema’s zijn respectievelijk 3.7, 3.6 en 3.5 en moeten in de NSE van 2015 worden gerealiseerd. Een vierde resultaat dat niet is opgenomen als prestatieafspraak, maar dat wel in het hoofdlijnenakkoord wordt genoemd als indicator is de tevredenheid over ‘de studie in het algemeen’. In tabel 4.1 is te zien dat De Haagse Hogeschool voldoet aan de streefwaarde voor ‘de inhoud van de opleiding’. De streefwaarde voor het doen van praktijkgericht onderzoek wordt net niet gehaald en de streefwaarde ten aanzien van de docenten blijft achter. De scores op dit moment zijn respectievelijk 3.70, 3.47 en 3.48. Het gemiddelde voor de tevredenheid over ‘je studie in het algemeen’ is 3.68. De tevredenheid over de inhoud van de opleiding en de studie in het algemeen zijn ten opzichte van 2012 toegenomen. Voor de docenten is het oordeel over de tevredenheid gelijk aan vorig jaar en de gemiddelde tevredenheid over de vaardigheden in het doen van praktijkgericht onderzoek is afgenomen.

s tr e e fwa a rde n pre statieafsp r ak en

27


28 tabel 4.1

Gemiddelde tevredenheid en streefwaarde prestatieafspraken 2012

2013

Streefwaarde 2015

De inhoud van de opleiding

3.65*

3.70*

3.7

De docenten van de opleiding

3.49

3.48

3.6

De vaardigheden in het doen van praktijkgericht onderzoek

3.53*

3.47*

3.5

Je studie in het algemeen

3.62*

3.68*

3.7

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep.

4.2 Beïnvloedingsfactoren De prestatieafspraken zijn gebaseerd op de algemene oordelen. Over ieder thema is ook een aantal specifiekere stellingen voorgelegd. Door de samenhang van de oordelen over deze stellingen met het algemene oordeel te bepalen, is vast te stellen hoe het algemene oordeel beïnvloed kan worden en de prestatieafspraken dus gehaald kunnen worden. In figuur 4.1 is per thema weergegeven welke stellingen het meest samenhangen met het algemene oordeel hierover, dit zijn de zogenaamde kritische succesfactoren.

Inhoud opleiding De streefwaarde voor inhoud van de opleiding is een 3.7. Deze wordt op dit moment gehaald. De stelling met de grootste samenhang, ‘het niveau van je opleiding’ heeft ook het hoogste gemiddelde (3.66) van de onderliggende stellingen. ‘De samenhang tussen de verschillende onderdelen van je opleiding’ en ‘de aansluiting van de inhoud van de opleiding bij het beeld van de opleiding’ hebben ook ieder een redelijk hoge score (respectievelijk 3.56 en 3.52). ‘De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal’ en ‘de mate waarin de opleiding stimulerend is’ zijn aanknopingspunten voor beleid, beide aspecten scoren namelijk beneden gemiddeld (respectievelijk 3.44 en 3.40) en kunnen de hoogte van Meer aandacht besteden aan het de streefwaarde in gevaar brengen. Hoewel de studenten redelijk tevreden zijn over feit dat sommige docenten absoluut de samenhang tussen de verschillende onderdelen is de onderlinge afstemming van niet geschikt zijn voor het geven docenten over programmaonderdelen een regelmatig terugkomend thema in de open van de werkcolleges of hoorcolleantwoorden als mogelijk verbeterpunt. ges. Het kan wel eens zo zijn dat een docent fantastische hoorcolleges geeft en werkcolleges juist niet. Docenten van je opleiding De studenten durven niet snel tegen De tweede prestatieafspraak gaat over de docenten van de opleiding. De streefwaareen docent te zeggen dat zij zijn de is 3.6. Het oordeel van de studenten op dit moment komt overeen met het gemanier van lesgeven niet fijn vinmiddelde 3.48. Deze waarde ligt onder de streefwaarde. Studenten zijn het meest den, en missen daardoor misschien tevreden over de inhoudelijke deskundigheid van de docenten (3.65). Echter over de belangrijke studiestof. mate waarin docenten inspirerend zijn, zijn de studenten veel minder tevreden (3.19). Ook de didactische kwaliteit (3.41) en de betrokkenheid van de docenten (3.37) scoren

N I E U W H A AGS PE IL 2013


‘matig’. De didactische kwaliteit van de docenten heeft de grootste samenhang met het algemeen oordeel over de docenten. Investeren in de didactische kwaliteit van de docenten lijkt dus een goede maatregel om de streefwaarde van 3.6 te halen. Studenten ervaren en zien ook een verschil tussen het goed kunnen overbrengen van de stof en de inhoudelijke kwaliteit van de docent.

Het doen van praktijkgericht onderzoek In het curriculum van het onderwijs zou ‘praktijkgericht onderzoek doen’ meer moeten worden opgenomen. Onderzoek doen in een vroeg stadium vergemakkelijkt het doen van onderzoek in de toekomst. De vaardigheden worden zo al opgedaan in een vroeger stadium, wat een positieve uitwerking heeft in een later stadium (scriptiefase)....

De derde en laatste prestatieafspraak gaat over het doen van praktijkgericht onderzoek binnen de opleiding. De streefwaarde is een 3.5, het huidige oordeel van de studenten komt overeen met het gemiddelde 3.47. Dit betekent dat op dit moment net niet wordt voldaan aan de afspraak. Het is belangrijk om deze streefwaarde goed te monitoren. Er moet vooral gelet worden op de aspecten ‘kritisch beoordelen van praktijkgericht onderzoek’ (3.43) en ‘methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek’ (3.41). Deze worden door de studenten als ‘matig’ beoordeeld en hebben bovendien de grootste samenhang met het algemene oordeel over vaardigheden in het doen van praktijkgericht onderzoek. Sommige studenten geven in de open antwoorden aan dat meer ervaring met het doen van onderzoek gewenst is; een andere student vindt juist dat er wel veel aandacht is voor onderzoek, maar hij mist de relevantie hiervan in relatie tot het latere beroep. Het is dus van belang zijn om naast onderzoek ook aandacht te besteden aan het nut van onderzoek in relatie met het latere beroep.

Je studie in het algemeen In de vorige paragrafen stonden de prestatieafspraken centraal. De Haagse Hogeschool heeft het algemeen oordeel van de studenten over hun studie niet opgenomen als prestatieafspraak, veel andere hogescholen hebben dit wel gedaan. In deze paragraaf wordt daarom gekeken welke thema’s het meest belangrijk zijn voor het algemeen oordeel over de studie (zie figuur 4.1). Te zien is dat ‘de inhoud van de opleiding’ en ‘de docenten van de opleiding’ de grootste samenhang hebben met het algemeen oordeel over die opleiding. Het opdoen van vaardigheden in praktijkgericht onderzoek heeft echter een minder grote samenhang met de algemene tevredenheid. Mogelijk komt dit omdat praktijkgericht onderzoek nog niet in alle jaren van het curriculum evenveel voorkomt en voldoende zichtbaar is voor de studenten als apart onderdeel. De algemene tevredenheid zal in ieder geval toenemen als academies de inhoud van de opleiding en de kwaliteit van de docenten blijven verbeteren. Andere onderwerpen die redelijk samenhangen met het algemeen oordeel over de opleiding zijn toetsing en beoordeling, studiebegeleiding en algemene vaardigheden. Het oordeel over de algemene vaardigheden valt met een gemiddelde van 3.68 als enige in de categorie ‘sterk’. Alle andere onderwerpen vallen binnen de categorie ‘matig’.

s tr e e fwa a rde n pre statieafsp r ak en

29


figuur 4.1

30

Kritische succesfactoren prestatieafspraken

De inhoud van de opleiding

streefwaarde = 3.7

Score De Haagse Hogeschool

3.70

Het niveau van je opleiding

3.66

De mate waarin de inhoud van je opleiding stimulerend is

3.40

De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had

3.52

De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal

3.44

De samenhang tussen de verschillende onderdelen van je opleiding

Docenten van je opleiding

3.56

streefwaarde = 3.6

Score De Haagse Hogeschool

3.48

De didactische kwaliteit van docenten

3.41

De inhoudelijke deskundigheid van docenten

3.65

De kwaliteit van de begeleiding door docenten De mate waarin docenten inspirerend zijn De betrokkenheid van de docenten bij de studenten

N I E U W H A AGS PE IL 2013

3.32 3.19 3.37


31

Het doen van praktijkgericht onderzoek binnen je opleiding

streefwaarde = 3.5

Score De Haagse Hogeschool

3.47

Het kritisch beoordelen van praktijkgericht onderzoek Methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek

3.43 3.41

Het schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek

3.49

Analytisch denken

Je studie in het algemeen

3.50

streefwaarde = 3.7

Score De Haagse Hogeschool

3.68

Inhoud Docenten

3.44 3.39

Toetsing en beoordeling Studiebegeleiding

3.44 3.32

Algemene Vaardigheden Voorbereiding Beroepsloopbaan

3.68 3.49

Meest invloedrijke succesfactoren voor het halen van de streefwaarden van de prestatieafspraken. Gemiddelde score op een vijfpuntsschaal. Factoren gesorteerd naar grootte van correlatie met de betreffende algemene oordelen.

s tr e e fwa a rde n pre statieafsp r ak en



TEVREDENHEID ONDERWIJSTHEMA’S 33



5. Tevredenheid onderwijsthema’s In dit hoofdstuk staan de resultaten uit de Startmonitor, de Nationale Studenten Enquête (NSE) en de HBO-Monitor centraal. Ingezoomd wordt op de thema’s inhoud opleiding (§5.2), docenten en studiebegeleiding (§5.3), toetsing en beoordeling (§5.4), voorbereiding beroepsloopbaan en stage-ervaring (§5.5) en kleine kwaliteit (§5.6). Om de vertaling van de resultaten naar beleid makkelijker te maken, zijn verschillende ‘normeringen’ gehanteerd zoals ‘sterke’, ‘matige’ en ‘zwakke’ punten (zie §3.5). Daarnaast is onderscheid gemaakt tussen ‘satisfiers’ en ‘dissatisfiers’ naar analogie van de theorie van Herzberg. Dit is in §5.1 toegelicht. Per thema zijn de drie onderzoeken naast elkaar gezet en is gekeken welke aspecten (kunnen) bijdragen aan de algemene tevredenheid van de student/alumnus. Opvallende overeenkomsten zijn gepresenteerd evenals opvallende afwijkingen.

5.1 Satisfiers en dissatisfiers Een theorie die wordt gebruikt om (werk)tevredenheid te verklaren is de theorie van Herzberg. Oorspronkelijk is de theorie ontworpen om de werktevredenheid van werknemers te verklaren. Herzberg gaat ervan uit dat je medewerkers vooral moet motiveren omdat dit beter werkt dan belonen. Beloning is een externe stimulans terwijl motivatie intrinsiek is. Hij gaat ervan uit dat er twee groepen van factoren zijn: de ‘satisfiers’ en de ‘dissatisfiers’ die ieder op zichzelf bijdragen aan de tevredenheid. Bij ‘satisfiers’ is er vaak sprake van intrinsieke motivatie en zij dragen bij aan een toename van de tevredenheid. Bij het ontbreken van de ‘satisfier’ is er niet direct sprake van ontevredenheid, maar van een neutrale toestand. Bij ‘dissatisfiers’ is vaak sprake van een basisvoorwaarde of extrinsieke motivatie. Deze factoren worden ook wel hygiënefactoren genoemd. Als er tevredenheid is over ‘dissatisfiers’, ontstaat juist een neutrale situatie. Onvrede over ‘dissatisfiers’ draagt bij aan een grotere ontevredenheid. De theorie hebben wij vrij toegepast op de thema’s van de Nationale Studenten Enquête. Een aantal hiervan heeft te maken met de persoonlijke ontwikkeling van de student en kan gezien worden als ‘satisfiers’. Zij raken de intrinsieke motivatie van de student zoals de inhoud van het programma, de docenten en stages. Andere thema’s kunnen veel meer worden gezien als basisvoorwaarden (of hygiënefactoren) die de hogeschool tenminste goed moet regelen. Deze gelden hier als ‘dissatisfiers’. Hieronder vallen onder andere ‘informatievoorziening’, ‘studierooster’ en ‘studieomgeving’. De onderverdeling van alle 17 thema’s naar ‘satisfiers’ en ‘dissatisfiers’ is te zien in tabel 5.1. In de tabel zijn de tevredenheidscores weergegeven per thema, de kleuren tonen of het thema als ‘sterk’ (groen), ‘matig’ (blauw) of ‘zwak’ (rood) beschouwd kan worden. Dat de meeste ‘dissatifiers’ blauw of rood zijn, correspondeert met de aanname dat deze factoren eerder tot ontevredenheid leiden dan tot tevredenheid.

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s

35


36 tabel 5.1

Satisfiers en dissatisfiers Satisfiers

Dissatisfiers

Inhoud opleiding

3.44

Kwaliteitszorg

2.96

Docenten

3.39

Informatievoorziening

3.18

Toetsing en beoordeling

3.44

Studielast

3.27

Studiebegeleiding

3.32

Studiefaciliteiten

3.28

Algemene vaardigheden

3.68

Studierooster

3.00

Voorbereiding beroepsloopbaan

3.49

Studieomgeving

3.97

Praktijkgericht onderzoek

3.46

Huisvesting

3.12

Stage en opleiding

3.09

Groepsgrootte

3.67

Stage-ervaring

3.80

Bron: NSE In figuur 5.1 is naast de indeling ‘satisfier-dissatisfier’ ook de samenhang te zien van de 17 thema’s met de algemene tevredenheid (hoge en lage correlatie) en de specifieke tevredenheidscores zoals ook weergegeven in tabel 5.1. Bij de ‘satisfiers’ heeft het thema ‘inhoud opleiding’ de hoogste samenhang met de algemene tevredenheid; bij de ‘dissatisfiers’ geldt dit voor het thema kwaliteitszorg. Het thema inhoud heeft een grotere samenhang met de algemene tevredenheid dan het thema groepsgrootte. Bij een even grote stijging van de tevredenheid over de groepsgrootte en de inhoud van de opleiding, zal de invloed van de inhoud van de opleiding groter zijn op de algemene tevredenheid dan de stijging van de tevredenheid over de groepsgrootte. Deze indeling kan richting geven aan beleidsmaatregelen. Ieder kwadrant van de figuur vraagt om een andere actie.

Kritische satisfiers Thema’s in het kwadrant linksboven vallen in de categorie ‘kritische satisfiers’. Investeringen in deze thema’s kunnen een hogere tevredenheid tot gevolg hebben omdat zij redelijk samenhangen met de algemene tevredenheid. Te zien is dat de meeste thema’s matig scoren wat betekent dat er nog vele verbeteringen te realiseren zijn. Onderwerpen in deze categorie zijn kritisch omdat onvrede over deze thema’s direct kan leiden tot een afname van de algemene tevredenheid.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


37

figuur 5.1

Tevredenheidsmatrix hoog belang

Kritische satisfiers

Kritische dissatisfiers

 Inhoud opleiding

 Docenten  T oetsing en beoordeling  Studiebegeleiding A lgemene vaardigheden  Voorbereiding beroepsloopbaan

 Kwaliteitszorg  Informatievoorziening  Studielast

P raktijkgericht onderzoek  S tage en opleiding

laag tevreden

hoog tevreden  Groepsgrootte

hoog tevreden  Studiefaciliteiten

 Stage-ervaring

 Studierooster

 S tudie-

omgeving  Huisvesting

Kansrijke satisfiers  gemiddelde score < 3,0  gemiddelde score ≥ 3.0 < 3.5  gemiddelde score ≥ 3.5

Slapende dissatisfiers laag belang

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


38

Kansrijke satisfiers De thema’s in dit kwadrant hebben zeker een motiverende invloed op de student, maar de samenhang met de algemene tevredenheid over de studie is relatief laag. Dit kan komen omdat de student deze thema’s niet direct relateert aan zijn studie of omdat een student dat een minder belangrijk onderdeel van de studie vindt. Onderwerpen in deze categorie vallen in de categorie kansrijk omdat beleidsmaatregelen erop gericht kunnen zijn om de samenhang van deze thema’s met Pas door mijn stages ben ik waarde studie te versterken en/of het waargenomen belang te vergroten. Deze thema’s de gaan hechten aan de stof en de hebben de potentie om ‘kritische satisfiers’ te worden. lesinhoud omdat ik toen pas inzag hoe erg je het nodig hebt. Studenten relateren hun stage-ervaringen niet altijd met de opleiding. Zij zien dit als twee aparte entiteiten. Daarom kan het gebeuren dat een hoge tevredenheid over de stage niet leidt tot een hogere algemene tevredenheid. Door in het curriculum meer te doen met de stage-ervaringen kan deze relatie versterkt worden. De thema’s in twee kwadranten aan de rechter kant hebben vooral een invloed op ontevredenheid. Als deze thema’s voldoen aan de verwachting van de student zullen ze maar een klein effect hebben op de algemene tevredenheid over de studie. Als niet aan de verwachtingen wordt voldaan zullen ze vooral een negatief effect hebben op de algemene tevredenheid.

Slapende dissatisfiers De factoren in dit kwadrant zijn te beschouwen als ‘slapende dissatisfiers’: zij hebben een relatief lage impact op de algemene tevredenheid. Onvrede over deze factoren leidt niet direct tot grote onrust. Maar langdurende onvrede kan ervoor zorgen dat deze factoren kritisch worden en wel een grotere impact hebben op de algemene tevredenheid als bijvoorbeeld blijkt dat deze thema’s het studiesucces nadelig beïnvloeden. Studiefaciliteiten zoals computers en de roosters zijn voorbeelden van ‘slapende dissatisfiers’. Je zal een student niet horen juichen wanneer hij zijn rooster krijgt maar wanneer zijn rooster steeds te laat wordt geleverd geeft dat op den duur klachten. Ik ben … al een aantal keer in de problemen gekomen met werk of De hogeschool zal ervoor moeten zorgen dat de ‘slapende dissatisfiers’ in orde zijn. vakanties omdat tentamenroosters Maar een hoge tevredenheidscore op een individueel thema zal niet vaak voorkomen en weekroosters veel te laat dooren de impact op de algemene tevredenheid is dus beperkt. gegeven worden aan de studenten. Dit levert bij mij grote irritatie op, omdat ik graag dingen vooruit wil Kritische dissatisfiers plannen.” Onvrede met thema’s in deze categorie heeft een grotere impact op de algemene tevredenheid van de student over de studie. Dit geldt onder andere voor de thema’s kwaliteitszorg, informatievoorziening en studielast. Kwaliteitszorg bijvoorbeeld wordt door studenten als ‘zwak’ beoordeeld en vormt mede door de relatief grotere samenhang met de algemene tevredenheid een bedreiging voor de tevredenheid van de studenten. In paragraaf 5.6 wordt verder ingegaan op de kwaliteitszorg en ook wat de zwakke punten zijn van de kwaliteitszorg.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


5.2 Inhoud en opzet van de opleiding

39

In het theoretisch model dat is gepresenteerd in paragraaf 5.1 is te zien dat het thema ‘inhoud van de opleiding’ samenhangt met de algemene tevredenheid. In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de vraag welke specifieke stellingen gerelateerd aan dit thema samenhangen met de tevredenheid. Tevens wordt gekeken wat de oordelen zijn van de eerstejaarsstudenten (Startmonitor) en de alumni (HBO-Monitor) over de inhoud van de opleiding. In tabel 5.2 staan de stellingen weergegeven onderliggend aan de inhoud van de opleiding die het sterkst correleren met de algemene tevredenheid. De correlaties zijn weergegeven in volgorde van samenhang (van hoog naar laag). Te zien is dat de kwaliteit en studeerbaarheid bij de zittende studenten (Startmonitor en NSE) belangrijke aspecten zijn. In de Startmonitor en de NSE scoren ‘de interessantheid van de opleiding’ en ‘de mate waarin de inhoud van de opleiding stimulerend is’ het sterkst qua samenhang met de algemene tevredenheid. Bij de alumni gaat het vooral om ‘de inhoudelijke samenhang van het programma’. Voor de zittende studenten is ook de aansluiting tussen het beeld dat ze van een opleiding hebben en de inhoud van de opleiding belangrijk bij hun tevredenheid over die opleiding. De kleuren geven aan of het een ‘sterk’ aspect betreft of een ‘matig’ aspect. Zie §3.5 voor de bij de kleuren gehanteerde normering.

tabel 5.2

Belangrijkste factoren inhoud opleiding Startmonitor Eerstejaarsstudenten n=1.047

NSE Zittende studenten n=5.342

HBO-Monitor Afgestudeerde studenten n=925

Interessante inhoud van de opleiding

De mate waarin de inhoud van je opleiding stimulerend is

Inhoudelijke samenhang

De onderwijsmethode, leer- en werkvormen

De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had

De opleiding was uitdagend qua niveau

De kwaliteit van het theoretische deel van het programma

Het niveau van je opleiding

De kwaliteit van het praktische deel van het programma

De in jouw opleiding gehanteerde werkvormen

De verhouding tussen contacturen en zelfstudie in het programma

De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal

Vijf belangrijkste stellingen inhoud opleiding met de hoogste correlatie (> 0,4) met ‘algemene tevredenheid opleiding’ per onderzoeksbron. In tabel 5.3 zijn de resultaten van de NSE van de vijf bovenstaande stellingen weergegeven uitgesplitst naar eerstejaars en ouderejaars. Het blijkt dat eerstejaars over alle stellingen meer tevreden zijn. Het meest verschillen beide groepen van mening ten aanzien van de mate waarin de inhoud van de opleiding stimulerend is: 57% van de eerstejaars is ‘(zeer) tevreden’ over de mate waarin de inhoud van hun opleiding stimulerend is, 45% van de ouderejaars is hierover ‘(zeer) tevreden’. Het beeld over de opleiding verandert ook door de jaren. Het verschil tussen eerstejaars

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


40

en ouderejaars is 11% bij ‘de aansluiting van het beeld van de opleiding en de inhoud van die opleiding’ (64% van de eerstejaars versus 53% ouderejaars).

tabel 5.3

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over inhoud opleiding Eerstejaars n=1.836

Ouderejaars n=3.512

De mate waarin de inhoud van je opleiding stimulerend is

57%*

45%*

De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had

64%*

53%*

Het niveau van je opleiding

69%*

61%*

De in jouw opleiding gehanteerde werkvormen

54%*

48%*

De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal

56%*

48%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. Over het niveau van de opleiding verschillen de eerste- en ouderejaars ook van mening (respectievelijk 69% versus 61%) en deze verschillen blijken nog groter als naar vooropleiding wordt gekeken: 69% van de studenten met een mbo-vooropleiding geeft aan ‘(zeer) tevreden’ te zijn over het niveau van de opleiding, bij de vwo’ers is 51% ‘(zeer) tevreden’. De havisten zitten met 63% tussen beide groepen in. Havisten zijn minder vaak tevreden over ‘de aansluiting van de inhoud van de opleiding bij hun beeld over die opleiding’ dan mbo’ers en vwo’ers. Dit zegt mogelijk iets over de manier waarop havisten zich oriënteren op de studie.

tabel 5.4

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten per vooropleiding Havo n=2.622

Mbo n=1.462

Vwo n=545

De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had

54%*

59%

62%

Het niveau van je opleiding

63%*

69%*

51%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen. In de NSE is een verschil te zien in de oordelen over het niveau van de opleiding als je uitsplitst naar vooropleiding. Interessant is om te kijken of deze verschillen zich ook manifesteren in het eerste jaar. Het blijkt dat er weinig verschillen zijn ten aanzien van de aspecten over de ‘inhoud van de opleiding’, ‘de kwaliteit van het theoretische deel van het programma’ en ‘het praktische deel van het programma’. Wel zijn er verschillen te zien ten aanzien van de studeerbaarheid. Eerstejaars mbo’ers geven een hoger rapportcijfer voor ‘de onderwijsmethode en de leer- en werkvormen’ dan de havisten en vwo’ers doen (7.1 versus 6.7). Met een 7.0 zijn juist de vwo’ers meer tevreden over ‘de verhouding tussen de contacturen en de zelfstudie in het programma’. Mbo’ers en havisten geven daarvoor een lager rapportcijfer. In tabel 5.5 zijn de verschillen weergegeven.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


41

tabel 5.5

Gemiddeld rapportcijfer eerstejaarsstudenten per vooropleiding Havo n=526

Mbo n=302

Vwo n=120

De onderwijsmethode, leer- en werkvormen

6.7

7.1*

6.7

De verhouding tussen contacturen en zelfstudie in het programma

6.6

6.7

7.0

Bron: Startmonitor.* Significant ten opzichte van andere groepen. Vet = significant ten opzichte van andere groep. In de Startmonitor is ook gekeken naar de verschillen tussen doorstudeerders en uitvallers na een jaar (zie §3.1). Op ‘de verhouding tussen contacturen en zelfstudie’ na geven de doorstudeerders aan alle aspecten die hoog correleren met de algemene tevredenheid een rapportcijfer hoger dan een 7.0. De uitvallers geven alle aspecten een lagere waardering dan de doorstudeerders. Zij geven ‘de interessante inhoud van de opleiding’ net als de doorstudeerders de hoogste waardering, namelijk het rapportcijfer 6.8. ‘De verhouding tussen de contacturen en zelfstudie’ en ‘de onderwijsmethode en leer- en werkvormen’ krijgen de laagste rapportcijfers (zie tabel 5.6).

tabel 5.6

Gemiddeld rapportcijfer doorstudeerders vs. uitvallers Doorstudeerders n=807

Uitvallers n=247

Interessante inhoud van de opleiding

7.7*

6.8*

De onderwijsmethode, leer- en werkvormen

7.0*

6.3*

De kwaliteit van het theoretische deel van het programma

7.3*

6.6*

De kwaliteit van het praktische deel van het programma

7.2*

6.5*

De verhouding tussen contacturen en zelfstudie in het programma

6.9*

6.1*

Bron: Startmonitor. * Significant ten opzichte van andere groep. In de HBO-Monitor wordt onderscheid gemaakt tussen de alumni die werk hebben gevonden in dezelfde richting waarvoor zij zijn opgeleid en de alumni die werk hebben gevonden buiten de richting waarvoor zij zijn opgeleid. Daarbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen de alumni die werk hebben gevonden op hbo-niveau en alumni die werk hebben gevonden onder het hbo-niveau. Zie ook §3.3. Alumni die doorstuderen geven in 34% van de gevallen het eens te zijn met de stelling dat hun opleiding uitdagend was qua niveau (zie tabel 5.7). Voor alumni die werken of werkeloos zijn geldt dit respectievelijk voor 44% en 48%. Een mogelijke verklaring hiervoor is de invloed van de ervaringen van het vervolgonderwijs dat zij genieten op het moment van de afname van de HBO-Monitor.

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


42 tabel 5.7

Percentage ‘(zeer) tevreden’ alumni naar maatschappelijke positie

De opleiding was uitdagend qua niveau

Werkzame alumni n=713

Werkeloze alumni n=52

Studerende alumni n=139

44%

48%

34%*

Bron: HBO-Monitor. * Significant ten opzichte van andere groepen.

tabel 5.8

Wanneer gekeken wordt naar de beide aspecten uit tabel 5.2 die samenhangen met de algemene tevredenheid blijkt dat alumni die binnen hun eigen vakgebied werken positiever zijn over ‘de inhoudelijke samenhang van hun opleiding’ dan de studenten die buiten hun vakgebied werken. Dit geldt zowel voor mensen die op niveau of onder hun niveau werken. Mensen die buiten de opleidingsrichting werken zijn minder vaak ‘(zeer) tevreden’ over ‘de uitdagendheid van de opleiding qua niveau’ (zie tabel 5.8). 52% van de alumni die onder het hbo-niveau werkt, maar wel binnen hun vakgebied, geeft aan ‘(zeer) tevreden’ te zijn met de uitdagendheid van de opleiding qua niveau’. Tevredenheid alumni naar aansluiting opleiding - werk in gemiddeld rapportcijfer en percentage ‘(zeer) tevreden’ Binnen vakgebied

Buiten vakgebied

Op niveau n=418

Onder niveau n=91

Op niveau n=115

Onder niveau n=64

Inhoudelijke samenhang

7.0

6.8

6.4*

6.8

De opleiding was uitdagend qua niveau

46%

52%

37%

35%

Bron: HBO-Monitor. * Significant ten opzichte van andere groepen.

5.3 Docenten en studiebegeleiding

De docenten in mijn opleiding zijn specialisten in de vakken die ze geven. Er is een verschil tussen slim zijn en les kunnen geven. We hebben niks aan docenten die heel erg slim zijn, maar de informatie niet kunnen overbrengen! Dit is een cruciaal punt waarom de studenten liever thuis studeren.

De tevredenheid over docenten en studiebegeleiding is in elk onderzoek via verschillende stellingen bevraagd onder studenten. In tabel 5.9 zijn net als in de vorige paragraaf de stellingen weergegeven die het meest bijdragen aan de algemene tevredenheid. Met andere woorden, dit zijn factoren die studenten belangrijk vinden. Opvallend is dat de meeste van deze factoren betrekking hebben op begeleiding en interactie tussen docent en student. Eerstejaars en alumni vinden de inhoudelijke kwaliteit en kennis van docenten sterke punten. De begeleiding en factoren die te maken hebben met de interactie worden matig beoordeeld.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


43

tabel 5.9

Belangrijkste factoren docenten en studiebegeleiding Startmonitor Eerstejaarsstudenten n=1.029

NSE Zittende studenten n=5.135

HBO-Monitor Afgestudeerde studenten n=926

Ik voel/voelde me goed begeleid door de opleiding

De kwaliteit van de begeleiding door docenten

Inhoudsdeskundigheid docenten

De kwaliteit van de docenten

De mate waarin docenten inspirerend zijn

Praktijkkennis docenten

Thuisvoelen bij je docenten

De didactische kwaliteit van docenten

Beschikbaarheid docenten

De kwaliteit van de studiebegeleiding De betrokkenheid van de docenten bij de studenten Stellingen docenten en studiebegeleiding met de vijf hoogste correlaties (> 0,4) met ‘algemene tevredenheid opleiding’ per onderzoeksbron.

Er is geen goede communicatie tussen de docenten en met de studenten. Verder worden er vaak beloftes gedaan, maar worden beloftes niet nagekomen. De docenten volgen niet allemaal dezelfde procedure. Hierdoor is er geen gelijke behandeling in de opleiding.

In de open antwoorden worden bepaalde thema’s opvallend vaak genoemd zoals het niet houden aan afspraken, gelijke behandeling en vertrouwen. Deze onderwerpen worden niet bevraagd in de vragenlijsten, maar blijken wel belangrijk voor studenten. Wanneer de resultaten van de zittende studenten (NSE) worden uitgesplitst naar eerstejaars en ouderejaars valt op dat de eerstejaars over alle stellingen meer tevreden zijn dan de ouderejaars (zie tabel 5.10). In de tabel zijn de percentages ‘(zeer) tevreden’ weergegeven. Het grootste verschil is te zien bij de didactische kwaliteit van docenten. De meerderheid van de eerstejaars (56%) is hierover ‘(zeer) tevreden’, terwijl dit percentage onder de ouderejaars beduidend lager is, namelijk 46% (-10%). Beide groepen zijn het minst tevreden over de mate waarin docenten inspirerend zijn.

Docenten moeten naar mijn idee een voorbeeld zijn voor studenten en dus de studenten inspireren in het lesgeven en zeker op tijd de toetsen en verslagen nakijken inclusief constructieve feedback.

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


44 tabel 5.10

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over docenten en studiebegeleiding Eerstejaars n=1.791

Ouderejaars n=3.422

De didactische kwaliteit van docenten

56%*

46%*

De betrokkenheid van de docenten bij de studenten

54%*

47%*

De kwaliteit van de begeleiding door docenten

51%*

43%*

De mate waarin docenten inspirerend zijn

45%*

37%*

De kwaliteit van de studiebegeleiding

52%*

44%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep.

De studiebegeleiding is veel te zwak. Vooral voor studenten die van het voortgezet onderwijs komen, verloopt de integratie moeilijk vanwege de slechte begeleiding.

In tabel 5.11 zijn de resultaten weergegeven per vooropleiding. De mbo’ers zijn in vergelijking met de havisten en vwo’ers vaker tevreden over de didactische kwaliteit van docenten en de mate waarin docenten inspirerend zijn. Havisten zijn minder vaak tevreden over de kwaliteit van de begeleiding door docenten. Zowel havisten als mbo’ers zijn minder vaak tevreden over de kwaliteit van de studiebegeleiding. Met studiebegeleiding wordt bedoeld: alle begeleiding die niet door de docenten wordt gedaan. Mogelijk hebben studenten hogere verwachtingen van de begeleiding dan wordt aangeboden.

tabel 5.11

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten per vooropleiding Havo n=2.524

Mbo n=1.395

Vwo n=552

De didactische kwaliteit van docenten

47%

53%*

48%

De betrokkenheid van de docenten bij de studenten

48%

50%

56%*

De kwaliteit van de begeleiding door docenten

44%*

49%

49%

De mate waarin docenten inspirerend zijn

37%

44%*

40%

De kwaliteit van de studiebegeleiding

46%

48%

53%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen. De vragen uit de Startmonitor (onder eerstejaars) die samenhangen met de algemene tevredenheid (zie tabel 5.9) zijn uitgesplitst naar doorstudeerders en uitvallers na één jaar en weergegeven in tabel 5.12. Te zien is dat de doorstudeerders positiever zijn over de begeleiding door de opleiding en zich vaker thuis voelen bij hun docenten dan de uitvallers. Ook zijn ze meer tevreden over de kwaliteit van de docenten.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


45

tabel 5.12

Tevredenheid doorstudeerders vs. uitvallers (percentage ‘(zeer) tevreden’ en rapportcijfer) Doorstudeerders n=787

Uitvallers n=242

Ik voel/voelde me goed begeleid door de opleiding

47%*

26%*

Thuis voelen bij docenten

65%*

43%*

De kwaliteit van de docenten

7.1*

6.8*

Bron: Startmonitor. * Significant ten opzichte van andere groep. Wanneer de resultaten van de eerstejaarsstudenten worden bekeken per vooropleiding zien we vergelijkbare resultaten als in tabel 5.11. Havisten voelen zich minder vaak thuis bij hun docenten dan mbo’ers en vwo’ers. De havisten zijn ook minder vaak tevreden over de kwaliteit van de docenten dan de mbo’ers. Zie tabel 5.13.

tabel 5.13

Tevredenheid eerstejaarsstudenten per vooropleiding Havo n=513

Mbo n=297

Vwo n=118

Thuis voelen bij docenten

56%*

65%

61%

De kwaliteit van de docenten

7.0

7.2

7.0

Bron: Startmonitor. * Significant ten opzichte van andere groepen. Vet = significant ten opzichte van andere groep. Er zijn geen significante verschillen tussen verschillende groepen afgestudeerden in de HBO-Monitor bij de oordelen over docenten. Kennelijk heeft de huidige maatschappelijke positie van alumni en de aansluiting tussen opleiding en werk geen invloed op de oordelen over docenten.

5.4 Toetsing en beoordeling Zowel in de Startmonitor, de NSE als in de HBO-Monitor komen stellingen voor over de toetsing. De stellingen die het sterkst samenhangen met ‘algemene tevredenheid opleiding’ staan in tabel 5.14. Eerstejaars, zittende en afgestudeerde studenten zijn allemaal matig tevreden over de kwaliteit en de manier van toetsing. De aansluiting van toetsen bij de inhoud van de opleiding wordt als een sterk punt gezien.

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


46 tabel 5.14

Belangrijkste factoren toetsing en beoordeling Startmonitor Eerstejaarsstudenten n=1.049 De kwaliteit van de toetsing en tentamens

NSE Zittende studenten n=5.190

HBO-Monitor Afgestudeerde studenten n=926

De kwaliteit van de toetsing op kennis en inzicht

Wijze van toetsen en beoordelen

De kwaliteit van de toetsing op vaardigheden De aansluiting van toetsing en beoordeling bij de inhoud van de opleiding De duidelijkheid van criteria waarop beoordeeld wordt Stellingen toetsing en beoordeling met de hoogste correlatie (> 0,4) met ‘algemene tevredenheid opleiding’ per onderzoeksbron. Zittende studenten (NSE) geven als toelichting op de matige beoordeling in de open antwoorden aan dat met name het niveau van de toetsing omhoog moet. Daarmee bedoelen zij meer toetsen met open vragen (in plaats van multiple choice en ja/nee vragen) en meer assessments met beoordeling. Net als bij de stellingen over docenten zijn de eerstejaarsstudenten positiever ten aanzien van de stellingen over toetsing dan de ouderejaars, zie tabel 5.15. De grootste verschillen zijn zichtbaar bij de kwaliteit van de toetsing op vaardigheden (-10%) en de kwaliteit van de toetsing op kennis en inzicht (-9%). De eerstejaars zijn het minst tevreden over de duidelijkheid van criteria waarop beoordeeld wordt (53%). Beide groepen zijn het meest tevreden over de aansluiting van de toetsing bij de inhoud van de opleiding.

tabel 5.15

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over toetsing en beoordeling Eerstejaars n=1.783

Ouderejaars n=3.407

De duidelijkheid van criteria waarop beoordeeld wordt

53%*

49%*

De aansluiting van toetsing en beoordeling bij de inhoud van de opleiding

60%*

53%*

De kwaliteit van de toetsing op kennis en inzicht

60%*

51%*

De kwaliteit van de toetsing op vaardigheden

57%*

47%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. Wanneer de resultaten van de aansluiting van toetsing worden uitgesplitst naar vooropleiding valt op dat de mbo’ers minder vaak positief zijn dan havisten en vwo’ers, zie tabel 5.16. Bij de andere stellingen zijn geen significante verschillen tussen deze drie groepen.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


47

tabel 5.16

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten per vooropleiding Havo n=2.564 De aansluiting van toetsing en beoordeling bij de inhoud van de opleiding

55%

Mbo n=1.409 53%*

Vwo n=552 60%

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen.

tabel 5.17

In de Startmonitor wordt ook gevraagd naar de kwaliteit van de toetsing. De doorstudeerders zijn vaker positief over de kwaliteit hiervan dan de uitvallers. Verder valt op dat de vwo’ers minder vaak tevreden zijn dan de havisten, zie tabel 5.17. Is de manier van toetsen wel uitdagend genoeg voor vwo’ers? Gemiddeld rapportcijfer kwaliteit toetsing eerstejaarsstudenten Doorstudeerders n=803 De kwaliteit van de toetsing en tentamens

7.1*

Uitvallers n=246 6.4*

Havo n=524 7.0

Mbo n=301 6.9

Vwo n=119 6.7

Bron: Startmonitor. * Significant ten opzichte van andere groep. Vet = significant ten opzichte van andere groep. Net als bij de oordelen over docenten zijn ook bij de toetsingsoordelen geen significante verschillen bij de afgestudeerden.

5.5 Voorbereiding beroepsloopbaan en stage De tevredenheid over de voorbereiding op de beroepsloopbaan en de stage komen uitgebreid aan bod in de NSE en de HBO-Monitor. In tabel 5.18 zijn de aspecten weergegeven waarvan de studenten vinden dat die het belangrijkst zijn. Opvallend is dat de alumni alle aspecten over de voorbereiding op de arbeidsmarkt matig waarderen. De zittende studenten vinden het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk praktijkgerichtheid juist sterke punten. Zij zien de voorbereiding op Ik zou graag meer begeleiding hebde stage door de opleiding als zwak punt. Het gaat hier dan om het onderwijsthema ben in het regelen van mijn stage. ‘stage en opleiding’ dat een ‘kritische satisfier’ is (zie paragraaf 5.1) in tegenstelling Er komt vaak veel meer bij kijken tot het sterk gewaardeerde onderwijsthema ‘stage-ervaring’. Dus een investering in dan van te voren wordt aangegede voorbereiding op de stage door de opleiding zal leiden tot een hogere algemene ven door de leraren. tevredenheid. Studenten geven aan met name behoefte te hebben aan duidelijkere en eerdere stagevoorlichting.

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


48 tabel 5.18

Belangrijkste factoren beroepsloopbaan en stage NSE Zittende studenten n=5.204

HBO-Monitor Afgestudeerde studenten n=968

Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk (voorbereiding Tevredenheid over de voorbereiding op beroepsloopbaan beroepsloopbaan) De praktijkgerichtheid van je opleiding (voorbereiding beroepsloopbaan)

Starten op arbeidsmarkt

De voorbereiding op de stage door de opleiding (stage en opleiding)a

Voorbereiding actuele beroepspraktijk Inbedding op beroepspraktijk

Stellingen voorbereiding beroepsloopbaan en stage met de hoogste correlatie (> 0,4) met ‘algemene tevredenheid opleiding’ per onderzoeksbron. a=alleen beantwoord door studenten die het afgelopen jaar stage hebben gelopen. Over de sterke punten van de voorbereiding op de beroepsloopbaan zijn de eerstejaars vaker tevreden dan de ouderejaars, zie tabel 5.19. Het lijkt erop dat studenten kritischer worden over deze aspecten naarmate ze in hun studie vorderen. Mogelijk heeft het ook te maken met het verschil in karakter tussen de stages in het eerste jaar en stages in latere jaren.

tabel 5.19

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over voorbereiding beroepsloopbaan Eerstejaars n=1.763

Ouderejaars n=3.441

Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk

59%*

53%*

De praktijkgerichtheid van je opleiding

62%*

55%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. In tabel 5.20 zijn de resultaten van de zittende studenten uitgesplitst naar vooropleiding. De vwo’ers zijn vaker positief over het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk en de praktijkgerichtheid dan havisten en mbo’ers. Zou dit te maken kunnen hebben met het feit dat vwo’ers vaker bewust voor het hbo kiezen dan havisten? En met het feit dat mbo’ers al ruime ervaring hebben met stages in het mbo? De mbo’ers zijn duidelijk vaker tevreden over de voorbereiding op de stage door de opleiding.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


49

tabel 5.20

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten per vooropleiding Havo n=2.572

Mbo n=1.410

Vwo n=556

Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk

54%

56%

64%*

De praktijkgerichtheid van je opleiding

56%

56%

69%*

32%

40%*

30%

De voorbereiding op de stage door de opleiding

a

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen. a=alleen beantwoord door studenten die het afgelopen jaar stage hebben gelopen. Een factor die een rol speelt in de oordelen van alumni over de voorbereiding op de beroepsloopbaan is de huidige maatschappelijke positie van afgestudeerden (anderhalf jaar na afstuderen). Te zien is dat werkloze alumni over alle aspecten van de voorbereiding op de arbeidsmarkt minder vaak tevreden zijn dan werkzame en (door)studerende alumni. De (door)studerende alumni zijn in vergelijking met de andere twee groepen vaker tevreden over de voorbereiding op de beroepsloopbaan. Zie tabel 5.21.

tabel 5.21

Tevredenheid alumni naar maatschappelijke positie (percentage ‘(zeer) tevreden’ en rapportcijfers) Werkzame alumni n=722

Werkloze alumni n=52

Studerende alumni n=144

Tevredenheid over de voorbereiding op beroepsloopbaan

45%*

38%*

56%*

Goede basis om te starten op arbeidsmarkt

52%

33%*

54%

Inbedding op beroepspraktijk

6.6

6.1*

6.8

Voorbereiding actuele beroepspraktijk

6.5

6.1*

6.7

Bron: HBO-Monitor. * Significant ten opzichte van andere groepen. Van invloed op de oordelen van de werkzame afgestudeerden is de feitelijke aansluiting tussen de opleiding en de arbeidsmarkt. In tabel 5.22 zijn de verschillen tussen de groep alumni die ‘op niveau en binnen het vakgebied’ werkzaam zijn en die ‘onder niveau en buiten vakgebied werkzaam zijn’ weergegeven. De groep ‘op niveau en binnen vakgebied’ scoort op alle stellingen hoger dan de groep ‘onder niveau en buiten vakgebied’. Het valt op dat de verschillen hier veel groter zijn dan de verschillen in tabel 5.21.

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s


50 tabel 5.22

Tevredenheid alumni naar aansluiting opleiding-werk (percentage ‘(zeer) tevreden’ en rapportcijfers) Op niveau en binnen vakgebied n=433

Onder niveau en buiten vakgebied n=70

Tevredenheid over de voorbereiding op beroepsloopbaan

52%*

21%*

Goede basis om te starten op arbeidsmarkt

61%*

19%*

Inbedding op beroepspraktijk

6.7*

5.8*

Voorbereiding actuele beroepspraktijk

6.7*

5.5*

Bron: HBO-Monitor. * Significant ten opzichte van andere groep.

5.6 Kleine kwaliteit In het hoger onderwijs hanteert men de termen ‘grote’ en ‘kleine’ kwaliteit. Grote kwaliteit gaat over inhoudelijke zaken zoals onderwijs, onderzoek en docenten. De kleine kwaliteit betreft zaken die te maken hebben met de studeerbaarheid van de opleiding en de organisatie van het onderwijs. Hieronder verstaan we in dit geval de onderwerpen: informatie vanuit de opleiding, studieroosters, studielast en kwaliteitszorg. In tabel 5.23 zijn de voor studenten belangrijkste factoren op een rij gezet. De vragen rondom kleine kwaliteit komen in de HBO-Monitor (bijna) niet aan bod. Opvallend is het grote belang dat zittende studenten hechten aan de kwaliteitszorg en zij dit als een zwak punt beoordelen. In paragraaf 5.1 is dit aspect al aangeduid als een ‘kritische dissatisfier’. Het gaat dan vooral om de manier waarop de opleiding op klachten reageert en de wijze waarop de opleiding gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Over de studielast zijn ze matig tevreden. Dit komt overeen met de matige score voor de haalbaarheid van het programma uit de Startmonitor. De informatie uit de opleiding over de eigen studievoortgang wordt ervaren als een sterk punt.

tabel 5.23

Belangrijkste factoren kleine kwaliteit Startmonitor Eerstejaarsstudenten n=1.049

NSE Zittende studenten n=4.543

De studeerbaarheid (haalbaarheid) van het programma De manier waarop je opleiding op klachten en problemen reageert (kwaliteitszorg) De roostering van onderwijs en tentamens

De mogelijkheid om zonder vertraging de gewenste studie-onderdelen te volgen (studielast) De wijze waarop je opleiding gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties (kwaliteitszorg) De informatie over jouw studievoortgang (informatie uit opleiding) Onderwijsevaluaties die onder studenten plaatsvinden (kwaliteitszorg)

Stellingen kleine kwaliteit met de vijf hoogste correlaties (> 0,4) met ‘algemene tevredenheid opleiding’ per onderzoeksbron.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


Het is van belang om klachten serieus te nemen. Klachten kunnen gebruikt worden om de school te verbeteren. Dit gebeurt helaas niet. Klachten worden zo snel mogelijk weggeschoven en tegengewerkt. Dat is jammer.

Ga eens in gesprek met leerlingen zodat je eventueel klachten kunt verhelpen/voorkomen in de toekomst.

De ontevredenheid over de klachtenafhandeling door de opleiding is nader toegelicht in de open antwoorden. Studenten geven aan het gevoel te hebben dat er niet naar hen wordt geluisterd en dat hun klachten niet serieus worden genomen. Wat betreft de onderwijsevaluaties is het studenten niet duidelijk of en wat er met de uitkomsten gebeurt. In tabel 5.24 staan de verschillen in tevredenheid over de kwaliteitszorg uitgesplitst naar eerste- en ouderejaars. Wederom zijn de eerstejaars bij alle stellingen vaker tevreden dan ouderejaars. Het grootste verschil is zichtbaar bij de manier waarop opleidingen reageren op klachten en problemen (-13%). Beide groepen zijn het minst tevreden over de wijze waarop de opleiding gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Mogelijk heeft een meer zichtbare terugkoppeling van deze uitkomsten ook een positief effect op de respons van de onderwijsevaluaties.

tabel 5.24

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over kleine kwaliteit Eerstejaars n=1.575

Ouderejaars n=3.078

Onderwijsevaluaties die onder studenten plaatsvinden

44%*

35%*

De wijze waarop je opleiding gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties

33%*

22%*

De manier waarop je opleiding op klachten en problemen reageert

37%*

24%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep.

Na blokevaluaties is niet duidelijk wat er met de feedback van de studenten wordt gedaan. Laat eens zien welke verbeteringen zijn uitgevoerd op basis van de feedback.

De vwo’ers zijn minder vaak tevreden over de manier waarop opleidingen gebruik maken van de uitkomsten van onderwijsevaluaties dan havisten en mbo’ers. Mbo’ers zijn minder vaak tevreden over de informatie over de studievoortgang en de studielast, zie tabel 5.25. Over de mogelijkheid om de studie-onderdelen zonder vertraging te volgen lopen de meningen het meest uiteen. Alle groepen verschillen ten opzichte van elkaar. Het grootste verschil is tussen vwo’ers (61%) en mbo’ers (42%).

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s

51


52 tabel 5.25

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten per vooropleiding Havo n=2.135

Mbo n=1.218

Vwo n=451

De wijze waarop je opleiding gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties

26%

27%

20%*

De informatie over jouw studievoortgang

57%

54%*

57%

De mogelijkheid om zonder vertraging de gewenste studie-onderdelen te volgen

48%*

42%*

61%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen.

Wanneer de resultaten uit de Startmonitor worden bekeken per vooropleiding zien we vergelijkbare resultaten. Ook hier zijn de mbo’ers minder tevreden over de studeerbaarheid van het programma, zie tabel 5.26. Het laagste rapportcijfer voor de studeerbaarheid is gegeven door de uitvallers na een jaar.

tabel 5.26

Gemiddeld rapportcijfer studeerbaarheid eerstejaarsstudenten Doorstudeerders n=803 De studeerbaarheid (haalbaarheid) van het programma

7.2*

Uitvallers n=246 6.4*

Bron: Startmonitor. * Significant ten opzichte van andere groep(en).

N I E U W H A AGS PE IL 2013

Havo n=524 7.0*

Mbo n=301 6.7*

Vwo n=119 7.6*


53

te vre de nh e id o n de r wijsthema’s



VERGELIJKING INTERNATIONALE EN NATIONALE STUDENTEN 55



6. VERGELIJKING INTERNATIONALE EN NATIONALE STUDENTEN In dit hoofdstuk staat de tevredenheid van de internationale student centraal. De gehanteerde definitie voor internationale student in dit hoofdstuk is een student met een buitenlandse vooropleiding. De resultaten van de internationale studenten die hebben deelgenomen aan de Nationale Studenten Enquête 2013 (NSE) worden besproken. Deze worden vergeleken met de resultaten van de nationale studenten van om meer inzicht te krijgen in eventuele verschillen. Daarnaast worden verschillende resultaten beschreven van de International Student Barometer 2012 (ISB). In de entrywave, die wordt afgenomen in het najaar zijn vragen opgenomen over de aankomst/ontvangst van de internationale studenten in Nederland (arrival), de kwaliteit van het onderwijs (learning), de leefomgeving (living) en de ervaren ondersteuning (support). In deze rapportage ligt de focus op de kwaliteit van het onderwijs (learning). Een vergelijking met nationale studenten is niet mogelijk omdat zij niet hebben deelgenomen aan de ISB. In dit hoofdstuk worden de volgende thema’s nader uitgewerkt en toegelicht: de belangrijkste onderwijsthema’s (§6.1), de inhoud en opzet van de opleiding (§6.2), algemene vaardigheden en praktijkgericht onderzoek (§6.3), voorbereiding beroepsloopbaan (§6.4) , docenten (§6.5), informatie vanuit de opleiding en studiefaciliteiten (§6.6). In paragraaf 6.7 is tenslotte aandacht besteed aan de tevredenheid over specifieke begeleiding/service voor internationale studenten.

6.1. Belangrijkste onderwijsthema’s Om de belangrijkste onderwijsthema’s te identificeren is gekeken naar de samenhang van de veertien hoofdthema’s uit de NSE met de algemene tevredenheid over de opleiding, uitgesplitst naar drie groepen. De groepen zijn: de internationale studenten die verboden zijn aan een Engelstalige bacheloropleiding (int. Studenten ENG bachelor), de nationale studenten die een Engelstalige bacheloropleiding volgen (nat. studenten ENG bachelor) en de nationale studenten van een Nederlandstalige bacheloropleidingen (nat. studenten NL bachelor). Deze vergelijking geeft meer zicht op het relatieve belang van de thema’s voor deze drie groepen. De belangrijkste onderwijsthema’s met een correlatie van 0.5 of hoger zijn weergegeven in figuur 6.11.Bij de internationale studenten komen acht correlaties van 0.5 of hoger naar voren, bij de twee groepen nationale studenten komt dit vier keer voor. Deze vier overlappen met die van de internationale studenten, het gaat om de thema’s ‘inhoud opleiding’, ‘algemene vaardigheden’, ‘docenten’ en ‘informatie vanuit de opleiding’. De vier andere thema’s waar de internationale studenten meer waarde aan lijken te hechten dan de nationale studenten zijn de studiefaciliteiten, de voorbereiding op de beroepsloopbaan, de algemene 1

e norm van de correlatie is op 0.5 of hoger gesteld in plaats van 0.4 of hoger zoals in de vorige hoofdstukken vanwege de sterkere correlaties bij D de groep internationale studenten in vergelijking met de nationale studenten. Daarnaast komen er bij deze groep studenten vaker correlaties voor van de onderwijsthema’s met de algemene tevredenheid dan bij de nationale studenten.

v e rge l ij kin g in te rnationale en nationale studenten

57


58

sfeer op de opleiding en het praktijkgericht onderzoek binnen de opleiding. De antwoordcategorieën bij deze vragen variëren van 1 (=zeer tevreden) tot en met 5 (=zeer ontevreden). Bij deze vijfpuntsschaal wordt de gemiddelde score weergegeven in figuur 6.1

figuur 6.1

Belangrijkste Onderwijsthema’s per groep Internationale studenten Engelstalige opleidingen

Nationale studenten Nationale studenten Engelstalige opleidingen Nederlandstalige opleidingen

Algemene tevredenheid

3.8

3.8

3.7

Inhoud opleiding

3.9

3.9

3.7

Algemene vaardigheden

3.9

3.8

3.6

Praktijkgericht onderzoek

3.7

Voorbereiding beroepsloopbaan

3.7

Docenten

3.7

3.5

3.5

Informatie vanuit opleiding

3.6

3.3

3.2

Studiefaciliteiten

3.9

Sfeer

3.9

Gemiddelde score tevredenheid belangrijkste onderwijsthema’s op een vijfpuntsschaal. Algemene tevredenheid opleiding gecorreleerd met algemeen oordeel deelaspecten opleiding, alleen correlaties 0.5 of hoger zijn weergegeven (bron: NSE).

N I E U W H A AGS PE IL 2013


Voor verdere analyses is er voor gekozen om alleen de oordelen van de studenten die een van de negen Engelstalige bachelors volgen te rapporteren2 (zie ook verantwoording in hoofdstuk 3). Daarbij wordt steeds onderscheid gemaakt tussen internationale en nationale studenten met uitzondering van de onderwijsthema’s: de inhoud en opzet van de opleiding, praktijkgericht onderzoek en docenten. Bij deze drie thema’s wordt ook een vergelijking gemaakt met de groep nationale studenten van de Nederlandstalige opleidingen. Deze extra uitsplitsing is ingegeven door de drie prestatieafspraken die zijn gemaakt met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (zie hoofdstuk 4).

6.2. Inhoud en opzet van de opleiding Internationale studenten en nationale studenten van de Engelstalige bachelors oordelen vaak vergelijkbaar als het gaat om de inhoud en de opzet van de opleiding (zie tabel 6.1). Er zijn weinig significante verschillen gevonden tussen deze twee groepen. De enige significante verschillen zijn zichtbaar bij de aspecten ‘de in jouw opleiding gehanteerde werkvormen’ (61% versus 55%) en ‘het niveau van je opleiding’ waar de nationale studenten van de Engelstalige bachelors vaker ‘(zeer) tevreden’ over zijn dan internationale studenten (68% versus 60%). Dit is opvallend omdat bij de andere aspecten My program should include additiinternationale studenten vaker meer tevreden zijn (hoewel niet significant). De vragen onal courses, in which the student rijzen: Zouden internationale studenten meer verwachten van het niveau van de opleihas the option of signing up to atding? Vinden zij het niveau te hoog of te laag? tend these extra courses. Te zien is verder dat internationale studenten het vaakst ‘(zeer) tevreden’ zijn over de aansluiting van de inhoud van de opleiding bij actuele ontwikkelingen (70%), de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de opleiding (69%) en de aansluiting van de inhoud bij het beeld die zij van de opleiding hadden (62%). Studenten die The first year was totally fine in een Engelstalige bacheloropleiding volgen geven bij de eerste twee stellingen (signiterms of workload and everyone ficant) vaker aan tevreden te zijn dan de nationale studenten van de Nederlandstalige was satisfied. As soon as the sebacheloropleidingen. Het minst vaak tevreden zijn de internationale studenten over cond year started, frustration starde aansluiting van de opleiding bij de vooropleiding (53%) en de mogelijkheid die je ted as well. opleiding je biedt om zelf de inhoud te bepalen (45%, matige score). Dit geldt ook voor beide groepen nationale studenten. Er zijn weinig significante verschillen tussen de internationale en nationale studenten die een Engelstalige bacheloropleiding volgen, maar wanneer de tevredenheid van deze twee groepen studenten wordt vergeleken met studenten van de Nederlandstalige bachelors is te zien 2

B edrijfseconomie - English Stream / International Financial Management & Control Bestuurskunde/Overheidsmanagement - English Stream / Public Management Chemische Technologie / Process & Food Technology Communicatie - English stream / International Communication Management European Studies - English Stream HBO-Rechten - English Stream / International & European Law Industrieel Product Ontwerpen - English Stream / Industrial Design Engineering Integrale Veiligheidskunde - English Stream / Safety and Security Management Studies International Business and Management Studies

v e rge l ij kin g in te rnationale en nationale studenten

59


60 The program is set up in a way that if you study the materials, you are prepared for next semester, meaning: great transition between courses and years of study.

dat studenten die een Engelstalige bacheloropleiding volgen vaker tevreden zijn over ‘de mate waarin de inhoud van je opleiding stimulerend is’ (59% versus 48%) en over de inhoud en opzet van hun opleiding in het algemeen. Waarom zijn nationale studenten die een Engelstalige bacheloropleiding volgen vaker tevreden over de inhoud en opzet van de opleiding? Zit het in het ‘DNA’ van opleidingen, het internationaal karakter en/of de internationale groep studenten?

tabel 6.1

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over inhoud en opzet van de opleiding Int. studenten ENG bachelor n=207

Nat. studenten ENG bachelor n=311

Nat. studenten NL bachelor n=4822

De aansluiting van de inhoud van je opleiding bij actuele ontwikkelingen

70%

67%

56%*

De samenhang tussen de verschillende onderdelen van je opleiding

69%

65%

56%*

De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had

62%

61%

56%

De in jouw opleiding gehanteerde werkvormen

61%*

55%

49%

Het niveau van je opleiding

60%*

68%

64%

De mate waarin de inhoud van je opleiding stimulerend is

59%

59%

48%*

De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal

55%

59%

50%

De aansluiting van je opleiding bij je vooropleiding

53%

48%

45%

De mogelijkheid die je opleiding je biedt om zelf de inhoud te bepalen

45%

40%

31%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen. Vet = significant ten opzichte van andere groep. In de ISB wordt geen vijfpuntsschaal gebruikt zoals in de NSE, maar een vierpuntsschaal: 1 zeer ontevreden, 2 ontevreden 3 tevreden, 4 zeer tevreden. In de entrywave van de ISB 2012 is studenten gevraagd hoe tevreden zij zijn over de inhoud van hun opleiding. Van de respondenten geeft 87% aan ‘(zeer) tevreden’ te zijn.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


6.3 Algemene vaardigheden en praktijkgericht onderzoek Aan de studenten is gevraagd naar de algemene vaardigheden die zij door hun opleiding verwerven. In het algemeen kan gesteld worden dat zowel internationale studenten als nationale studenten die een Engelstalige bachelor volgen tevreden zijn over de verworven algemene vaardigheden. Alle gemiddelde scores zijn sterk te noemen. In tabel 6.2 wordt per vaardigheid het percentage ‘(zeer) tevreden’ weergegeven. Internationale studenten zijn het meest tevreden over de vaardigheden ‘communicatieve vaardigheden’ en ‘samenwerken met anderen’: 78% is hier ‘(zeer) tevreden’ over. Dit geldt ook voor de nationale studenten. Ten aanzien van twee vaardigheden verschillen de beide groepen significant in hun oordeel. Internationale studenten geven vaker aan tevreden te zijn over de vaardigheid ‘probleemoplossend vermogen’ (71% versus 67%). Ook zijn zij vaker tevreden over ‘het aanleren van een kritische houding’ (69% versus 63%).

tabel 6.2

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over de verworven algemene vaardigheden Int. studenten ENG bachelor n=207

Nat. studenten ENG bachelor n=309

Communicatieve vaardigheden

78%

80%

Samenwerken met anderen

78%

76%

Probleemoplossend vermogen

71%*

67%*

Het aanleren van een kritische houding

69%*

63%*

Het onderbouwen van conclusies

67%

63%

Argumenteren/redeneren

65%

65%

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. Een ander vragenblok in de NSE dat ingaat op de tevredenheid over aangeleerde vaardigheden is het vragenblok over praktijkgericht onderzoek (zie tabel 6.3). Studenten is gevraagd aan te geven hoe tevreden zij zijn over de wijze waarop onderzoeksvaardigheden worden aangeleerd. De tevredenheid hierover is lager dan het oordeel over de verworven algemene vaardigheden. De internationale studenten zijn het meest tevreden over de mate waarin het schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek wordt aangeleerd (61%), gevolgd door het kritisch beoordelen van praktijkgericht onderzoek (58%). Het vragenblok bestaat uit vier stellingen en opvallend is dat internationale studenten bij drie stellingen minder vaak aangeven ‘(zeer) tevreden’ te zijn dan de nationale studenten die een Engelstalige bachelor volgen (hoewel niet significant). Hebben internationale studenten een andere verwachting van onderzoek dan de nationale studenten? Er zijn geen significante verschillen naar boven gekomen tussen de internationale en nationale studenten van de Engelstalige opleidingen, maar wel wanneer beide groepen worden vergeleken met de nationale studenten van de Nederlandstalige bacheloropleidingen. De studenten van de Nederlandstalige bachelor opleidingen zijn over alle aspecten in dit vragenblok minder vaak tevreden. Wat verklaart wederom het verschil tussen de twee groepen nationale studenten?

v e rge l ij kin g in te rnationale en nationale studenten

61


62 tabel 6.3

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over praktijkgericht onderzoek binnen de opleiding Int. studenten ENG bachelor n=205

Nat. studenten ENG bachelor n=307

Nat. studenten NL bachelor n=4690

Het schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek

61%

64%

52%*

Het kritisch beoordelen van praktijkgericht onderzoek

58%

58%

48%*

Analytisch denken

56%

59%

53%*

Methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek

55%

59%

48%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. In de ISB is niet gevraagd naar onderzoeksvaardigheden die aan bod komen tijdens de opleiding maar wel naar hoe zij het niveau van de onderzoeksactiviteiten waarderen. Van de respondenten geeft 86% aan hier tevreden over te zijn. Een kanttekening bij deze percentages is dat de ISB gebruik maakt van een vierpuntsschaal, de NSE maakt gebruik van een vijfpuntsschaal.

6.4 Voorbereiding beroepsloopbaan Good interaction with international students, great preparation for the real world.

Er zijn drie vragen gesteld over de voorbereiding op de beroepsloopbaan in de NSE (zie tabel 6.4). Van de internationale studenten geeft 69% aan ‘(zeer) tevreden’ te zijn over de praktijkgerichtheid van de opleiding. Dit verschilt significant met het oordeel van de nationale studenten (63%). Bij de andere twee vragen verschillen de oordelen van beide groepen niet significant. 61% van de internationale studenten is tevreden over het contact met de beroepspraktijk en 60% over het verwerven van vaardigheden voor de beroepspraktijk. De studenten beoordelen alle voorgelegde aspecten over de voorbereiding op de beroepsloopbaan als ‘sterk’.

More help with internship mediation.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


tabel 6.4

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over de voorbereiding op de beroepsloopbaan Int. Studenten ENG bachelor n=205

Nat. studenten ENG bachelor n=304

De praktijkgerichtheid van je opleiding

69%*

63%*

Het contact met de beroepspraktijk (bijv. stages, gastsprekers)

61%

55%

Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk

60%

62%

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. Van de ISB respondenten geeft 68% aan tevreden te zijn over de mogelijkheden om werkervaring op te doen/stage te lopen als onderdeel van de studie. 74% is tevreden over de relevantie van hetgeen zij leren voor hun positie op de arbeidsmarkt (employability) en 62% is tevreden over het advies en de begeleiding van docenten in relatie tot de mogelijkheden en kansen voor hun beroepsloopbaan. Een kanttekening bij deze percentages is dat de ISB gebruik maakt van een vierpuntsschaal, de NSE maakt gebruik van een vijfpuntsschaal.

6.5 Docenten In tabel 6.5 staan de resultaten weergegeven van de tevredenheid over docenten. Bij vier stellingen verschillen de internationale studenten significant ten opzichte van beide groepen nationale studenten. De inhoudelijke deskundigheid van docenten wordt door internationale studenten het hoogst gewaardeerd, 71% is hierover ‘(zeer) tevreden’. De oordelen van internationale ten opzichte van de nationale studenten verschilt ook significant bij de stellingen over de betrokkenheid I think the lectures should be more van de docenten bij de studenten (62% versus 54% en 48%), de didactische kwainspiring and less “standard”. liteit van docenten (60% versus 55% en 48%), en de kwaliteit van de begeleiding door docenten (55% versus 49% en 45%).

The teachers should have more and clearer office hours and be more patient to late graduate students.

Minder tevreden zijn internationale studenten over de mate waarin docenten inspirerend zijn (47%). De gemiddelde score op een vijfpuntsschaal voor dit aspect is 3.40, wat een matige score is volgens de norm die gehanteerd wordt. Hetzelfde geldt voor de stelling over de kwaliteit van feedback van docenten: 49% van de internationale is daarover ‘(zeer) tevreden’ (de gemiddelde score 3.41 is matig). Deze scores verschillen niet significant met de scores van de nationale studenten die ook een Engelstalige bachelor volgen, maar de oordelen van de studenten van de Nederlandstalige opleidingen zijn wel significant lager dan de studenten van de Engelstalige opleidingen.

v e rge l ij kin g in te rnationale en nationale studenten

63


64 tabel 6.5

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over docenten Int. studenten ENG bachelor n=205

Nat. studenten ENG bachelor n=301

Nat. studenten NL bachelor n=4709

De inhoudelijke deskundigheid van docenten

71%*

67%*

62%*

De kennis van de docenten over de beroepspraktijk

66%

66%

61%*

De betrokkenheid van de docenten bij de studenten

62%*

54%*

48%*

De didactische kwaliteit van docenten

60%*

55%

48%

De kwaliteit van de begeleiding door docenten

55%*

49%

45%

De bereikbaarheid van docenten buiten contacturen

52%

49%

42%*

De kwaliteit van feedback van docenten

49%

51%

43%*

De mate waarin docenten inspirerend zijn

47%

49%

38%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groepen. In de ISB zijn ook vragen opgenomen over de tevredenheid over docenten. Van de respondenten geeft 92% aan dat de didactische kwaliteit van docenten goed is, 91% is tevreden over de expertise van de docent in zijn/haar vakgebied, 89% over de kwaliteit van de colleges en 83% is tevreden met de terugkoppeling/feedback over ingeleverde opdrachten. Een kanttekening bij deze percentages is dat de ISB gebruik maakt van een vierpuntsschaal, de NSE maakt gebruik van een vijfpuntsschaal.

6.6 Informatie vanuit de opleiding en studiefaciliteiten Better and clear assignments and criteria for grading. More clear information as a whole.

More prompt results, more clear directions.

In tabel 6.6 staan de percentages ‘(zeer) tevreden’ weergegeven over de aspecten rond de informatievoorziening van de opleiding. Van de internationale studenten geeft 59% aan ‘(zeer) tevreden’ te zijn over de informatie die de opleiding verstrekt over de studievoortgang en 56% is ‘(zeer) tevreden’ over de informatie over regels en procedures. Nationale studenten zijn over deze aspecten (significant) minder vaak tevreden. Het minst vaak tevreden zijn beide groepen over de informatievoorziening rond het tijdig bekend maken van resultaten van toetsen en beoordelingen, 33% van de internationale studenten en 36% van de nationale studenten geeft aan ‘(zeer) tevreden’ te zijn. Vooral voor dit laatste punt is aandacht nodig aangezien het een dissatisfier is met een lage score en tot ontevredenheid kan leiden.

N I E U W H A AGS PE IL 2013


65

tabel 6.6

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over informatie vanuit de opleiding Int. studenten ENG bachelor n=203

Nat. studenten ENG bachelor n=300

De informatie over jouw studievoortgang

59%*

56%*

De informatie over regels en procedures

56%*

49%*

De informatie over de opzet van de opleiding

49%

46%

Het tijdig bekend maken van resultaten van toetsen en beoordelingen

33%

36%

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep.

I think more has to be done to cater to the students. For example, having longer library hours contributes greatly to our academic needs. Blackboard must NEVER be down,especially during exam period.

The lack of facilities such as classrooms, available computers etc. is also another issue. Facilities should be taken seriously.

In het vragenblok over de studiefaciliteiten zijn zes faciliteiten aan de studenten voorgelegd. In tabel 6.7 zijn de percentages ‘(zeer) tevreden’ op een rij gezet. Opvallend is dat bij alle vragen sprake is van een significant verschil tussen de oordelen van de internationale studenten en nationale studenten. Internationale studenten zijn over alle voorgelegde faciliteiten vaker tevreden. Het vaakst tevreden is deze groep over de geschiktheid van de onderwijsruimten (84%), de tevredenheid hierover onder de nationale studenten is veel lager (67%). Grote verschillen zijn ook zichtbaar bij de tevredenheid over ‘de geschiktheid van werkplekken’ (internationaal 68%; nationaal 49%), ‘de bibliotheek/mediatheek’ (internationaal 60%; nationaal 53%), ‘de digitale leeromgeving’ (internationaal 60%; nationaal 48%) en ‘de ICT-faciliteiten’ (internationaal 58%; nationaal 45%). Over de beschikbaarheid van voldoende werkplekken zijn internationale studenten het minst vaak tevreden (52% versus nationaal 41%). Niet alleen zijn de internationale studenten vaker tevreden over de studiefaciliteiten, de samenhang van deze aspecten met de algemene tevredenheid is ook sterker. Internationale studenten hechten duidelijk meer belang aan de faciliteiten. Mogelijk zijn zij meer afhankelijk hiervan dan de nationale studenten. Kan het lager oordeel van nationale studenten over de studiefaciliteiten betekenen dat zij hier hogere verwachtingen van hebben dan de internationale studenten?

v e rge l ij kin g in te rnationale en nationale studenten


66 tabel 6.7

Percentage ‘(zeer) tevreden’ studenten over de studiefaciliteiten Int. studenten ENG bachelor n=197

Nat. studenten ENG bachelor n=297

De geschiktheid van de onderwijsruimten

84%*

67%*

De geschiktheid van werkplekken (bv. computers, studieruimten van voldoende kwaliteit)

68%*

49%*

De bibliotheek/mediatheek

60%*

53%*

De digitale leeromgeving

60%*

48%*

De ICT-faciliteiten

58%*

45%*

De beschikbaarheid van werkplekken (bv. voldoende werkplekken)

52%*

41%*

Bron: NSE. * Significant ten opzichte van andere groep. Ook bij de ISB is te zien dat studenten het meest tevreden zijn over de onderwijsruimten (94%), gevolgd door de bibliotheek/mediatheek (88%) en de digitale leeromgeving (78%). Een kanttekening bij deze percentages is dat de ISB gebruik maakt van een vierpuntsschaal, de NSE maakt gebruik van een vijfpuntsschaal.

6.7 Specifieke begeleiding voor internationale studenten My progamme is one of the best to prepare you for your masters and career however, i would like to see them introduce more languages into the programmes, this is because the study is international and hence diversity in languages are required to further our careers.

Internationale studenten hebben naast de ‘gewone’ begeleiding behoefte aan extra ondersteuning rondom bijvoorbeeld inschrijving, taal en het verkrijgen van visa (zie tabel 6.8). Om deze reden zijn in de NSE vijf vragen gesteld aan de internationale studenten over de begeleiding/service die De Haagse Hogeschool specifiek aanbiedt voor deze doelgroep. Het aanbod van Engelstalige vakken wordt het meest gewaardeerd (80%) en driekwart van de respondenten is ‘(zeer) tevreden’ over de beheersing van de Engelse taal van medewerkers. Minder vaak zijn de studenten tevreden over de persoonlijke begeleiding door de mentor/begeleider (54%), de geboden hulp door de instelling bij inschrijving, huisvesting en het verkrijgen van visa (49%) en de hulp door de instelling bij de integratie in de Nederlandse cultuur (44%).

N I E U W H A AGS PE IL 2013


67

tabel 6.8

Percentage ‘(zeer) tevreden’ internationale studenten specifieke begeleiding/service Percentage

n

Het aanbod van Engelstalige vakken

80%

188

De beheersing van de Engelse taal van medewerkers van de instelling

75%

192

De persoonlijke begeleiding door je mentor/begeleider

54%

179

De geboden hulp door je instelling (bv. bij inschrijving, huisvesting, visa e.d.)

49%

175

De hulp door je instelling bij de integratie in de Nederlandse cultuur (bijv. een Engelse of Nederlandse taalcursus, buddy-systeem)

44%

178

Bron: NSE. Ook het merendeel van de ISB respondenten is tevreden over de geboden Engelse taalondersteuning (94%) en de beheersing van de Engelse taal van medewerkers (95%). Wat betreft de extra geboden persoonlijke begeleiding geeft 88% aan ‘zeer tevreden’ te zijn. Een kanttekening bij deze percentages is dat de ISB gebruik maakt van een vierpuntsschaal, de NSE maakt gebruik van een vijfpuntsschaal.

Dutch courses should be available for more than one semester. A lot of international students want to learn Dutch, not just the basics.

v e rge l ij kin g in te rnationale en nationale studenten


68

N I E U W H A AGS PE IL 2013


dehaagsehogeschool.nl

Nieuw Haags Peil 2013 Uitgave September 2013 De Haagse Hogeschool Dienst Communicatie & Marketing Johanna Westerdijkplein 75 2521 EN Den Haag onderzoek@hhs.nl

Tevredenheid over De Haagse Hogeschool Nationale Studenten Enquête • Startmonitor • HBO-Monitor • International Student Barometer


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.