mei 2005 - De Hoogstraatse Maand

Page 6

OORLOGSHERINNERINGEN V-wapens en straalmotoren werden gemonteerd. De Häftlingen werden er onmenselijk behandeld en afgebeuld bij de graafwerkzaamheden. Wie overbleef werd later door de SS op Dodenmars gejaagd om zolang mogelijk uit geallieerde handen te blijven. Het mag ons niet verwonderen dat niemand van de lokale gedeporteerden deze hel heeft overleefd. Enkel van de achterblijvers in Buchenwald kwamen twee mannen levend terug. Marcel Schauvlieghe, een cipier van de strafschool, verscheen op 7 mei 1945 plots als een uitgemergeld wrak in Hoogstraten. Een Nederlandse ingezetene, Antonius Priem, werkte na zijn bevrijding nog een tijd voor de geallieerde militaire overheid en keerde pas veel later huiswaarts.

Floren. Hij wordt vaak over het hoofd gezien, maar ten onrechte. Frans werd in oktober 1944 als gids bij een patrouille in het niemandsland rond Wortel aangehouden. Gelukkig werd hij niet meteen als een van de gehate “partizanen” terechtgesteld, maar ook hij werd via Nederland gedeporteerd. Frans werd als dwangarbeider ingezet bij de bouw van de monsterachtige UBoot-Bunker Valentin bij Bremen-Farge, maar doorstond de beproeving. Ook Lodewijk Versmissen uit Wortel werd waarschijnlijk ergens in de bevrijdingsperiode opgepakt en weggevoerd naar Bremen-Farge. In 1950 werd zijn overlijden door een rechtbank vastgesteld in maart of april 1945.

Op 10 mei 1945, dus vlak na de wapenstilstand, overleed Emiel Matthieu evenwel in een Brits veldhospitaal aan Typhus Exanthematicus, een epidemie die nog heel wat slachtoffers maakte na de bevrijding. Mogelijk putte Emiel tenminste troost uit de wetenschap dat Hitler en zijn handlangers voorgoed verslagen waren.

Repressie Ik wil me hier niet uitspreken over de drijfveren voor de uiteenlopende vormen van collaboratie tijdens de Duitse bezetting, maar het is duidelijk dat de resulterende repressie niet meteen de fraaiste pagina vormt uit onze geschiedenis. Het is ook de materie die tijdens de ruim 20 jaar dat ik met mijn onderzoek in de Kempen bezig ben, de gemoederen blijkbaar het meest blijft beroeren. Echte of vermeende “incivieken” werden kort na de bevrijding en/of rond de wapenstilstand, vaak door hun eigen buren, uit hun huis gesleurd, in elkaar geslagen, vernederd en/of opgesloten zonder dat daar veel plichtplegingen mee gemoeid waren. Zo werden rond de bevrijding naar verluidt een 70-tal personen in Hoogstraten aangehouden. Een enkeling werd zelfs naar zelfmoord gedreven. Sommigen liepen uiteindelijk zware straffen op, maar voor de meeste opgepakte medeburgers is het nooit tot een veroordeling of enige vorm van compensatie gekomen.

Wapenstilstand

Francis Huijbrechts bij een van de monumenten op de Kriegsgräberstätte te Meppen-Versen, ooit de laatste rustplaats van Albert Matthieu. Hij werd in de jaren ’50 gerepatrieerd en bijgezet in het familiegraf op het kerkhof aan de St.-Clemenskerk in Minderhout. (foto: archief F. Huijbrechts) Op 25 september 1944, terwijl de voorhoede van de Britse 49ste Infanteriedivisie bij Rijkevorsel net over de Turnhoutse Vaart was geraakt, volgde een tweede golf van arrestaties in de Noorderkempen. In Hoogstraten, Minderhout en Meer werden in totaal 5 verzetsmensen opgepakt. Zij kwamen allen terecht in KZ Neuengamme of een van de Aussenlager van dit grote concentratiekamp in Noord-Duitsland. Niemand van dit groepje keerde behouden terug. Eén van hen was Jozef Van Elsacker, griffier bij het vredegerecht, die op 1 mei was kunnen ontkomen maar die kort voor de bevrijding dus toch tegen de lamp liep. Ze waren in Neuengamme overigens voorafgegaan door Antoon Raats uit Meerle. Wanneer en waarom deze jongeman precies was aangehouden is niet duidelijk, maar hij arriveerde in ieder geval op 9 september 1944 in het hoofdkamp bij Hamburg. Toon zou er minder dan drie maanden later sterven. De aanduiding Neuengamme als plaats van overlijden moet overigens niet al te nauw genomen worden. Heel wat gevangenen die eigenlijk in een Aussenlager omkwamen, werden geregeld geregistreerd als overleden in het hoofdkamp. Ook de officiële doodsoorzaak, als die al werd opgegeven, verhulde vaak een gruwelijker einde. Vermoedelijk de laatst aangehouden politieke gevangene uit onze regio is Hoogstratenaar Frans

6

Aldus zagen slechts 3 van de 26 lokale gedeporteerden onze regio levend terug. Slechts enkele stoffelijke overschotten werden teruggevonden en gerepatrieerd. Het is in de meeste gevallen erg moeilijk om hun lijdensweg te reconstrueren. Er waren immers heel weinig getuigen overgebleven en de nazi’s hebben er tevens alles aan gedaan om de sporen van hun misdaden uit te wissen. Bijzonder tragisch vind ik het verhaal van de familie Matthieu uit Minderhout. Eén van de zonen van de weduwe Matthieu, Carlo, was tijdens de bezetting naar verluidt in de clinch gegaan met oorlogsburgemeester ‘s Jongers en na een verblijf in Belgische gevangenissen verplicht tewerkgesteld in Duitsland. Hij keerde pas maanden later behouden terug. Twee van zijn broers hadden intussen minder geluk. Emiel en Albert werden op 25 september 1944 voor de neus van hun moeder en zussen als weerstanders door de Duitsers aangehouden. De jongste zoon, Mon, was door een stom toeval niet thuis en kon onderduiken. Albert stierf vermoedelijk op 10 februari 1945 te Meppen-Versen aan de ontberingen. Zijn broer Emiel overleefde verschillende kampen en de vreselijke Dodenmars. Hij werd eind april 1945 bevrijd in het Sandbostel Lager. De zieke en fel verzwakte Minderhoutenaar kreeg de gelegenheid een brief naar vrouw en kinderen te schrijven.

Op 8 mei 1945 werd het einde van de vijandelijkheden in Europa afgekondigd. Het zou evenwel nog tot begin september 1945 duren eer ook het Japanse Keizerrijk op de knieën werd gedwongen. Dat het wel degelijk om een oorlog op wereldschaal ging, werd pijnlijk duidelijk toen de Minderhoutse burgemeester Desmedt het bericht kreeg dat zijn dochter Maria, die als missiezuster van de Kanunnikessen op de Filipijnen verbleef, in het voorjaar van 1945 was omgekomen bij een bombardement op het klooster te Baguio. Zijn zoon Raf kwam als pater eveneens tussen de strijdende partijen terecht, maar hij kon zijn avonturen in 1947 in de “Gazet van Hoogstraten” neerschrijven.

De trieste balans Het is niet gemakkelijk om tot een precies aantal oorlogsslachtoffers te komen, onder meer omwille van onvolledige gegevens of omwille van de gebruikte criteria. Enkele voorbeelden om aan te geven dat het niet zo eenvoudig is als het op het eerste zicht lijkt. In verband met de Amerikaanse 104de Infanteriedivisie heb ik zo een 15-tal gesneuvelden voor de periode dat ze actief waren in de driehoek Maxburg-Hollands Punt-Maalbergen (25-27 oktober 1944) maar het is onmogelijk te bepalen of ze nu op Meers, Loenhouts of Zunderts grondgebied zijn omgekomen. Op 20 november 1944 werd Hoogstratenaar Frans Goetschalckx in de avondschemering overreden door een militair voertuig op het kruispunt van de Sint-Lenaartseweg en de Lodewijk de Konincklaan. Kan hij beschouwd worden als oorlogsslachtoffer? Zonder oorlog, geen doorstroming van legerwagens en dus ook geen dodelijk ongeval?! In september 1944 verdween


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.