KOERANT_Editie 3

Page 1

78

Oompa Loompa Thomas Cantraine Een supersnelle laptop. Kilometers kalk. Fancy stiften. Een computermuis. Een vlijmscherp mes. Wie vult aan, wat heb ik zo nog nodig om een goed architectuurstudentje te zijn? Een architectenbril? Laten we eerlijk zijn, al die dingen zijn eigenlijk bijkomstig. Het belangrijkste dat je moet hebben, is een degelijke tafel. De tafel is het grondbeginsel van de architectuur, zonder deze 70-80 cm geraak je geen stap vooruit. Zeker in jurytijden heb je zo’n tafel nodig, en net zoals sommige andere dingen die liefst zo groot mogelijk. Je kent dat scenario wel: je begint met een relatief propere tafel. De eerste bezetters van dit maagdelijk landschap zijn de laptop,muis, kladbladje en pen. Gaandeweg wordt deze rustige compositie verstoord door steeds meer papier: schetsen, berekeningen, vooral veel gekrabbel, alles door elkaar. De rust is helemaal zoek wanneer de kleurtjes en meetlat zich gaan mengen en reliëf brengen in de strijd om de highground, bovenaan de stapel. Voor je het weet ben je je kop koffie kwijt, totdat je ze tot grote ergernis weer eens tegenkomt, vergezeld van het naargeestige geluid van een klein watervalletje. Beginnen aan een maquette doe je ook op tafel, dus eerst wat plek zoeken, een tafel is àltijd te klein... Overbodige tafelgebruikers worden dan verscheept naar de vloer, totdat er enkel ònder de tafel nog een leeg plekje overblijft, mooi afgebakend. Een nutteloos plekje eigenlijk, want niemand wil ‘onder tafel kruipen’. Tenzij je op een andere schaal

grafiek: Hong Wan Chan scenario & tekst: Christophe van Gerrewey

De Achterflap

Yentl Capelleman, Leendert De Vos & Bram Vandemoortel,

12 16

Studentenpublicaties

Jonas Apers

Stanley and the Chicago Seven against the Black Forest Troops

Jona Moereels

Maarten Van Den Driessche

Pedagogische perikelen - Stand van zaken

bemeesteren. Ontwerpen. Onzekerheid Spelen met mogelijkheden

De Vitrine

Pieter De Walsche

Beeld om Beeld

Astrid Ghyselen & Bram Vandemoortel

Internationalisering

Olivier Cavens & Eva Knollenburg

2 4 8 10

Editie 3 Windhaan

RN IE E T AT NE K + VE BV

? , 3 ;G "+ 5,6 F * D $ 4 DE $) ,"3 > ( C ' 3 AB %& $12 @ $ ? # 0 >? !" ./" $ - % <= % 9:;

$ 3,

% $ # " !

' &

> HE

D;

8 BI

J>

Ja, hierzo! Tussen het gezwoeg en gezweet, ergens bedolven onder flarden maquetteresten! De nieuwe en laatste Koerant van het jaar! Bij deze ook het moment waarop we afscheid nemen van onze laatstejaars. Onder hen de pioniers van deze Koe-krant die je maar liefst tot vier keer toe hebt kunnen verorberen dit semester. Een absoluut record! Elk einde gaat gelukkig hand in hand met een nieuwe start, en zo begint ook de Koe te vervellen. Jongere jaren treden naar voren om het heft in handen te nemen, en een mooi toekomstperspectief te bieden. Dit vertaalt zich ook in deze editie. In de ‘Windhaan’ geen gewone project/fail van de maand, maar er wordt daarentegen een tipje van de architecturale sluier voor u opgelicht. Nu het einde van het jaar (en slopend werk) in zicht is, wordt het ook eens tijd voor de honkvaste architectuurstudent om zijn grenzen te verruimen. Daarom; vier pagina’s ‘Internationalisering’ om uw vingers af te likken. Wegens te labiele humor in ophitsende jurytijden is de ‘Red Light District’ met bijzondere droefheid (tijdelijk!) gesneuveld… Maar niet getreurd, ‘Beeld om beeld’ met een exclusieve en rechtstreeks ontvangen beeld van Dogma, geeft u meer dan een waardige troost. In de vertrouwde ‘Vitrine’ wordt u langsheen de wondere wereld van Stanley and the Chicago Seven en satellietschotels terug naar onze eigen opleiding gebracht met meer informatie over de nieuwe masteropleiding, de ijkingstest en de ontwerpmening van Maarten Van Den Driessche— een layoutfout waarvoor we een mea culpa slaan. Natuurlijk zijn er de alom geprezen ‘Studentenpublicaties’, waarin we uitverkoren titanenwerkjes in de bloemetjes zetten. Hierin verbreden onze blik, en kijken ook naar andere vakken die ons wakker houden. Voor het eerst worden ook de Bijzondere Vraagstukken uitgelicht en van gaan we van Bart Verschaffel in Venetië (dat een eigen katern kreeg) naar Dirk Somers en Johannes Robbrecht in Duitsland met Schinkel. Deze laatsten leggen eindelijk uit waarom er geen betere vrienden bestaan dan dode vrienden. Eindigen doen we met onze ‘Achterflap’. Deze laatste en ware outro van Wan, afscheid nemend van de dankbare auteur-itaire samenwerking met Christophe Van Gerrewey, verbeeldt Geert Bekaert, omringd door zijn (tot ieders frustratie) nog ontoegankelijke riante collectie in onze nieuwe faculteitsbibliotheek. Zie jij wie op het feest aanwezig is? Er zijn meerdere (lees: 10) bekenden te spotten! Dan rest ons nog u veel succes te wensen bij jury’s en vooral te genieten van een lange en zeer welverdiende vakantie! Tot volgend jaar!

Editoriaal

‘Koetjes en Kalfjes’, de vers in het leven geroepen dubbelcolumn waarin vertegenwoordigers van Vakgroep en Studenten de pen kruisen, zal nooit actueler zijn. Midden in de juryweek, met als gezamenlijk thema -horresco referens- de Jury! Ideaal om te weten hoe het moet, had gemoeten, of helemaal nooit had gemogen.

Koetjes & Kalfjes

kijkt. De eerste hut, die vaak naar voren geschoven wordt als het begin van de architectuur, dat was toch 4 kolommen met een dak erop? 4 tafelpoten en een plank erop, het verschil is bijster klein: “scale” - enter - “0.5” - enter. Bijzonder geschikt voor een persoonlijke Oompa- Loompa, wat toch een fantastische luxe zou zijn? Voederen moet je hem niet, gewoon de kruimels onder tafel vegen, drinken hoef je ook niet te voorzien, je stoot toch om de haverklap je glas om. Af een toe een stukje kadapak versluizen, en de kleine man kan zich bezighouden met de maquette. Een win- win- situatie, want wij besparen kostbare tijd, en de miniatuurman is blij met zijn persoonlijke hut. Naast dit architectuurtheoretische raakpunt, is voor een tafel de sterkte, stijfheid en stabiliteit van uiterst belang, net zoals bij architectuur. Niets irriterender dan een zeezieke tafel, niets onhandiger dan een rechte maquette proberen maken op een doorbuiging. De problemen qua stabiliteit zijn misschien niet meteen toepasbaar op jurytijd, maar bij een iets avontuurlijker gebruik van een tafel is een béétje stabiliteit natuurlijk wel handig... Dus als een jurylid je nog eens in het nauw tracht te drijven met de vraag “Wat is architectuur voor u?”, kan je altijd eens proberen deze doodsteek volmondig te pareren met het antwoord: “Een tafel!” Op eigen risico natuurlijk, want als je zo’n zever begint te verkopen valt het wel heel hard op dat je aan een accuut slaapgebrek lijdt.

De spiegel der deugden David Peleman Het fenomeen ‘jury’ kent diverse invullingen en dat leidt bij momenten tot verwarring of scheefgetrokken verwachtingen. Zo verschilt de jury bij een architectuurwedstrijd fundamenteel van een jury binnen een architectuuropleiding. Die laatste onderscheidt zich omdat daar geen winnaars, geen verliezers en geen prijzen aan te pas komen. De jury binnen een architectuuropleiding is in essentie een moment waarop de student de kans krijgt om en public over zijn/haar werk te spreken. De juryleden houden de student een spiegel voor die hem/haar de deugden – en desnoods ook ondeugden – van de presentatie en het geleverde werk toont. Ondanks tot de verbeelding sprekende beelden, plannen, maquettes is het net aan het ‘spreken over eigen werk’ dat vaak nog een en ander lijkt te schorten, om diverse redenen. Jury’s gaan gewoonlijk door in de ateliers, in aanwezigheid van de vaste begeleiders, aangevuld met een handvol externe juryleden. Tussen de alledaagse rotzooi eigen aan het atelier worden inderhaast geprinte presentaties opgehangen aan verticaal opgestelde werktafels. De sfeer van een doordeweekse begeleiding is zo nooit veraf en er wordt al snel uit het oog verloren dat er op dat ene moment eigenlijk iets helemaal anders aan de hand is. Tijdens die tientallen minuten die een jury in beslag neemt is het atelier geen werkplek, maar een theater. De juryleden vormen het publiek en de student is de acteur of actrice van dienst in een stuk waar hij/zij doel-

gerichte arrogantie mag botvieren, welbespraaktheid moet etaleren, gewiekste verkoopstrategieën kan ontvouwen of (soms nog belangrijker) genoopt is zich in een strategisch stilzwijgen te verhullen om – zoals Maarten Delbeke het ooit omschreef – aan ‘de glibberigheid van de architectuur’ te ontsnappen. De ervaring leert dat op dergelijke momenten wel vaak goede ontwerpen de revue passeren, maar dat slechts zelden goed geregisseerd theater opgevoerd wordt. Aan de aandacht van het publiek zal het niet liggen, misschien wel aan een ontoereikende briefing van de acteurs – maar na het lezen van dit stuk heeft dat argument geen grond van waarheid meer. Noodgedwongen eindigt de jury altijd met het quoteren van de voorgestelde werken en dat is niet hetzelfde als het uitreiken van een prijs. Punten zijn geen prijzen en er valt iets voor te zeggen om geen punten te geven, maar wel prijzen. Dat zou dan een prijs zijn voor elke student, op voorwaarde dat hij/zij – zoals dat nu eenmaal hoort bij plechtige aangelegenheden – vervolgens een kwartier lang een toespraak houdt over waarom hij/zij die prijs meent te moeten krijgen – of liever niet wenst te krijgen. Die prijsuitreiking zou op zijn minst het theatraal karakter van de jury ten goede komen, daar tussen al die rotzooi. Doch, ook een prijs – met bijhorende toespraak – is geen cadeau. Leest u er maar eens ‘Mijn prijzen’ van Thomas Bernhard op na.1 1. Thomas Bernhard, Mijn Prijzen (Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2009). Voor 4,99€ in de ramsj bij De Slegte!


()&*+%%&

VE RS LA G

V/ FA V/ PRO + D JE D M IL M C AA AA T ND ND

Olivier Cavens & Eva Knollenburg

Wanneer u na de zomervakantie de stad weer verkent, zal het mogelijks even slikken zijn: Gent is zo lijkt aan een heuse bouwopmars bezig. Project, of fail?

“Deadline 24”

Christophe De Ridder, Simon Kaisin, Kjell Keymolen

IJ M

ER

IN G

23 APRIL 20u: START Om 20u00 kregen we de opgave: ‘Universal design in het Centraal Station van Antwerpen’. Tot 24u en vanaf 4u konden we binnen in het station voor een site-bezoek. Al snel bleek dat het ontwerp van het Centraal Station, vier jaar geleden vernieuwd, voor elke persoon met een beperking toegankelijk was. Hierbij hebben wij al snel ‘mensen met een beperking’ ruimer opgevat dan de opgave. Mensen met een handicap, maar ook toeristen die nog nooit in Antwerpen zijn geweest, ouderen die efficiënt van het ene perron naar het andere moeten… Voor deze doelgroep was het station echter nog niet helemaal aangepast. Zo zijn we uiteindelijk met een concept begonnen om de duidelijkheid van de circulatie uit te werken. De circulatie zit logisch in elkaar, je moet

M

!"#$%

“Bouwplaats (werf ): Gent”

24 uur werken aan een project zonder enige voorbereiding is een ervaring! De enige voorbereiding die we hadden: 12 blikjes red bull, 1 zak chips, 1 zak rijstkoeken, 1 zak wafels, een nespresso apparaat met 30 pads, 2 macbooks, 1 pc, 3 pennenzakken…

,

38KLDB;K?;K$M$JN;G;?$JN$789?:N$ODG$A?$7G??I$/JP?B$D8K;O;K?;K?G$;G$A?$ 1BDK?DL$DB7$O?:$ADD:QL;K?G$C:;<E?G$9;?:$9LG$JGA?:ADCR$JGA?:PJ:N?G$DDG$ A?$>?G;GE$ODG$A?R$DB$ADG$G;?KR$E?>;AA?BA?$D:89;K?8KLL:7KLA?GKI

We werden met onze neus op de feiten gedrukt dat ontwerpen voor mensen met een beperking een heel andere opgave is, waar je in het atelier niet stil bij staat. Onze uitvalsbasis was de winkelhaak, waar 24 roepen gevestigd waren. Elk een opblaasmatras en sommigen hadden zelfs een tent binnen opgezet! Een grappig zicht maar fantastisch om mee te maken. Tegen 6u was Kjell de eerste die zich uitgeteld op

een matras neerplofte en zijn wekker 30 minuten later had gezet. Al snel volgden de anderen. Na 20u kwamen enkele mensen met een beperking langs om feedback te geven over iedere groep zijn ontwerp. Hier hebben we veel aan gehad, zo is het lettertype waarin we typten (Verdana) het makkelijkst te lezen voor slechtzienden en mensen met een mentale achterstand. Om 17u was het jury. Nadat iedere groep zijn project had voorgesteld leek het winnen van de reis naar Boston ons nog nooit zo dichtbij. We waren zo overtuigd van ons project en vonden dat we op een creatieve en realistische manier de ware problematiek van het station hadden aangepakt. Toen de jury het resultaat bekend maakte, was het des te ontgoochelender te horen dat we niet hadden gewonnen. Een hele teleurstelling! Alledrie konden we even niet meer spreken of glimlachen. Maar… we hadden elkaar en op zo’n moment besef je wat je voor elkaar betekent. We keken elkaar aan en moesten lachen om het hele gebeuren. Wat we allemaal hebben meegemaakt, hoe we 24uur met elkaar hadden gewerkt, gelachen en soms ook tegen elkaars kar reden ;). We hebben ervan genoten! 24 april: 20u00 EINDE

The era of Romanticism in the art ended in the first half of the 19th Century. The motive of desire, longing did not vanish and was used for example as a element in the movies of the Russian filmmaker Andrei Tarkowsky. Nowadays it is easier then ever before to find the motif of longing in our environment. It is not necessary to look at the old paintings in the art museums. It can be found on the facades and roofs: The satellite dish. Two of them are installed on the roof of the Plateau and are visible from the ateliers. Hundreds of them are hanging on the walls, standing on the rooftops and balconies of the houses in most countries. And each of them is like a painting by Caspar David Frie-

drich. With the same orientation all these satellite dishes are gazing into the vastness of space. Instead of looking to the horizon of the sea or mountains, vanishing in the morning mist, the around half a meter wide dishes receive moving images from different cultures, time- and climate-zones around the planet. The woman or the wanderer are the satellite dishes. The window, where in the painting the woman is looking outside, is the TV. Images from a road in the searing heat of the desert or lush green valleys in a remote mountain landscape flickering over the screen. The place of longing is far away. Today’s “Wanderer above the Sea of Fog” uses a complex system of tools, from a more than 37.000 km above the earth in outer space floating satellite to the satellite dish on the facade and the TV. In 2001 the European Union gave the citizen the right to install satellite dishes. No landlord can refuse by law the right to a satellite dish. But, nevertheless, with its bad reputation as something ugly and the advance of internet technologies, regarding also the TV, I believe that this motif of longing will disappear from the houses of Europe. Till that day we should enjoy their romantic appearance.

het gewoon weten. Zonder vooropgestelde doelstellingen zijn we aan de wedstrijd begonnen. Nooit gedacht dat we effectief een resultaat zouden hebben na 24uur. We hebben zeker geleerd hoeveel je kan doen in deze korte tijd.

The Satellite Dish - A Motif Of Longing - A Poetic Observation Heinrich Altenmüller

The “Wanderer above the Sea of Fog”. Dark, with his back to the viewer, stands a young man on a rocky precipice. The wanderer gazes to a landscape covered in a thick sea of fog, lying under him and hiding the valleys. In a distance, covered now and then with the rising mist, stony ridges and peaks can be seen. Faded mountains rise at the horizon. At this moment he feels like being the only human being on earth. All this beauty exists just for him alone. The “Woman at a Window”. The shutters opened, leaning on the window board, she is watching masts and riggings from boats and the green meadows on the other riverbank. She is trapped in her room, but her thoughts are somewhere else. What is she thinking about or what is she missing? These two paintings of the German artist Caspar David Friedrich (1774 - 1840) are key works of the Romantic period. The images are creating in the viewer a sense of longing, a feeling of fernweh. It is proposing a escape from the world and their problems.

(#)*+


#$%&'

()&*+%%&

Bert De Roo

Onder het motto “Ieder jaar zijn reisje” trok 3de BArch dit jaar naar Noord-Frankrijk, meerbepaald Le Havre. Het platgebombardeerde stadscentrum, sinds 2005 op de werelderfgoedlijst, werd na WOII in één beweging ontworpen door Auguste Perret. Een uitgelezen plek dus om het modernistische naoorlogse erfgoed hopelijk in een positief daglicht te zien. Tijdens de, voor sommigen hongerige, heenrit werd er gestopt bij het nieuwe Louvre van SANAA alwaar de buitenaanleg menige wenkbrauw deed fronsen. De centrale tentoonstellingsruimte, met de Lina Bo Bardi-achtige opstelling zorgt dan weer dat een trip naar Lens een aanrader is. Verder stond er die dag ook nog een bezoek aan een villa van Alvar Aalto op

Zondag om 10u ontdekten we met een gids Le Havrecentrum. De werken van Auguste Perret steken duidelijk met kop en schouder boven de andere uit. Binnen het zelf-opgelegde grid van 6,24m bezitten de verschillende gevelcomposities en perspectieven een enorme vrijheid. Hoogtes van gebouwen wisselen continu, gevels wijken steeds iets af van de standaard, balustrades wisselen van verdieping,... Het modelappartement toont aan dat het ingenieuze spel van Perret niet enkel op stadsniveau werkt. Het

Maandag stond er een bezoek aan academie Fratellini gepland. Deze vrijplaats in het centrum van Parijs ontworpen door de socialistische Patrick Bouchain bleek voor iedereen een schot in de roos. Met eenvoudige materialen en technieken ontstaat de mogelijkheid tot het event, de gebeurtenis. Als inspiratie om de laatste ontwerpweken in te gaan kon dit tellen. In de namiddag bezoeken we Villa Cavrois in volle renovatie. Deze interbellum villa, of beter paleis, is voornamelijk interessant omwille van de staat waarin ze zich bevindt. Half afgewerkt, half ruïne toont ze op meesterlijke wijze het renovatieproces. Cruciale onderdelen hierin zijn de administratieve problematiek en tegenwerking van de buurt. Het is me wat, zeg ik dan.

VE

“De bouwmeester is van iedereen”

Verscholen tussen deze uitvoerige projectbeschrijvingen, zat een ondertoon die de bijzondere Brusselse situatie aansneed. Geen enkel uitgevaardigd advies van de bMa is bindend, waardoor er telkens het risico bestaat dat dit advies door de opdrachtgever genegeerd wordt. Ook de hoeveelheid aan betrokken partijen en niet in het minst de verschillende overheden, zorgen voor een ingewikkeld en precair werkterrein voor architectuur.

*+,-.

Kristiaan Borret, stadsbouwmeester van Antwerpen, beklemtoonde dat de functie van bouwmeester adviserend, stimulerend en ondersteunend is; hij is geen opdrachtgever of beslissingsorgaan. Hij stelt dat door een open communicatie tussen de verschillende partijen er meer bereikt kan worden. Opvallend bij Kristiaan Borret was de visie op het wedstrijdontwerp. Door een systeem op te zetten waarin de stad wordt opgedeeld in verschillende schaalniveaus kan men op alternatieve manieren ingrijpen. Een vaste selectie van jonge architecten zorgen in samenwerking met AG Vespa voor jonge en frisse resultaten op schaal van woningbouw. Grotere

projecten worden beslist aan de hand van een wedstrijd. Kleine en jonge bureaus krijgen hierbij ook een kans doordat op voorhand een selectie gemaakt wordt en een basisvergoeding voor elke deelnemer voorzien is. Naast deze aandacht voor kwaliteit van eigen bodem worden bij sommige projecten ook open wedstrijden gehouden om buitenlandse architecten aan te trekken. Op deze manier wordt ook internationale belangstelling gewekt.

G

Olivier Bastin, Brussels bouwmeester (bMa), kwam als eerste aan het woord. Hij verduidelijkte het begrip bouwmeester. Het is niet de taak van de bouwmeester om de ontwerpbeslissingen te nemen, maar om hoge kwaliteitseisen te stellen en in te grijpen waar het nodig is. Hij duidde op een aantal bijzondere plekken en gebeurtenissen in Brussel, zoals bijvoorbeeld de aanleg van de noord-zuid as. Die heeft tot op vandaag invloed op de stad en brengt nieuwe condities en vragen teweeg. Doorheen de lezing haalde hij een reeks projecten aan die gelijkaardige condities en vragen aankaarten.

LA

RS

Eva Knollenburg & Arthur Pouille

Sinds enkele jaren komt ‘de bouwmeester’ regelmatig in de media aan het woord. Hij doet uitspraken over architectuur en ruimtelijke ordening en geeft zijn mening bij (het al dan niet vergunnen van) allerhande grote projecte. Denk aan Neo in Brussel of de voetbalstadia in Brugge en Gent. Maar wat houdt het bouwmeesterschap precies in? Vandaar werd deze vierdelige lezingenreeks georganiseerd, met dank aan het begeleidingsteam van de 2e BArch.

G

Eenmaal in Le Havre aangekomen kwam bij iedereen snel het besef dat dit geen Gent à la plage is maar eerder Oostende op een herfstige maandagavond. De café’s zijn op één hand te tellen en hun sluitingsuur is verre van aanvaardbaar. Spanning werd dan ook eerder gezocht in een nachtelijk bezoekje aan ‘Le Volcan’ van Oscar Niemeyer. Een uiterst vreemde glooiende duo-vulkaan die, door het volledig negeren van zijn rationele buren, deze buren bestendigt in hun bestaan. Doordat het gebouw momenteel in volle renovatie is werd het door team DDM niet opgenomen in het officiële dagprogramma en getuigt de nachtelijke uitstap dan ook van tomeloze inzet en interesse.

grid bewijst ook hier zijn nut in de vorm van een vrijstaande kolom die de inkom en woonkamer op een subtiele wijze van elkaar scheidt. Église Saint Joseph was een volgend hoogtepunt. De monumentale kerk, initiëel ontworpen voor Parijs, is volledig opgetrokken uit beton en staal. Deze sobere materialen vormen de perfecte achtergrond voor het lichtspel dat zich in de kerk ontplooit en in het bijzonder in de toren.

LA

het programma alsook Villa Savoye van Le Corbusier. Twee bezoeken die het statuut van beide heren bevestigen.

RS

VE

“Studietrip Le Havre”

Ook de adjunct Vlaams Bouwmeester, Stefaan Devoldere, kwam aan het woord. Hij deed kort de geschiedenis van het Vlaams bouwmeesterschap uit de doeken. Daarnaast verklaarde hij hoe iedere bouwmeester tot nog toe deze rol ingevuld heeft. Vervolgens ging hij in op de huidige werking en het takenpakket van het Team Vlaams Bouwmeester. Geïllustreerd met beeldmateriaal van een aantal markante projecten, werd een duidelijk beeld geschetst van de verschillende instrumenten die gehanteerd worden. De laatste lezing werd gegeven door Paul Vermeulen, architect en voorzitter van de kwaliteitskamer Gent. Hij ging, in tegenstelling tot de andere sprekers, niet in op de inhoud van zijn takenpakket of die van de toekomstige Gentse stadbouwmeester. Hij richtte de blik op een fascinerende figuur, César Manrique. Deze kunstenaar-architect slaagde erin het Canarische eiland Lanzarote te vrijwaren van het opkomende Spaanse massatoerisme. Met een uitgekiende strategie, een zeer precieze locatiekeuze en tijdloze mediterrane architectuur vormde deze visionair Lanzarote om tot een duurzaam vakantieoord avant la lettre. Paul Vermeulen duidde met andere woorden op het belang van dergelijke figuren, visionaire denkers met een daadkrachtige aanpak.

-


)&'#$&%')"&%.)/#$)&0 Astrid Ghyselen & Bram Vandemoortel

Van onder de schaduw van de kerktoren

.J;K$DB$??G$>DSL?KK?$JGA?:$??G$NDB>QJJ>$P;BB?G$>DC?GT$4$B??7K$9?K$9;?:I$+;?K$ DBB??G$K;<A?G7$A?$ODCDGK;?$CDG$<?$E?G;?K?G$ODG$A?F?$9??:B;<C?$Q?7K?>>;GE?G$?G$ >?G;E$D:89;K?8KLL:E?GJKR$JGF?$=D8LBK?;K$Q;?AK$9??B$PDK$>JE?B;<C9?A?GU$V;?:Q;<$ C:;<E$<?$G;?K$DBB??G$A;?$BDGE$O?:PD89K?$Q:L;G?$Q?G?G$J=$QJ:7KCD7$>DD:$JJC$??G$ 9??B$ NDCC?K$ DDG$ G;?LP?$ C?GG;7$ ?G$ ?:OD:;GER$ A;?$ <?$ OJBJN$ CDG$ ;GF?KK?G$ ;G$ <?$ O?:A?:?$8L::;8LBL>U$5;K$QD8CR$:?BDW$DGA$ND8C$XJL:$QDEU

!"#$%

Johan Lagae

Internationalisering vormt een speerpunt van het beleid aan de Universiteit Gent. 25% internationale mobiliteit van de studenten tegen 2020. Dat is de doelstelling die de Universiteit Gent (in de lijn van de Vlaamse overheid en Europa) zich heeft gesteld. Concreet betekent dat tegen die datum 25% van de studenten een internationale ervaring in zijn/haar curriculum moet hebben, onder de vorm een ononderbroken verblijf in het buitenland van 3 maanden of als een totaal van 15 credits die in het buitenland zijn behaald, bijvoorbeeld via een Erasmusuitwisseling of stages. Volgens de laatste cijfers van de Afdeling Internationaal Beheer van de UGent (AIB) doet onze faculteit het al redelijk goed met een meetbaar percentage van 18,56% ten opzichte van een gemiddelde 16,11% aan de UGent. Alleen zorgen de 4 Erasmus Mundus opleidingen aan onze faculteit (in de gebieden Photonics, Nuclear Engineering, Fire Safety Engineering en Biomedical Sciences) waarbinnen een internationale mobiliteit structureel is ingebouwd in het curriculum, wel voor meer dan de helft van dat percentage. Zelfs al zullen nieuwe telmethodes een aantal vormen van uitwisseling die nu “onder de radar” blijven zichtbaar maken, er is dus werk aan de winkel. Toch doet de vakgroep het lang niet slecht op het vlak van internationalisering. Zo vormen de studenten ingenieurarchitect binnen de faculteit al jaren op rij de grootste groep die een Erasmusuitwisseling opneemt. Daarnaast doen ook steeds meer van onze studenten een buitenlandse stage, doorgaans binnen het IASTE programma waarvoor onze faculteit de Belgische coördinator is. Dat heeft een aantal van onze studenten al doen belanden in bureau’s in diverse windstreken, van Oost-Europa tot Latijns-Amerika en Afrika. Sinds een aantal jaren voeren studenten in het kader van het masterproef ook veldwerk uit, doorgaans in regio’s uit “The Global South” en met financiering via VLIR-UOS reisbeurzen. Dat leidde tot onderzoek over sloppenwijken in India, ontwerpmatig onderzoek rond de toekomstige uitbreiding van de campus van de University of Western Cape (UWC) in Kaapstad, het in kaart brengen van historische stedelijke ontwikkelingen in diverse steden in de Democratische Republiek Congo, maar ook tot studies over de actuele stedelijke condities in Shanghai, China of Havana, Cuba. Samenwerkingen met buitenlandse onderzoeksgroepen op het vlak van Bouwfysica, bracht andere thesisstudenten en onderzoekers naar Canada. Een aantal ZAP-leden organiseert binnen hun lespakketten (ontwerpstudio’s, bijzondere vraagstukken) buitenlandse studiereizen of workshops in het buitenland. Daarbij zal ondertussen wel duidelijk zijn dat er onder de vakgroepleden nogal wat zijn met een zwak voor (Noord-)Italië of the Big Apple. Occasioneel nemen studenten deel aan summer schools, zoals het jaarlijks terugkerende event Smart Geometries. En er is uiteraard het Solar Decathlon verhaal, dat dit jaar in China landt, zij het zonder studenten architectuur. Tenslotte zorgt de vakgroep ook voor wat met een trendy, maar wat sullige term Internationalization@Home wordt genoemd: het aantrekken van buitenlandse gastsprekers en –begeleiders, of seminaries waarin buitenlandse onderzoekers participeren, het opzetten van workshops met buitenlandse studenten,... De Jokerweek vormt er voor onze vakgroep de meest sprekende belichaming van. Dat de laatste jaren steeds meer buitenlandse studenten

Erasmus Hiernaast worden enkele ervaringen opgelijst van mensen die dit jaar een erasmusprogramma volgden of nog volgen. Ze geven een inleiding op wat een internationale ervaring binnen dit traditioneel uitwisselingsprogramma voor hen heeft betekent of hoe ze studeren in een andere stad hebben beleefd. Deze persoonlijke documentatie en referenties kunnen ook als spreekbuis fungeren voor vragen of opmerkingen bij eigen internationale plannen. Deze anekdotes beslaan natuurlijk niet het volledige erasmus-overzicht. Enkele roemruchte voorbeelden als Rome en het nieuw beschikbare Kopenhagen worden hier bijvoorbeeld niet besproken. Voor meer informatie over de verschillende locaties kan u gerust eens grasduinen op lijst van de faculteitswebsite (te vinden via http://www.ugent.be/ea/nl/onderwijs/ uitwisseling/Erasmus/bilaks1314.xlsx).

1

hun weg vinden naar onze vakgroep, is in dat opzicht ook een belangrijke en hoopgevende ontwikkeling. Toch blijft er voor de vakgroep een belangrijke uitdaging liggen op het vlak van internationalisering. De visitatiecommissie wees er in haar rapport uitdrukkelijk op dat het erg wijdvertakte internationale netwerk van de ZAPleden op een meer structurele manier moet renderen voor de opleiding. Dat proces is bezig en vertaalt zich onder meer in het gericht uitbreiden van de Erasmusbestemmingen voor uitgaande studenten. Meer concreet willen we plekken met diverse (onderwijs- en onderzoeks)profielen aanbieden , die je kunnen toelaten je parcours in de master te personaliseren via gerichte keuzes. Dat we daarbij uitdrukkelijk kiezen voor uitwisselingen van maximum 1 semester, is omdat we het eigen karakter van de Gentse opleiding willen behouden. Niets belet je immers om je master elders te gaan volgen, want dat was toch in belangrijke mate de agenda achter de Bologna hervorming, ook al blijkt het in de praktijk eerder de uitzondering dan de regel. We zien die Erasmussemesters als een middel om, in eerste of tweede master, je eigen curriculum aan te scherpen met een pakket vakken dat toelaat een aspect vanuit onze opleiding te verdiepen (en dat kan zowel zijn in de architectuurwetenschappen, de bouwconstructie en –fysica, of het ontwerp), of als een verblijf dat gekoppeld is aan of voorbereidt op een masterproef. Dat is ook de reden waarom de nieuwe bestemmingen die we momenteel aan het opzetten zijn, gelinkt zijn aan onderzoekscontacten van diverse ZAPleden. Dat naast Erasmusuitwisseling ook andere vormen van internationalisering relevant zijn voor UGent studenten heeft ook het AIB begrepen. Momenteel worden op alle niveau’s overleg gepleegd omtrent summer schools als een format dat nieuwe mogelijkheden biedt om gericht internationalisering in te bedden in de masteropleidingen. Maar dat vergt uiteraard middelen en een bijkomende inspanning van het onderwijzend personeel –zeker voor onderzoekers blijft de zomer een zeldzaam, en dus heilig, moment om in alle rust te lezen en te schrijven. Maar dat dergelijke summer schools ook een manier zijn om opleiding “in de markt te zetten” voor buitenlandse studenten en een manier om externe middelen te genereren –Amerikaanse en Japanse universiteiten zijn geïnteresseerd om te betalen voor kwalitatieve summer schools- is ook een element dat in de discussies meespeelt. Het beter internationaal profileren en promoten van de vakgroep wordt sowieso een cruciale opdracht voor het komende jaar, opdat niet alleen meer buitenlandse studenten maar vooral ook buitenlandse lesgevers en onderzoekers hun weg naar Gent vinden om er een tijd mee te draaien in onderwijs en projecten. De vele, vaak wijdvertakte internationale netwerken waarin vele van onze vakgroepleden actief zijn –soms in een leidende rol- vormen hiervoor de ideale opstap, maar er wordt vanuit dat perspectief ook gewerkt aan een nieuw profiel voor de vakgroepwebsite. Het opvoeren van het aantal Engelstalige mastervakken aan de vakgroep vanaf volgend academiejaar, is in dat opzicht ook een bewuste keuze om de opleiding aantrekkelijker te maken voor buitenlandse (Erasmus)studenten, al hebben we uitdrukkelijk de faculteit niet gevolgd in haar voorstel om volledig Engelstalige master-

Politecnico di Torino, Turijn Laure Devroey Zoals in de meeste Italiaanse architectuuropleidingen, wordt er aan de Politecnico di Torino veel belang gehecht aan het theoretische luik, met uitgebreide cursussen geschiedenis, sociologie of restauratie. Toch ligt het zwaartepunt er in hun ontwerpstudio’s, waar de uiteenlopende ontwerpopdrachten -van lokale restauratieprojecten tot stedelijke interventies in Zuid-Amerika- worden aangevuld met theorielessen en/of workshops over urbanisme, materialen en structuur. Meestal wordt er ook gewerkt als één grote studio met een gezamenlijk einddoel en veel aandacht voor analyse, discussie, groepswerk en presentatie. Het inhoudelijke niveau kan heel degelijk zijn, maar is wel sterk afhankelijk van de verantwoordelijke professor. Aangezien de opleiding er (voorlopig) volledig in het Italiaans gegeven wordt, is de taal er in het begin een extra uitdaging, maar mits enige voorbereiding en wat sympathieke Italiaanse klasgenoten wordt dit na enkele maanden -of in een tweede semester- net een pluspunt. In Italiano ontdek je ook het echte Turijn; cultureel en geografisch op de grens tussen Italië en Frankrijk, en met haar belangrijke studentenaantal bovenal een jonge en bruisende stad.

opleidingen aan te bieden, een verandering die bovendien nog moet bekrachtigd worden door de Vlaamse overheid. In het licht van de 25% ambitie, zal de vakgroep dus blijvend inspanningen moeten doen, maar een belangrijk deel van het initiatief ligt zonder meer ook bij jullie, de studenten. Het is misschien een cliché, maar de gemiddelde Vlaming, en ook de Vlaamse student, is in vergelijking met onze dichte en verre buren, honkvast. Over het belang van een buitenlandse ervaring binnen de opleiding tot jonge ontwerper valt een lang en officieel betoog op te bouwen. Dat vind je in speciale brochures, websites en infodagen/avonden van onder meer de AIB of de faculteit. Wie de algemene, facultaire info-site op Minerva volgt –en dat blijkt lang niet iedereen te zijn, dus bij deze, lees die mails voor je ze wist- krijgt regelmatig informatie door over mogelijkheden tot internationalisering, van calls voor summer schools in het buitenland tot aankondigingen over infomomenten. De getuigenissen van diverse (oud-)studenten in deze Koerant vormen daarop een belangrijke, en wellicht meer wervende aanvulling. Uit een recente bevraging van AIB bij alle Erasmusstudenten blijkt immers dat diegenen die de belangrijkste rol speelden bij de keuze om een tijd in het buitenland te studeren, vrienden en kennissen zijn (55,17%), maar dat voor onze faculteit ook docenten een belangrijke stimulans vormen (10,34%, bijna het dubbel van het universitaire gemiddelde). Laat me dus ook nog eindigen met een persoonlijke noot. Een van de wijze lessen die ik als student meekreeg van Charles Vermeersch, lange tijd de pater familias van de vakgroep en een groot bewonderaar van Le Corbusier, is dat “de straat de beste leerschool is voor de architect en de planner”. Mijn wandelingen langs de boulevards van Parijs op zoek naar de betere boekhandel of film, het nemen van de minibus op het Tahrir square in Caïro op weg naar mijn tijdelijk verblijf op Zamalek, één van de eilanden in de Nijl, het dwalen door een surrealistisch Manhattan op 9/11 en de daaropvolgende dagen tijdens de twee weken dat ik er geblokkeerd zat, het doorkruisen van de cités van Kinshasa in de hoop iets te begrijpen van het stedelijke palimpsest van deze megalopolis, een 400 kilometer lange autorit van Chennai naar Pondicherry, India, om er één gebouw te gaan bekijken van Antonin Raymond, de lange, maar vaak ook erg korte omzwervingen in de inner city slums van Sao Paulo of Johannesburg, of het lange wachten in de vertrekhal van de aftandse luchthaven van Lubumbashi waar de verschuivingen in de globale economie onmiddellijk zichtbaar worden –Europa is niet langer een speler van belang in deze mijnregio-,… al die vormen van internationale mobiliteit zijn cruciaal geweest voor de manier waarop ik naar architectuur en stad kijk. Ik kan jullie alleen maar aanbevelen weg te trekken van onder de schaduw van de kerktoren en de wereld in te trekken. Weet dat het je credits kan opleveren, al is dat niet de reden waarom je het zou moeten doen. Johan Lagae 13 mei 2013, 18h18, ergens tussen Lubumbashi, DR Congo, en Addis Abeba, Ethiopië, op weg naar Gent

Ecole Nationale Supérieure d’Architecture de Paris La Villette Pieter De Walsche, Thomas Mertens & Nathan Wouters Parijs, de stad van dromen en liefde, met vleugje van keerzijdes en urinegeur (echt overal). Aan de naam van de school, Ecole Nationale Supérieure d’Architecture de Paris La Villette (ENSAPLV), heb je een goed voorbeeld van het belang dat wordt gehecht aan formaliteit. Je wOrdt OOk bedOlven Onder wOOrden der prOfessOren, die Onze hOOfden dOEn tOllen. Gelukkige contrasteren de studenten met een relaxte sfeer en een gevoel voor vrijheid. Voor alle vakgebieden is er op de school een plaats: paysage, théatre, atelier maquette, des arts contemporains, … Maar voor kwaliteit ben je vaak op jezelf aangewezen. Verder, voor het dure kostenplaatje van een leven in Parijs krijg je naast bijgeschaafd Frans, cultu(u)r(en) op elke hoek en een echte metropolitane ervaring op je bord. Voor je gaat, wees gewaarschuwd : Frankrijk is een bureaucratisch labyrint !

Universidad Politécnica de Valencia Sam Bouten Een ruime universiteit betekent anonimiteit, maar ook: veel keuze! De ontwerpvakken zijn onderverdeeld in 6 ateliers per studiejaar, zodat elke student zijn interesses - en gewenste moeilijkheidsgraad - kan volgen. In het huidige leerplan zet de school vooral in op structuur, materialiteit, en het concrete van architectuur, naast enkele conceptuele vakken. Stedenbouw wordt minder uitgebreid gedoceerd. Haast niemand van de leraren spreekt deftig Engels, en de Engelse vakken zijn - algemeen gesproken - van lager niveau, dus Spaans leren gebeurt vanzelf. Het culturele leeft veel meer op de universiteit dan aan de Ugent, er worden veel aanvullende workshops, lezingen, en activiteiten georganiseerd (bvb. stedelijk schetsen, bouwen met bamboe, sculptuur-ateliers) Valencia is een middelgrote stad, er is steeds wel iets te doen van concerten, tentoonstellingen, sportactiviteiten, etc. Er is een dens metro-netwerk, maar de afstanden zijn dus ook goed te doen met de fiets. Kies Valencia niet enkel voor het weer of het strand! Een groot aantal Erasmus-studenten en culturele activiteiten maken het enorm levendig.

(#)*+


#$%&'

)&'#$&%')"&%.)/#$)&0

“I’m from Holland, where the fuck you from?”1 Architectuur en Gent. Lili Koopman

Ingeloot voor de studie IOIB begon ik in Groningen hoopvol aan de RUG2. Maar een jaar later koos ik toch een andere vorm voor het bestuderen van politieke macht en representatie, via Kunst- en Architectuurgeschiedenis aan dezelfde letterenfaculteit. Nu, in Vlaanderen lijken ook de geheimen van het labyrintische Plateau zich langzaam prijs te geven. Waarom Gent? Die reden voert terug op een van de gastcolleges dat prof. Lagae gaf binnen het thema ‘herontdekking van de stad’ begeleid door dr. Martin, toen daar in Nederland. Groningen had het nadeel gevat te zijn in een kort traject en een kunsthistorische inslag. De Gentse tegenhanger daarentegen, wint omdat het wetenschappelijke aspect meer samenvalt met die van de ontwerppraktijk. Connecties zijn korter en dat versnelt het proces in ontwerp en in analyse. Bovendien zijn jullie gezegend met meer studiejaren waarin beide benaderingen beter kunnen worden uitgediept. Deze rijkdom leek tijdens het slotmoment van de Jokerweek een beetje ondergesneeuwd, die misschien wel is geworden tot een weekje vrij... Vanzelfsprekend is vrijheid in tijd en ruimte eng maar het is misschien wel een van de steunberen waar architectuur op rust. Hoe ver wordt men beperkt en hoe ver laat men zich beperken om tot een ontwerp

te komen? De Jokerweek lijkt me een uitgelezen kans voor onderzoek van dit grensgebied. Binnen voornoemd spanningsveld tussen vrijheid en beperking wordt eigenlijk duidelijk dat het niet louter draait om esthetiek. Architectuur heeft haar weerslag op en komt voort uit (machts)processen van cultuur en maatschappij. De ideeën, de normen en waarden en de ethiek erachter kunnen we als ‘plaatsloos’ beschouwen. Het mogen misschien de ideeën zijn die plaatsloos zijn, maar het bestuderen van de concretisering in het uiteindelijke (gebouwde) ontwerp, is fascinerend en geeft ruimte tot vergelijken. Daarmee wordt architectuur een reizend fenomeen in tijd en plaats. En misschien is dat wel wat het meest interessant is voor een Erasmusstudent die bovendien architectuur (-geschiedenis) studeert. Gelijk niet- architectuurstudenten gaan ze los in de Overpoort op voornoemde clubnummers en passeren ook fenomenen van onderscheid op persoonlijk vlak de revue, en laat ik hier sterk generaliseren: het eten is anders, het bier is beter en de taal (met dubbele ontkenningen) leuker. Maar juist de professionele achtergrond maakt de plaats van ontvangst extra gevoelig voor het oog van dit ‘soort’ studenten. Je kijkt net anders naar de stad, of de plaats. Ik wil hier het voorbeeld geven van het politieke klimaat in Nederland. Aan de ene kant kan consensuspolitiek veel opleveren zoals bij het Oostelijk Havengebied in Amsterdam. Maar we lopen ook grote creatieve en kostbare vertragingen op. We schrikken zelfs niet meer als de Rijksbouwmeester op tv klaagt

ook niet veel macht te hebben. Hier in België gaat men anders om met de gebouwde omgeving. Er lijkt meer tijd te zitten in de vraagstelling en de druk voor herbestemming etc. lijkt minder. Ook in de stad Gent zelf wordt niet alles ingezet voor de toerist, en niet alles wordt vereenvoudigd en zo erg afgewerkt als bijv. in Amsterdam. Er is meer ruimte voor de non-lieux, die niet direct bepaald zijn, maar daarmee het gevoel geven dat de stad groeit en in constante flux is. Zij krijgt een grotere gelaagdheid en is, toeristisch, studentikoos (alleen gedurende de week), en multicultureel. Een andere bijkomstigheid van reizen voor en om architectuur is dat je je, zeker als Erasmusstudent, bewuster wordt van je eigen roots. Want hoe plaatsloos je soms ook kan zijn binnen de architectuur, de boom in de tuin waar je bent opgegroeid blijft daar staan. En het mooiste is dat je er telkens nieuwe appels aan vindt hangen, op het moment dat je terugkomt.

sief de dagelijkse cultuurshocks. Zo sliep Mohammed ongeveer 18u per dag, begaf Sam zich nauwelijks in een aircoloze omgeving en kon Vitor niet zwijgen over zijn American Wrestler-helden. Er waren zo vier appartementen, en samen met onze plaatselijke hosts, studenten van de universiteit, vormden we een hechte groep. De Servische vrienden moeten hun uiterste best doen om zich te bewijzen in hun plaatselijke IAESTE-comité, alleen dan kunnen zelf kans maken op een stage.

maar toch met een zekere verantwoordelijkheid. Ik tekende een verbouwing van een Spaans aandoende villa en ontwierp een appartementsblok op een hoek. Lastig was het niet: van 9 tot 15u, zoiets. Daarna puffend in een hete bus naar huis of naar het strand aan de Donau.

1 Voor een sterk generaliserend beeld van de Nederlandse cultuur en het touristische walhalla Amsterdam (en hoe dit ook wordt geexporteerd) check de foute clubhit van Bobby Burns op Youtube: http://www.youtube. com/watch?v=rzOzUHYwPms 2 IOIB staat voor de opleiding Internationale Organisaties en Internationale Betrekkingen. Inmiddels is de naam van de opleiding wel veranderd in International Business and International Organisations. RUG staat voor Rijksuniversiteit Groningen.

‘t Oostblok, een aanrader? IAESTE Servië, Nick Willems

Absoluut! En ik zal je zeggen waarom. IAESTE is een wereldwijde organisatie die in het ene land al wat populairder is dan in het andere land. Het werkt met stageuitwisselingen. Grosso modo kan een land maar zoveel studenten uitleveren dan het kan ontvangen. De balans moet dus in evenwicht zijn. De organisatie zelf wordt gedragen door studenten (en oud-studenten). In de Westerse landen staat IAESTE over het algemeen iets minder sterk. Aangezien de opleidingen en de bureaus van hoog niveau zijn, is er niet echt nood aan een buitenlandse ‘minder kwalitatieve’ ervaring, ook al kunnen die heel leerrijk en geestverruimend zijn. Ikzelf waagde mij aan een Oost-Europees avontuur. Het werd Servië, een land waar ik maar weinig vanaf wist. Kosovo-troubles en Belgrado bombardementen flitsten door mijn hoofd, evenals Novak Macho Djokovic en Ana Tennisbabe Ivanovic, om nog van Anderlecht’s enfant terrible Milan Jovanovic te zwijgen. Maar verder ging het dus niet. IAESTE in Oost-Europa is over het algemeen enorm populair, zo heeft Polen ongeveer 400 actieve leden! De organisaties staan er sterk en de toevloed van studenten is er iedere zomer enorm. Ik leefde voor twee maanden in Novi Sad, de tweede stad van Servië, ongeveer de grootte van Gent. Ik deelde een appartement met Sam uit Groot-Brittannië, Vitor uit Brazilië en Mohammed uit Oman. Een echt mannenappartement dus, inclu-

Ik werkte op het architectenbureau van een professor en had vooral contact met zijn vijf medewerksters. Het was fijn werk, niet altijd even architecturaal verantwoord,

Verder kost een pintje nog geen euro, was het de hele zomer 30 tot 40 °c, lijkt het land vol te lopen met ‘Ana Ivanovicen’, en was er ieder weekend wel iets te doen. Je moet een beetje geluk hebben met een IAESTEavontuur, maar een Oost-Europees land kan ik je ten zeerste aanraden.

Politecnico di Milano, Milaan Astrid Ghyselen & Lize Nevens

Technische Universität Dresden Sara Vandelanotte

TUM, München Mathieu Boret & Bea Delannoy

Aachen Carmen Van Maercke

Over internationalisering valt allicht het handigst te communiceren in clichés. De Politecnico di Milano (campus Bovisa) in grote lijnen: ja, er is weinig kennis van het Engels en mogelijks nog minder gevoel voor planning en organisatie. En ja, Italianen weten hoe een ontwerp theoretisch en historisch te onderbouwen, en het hoe ze het geheel uiteindelijk in een oogstrelende lay-out moeten gieten. Als Erasmusser word je niet altijd even serieus genomen en wordt er ook niet zo veel van je verwacht. Maar het valt toch aan te raden om voldoende energie te steken in goede studio’s te kiezen (zelfs meerdere), het professorenbestand van de Politecnico is weldegelijk zeer competent en zullen je enorm veel bijleren als je wat engagement toont. Tot slot enkele woorden over Milaan (en hierbij: tòch het doorbreken van het cliché.) De Duomo, Colonne di San Lorenzo en de (te) dure feestjes weet iedereen snel genoeg te vinden. Maar wat de stad waarlijks boeiend maakt, laat zich samenvatten zoals het werk van Asnago en Vender: het is er wel, maar je moet het weten zijn.

Voor een architectuurstudent is Dresden beslist een interessante omgeving. De stad heeft na een turbulente geschiedenis de laatste jaren enorme veranderingen ondergaan, wat zich uit in vele verschillende identiteiten. Dresden is samen met haar enthousiaste inwoners, haar eindeloze cultuur en kunst, en met haar DDR-verleden op zoek naar een nieuw gezicht. Het is een groene, jonge stad waar (samen)wonen en leven bijzonder aangenaam is. De faculteit is modulair opgebouwd en telt een aantal leerstoelen waarbij elke student een ontwerp, een seminarie, een hoofdvak en ev. nog een verdiepingsvak dient te volgen. In welk semester je welke leerstoel kiest, staat vrij waardoor alle ateliers/vakken een verticale structuur hebben. Het aanbod aan ontwerpstudio’s, seminaries en excursies is groot, de thema’s zijn actueel en steeds gelinkt aan praktijk, de inhoud is goed onderbouwd. Het aanbod aan kwalitatieve bouwtechnische/bouwfysische vakken is eerder gering. Duitse docenten zijn goed voorbereid en hebben een duidelijk plan/doel voor ogen, wat de efficiënte absoluut ten goede komt. Op een vrij ontspannende manier nemen ze hun taak om studenten te helpen zeer serieus. Daartegenover verwachten ze van de studenten enthousiasme, vlotte medewerking en grondige voorbereiding.

De TUM is zoveel groter dan de UGent en dat kan je merken aan vele zaken. Zo zijn er 29 architectuurleerstoelen (te vergelijken met een vakgroep in Gent) die zich elk op hun eigen manier met architectuur bezighouden, dit verloopt van experimentele kunsten over industrial design tot houtconstructies. Een groot aantal van hen biedt elk semester een ontwerpstudio aan en er is een zeer brede keuzemogelijkheid in vakken. In vergelijking met Gent is er toch een gebrek diepgaande architectuurkritische/ theoretische vakken. De school is 24/7 toegankelijk met een technisch centrum vol ingewikkelde machine’s die je zelfstandig mag bedienen, waardoor de verwachtingen soms ook hoger liggen. Ook heerst er een publiceerfetisj, wat leidt tot een groot aantal vakken waar studenten slaafs bestaande gebouwen op een grafische - soms interessante- manier moeten reproduceren. Die meisten Fächer sind auf Deutsch, also, falls du diesen Satz nicht verstehst, brauchst du nicht zu kommen.

Wat Aachen vooral interessant maakt zijn de ‘Lehrstuhle’, die zijn eigen onderzoeksgebied heeft (Kunstgeschiedenis, Bouwstructuur, Beeldhouwen,…) Op die manier kan je bepaalde focussen in je opleiding leggen die een grote meerwaarde kunnen bieden. Naar aanleiding van mijn thesis, die over Urban Agriculture gaat, heb ik de focus kunnen leggen op de ‘Lerhstuhl’ voor ‘landschapsarchitectuur’ en op die manier een deel van mijn onderzoek kunnen verrichten aan de hand van verscheidene cursussen die ik er heb gevolgd. Het semester was ook verrijkend door het ontdekken van nieuwe insteken in het ‘waarnemen en beschrijven’ van Architectuur, meestal gekoppeld aan kleine studiereizen. De groepen zijn kleiner, het contact nauwer, maar ik heb ook ondervonden dat je de degelijkheid van het onderwijs in Duitsland ook niet moet overschatten. Ze hebben wel meer gespecialiseerde onderzoeksgebieden, maar op vlak van kwaliteit van het onderwijs moet Gent zeker niet onderdoen. Aachen is dus de ideale bestemming als je van nieuwe, andere onderzoeksgebieden wil proeven of een sterke focus wil leggen op één bepaald onderzoeksgebied in een daarvoor zeer uitgeruste omgeving die experiment aanmoedigt.

*+,-.

Auch: Vertrauen ist gut, Kontrolle ist besser!

2


)&'#$&%')"&%.)/#$)&0 Maarten Delbeke - 2 j onderzoek - Oxford + fellow Canadian Center for Architecture, Montréal,

!"#$% Sebastiaan Leenknegt, - 1 j gestudeerd AA School London

Fredie Floré - lesgever Universiteit Amsterdam

Lili Koopman - 3 j gestudeerd Groningen

Dirk De Meyer, 2 j verantw. collecties Canadian Center for Architecture, Montréal

Carmen Van Maercke - 6 m gestudeerd Dresden

Nathan Van Den Bossche - 4 m onderzoek National Research Council Canada, Ottawa

Bea Delannoy, Mathieu Boret, Thomas Montulet - 1 j gestudeerd Munchen

Jens Van De Maele -1 j gestudeerd Vancouver

Laure Devroey, Pieterjan Dehaene, Elise Candry - 1 j gestudeerd Turijn

Bruno Notteboom - 3 m onderzoek Berkeley Michiel Dehaene - 2 j gestudeerd Harvard University

Lize Nevens, Astrid Ghyselen, Sarah Goossens, Florence Himpe - 6 m gestudeerd Milaan

Jelle Laverge - 3 m onderzoek University of Texas

Eva De Bruyn - 12 m onderzoek Ahmedabad

Olivier Maene - 3 j gestudeerd Savannah, Georgia

Pieter De Walsche, Thomas Mertens, Nathan Wouters

- 6 maanden Parijs Jeroen Toussein - 6 m gestudeerd Havana

Sam Bouten Luce Beeckmans - 6 m gestudeerd - - 3x 1 m onderzoek - KinValencia shasa, Dar Es Salaam, en Dakar

Reinhilde Schmit & Sofie Van Steenbrugge - 3 m gestudeerd Kaapstad

Kaapstad, Zuid-Afrika

Reinhilde Schmit & Sofie Van Steenbrugge 31 juli 2012, vertrek. Drie maanden hebben wij Zuid-Afrika en Kaapstad, één van de meest fascinerende steden ter wereld, onveilig gemaakt. Twee maanden ervan kregen we het genoegen onderzoek te doen in het kader van onze masterthesis. Ons project vloeit voor uit een doorheen de jaren opgebouwd samenwerkingsverband van de VLIR (Vlaamse Universitaire Raad) tussen de UGent en UWC (University of the Western Cape). Ook eerder trokken dus studenten richting Kaapstad. Daan De Vree, Sam Lanckriet en Sietse Van Doorslaer vertoefden er in 2009. Eva De Bruyn en Ana Michelena deden dat in 2011. Elk hun thesis voor de masteropleiding ‘Architectuur’ situeerde zich op en rondom de campus van UWC. Met onze achtergrond in de sociale geografie deden wij, voor onze masterthesis binnen de ‘Stedenbouw en Ruimtelijke Planning’, geen onderzoek op maar wel naast de campus. Onze thesis focust zich op Belhar, een wijk onmiddellijk ten zuiden van de campus. Belhar is een 760 ha groot en heeft een 50.000 inwoners. De wijk is ontstaan in de jaren ’70 en kan beschouwd worden als een ruimtelijk product van apartheid. Ons onderzoek concentreert zich daarom niet enkel op de ruimtelijke maar ook de sociaal-economische toestand van de wijk en zoekt naar mogelijkheden om de bestaande situatie voor deze wijk, in combinatie met een sterkere band met de universiteit, in de toekomst te verbeteren. 1 augustus 2012, aankomst. We duiken de archieven van de stad in. Oude kaarten, brie-

avond op Signal Hill

3

Kim Carbonez - 6 m gestudeerd Aachen

Cape Flats met Table Mountain in de achtergrond

ven, krantenartikels en planningsdocumenten leren ons hoe de ideologieën en planningspraktijen tijdens apartheid het ruimtelijk beeld van de stad hebben bepaald. In de wijk praten en wandelen we met studenten, inwoners, politici, planners ... Het levert ons een overvloed aan impressies, anekdotes, voor eeuwig op het netvlies gebrande pijnlijke maar soms ook hilarische taferelen. Vooral kregen we een beeld van de ruimtelijke en sociale uitwerking die het apartheidsregime heeft gehad op de wijk en de samenleving als geheel. Ook de ervaringen aan UWC zijn van ongekend belang geweest tijdens ons verblijf. Gelegen in de Cape Flats, de periferie van de stad en getekend door een markante geschiedenis, biedt deze universiteit een boeiende leeromgeving voor de Vlaamse student. De campus heeft een gemoedelijke en gezellige sfeer en is veel meer dan een plek om te studeren. Voor en door studenten worden er activiteiten georganiseerd, er heerst een bruisende Zuid-Afrikaanse studentensfeer. Als je rond 22 uur ’s avonds op de campus vertoeft, hoef je niet verwonderd te staan als je een gospelkoor uit volle borst hoort repeteren. Ook studentenprotesten, een lezing van Desmond Tutu, voordrachten zang en poëzie, voetbal- en cricketwedstrijden passeerden de revue. De begeleiding aan UWC was daarnaast cruciaal voor ons onderzoek. Mede door de inhoud van ons onderzoek maar ook door ons eigen enthousiasme waren zij zeer nauw betrokken. Velen waren een bron van inspiratie en aanmoediging wat er voor gezorgd heeft dat wij ons onderzoek met nog meer plezier hebben gedaan. Ook hebben we ook het geluk gehad om enkele lessen stadsgeografie mee te volgen van onze begeleidende professor. Deze close readings van enkele arti-

Johan Lagae - 4 m gestudeerd - Cairo - 3 m onderzoek - Parijs

kelen, in groepjes van een 15-tal leerlingen, hebben ons veel bijgebracht over de stedelijke problematieken in Zuid-Afrika. De onbezorgde openheid waarmee studenten onderling en met de professor het leergesprek aangingen, hebben wij hier echt kunnen waarderen. De lessen gaven ons daarenboven de kans om studenten te ontmoeten. Enkelen hebben ons vaak mee op sleeptouw genomen en hebben ons een goed beeld gegeven over hoe het leven van een student in de Cape Flats eruit kan zien. Het startte met een typische Zuid-Afrikaanse braai en leidde tot fantastische avonden uit, een geweldige 23e verjaardag voor Reinhilde en zalige uitstappen met onze kleine witte Volkswagen Chico. Het hoeft niet gezegd dat we er enkele zeer mooie vriendschappen aan over gehouden hebben. Ook mogen we de ervaring met ons Zuid-Afrikaans gastgezin niet vergeten. Met open armen werden we ontvangen en met veel liefde werd voor ons gezorgd. Door hen hebben we ons snel thuis gevoeld in Kaapstad. 28 oktober 2012, terug thuis in België. Ons verblijf in Zuid-Afrika is een belangrijke en zeer leerzame ervaring geweest. De indrukwekkende geschiedenis van Zuid-Afrika en Kaapstad in het bijzonder heeft ons blikveld doen verruimen zowel persoonlijk als professioneel. De lokale problematieken, ongewone situaties en vele nieuwe en grote indrukken die we hebben opgedaan zullen ons vast en zeker helpen in een later stadium als stedenbouwer/ruimtelijk planner.

student hall UWC

(#)*+


#$%&'

)&'#$&%')"&%.)/#$)&0

AA-school London Sebastiaan Leenknegt

Ik denk dat de foto alles zegt. Juni 2012, ikzelf (in het midden) op de Architectural Association te London. Elegantie was op dat moment duidelijk geen prioriteit meer. Te veel nachten gemist, te veel weekends doorgewerkt. Ook schoenen hadden hun belang verloren; de studio was mijn thuis geworden. Maar ik klaagde niet. Niet omdat het zo duur geweest was (wat het wel was), wel omdat ik er nu eenmaal voor gekozen had. Ervoor gekozen om op z’n Engels onderwezen te worden; kleine groep, één prof, geen les, geen examen, alles op ontwerp. Ervoor gekozen om me in iets te verdiepen dat in België nauwelijks aangeboden werd, zijnde computational design. En ja, ervoor gekozen om aan de (Dé!) AA te studeren. Als ik het me goed herinner, was het ook ongeveer dat moment dat ik mijn eigen keuze daarvoor weer begon te appreciëren. Ondanks alle info die je kan vinden, alle bezoekdagen die je kan doen, is het onmogelijk te voorspellen hoe het exact zal zijn, en is het altijd wel een wilde gok. Een gok die kan tegenvallen; de AA is gezellig en dus klein, is onafhankelijk en heeft dus weinig middelen, is vooruitstrevend en dus kwetsbaar voor idiosyncratieën van proffen. Tegen dan was de weegschaal gelukkig weer positief doorgeslagen. Ik appreciëerde de eigenaardige manier van ontwerpen: op de achtergrond verslikt mijn laptop zich in een stukje zelfgeschreven ontwerpcode, op de voorgrond testen we met z’n allen een fysisch prototype. Ik appreciëerde de heel open en nonhiërarchische sfeer: op de foto zie je Mike, Wolf, Soungmin, Aarathi, Mara, Marie en mij. Student of tutor, op de AA wordt

je bij de voornaam aangesproken, respect wordt via kunnen en kennen afgedwongen. Ik appreciëerde ook de opstelling van de tutors, de gedrevenheid en de onderlinge concurrentie. Ook dat zie je in de foto; we zijn aan het werk voor de AA Project Review, een soort opendeurdag waar elke studio koste wat kost het beste van zichzelf moet laten zien. De voorbereiding nam drie weken in beslag, buiten het curriculum om; de eer van de studio is in het Angelsaksisch systeem wel wat moeite waard. De andere foto toont dan ook het resultaat van die moeite. Het is lastig om, op dit moment, via zo’n foto rationeel terug te kijken. Was het de moeite waard? Zeker. Was het zoveel geld waard? Lastig om te zeggen; zo’n opleiding doe je voor de ervaring, niet voor het diploma (een trouwens irritant Belgische manier van denken). Zo-ook is het lastig te evalueren hoe “nuttig” de opgedane kennis nu is; sowieso, als je zo’n opleiding doet, ga je voor het experiment, dus je verwacht ook

niet dat het direct inzetbare kennis zal zijn. Persoonlijk denk ik het eerder op lange termijn te gebruiken, of eventueel in onderwijs. Desondanks zie ik in de praktijk al een verschil, en dan vooral in de zijdelings opgedane skills; 3D-werk, alternatieve ontwerpmethodes, en presentatietechnieken. Soms ook in de voorliefde om het toch nog een stapje verder te zetten, een soort voorliefde voor archi-adrenaline. Soms ook in het referentiekader; er lijkt een wereld van architectuur buiten België te liggen die we soms lijken te vergeten. Ik zou niet iedereen aanraden naar de AA te gaan, of zelfs naar het buitenland te gaan. Je wordt er niet noodzakelijk een beter architect van, noch een beter mens. Dat gezegd zijnde, vind ik wel dat iedereen het zou moeten overwegen, zodat je achteraf niet hoeft te beseffen dat sommige keuzes gewoon aan je voorbijgegaan zijn. Succes!

Architectural History at the Savannah College of Art and Design Olivier Maene

The practice of architecture is a mechanism of constant revolution. From prehistoric men who built shelters from sticks and leaves, to architectural firms like Foster and Partners whose hundreds of employees construct skyscrapers in steel and glass, architects have repeatedly succeeded in changing the face of our planet. Small settlements, dotted with single-pen dwellings have given way to large urban centers with complicated networks of streets; the scale, materials, and ornamentation of buildings have changed as new technologies were discovered; and, as information is disseminated faster than ever, the rate at which stylistic movements succeed one another is growing exponentially. In today’s globalized and multi-cultural society, a critical understanding of the built environment is paramount in the future development of our rural and urban landscapes. Through the study of architecture, urban form and cultural landscape, architectural historians strive to unravel the closeknit fabric that makes up our built environment. In the pursuit of a common good, they evaluate and reinterpret the world around them, while communicating new ideas about architecture and urbanism to designers, planners, preservationists and the general public. There are only a handful of schools that offer undergraduate degrees in Architectural History, of which the Savannah College of Art and Design is one of the most comprehensive. Led by a faculty of distinguished scholars from universities like MIT, UC Berkeley, Princeton, and Penn,

Canada

Nathan Vandenbossche Midden 2007 ben ik begonnen aan mijn doctoraatsonderzoek in het vakgebied bouwtechniek. Op basis van literatuur zag ik al snel dat er veel interessant onderzoek gebeurde in Canada, meer bepaald bij Dr. Michael Lacasse van de National Research Council Canada. December 2007 waren we alletwee toevallig in Florida, en ben ik Michael gaan opzoeken om eens enkele onderzoekspistes te bespreken. Michael was onmiddellijk erg enthousiast en nodigde mij uit om enkele maanden bij hem te gaan werken in Ottawa, Canada. Op het thuisfront moest één en ander geregeld worden (ik was juist beginnen bouwen) en begin 2010 ben ik dan toch in Canada geraakt, en heb ik er 4 maand onderzoek gedaan naar waterdichtheid van gebouwen en condensatieproblemen in raamaansluitingen. Daar groeide ook het plan om masterstudenten voor hun scriptie onder Michael zijn hoede onderzoek te laten doen naar waterdichtheid van gebouwen. Gelukkig had ik inmiddels al behoorlijk wat onderzoeksresultaten gepubliceerd, waardoor de faculteit een mooi reisbudget ter beschikking stelde om de goede con-

*+,-.

students explore architectural theory throughout all major periods in history and conduct research in related areas like economics, politics, sociology, and geography. In addition, foundation courses in drawing, design and color theory complement the liberal arts classes and enhance students’ understanding of art and architecture. When I decided to start a career in Architectural History, SCAD was my top choice. Not only does the program outshine that of the other schools, but the city itself provided me with a unique laboratory in which to study the built environment. Savannah’s Historic District, laid out between 1733 and the 1850s, is a unique combination of private and public property, of civic and utilitarian streets, arranged into 24 wards. Each ward has a square at its center, with four public lots on the east and west sides, known as trust lots, and forty private lots on the north and south sides, known as tything lots. The broad, tree-lined streets that run along the squares and to the north and south of each ward make up the civic grid of the city, while the narrower, one-way streets running through the tything blocks and to the east and west of each ward make up the utilitarian grid. From its colonial cottages to its postmodern buildings, the city has always been at the forefront of marrying history to modernity. In a world where our collective architectural heritage has been vaster than ever, the ongoing debate between historic preservation and urban development is key

tacten en de samenwerking met Canada verder uit te bouwen. Voor academiejaar 2011-2012 werden dan ook enkele scriptie-onderwerpen uitgeschreven, waarbij studenten naar Canada konden reizen om er bij NRC onderzoek te doen. Al snel waren er een drietal studenten bouwkunde die erg veel interesse hadden om te gaan, bij de studenten architectuur was er blijkbaar geen interesse. Nadat de studenten zich hadden opgegeven voor de scriptie, bleek opeens dat er een reorganisatie was bij de NRC waardoor ze tijdelijk geen studenten konden ontvangen. Daarop heb ik enkele andere contacten in Canada aangesproken, en vond ik plaats voor 1 student in Vancouver (bij Prof. Fitsum Tariku), en plaats voor 3 studenten in Toronto (bij Prof. Hua Ge). De drie bouwkundigen - Gaëlle, Thomas en Matthieu, - kozen ervoor om samen op avontuur te trekken naar Toronto. Hun reisverslag vind je dan ook hieronder. Prof. Ge had echter niet dezelfde faciliteiten voor experimenteel onderzoek op waterdichtheid, en daarom hebben de studenten onderzoek gedaan naar de slagregenbelasting op gebouwen, en hoe water dan afloopt en vb. gevelvervuiling kan veroorzaken. De begeleiding liep erg

in shaping the urban landscapes of tomorrow; architectural historians, as critical observers of the built environment, are invaluable in this evolution.

Schematic representation of a ward. This module is repeated 24 times and makes up the Historic District of Savannah. (21 squares remain today.)

vlot door middel van mail en skype, en ik ben de studenten ook gaan opzoeken tijdens hun verblijf aan Ryerson University. Inmiddels is de reorganisatie bij NRC achter de rug, en kunnen er 2 studenten naar Ottawa in academiejaar 2013-2014. De samenwerking met prof. Ge liep zeer goed, en daarop is besloten om de samenwerking verder te zetten en ook komend academiejaar 2 studenten naar haar te sturen. Prof. Ge werkt echter niet meer in Toronto, maar geeft nu les aan het hoog aangeschreven Concordia University in Montréal. Hopelijk zijn er nu wel studenten architectuur die interesse hebben om een paar maand naar Canada te gaan. Het is een unieke kans, en zowel NRC als Concordia University hebben een erg goede reputatie. Na mijn onderzoek heb ik ook een tijdje rondgetrokken, het is een fantastisch land met erg gastvriendelijke mensen en een schitterende natuur. Een paar uur ten zuiden van Niagara falls (het Blankenberge van Canada) vind je falling water van Frank Lloyd Wright. Ik verzeker je: het is de trip waard...

4



DOGMA (Pier Vittorio Aureli and Martino Tattara) A field of walls Research project developed within the framework of “The Piranesi Variations� exhibition at the 13th International Architecture Biennale, Venice (Italy) 2013


5)'$)&# Ontwerpen. Onzekerheid bemeesteren. Spelen met mogelijkheden Maarten Van Den Driessche

De redactie van de Loeiende Koe vroeg me een reactie te geven over het voorbije grote ontwerpdebat. Dit is, althans voor mij, niet vanzelfsprekend. Zeker omdat ik in het midden van de cirkel stond en me op dit moment slechts flarden van het debat voor de geest kan halen. Toch wil ik één term uit het debat lichten. Het is een term die er niet als dusdanig werd benoemd, maar die me voor een goed begrip van het debat wel cruciaal lijkt: ‘onzekerheid’. Tijdens het debat werd ook het woord ‘angst’ in de mond genomen, maar deze notie lijkt mij te particulier, te geladen ook, te weinig precies. ‘Onzekerheid’ en haar tegenhanger ‘zekerheid’ zijn beter, helderder. Moet een opleiding zekerheid bieden - duidelijke eindtermen vooropstellen, een redelijke termijn vastleggen waarop iemand moet afstuderen, een diploma garanderen voor eenieder die de regels volgt en zijn credits behaalt? Moet een onderwijsinstelling op een schoolse manier methodes, vaardigheden, doctrines aanleren? Uiteraard moeten studenten worden beschermd tegen willekeur. Uiteraard moeten ouders en studenten ‘waar’ krijgen voor hun geld. Uiteraard moet er in het onderwijs ‘iets’ worden meegegeven. Maar zou het ook niet kunnen dat een architectuuropleiding juist moet wapenen tegen onzekerheid, wars van alle ogenschijnlijke zekerheden die in juridische documenten worden verondersteld? Onzekerheid lijkt me niet iets om angst voor te hebben. Zelfs integendeel. Al te zeer focussen op zekerheden lijkt me voor een opleiding als de onze zelfs kritiek. Om dit punt te maken wil ik teruggrijpen naar een ervaring, een tekst, die mij als eerstejaarsstudent sterk heeft beïnvloed. Bij de oefeningen van het eerste jaar was een reader gevoegd. Wellicht hebben heel weinig studenten toen de geboden literatuur gelezen. Je kon met het lezen immers ‘geen punten’ behalen, laat

Pedagogische perikelen Stand van zaken Jona Moereels

‘Het Grote Ontwerpdebat’ ligt nu ver achter ons: slechts een vage herinnering uit tijden die nog niet bezwaard waren door ‘laatste begeleidingen’ en slapeloze nachten. De ‘Onderwijsbijlage’ uit de vorige Koerant heeft u ongetwijfeld ook al tot vervelens toe herlezen. Toch kunnen we het onderwerp geen stille dood laten sterven. Tijd voor een summiere nageboorte, dus. Een eerste nieuwigheid is de (her)introductie van de ‘ijkingstoets burgerlijk ingenieur-architect’. Voor het angstzweet u uitbreekt: deze toets is niet voor u bestemd (tenminste als u tot het standaard lezerspubliek behoort), maar richt daarentegen zijn pijlen op de nóg jeugdiger jeugd. Herinnert u zich nog de moeilijke opgave om een studiekeuze te maken? Had u wel de nodig bagage voor een opleiding als deze? En wat met de wiskunde? Wel, met de ‘ijkingstoets burgerlijk ingenieur-architect’ zijn dergelijke beslommeringen voorgoed verleden tijd! Op initiatief van de KUL werd beslist om aan de ingenieursfactulteiten van de Vlaamse universiteiten een oriënteringsproef te organiseren. Deze (vrijblijvende) test zou scholieren in hun laatste jaar van het secundair onderwijs een beter zicht geven op hun geschiktheid voor een opleiding tot ingenieur. Bleek dat er geen onderscheid gemaakt zou worden tussen burgerlijk ingenieurs en burgelijk ingenieur-architecten (Moord! Brand!), en dat deze toets uitsluitend naar wiskundig inzicht zou peilen... Onze immer waakzame vakgroep kon nog tijdig een koerswissel doorvoeren, en zal nu samen met de VUB

67

!"#$% staan ermee leren ontwerpen. Ik weet nog dat er een romanfragment van Tom Lanoye bij was, waarvan me enkel de mooie titel ‘Schoon mottig is ook niet lelijk’ is bijgebleven. Ik herinner me de onvermijdelijke bijdrage van Geert Bekaert over de gemeenplaats, een manifest van Luc Deleu over het einde van de Belgische architectuur, een enigmatische tekst van Wim Cuyvers over wonen en gewenning, een artikel van Willem-Jan Neutelings en voor zover ik me herinner ook een artikel van Bart Verschaffel. Er werd bij deze reader geen noemenswaardige uitleg gegeven. Je kon met de teksten ook niets aanvangen. De reader werd gewoon bij het pakket geleverd, samen met een aantal bizarre films die eveneens zonder uitleg in een donker achterafzaaltje werden afgespeeld en waarvan ik me vandaag geenszins de inzet kan herinneren. Hoewel er bij de reeks teksten talloze kanttekeningen kunnen worden gemaakt, hebben ze stuk voor stuk mijn visie op architectuur bepaald. De meest didactische tekst in de bundel was wellicht Neutelings’ ‘over Luiheid, Recyclage, Sculpturale Wiskunde en Vernuftigheid’. Ik heb me nooit helemaal kunnen vereenzelvigen met Neutelings’ architectuur. Tot vandaag kan ik de lichtheid en de retorische flair waarmee hij over architectuur schrijft nog steeds niet helemaal plaatsen. Toch leverde het lezen van de tekst een aantal cruciale inzichten op. Neutelings schrijft er bijvoorbeeld dat het zeer vermoeiend is om origineel te zijn, dat je niet altijd ‘architectuur’ hoeft te plegen, dat één van lastigste zaken van het ontwerp is om beslissingen te nemen en deze te beargumenteren, dat ogenschijnlijke rationaliteit (wiskunde) ook kan worden gebruikt om compleet irrationele opties te verantwoorden,… dat lui zijn inspanning kost, omdat luiheid moet worden gecompenseerd met vernuft en listigheid. Pas later is me duidelijk geworden dat Neutelings ontwerpen omschrijft als een spel zonder noemenswaardige spelregels. Niet omdat er geen regels of leidende principes zouden zijn, maar omdat deze door de ontwerper telkens opnieuw worden aangewend of

omdat regels in functie van de specifieke uitgangssituatie opnieuw moeten worden uitgevonden. Er komt een vraag, een opdracht, een programma van eisen, een probleem,… alleen zijn er geen ‘juiste’ antwoorden te geven. Een ontwerpvraag is geen opgave waarvan het antwoord reeds is gekend. Doorgaans zijn er meerdere plausibele antwoorden. De uitkomst van een ontwerpproces is a-priori onzeker. Er zijn meerdere interpretaties, meerdere lezingen van een opdracht denkbaar. De initiële willekeur in een ontwerpvraag leidt echter zelden tot een besprekenswaardig ontwerpresultaat. Al te grote vrijblijvendheid moet en cours de route worden uitgeschakeld. Sterke ontwerpvoorstellen getuigen van verbeeldingsvermogen en formuleerkracht: een planfiguur waarover iets te zeggen valt, een aanpak die intrigeert, het materiaalgebruik dat aanspreekt, een schema waarin nieuwe potenties zichtbaar worden, een bijzonder slimme technische oplossing, een fraaie geveltekening, een interessante mislukking: kortom over onvermoede mogelijkheden die in het project worden aangeboord. Opdat deze lectuur mogelijk zou zijn, moet het ontwerpvoorstel een graad van precisie en scherpzinnigheid bezitten. Het voorstel moet immers kunnen worden beoordeeld op basis van de principes die in het voorstel zelf besloten liggen. Daarom kan en mag men als student niet verwachten dat assistenten tijdens een begeleidingssessie de onzekerheden wegnemen die in de opdracht en het ontwerpproces zelf besloten liggen. Je kan niet leren ontwerpen door zomaar te gokken of angstig te wachten op goed- of afkeuring. De studenten dienen eerst zichzelf te overtuigen van hun voorstel, om dan op een heldere manier te communiceren over de minimale zekerheden waarvan hun pogingen getuigen. Leren ontwerpen is naar mijn gevoel spelenderwijs leren omgaan met onzekerheid en dit is absoluut niet hetzelfde als ‘op zeker spelen’.

(de KUL schijnt voet bij stuk te houden) afzonderlijke proeven afnemen voor aspirant-architecten, die niet slechts naar wiskundige voorkennis maar ook naar ruimtelijk inzicht en affiniteit voor het denken over stad en architectuur peilen. Uit voorgaande experimenten (een dergelijk toets bestond eerder al, maar werd later weer afgevoerd) moet men echter constateren dat er slechts een beperkte correlatie is tussen de resulaten van een dergelijke test en de daadwerkelijke latere prestaties van de student. Het is daarom ook niet zozeer de bedoeling om door natuurlijke selectie bij voorbaat het kaf van het koren te scheiden, maar eerder om een eerste indicatie te geven van thema’s die in de opleiding aan bod komen. De vraag is in hoeverre een toets als deze dan zinvoller is dan een infodag. Alleszins: inschrijven kan via de faculteitssite. Allen daarheen. Een tweede punt, nog relatief heet van de naald, is de hervorming van de ontwerpstudio’s in de Master. In de vorige editie van uw geliefde Koerant kon u in absolute primeur de bord- en andere schema’s van het model ontsproten aan Dirk De Meyer en David Schmitz aanschouwen. Een week voor het ter perse gaan van dit blad werd een uitgewerkere versie van dit concept aan de vakgroep, zowel onderzoeks- als praktijkpersoneel, voorgelegd. Na vele uren palaveren, bemoeilijkt door warrige terminologie (wat was alweer het onderscheid tussen ‘ontwerpvraagstukken’ en ‘ateliers’, hebben we echt een afstudeerrichting ‘Bureau Bouwtechniek’ en wat is precies een ‘hardcore-bouwtechnieker’?) werd dit min of meer unaniem goedgekeurd. Min of meer. Het komt er op neer dat er in de Masteropleiding gedurende drie semesters een verplicht ontwerpatelier gevolgd wordt. De afstudeerrichtingspecifieke ate-

liers komen in het tweede semester van het eerste jaar terecht. In het eerste semester van beide Masterjaren maakt men een keuze uit de beschikbare ontwerpstudio’s. Analoog aan de ‘Bijzondere Vraagstukken’ zouden deze ateliers voor beide jaren samen georganiseerd worden, als zogeheten ‘verticale ateliers’, en tevens voor beide afstudeerrichting. Door deze vrijheid in keuze krijgt de student de mogelijkheid om zijn/haar/onbepaald eigen traject uit te stippelen binnen een context waar verschillende ‘generaties’ en specialisaties samenkomen. Zo kan er een interactie optreden die misschien wel een stuk zinvoller is dan het zoveelste groepswerk met gelijkgevormden. In de lijn van wat een Masteropleiding hoort te zijn geeft dit model de student bovendien een stuk meer autonomie, na een bacheloropleiding waarin een brede algemene basis gelegd wordt. Een bijkomende ambitie die tijdens de gesprekken doorschemerde is het dichter bij elkaar brengen van onderzoek en ontwerp. Zo zouden er bij deze keuzeateliers meer vakgroepleden kunnen betrokken worden, en bijgevolg ook lopende onderzoeksprojecten. Dit zou daarenboven een opstapje kunnen zijn naar het dichten van de (schijnbare) kloof tussen onderzoeks- en ontwerpthesissen. Het ‘hoe’ blijft echter nog een vraagteken. Wordt ongetwijfeld vervolgd... Moge deze korte berichtgeving de regionen van uw brein die zich buigen over onderwijshervormingen en aanverwante van nieuwe impulsen voorzien. Laat uw stem horen, want, om het met de wijze woorden van Pieter Uyttenhove te zeggen: “Geen beslissing is ooit definitief!”

(#)*+


#$%&'

*+,-.

66


/'8*#&'#&98:.);%')#/ Yentl Capelleman, Leendert De Vos & Bram Vandemoortel

!"#$%

V?K$>J>?GK$PDD:$;?A?:??G$JN$PD89K@$A?$?;E?G$N:J<?8K?GU$Y?$Q:JG$ODG$>?G;E$ DGE7KFP??KR$=:L7K:DK;?R$>DD:$JJC$O??B$E?GJKR$OJBAJ?G;GE$?G$A?$Q:JG$ODG$ ZEJ?7K;GE[$ PDD:OJJ:$ ?BC?$ D:89;K?8KLL:7KLA?GK$ F??:$ ;<O?:;E$ DB$ ??G7$ DDG$ XKMR^ `YY\ NYY\]^OOU^ .O O\ROSN S] NO] ^O Q\YY^ KV] RO^ OSQOX aO\U aY\N^ LOVYYXN AJJ:$E?NLQB;8??:A$K?$PJ:A?GI$3DG789JLP$9?K$:?7LBKDDKU

BA 1 STE CH .

Ontwerpleer 1: Hieronder documenteren we het tweede deel van de opdracht over het Citadelpark. In de opgegeven locatie wordt er een nieuwe readymade geïntroduceerd, die uit de catalogus met landschappelijke entiteiten gekozen wordt. Die catalogus bevat onder andere Jardin Creux, het theater van Epidaurus en Concrete Blocks. Opnieuw ligt de nadruk op doordachte grafische keuzes, die de tekening richting moeten geven. In het eerste voorbeeld werd er geopteerd om met klassieke hoogtelijnen het landschap in kaart te brengen. De entiteiten werden als putten gesymboliseerd en het plan in twee lagen opgesplits; enerzijds waar reliëflijnen worden aangeduid en anderzijds waar vegatatie werd geabstraheerd. Het tweede voorstel liet een klassiek beeld clashen met die van de fotografische onderlegger om een spel van contrasten en saturatie te laten samenkomen tot een fusie van moderne technieken. Bij het laatste project primeert landschap op de stedenbouwkundige ingrepen en aldus werd er door middel van een pastelkleurige weergave van de landschappelijke elementen, de tropische plantentuin en het park. Diverse ‘concrete blocks’ werder er later opgekleefd onder de macht van de willekeur. In de laatste fase van de opdracht zullen er twee readymades uit de volledige catalogus op de site geïntegreerd worden en als einddocument worden gepresenteerd (wat zicht heeft voorgedaan bij het ter perse gaan van deze krant)

Sarah Van De Velde, Sebastian Bryon, Adelien Denys, Robrecht Verstraeten, Vince De Clerck

Emma Bierens, Elise Burm, Anouk De Graeve, Tine Baert, Gregory Vandenmeiren

Kathy Kleinjans, Floor Hoefkens, Anne-Cathérine Kempeneers, Evelien Rondenbosch

The ‘Hortus conclusus’ is more tailored to the city dweller who wants to ‘escape’ his regular environment. Analyzing the spaces of the interchange more in depth, a degree of accessibility can be detected. There are areas that can be reached easily, others that are not very easy to access, and some that today are very hard to access. These islands can be made somehow accessible through sheep tunnels. Elements, we can find in medieval paintings of `Hortus Conclusi´, can be transferred to this islands. The urban cattle at the junction, like herds of sheep and buffalo’s, is used here as a fascinating attraction as well as a functional element.

They act as grazers, but also as meat and wool producers at the same time.The edible plants and fruits on the site bring nature back to the city. We tried to incorporate this space of flows into the urban fabric so that it can become part of the mental map of green public spaces.

M

R.

AS

TE

1 ST

E

Advanced Topic: Allotment Gardens Heinrich Altenmüller & Alexander De Wit

The context of the research seminar is provided by the European Cooperation Action (COST) on Urban Allotment Gardens in European Cities. The goal of this action is to gather and exchange information on allotment gardens on the level of sociology, ecology, urban development and urban design. In this advanced topic we examine how allotment gardens work and how they could function in and interact within an agglomeration that imposes all kinds of – often conflicting - spatial and functional claims. The seminar exists of two parts: a critical analysis of existing literature and projects and a ‘projective case study’ of allotment gardens in the agglomeration of Ghent. At first sight, the E40/E17 interchange seems not the ideal location for the implementation of allotment gardens or urban agriculture, because the main factors that determine the success of traditional allotment gardens are absent: the site is situated in a rather remote part of Ghent, surrounded by low-density neighborhoods where the single-family detached houses have their own garden. The difficult accessibility and the noise pollution are other factors that don’t foster the potential success of the traditional allotment garden complex with private plots. Based on these shortcomings, we started the quest to detect the opportunities for urban agriculture the site has to offer. Taking two complementary concepts, ‘Entrance of Ghent’ and ‘Hortus Conclusus’, as a guidance, we developed a new kind of urban green space that not only takes into account the current users of the site, but also the future users. The ‘Entrance of Ghent’ concept focuses on the flows that are coming in and out the city center, but also offers the opportunity for locals to come into contact with these flows.

6,

This project can be the starting point for rethinking the functionality of spaces of flows using urban agriculture as guidance. A minimal amount of infrastructure can convert these now underused areas into hybrid environments where new directions of agriculture become embedded into urban environments.

(#)*+


#$%&'

/'8*#&'#&98:.);%')#/

N

BV Bouwtechniek: Bamboo E ST

1

AS

R TE

Jonas Blomme, Xander Denduyver, Brecht Van Slycke

M

Nic Geeraert, oprichter van het Gentse bedrijfje Bebamboo, concentreert zich op de bouw van bamboeconstructies. Hij maakte tot nu toe domes volgens de principes van Buckminster Fuller. Constructies die hij kan opbouwen en later recupereren om elders op te bouwen, dit voornamelijk op beurzen en festiviteiten. Onlangs werd een nieuwe lading bamboe besteld in Vietnam om zijn aanbod tenten verder uit te breiden. Hij is hiervoor op zoek naar een ontwerp voor een tent met een vrije overspanning van 12m op 24m. Nic kwam met dit ontwerpvraagstuk aankloppen bij de UGent. Drie groepen gingen hiermee aan de slag en het ontwerp werd in verschillende begeleidingsessies verder uitgewerkt, waarna er tegen de zomer zelfs eentje, de uiteindelijke winnaar, op punt gesteld zou worden om ingezet te worden op de volgende editie van de Gentse feesten. De tunneltent zou een plaats krijgen in het alom bekende Baudelopark. Na het vervolledigen van de oefening werd echter noch van Nic, noch van de begeleiders iets vernomen over het eventueel realiseren van een van de projecten ...

Ilja De Pelsmaeker, Elias Verdeghem, Michiel Van Der Elst

Samuel Cuvelier, Michiel Meul, StĂŠphanie Van Linden

Met zo weinig mogelijk bouwmateriaal en verplaatsing van werktuigen naar de site maakten we een ontwerp voor een modulaire tent. Modulair tot op de schaal van ĂŠĂŠn staaf met de verbindingselementen op voorhand bevestigd. Hierdoor blijft het werk in situ beperkt tot het ineenschuiven van de staven en het fixeren ervan met veiligheidspennen. Deze liggende structuur kan met behulp van een intelligent kabelsysteem en dankzij het lichte bouwmateriaal door mankracht opgericht worden. Een hoogtewerker komt hierbij niet aan te pas! Door het repeteren van deze bogen kunnen overdekte ruimtes van verschillende grootte gerealiseerd worden voor diverse feestgelegenheden.

Het ontwerp van deze bamboetunnel spitst zich toe op drie belangrijke aspecten: het globale constructieve concept, de eenvoudige bouwbaarheid en de ontwikkeling van de knooppunten. Het algemene concept baseerden we op een eenvoudig origamimodel dat zonder veel verbeelding doet denken aan een tunnel. De vouwen werden bamboestaven, de vlakken werden tentzeilen. De gekende software vertelde ons dat aan de stabiliteitseisen werd voldaan.

*+,-.

De ontwikkeling van de knoop stond volledig in het teken van een korte bouwtijd. Tientallen verschillende methoden werden onderzocht. De uiteindelijk knoop bestaat uit gelijke taartpunten die met behulp van een ecologische hars en een krimpmof worden bevestigd op de uiteindes van de bamboestammen. Die punten worden bij elkaar gehouden door een bovenen een onderplaat, waaraan ook de tentzeilen worden opgehangen. Zo ontstaat een model met identieke knopen en staven, uitbreidbaar tot de tunnel de gewenste lengte overkapt.

Bij de aanvang van ons onderzoek werd geopteerd om met een module aan de slag te gaan, een module die verschillende opties van tenten mogelijk maakt en zo multi-inzetbaar is voor de opdrachtgever. De module bestaat uit 9 staven met als maximumlengte 3m. Samen vormen deze staven een stijve constructie die als bouwsteen fungeert voor tal van configuraties.

De zichtbaarheid van de knooppunten werd tot een minimum gereduceerd door te werken met stalen kokers die in de bamboe schuiven. Over de stalen kokers worden vervolgens stalen ringen geschoven die in elkaar haken, waardoor de centrale rib van de module scharnierend werkt. De puurheid van het materiaal bamboe was een absolute must en wordt op deze manier gegarandeerd.

Door de scharnierende werking van de module, gebeurt de montage van de modules en de bevestiging van de zeilen volledig in het atelier. Door een eenvoudige stapeling van de module kan de tent vlot getransporteerd worden in een standaard camionet. Eenmaal aangekomen op de werf worden de geprefabiceerde modules aan elkaar geschakeld. De zeilen worden gekoppeld door middel van velcro en met een voldoende overlap van het zeil wordt zo een waterdichte constructie gerealiseerd. Deze ene zeilmodule is inzetbaar voor meerdere configuraties.

6-


/'8*#&'#&98:.);%')#/

!"#$%

“Dode Vrienden”: interview met Dirk Somers & Johannes Robbrecht over Studio B

M

AS

1 ST E TE R

Astrid Ghyselen & Bram Vandemoortel

Studio B focust dit jaar op architectuur en landschap met als hoofdreferentie het formeel oeuvre van Duitse architect Karl Friedrich Schinkel. Het ontwerpvraagstuk speelt zich af in het Bremweidepark te Antwerpen, waar een aantal collectieve voorzieningen (serviceflats, dienstencentra en kinderdagverblijven) moeten worden geprogrammeerd. De poëtische opener voor deze studio is ‘dode vrienden’. Hierbij werd de ene student onmiddellijk geïntrigeerd door de complexe vaagheid, terwijl dit voor de andere juist te veel vragen opriep, waarom deze titel? Dirk: De presentatie van de studio’s kwam ongelukkig dicht en in die zin was het vooral bij ons nog vaag wat we wilden doen. Dode vrienden werd dan ook een beetje een ‘teaser’. De meest betrouwbare vrienden in de architectuur zijn dan ook de dode vrienden. De reputatie van de doden is steviger gevestigd. Je weet zeker dat je er iets van kan leren, zoals de Goldberg-variaties van Johann Sebastian Bach je iets bijleren als je ze op piano speelt.

om de 20ste eeuwse voorbeelden, die eigenlijk veel vaker aan bod komen in voorgaande ateliers, niet intrinsiek aan te grijpen en vroeger in onze geschiedenis te gaan kijken? Dirk: Een van de leerdoelen van deze studio is om werken die verder van ons verwijderd liggen—qua vocabularium en context—toch te kunnen lezen als interessant ontwerpmateriaal om mee aan de slag te gaan. Dat idee is echter in de pedagogie van de 20ste eeuw bijna volledig onder de mat geveegd. Merkwaardig toch dat na drie millennia van architectuur er beslist wordt dat enkel de laatste honderd jaar relevant zijn voor ons? Johannes: Het is ook een soort oefening om naar de formele kenmerken te kijken en dan zien wat de kwaliteiten zijn van die elementen, die door millennia heen gegroeid zijn. In die zin is Schinkel een dankbaar voorbeeld. Het gaat niet zozeer om de kolommen, maar de manier waarop een dergelijk vocabularium een constante in de architectuur weerspiegeld.

Het personage van het gebouw in een landschap lijkt in de benadering van de studio meer op te wegen dan het inwendig programma. In de bachelorjaren werd daarentegen zeer hard uitgegaan van een functioneel vraagstuk als uitgangspunt. Willen jullie hier een soort kritiek uiten op voorgaande jaren?

Johannes: Er is ook de achterliggende vraag of je die ‘dode vrienden’ kunt zien als een hulp tijdens het ontwerpproces. Dirk: Het idee is ook om elk jaar een andere ‘dode vriend’ te kiezen. Dit jaar hebben Karl Friedrich Schinkel naar voor geschoven. Natuurlijk komen tijdens discussies in het atelier ook andere figuren naar boven, bij elk ontwerper hoort een interessegebied. We zijn nu bijvoorbeeld kunnen uitweiden over engelse pittoreske traditie, Palladio en andere classicisten. Johannes: Maar ook figuren als Mies Van Der Rohe en Alvar Aalto zijn reeds aan bod gekomen. Jullie maken de keuze om van expliciete voorbeelden te vertrekken. Op zich is dit een benadering die in de ateliers van de bachelor vermeden werd. Willen jullie hiermee het belang van dergelijke referentie in het hedendaags architectuurcurriculum onderstrepen? Dirk: Grosso modo zijn er twee vormen van architectuuronderwijs. Hierbij gaat de ene uit van het creatief individu van de student. De docent zal proberen zaken naar de oppervlakte te brengen maar zijn houding zal niet directief zijn. Het moet in de eerste plaats uit de student zelf komen. Helemaal aan de andere kant van het pedagogisch firmament staan de stijlstudio’s. Een Richard Meier-studio maakt bij wijze van spreken een Richard Meier gebouw en het semester erna wordt in een Aldo Rossi-studio een Aldo Rossi gebouw gemaakt. Het dode-vriendenparcours medieert tussen die twee benaderingen. We willen de studenten niet dwingen iets te creëren dat specifiek in het verlengde ligt van iemand anders zijn/haar werk, dat lijkt me verschrikkelijk, moeilijk en zelfs problematisch. Anderzijds geloof ik ook niet in het volledig vrije, creatieve individu omdat ik zelf ook uit ervaring kan opmaken dat studio’s die heel duidelijk onderwerpen, thema’s en referenties voorleggen, veel leerzamer zijn dan studio’s die een volledig wit blad en open programma aanbieden. Bij ‘dode vrienden’ is het zo dat als je zelf niet de referentie kan en wil zijn, één van je vrienden—in dit geval wel een dode—het wél kan zijn. In die zin is het opvallend dat de centraal gekozen referenties die de studio gebruikt, voornamelijk premodernistisch zijn. Vanwaar de bewuste keuze

61

gekozen. In het pittoreske Engelse landschap was het idee om een soort arcadia te reproduceren; een paradijselijke plek waarin architectuur en landschap in osmose treden. De idee van zo’n utopie is in de hedendaagse architectuur bijna volledig verdwenen en dan zeker in Vlaanderen. Er worden hier maar weinig kansen aangereikt om op een betekenisvolle manier landschap en architectuur te verenigen. Het thema is echter zeer relevant binnen de context van Vlaanderen. Door urban sprawl is er een soort halflandschappelijke stad ontstaan. Dit is niet intentioneel gebeurd, eerder binnen een dynamiek van verder blijven bouwen op historisch ruraal gebied. Een landschappelijke benadering is dus zeer relevant in de 20ste eeuwse stadsgordel. De manier waarop die nu echter bebouwd wordt en de regels die daarvoor gehanteerd worden, bevatten geen idyllisch idee meer. Er is bijna een soort antilandschappelijke kolonisatie van het gebied terwijl het landschap net hetgeen is wat de mensen aantrekt. Het is echter volgens mij niet eens zo moeilijk om boeiende halflandschappelijke/halfstedelijke omgevingen te creëren, die het geloof in die utopie terug oppikken.

Dirk: Als je nu als dode vriend Aldo Rossi neemt, dan zou men er in principe nog zeer goed in kunnen slagen een Aldo Rossi te maken, maar het leeraspect zal minder uitdagend zijn. Op de manier die wij vooropstellen, leer je wel beter door de tijd te kijken; de belangrijke diachronische blik wordt gestimuleerd. Concreet gesteld werd in de eerste fase van de studio een masterplan opgebouwd, simultaan aan formeel onderzoek naar het Engelse pittoreske landschap. Initieel is het toch een uitdaging om landschap in een hedendaagse (Vlaamse) context in dialoog te laten treden met architectuur? Twee verschijnselen die elkaar in de dagdagelijkse cultuur lijken tegen te spreken? Johannes: De oefening gaat inderdaad over landschap, ik weet alleen niet of de oefening per definitie ook over het vegetatieve landschap gaat. Ik denk dat de term landschap meer als een soort alibi wordt gebruikt om over open ruimte, massa en de thematieken die daarin verscholen zitten te spreken. Het is dus ook mogelijk om het vraagstuk naar een soort stedelijke kader te vertalen. Het gaat over de fundamentele vraag hoe je een gebouw positioneert ten opzichte van zijn context. Dirk: Aan de andere kant is het ook wel zeer bewust

Dirk: Persoonlijk ken ik de bacheloropgaven niet zo goed, we willen ons in elk geval niet specifiek afzetten tegen iets voorgaands in de opleiding. Het is wel zo, en dat is eigenlijk een algemene opvatting in de architectuur, dat een programma ook maar een excuus is om aan architectuur te kunnen doen, te meer omdat een programma ook het meest vluchtige is in de architectuur. Als we nu naar Schinkel kijken, hebben we het niet over het programma. Dat belet ons niet om er ontzettend lang over te spreken. Wat bewijst dat een programma niet echt de kern van een ontwerp zou horen te zijn. We zijn in deze studio dan ook pas in week vijf op de proppen gekomen met een programma. Meestal roept dit zenuwachtigheid op bij studenten, maar deze vraag was in dit atelier gelukkig heel beperkt. Het was ook zeer comfortabel om tijdens de gesprekken zelf het programma te kunnen opdrijven of afbouwen in functie van compositorische motieven. In welke zin wordt het gekozen bouwprogramma (een dienstencentrum, service flats voor senioren en een kinderdagverblijf ) gratuit ingezet in de hele studio, of schuilt er wel degelijke een dubbele bodem in naar de hedendaagse problematiek ervan? Dirk: Het is een acuut programma, de stad realiseert het dan ook op heel veel verschillende plaatsen in de 20ste eeuwse gordel en er wordt aandacht aan besteed door bijvoorbeeld de Vlaams Bouwmeester. Het is heel realistisch, heel nodig en betekenisvol. Johannes: En heel flexibel. Dirk: Meer kan ik daar eigenlijk niet over zeggen… Fuck program. >> De uitgewerkte projecten van de studenten die dit jaar onder de hoede van Somers, Robbrecht en Schinkel werden genomen, zullen te bewonderen zijn in de volgende editie van de Koerant, die verschijnt in de eerste week van volgend academiejaar.

(#)*+


#$%&'

%0#&*% Binnenland 23/03/13- 09/06/13 D.E.S.I.G.N.: van A(alto) tot Z(ieta); Design museum Gent 23/05/13 - 29/06/13 Arpaïs du Bois; Galerie van der Mieden, Brussel 17/04/13 - 16/06/13 SHSH (architecten); De singel Antwerpen

Aalto; kruk model nr. 60

Belgisch Modernisme De tentoonstelling focust op de diverse uitingen van abstractie waar Belgische kunstenaars zich voor korte of langere tijd lieten op voorstaan. Om de Belgische historische avant-garde te illustreren komen naast beeldende kunst ook toegepaste kunst, typografie, fotografie, film, muziek, literatuur en theater aan bod. Er is ook een sectie die Architectuur behandelt. In de eerste plaats gaat de aandacht hierbij uit naar modernistische architecten als Victor Bourgeois, Louis Herman De Koninck, Jean-Jules Eggericx, Huib Hoste en Louis Van der Swaelmen, maar meeromvattend wordt het modernistische totaalconcept belicht door interieurdecoratie, meubilair en andere gebruiksvoorwerpen te tonen. Voor deze tentoonstelling werden Guy Châtel en Kris Coremans gevraagd de tentoonstellingsarchitectuur te ontwerpen. Voor wie snakt naar een culturele pauze tijdens de examens is dit een echte aanrader!

06/04/13 - 16/06/13 Leon Vranken; Cultuurcentrum Mechelen 29/03/13 - 11/05/13 Stanley Whitney; Albert Baronian, Elsene 30/03/13 - 02/06/13 Tauba Auerbach; Wiels Brussel 02/03/13 - 30/060/13 Belgisch modernisme; MSK Gent 26/05/13 Lezing marc dubois; over modernisme (MSK) 26/04/13 - 06/10/13 Le Corbusier en fotografie; CIVA, Brussel 08/02/13 - 07/06/13 Brunfaut’s progressive architecture; Atomium, Brussel 13/06/13 - 08/09/13 Bob van Reeth: architect; Bozar, Brussel

Arpaïs Du Bois

Le Corbusier De foto’s zijn het orgelpunt van de expo, maar ze worden omgeven door een aantal schilderijen, meubels, beelden en boeken van de architect, opgedeeld in zes verschillende facetten. De informatie is goed samengebracht, met prachtige foto’s van Buri en Lucien hervé. Ook voor het beleven van zijn ‘poème electronique’ kan je terecht in het CIVA.

08/02/013 - 16/06/13 Junya ishigami; DeSingel, Antwerpen 19/07/13 - 27/10/13 Peter Behrens. Van Jugendstil tot industriële vormgeving; Design museum Gent; Danh Vo - We The People

19/04013 - 16/06/13 Sam Dillemans, Paintings; Kasteel van Gaasbeek, Gaasbeek

Buitenland. 31/05/13 - 28/08/13 Danh Vo; MAM Parijs. (bekend van TRACK)

Dillemans schilderde meer dan driehonderd portretten van bekende auteurs in een zeer herkenbare expressionistische stijl. Touche gaat op zoek naar die auteurs, de dingen en de kunstwerken die hem raken.

23/02/13 - 11/08/13 Louis Kahn;Vitra museum, Berlijn nog tot 29/07 Sol Lewitt; Centre Pompidou, Metz

Sol Lewitt - Variations of incomplete open cubes

Sol Lewitt Recent was er in museum M in leuven een tentoonstelling over/door/met/... Sol Lewitt (1928-2007); Amerikaans conceptueel kunstnaar. Dit was mijn eerste kennismaking met een fascinerend figuur. Het uitbesteden van telkens opnieuw dezelfde muurschilderingen op schaal van de nieuwe tentoonstellingsruimte zorgt ervoor dat er steeds nieuwe dingen te ontdekken vallen. Vanaf februari vorig jaar loopt er ook een tentoonstelling over Sol Lewitt in het Centre Pompidou te Metz. (niet al te ver voor een weekend uitstap (330km) en ook het gebouw blijkt intrigerend te zijn)

*+,-.

23/02/13 - 26/05/13 Pushwagner; Museum Boijmans van beuningen, Rotterdam 21/02/13 - 21/07/13 Marc Chagall; Musée due Luxembourg, Parijs

De Loeiende Koe. Begin September; Koerant vergadering Maandag 23/09/13, start academiejaar & release Koerant editie 4 reacties & contact redactie: dlkmagazine@gmail.com Marc Chagall; The betrothed to the bird

62



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.